der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Naail. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad." ^töMvERDW(HNGr Een Boodschap, EEN LIED PER WEEK. Klein Vogelijn: V KERK BE RICHTEN, 1 I Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl. Courant" van 15 JULI. KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wét van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) Zondag 16 Juli. baandag 17 Uinsdag 18 Woensdag 19 Donderdag 20 Vrijdag 21 Zaterdag 22 6de Zondag na Pinsteren. Octaaf van het Feest van Kerkwijding. H. Alexius, Belijder. H. Fredericus, Bisschop en Martelaar. H. Vincentius a Paulo, Belijder. H. Hieronymus Aemilia- nu3, Belijder. H. Joannes Gualberti, Abt. H. Maria Magdalena. ZESDE ZONDAG NA DE PINKSTEREN. 1 DE OFFICIEELE KERKLIJST ÜITÖAVJS VAK DiS Directeur: F. H. M. v. d. GRIENDT. ADVERTENTIE»! Van 1 tot 6 regels tao. Elke regel m. er I „OM, Ingezonden mededeelingen tussehen den tekst t-n minste e regels 11.50elke regzl mter 0.30. Les uit den brief van den H. Apostel Paulus aan de Romeinen: VI, 3—11. Broeders! Zoovelen wij gedoopt zijn in Chris tus Jezus, zijn wij in Zijnen dood gedoopt. Door den doop immers zijn wij met Hem me de begraven geworden in den dood, opdat, gelijk Christus van de dooden verrezen is dooi- de heerlijkheid des Vaders, ook wij al- zoo in nieuwheid van leven wandelen. Im mers, indien wij samengewassen zijn door gelijkheid aan Zijnen dood, zullen wij het ins gelijks zijn aan Zijne verrijzenis, dit weten de, dat onze oude mensch mede gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde wordt te niet gedaan, en wij der zonde niet meer zouden dienstbaar zijn; want die gestorven is, is van zonde ontslagen. Zijn wij met Christus gestor ven, wij gelooven dat wij gelijkerwijze ook zullen leven met Christus, daar wij weten, dat Christus, uit de dooden verrezen zijnde, niet meer sterft; de dood zal geen heerschap pij meer voeren over Hem. Want dat Hij der zonde stierf, stierf Hij éénmaal; doch dat Hij leeft, leeft Hij Gode. Aldus ook gij, rekent gij u wel der zonde gestorven, doch Gode levend te zijn in Christus Jezus onzen Heer. Evangelie volgens den H. Marcus; VIII, 1-9. In dien tijd, toen er eene groote schare hij Jezus was en zij niet te eten hadden, riep Hij de leerlingen te zamen en sprak tot hen: Ik heb medelijden met de schare; went ziet, reeds drie dagen lang zijn zij aanhoudend hij Mij, en zij hebben niets te eten; en zoo Ik hen OEgespijsd naar huis laat gaan, zullen zij op den weg bezwijken, want eenigen van hen zijn van verre gekomen. Zijne leerlingen nu antwoordden Hem; Van waar zal iemand hen hier met brooden kunnen verzadigen, in eene woestijn? En Hij vroeg hen: hoeveel brooden hebt gij? Zij zeiden: zeven. En Hij beval aan de schare zich op den grond neder te zet ten. En de zeven brooden nemend, dankte Hij en brak en gaf ze aan Zijne leerlingen, opdat deze ze zouden voorzetten; cn zij zet ten ze der schare voor. Ook hadden zij eenige viscbjes; deze zegende Hij ook en beval ze voor te zetten. Zij nu aten en werden verza digd; en wat overgeschoten was van de brokken, namen zij op: zeven korven. De genen nu, die gegeten hadden, waren omtrent kvier duizend; en Hij liet hen vertrekken. 6de ZONDAG NA PINKSTEREN. Wat het eerst in het Evangelie van dezen Zondag onze aandacht trekt, is het treffend en voorbeeldig gedrag van die duizenden, dio fden Zaligmaker óf gevolgd óf tegemoet ge gaan waren. Zij allen hadden met een schier zorgelooze onbedachtzaamheid voor de toe komst, hunne woonplaats en hunne huizen verlaten. Of zij zich losrukten van hetgeen hun het dierbaarst was ook daaraan sehönen •■ij minder waarde te hechten: de Zaligmaker, de faain die van Hem uitging, de wonderen die Hij wrocht, dat waren de groote aantrek- kingspunten. waardoor zij aan Zijn Persoon verbonden werden. Zij waren dan ook van verre gekomen, zoodat zij zich door geen af stand, noch door den moeilijken toestand dor wegen lieten afschrikken. Zelfs zien wij on der hen niet alleen krachtige mannen, die te gen vermoeienissen verhard waren, maar ook zwakke vrouwen en zelfs kinderen. Waarlijk zij geven een voorbeeld zóó treffend en leer- rijk voor ons ais bijna geen ander staat opge- teekend. Zij en volgden den Zaligmaker vooreerst zonder zich door bet mcnsclielijk opzicht te laten afschrikken. Het kwam niet bij hen op te vragen ol de oversten ea Pha. rizeeën hun gedrag nusscnien zouden afkeu ren. Vervolgens, zij volgden Jezus zonder dat zij aan hunne persoonlijke belangen achten of zorgden voor een noodigen voorraad van levensbehoeften. Eindelijk, zij volgden Jezus met volharding, drie dagen lang, zonder on derbreking luisterden zij naar het woord van Jezus. Zij leeren ons dat ook wij bij het vol geil van Jezus niet moeten vreezen voor liet mcn sclielijk opzicht, ons niet door pardsche be langen moeten doen afschrikken, en vooral volharden moeten. Ook Jezus aanbiddelijke Liefde wordt ons in dit Evangelieverhaal heerlijk geteekend. Drie hoedanigheden vooral van die Liefde worden ons voor oogen gesteld. Zij kende don •nood van die aanhoorders van Gods woord. zij word daardoor tot medelijden bewogen, en voorzag'daarin door een wonder van Al macht. Een Alwetendheid, die a] de nooden des incnschen ziet, een Liefde die deernis 'heeft met zijne ellende, een Almacht die over de geheele schepping beschikt. Aan de Al wetendheid des Zaligamkers ontsnapte niets, Hij kende liet verleden, Hij zag al hetgeen tegenwoordig was, ook de geheele toekomst 'ag voor Hem open. „Ik heb," zoo zei de Hij, ■■medelijden met de schare, want zie. zii ziin nu reeds drie dagen aanhoudend bij Mij". Hij wist alzoo wat het volk voor Hem gedaan had, dat het reeds zoo langen tijd Hem ge volgd had. Zoo weet God ook, hoe lang wij Hem dienen. Elk jaar, eiken dag, elk uur aan Zijnen dienst gewijd, staan in Zijn geheugenis opgeteekend en Hij zal ze nimmer vergeten. „Zij hebben niets te eten," vervolgde Jezus tot Zijne apostelen, en toonde daardoor, dat evenals het verledene ook het tegenwoordige Hem bekend is. Evenzoo kan ook geen die naar des Heeren zich in moeilijkheden be vinden, die Hem onbekend zijn. Van uit den hoogen hemel ziet Hij het lijden en strijden der zijnen. En Hij zal voor de zijnen zorgen met een liefde die in alles voorziet, dewijl de Alwetendheid Gods zich uitstrekt tot .in de verste toekomst. „Zij hebben niets te eten," zeide Jezus, en zoo Ik hen nuchter naar hun huizen laat gaan, zullen zij op den weg be zwijken, want sommigen van lien zijn yan verre gekomen." Een grooter troost, een krachtiger reden tot onbeperkt vertrouwen op Gods Voozieniglieid, kan ons moeilijk ge- gegeven worden. Jezus wilde niet dat die leer zame volgelingen aan eene inspanning wer den blootgesteld, die hun krachten te boven ging; evenmin zal God toelaten dat wij bo ven onze krachten beproefd worden. Nadat Jezus aaan Zijne Apostelen zoowel van den nood van 'dio scharen als de gevoelens van Zijn hart geopenbaard had, verklaarde Hij hun dat Hij lien niet ongespijzigd naar huis wilde doen terugkeeren. „Doch vanwaar zal iemand de zen hier met brooden kunnen verzadigen in eene woestijn?" dus luidde de geenszins onre delijke vraag der apostelen. Zij kenden geene middelen die dienen konden ter afwering van het dreigend gevaar evenals wij dikwijls ra deloos staan tegenover moeilijkheden die van alle kanten oprijzen. Van waar dan hulp zal opdagen weten wij niet, maar God weet het, en wie op Hem hun vertrouwen steil m, zullen Diet beschaamd worden. Het wonder door .Tezns ten fvunsto van die scharen (.wrocht, is eene voorspelling'van hetgeen de getrouwe dienaren des Heeren van Zijne Goedheid mo gen verwachten. Zeven brooden tn tenige weinige viscbjes werden, nadat Jezus ze ge zegend liad, in de handen der apostelen, die de gaven des hemels uitdeelden, zóó verme nigvuldigd, dat omtrent vier duizend mannen er mede verzadigd werden. Die Almacht Gods is niet verminderd en Zijne Liefde niet verkoeld. Wat Jezus voor dat volk deed, wil Hij altoos, zoo noodig, nog doen voor Zijne getrouwe leerlingen. Zelfs een wonder zal Hij voor hen verrichten als het noodig is, om ons te redden en hij te staan in de moeilijk heden van ons leven, als wij slechts Hem ge trouw blijven volgen en ons onder geen voor- wendsel van Hem scheiden. Leeren wij dus uit het Evangelie van dezen Zondag vooral op Jezus en Zijne Voorzienig heid ons vertrouwen stellen in alle omstan digheden, nooit uit vrees voor tijdelijke moei lijkheden ons van Hem te scheiden, dan zul- zal Zijn minnend hart ons nooit verlaten, dan zal Zijn minnend hart ins nooit verlaten, dan zullen wij in de woestijn van dit leven steeds kracht en steun vinden om ze ongehinderd door te trekken tot wij in ons hemelsch va derland zijn binnengekomen, waar geen moeilijkheid of strijd ons meer bereiken zal. XXIII. Is de Roomseli-Katholieke Kerk Apostolisch? Het is duidelijk dat men kan besluiten, dat de Roomsch-Katholieke Kerk waarlijk de door Jezus Christus gestichte en dus de ware Kerk is, wanneer bewezen wordt, dat zij alleen onder alle kerken cn kerkgenootschap pen de Kerk is, die reikt tot de tijden der Apostelen, die hare leer op hevel van den grondlegger Christus over de geheele aarde verbreid hebben. We zullen dus nu eens nagaan of de Roomsch-Kathólieke Kerk dit kenteeken voor de echtheid bezit, m. a. w. of zij Aposto- 1 i s c h is. „Dit kenteeken der ware Kerk beduidt," zoo zegt Kardinaal Gibbons, „dat de ware Kerk altijd dezelfde leer moet verkondigen, welke de Apostelen hebben verkondigd, en dat hare overheden door een onafgebroken en wettige opvolging, hunne macht aan de Apostelen moeten ontleenen." Wij zullen dus moeten onderzoeken welke rfrli is' r^e leer der Apostelen geheel iip„' en, leeraars hunne zending kun- de tijden der apostelen. tlmlici-p KwT6 do-leer van de Roomscli-Ka- thoheke Kerk nag en vergelijkeu rnpt Let_ geen dooi andere sekten gepredikt wordt, dan Wijkt en duidelijkste dat alleen de Koom&h- Katholieke, dooi Christus gestichte Kerk de waarheden leert, die Christus aan de Apos telen heeft bevolen over de geheele wereld ie verkondigen en dat dus de prediking van de E -K Kerk van heden precies dezelfde is als hetgeen- de Apostelen, de wettige opvolgers an Christus, leeraarden. Een voornaam punt m de E O om-ch-Ka tholieke Kerk is het-primaat van den H. l e tras en Zijne opvolgers de Pausen yan Hoe dhderling ook verschillend m leer en geloof/hierin komen al die sekten roerend overeen dat zij het primaat van oen Eoom- sclien Paus loochenen. Nu heeft toch. Christus aan Petrus, die rechtsmacht gegeven, toen Hij tot hem zeide; „Weid mijne .lammeren, weid mijne schapen", en ook: „Gij, eenmaal bekeerd, versterk uwe broederen." Wat betreft het vasten, geeft Christus zelf de volledige voorschriften: „Als gij vast, zalf uw hoofd en wasch uw aangezicht, opdat het aan de menschep niet blijke, dat gij vast en uw Vader, die in het verborgen ziet, zal u vergelden." En op n0g meerdere plaatsen in de H.H. Evangeliën en de Handelingen dei- Apostelen wordt over het vasten gesproken. Dit zijn dus zeker voorschriften van de tij den der apostelen afkomstig. Wat zien wij nu? Ook nu nog bestaan die voorschriften in de Roomsch-Katholieke Kerk en, zij mogen naar den drang der omstandigheden eenigszins gewijzigd zijn, in hoofdzaak komen zij toch nog overeen met hetgeen Christus en Zijne apostelen leerden en dus hebben wij het vol ste recht te zeggen, dat de leer der Roomsch- Katholieke Kerk van tegenwoordig die is welke de Apostelen onderwezen. Hetzelfde geldt voor de H.H. Sacramenten. Wij lezen, dat de H.H. Petrus en Joannes aan de nieuwgedoopten van Samaria de handen oplegden, waardoor zij den H. Geest ontvin gen. Ook tlians nog legt de Bisschop wanneer hij het H. Vormsel toedient aan de ledematen der H- Kerk de handen op, waardoor zij den H. Geest ontvangen. „Neemt en eet: dit is Mijn Lichaam drinkt allen hieruit: dit is Mijn Bloed," zeide Christus in het laatste avondmaal, terwijl Hij erbij voegde: „Doet dit te Mijner gedach tenis." Ten duidelijkste wordt met deze woorden uitgesproken de waarachtige tegenwoordig heid van het Lichaam en Bloed van Jezus Christus in het Allerheiligste Sacrafnent des Altaars, hetzelfde wat nog heden ten dage door de Roomsch-Katholieke Kerk geleerd en volgehouden wordt, ondanks bestrij ling, <n bespotting op dit punt. De H. Jacobus spoorde zijne geloovigen aan om als de zieken in gevaar van sterven verkeerden'de priesters der Kerk te ontbie den, die „over hem zullen hidden eu hem met olie zalven in den naam des Heeren." Is dit iets anders dan de leer over het H. Oliese], pen kenmerkend iets in de Róomsch- Katholieke kerk? Zoo ook het H. Doopsel „Gaat en onderwijst alle volken, hen doo- p e n d e in den naam des Vaders én des Zoons en des H. Geestes." Ook nu nog wordt in de H. Kerk gedoopt in den naam van de II. Drieëenheid. Krachtens van God ontvangen macht ver geven de.priesters de zonden dergenen, die berouwvol hun belijdenis komen doen en die maclit werd door den Zaligmaker aan de Apostelen gegeven met de woorden: „Wier zonden gij zult vergeven, dien worden zij ver geven, en wier zonclen gij zult houden, dien zijn zij gehouden." Ook betreffende het H. Sacrament des hu welijks en het priesterschap, bijzonder be treffende de onthouding en de deugd van zui verheid vinden wij in de H. Schrift vele uit spraken en voorschriften van Christus en de apostelen, welke voorschriften nog gelden in onze dagen, zoover verwijderd van de tijden van de apostelen. Gaan we al deze feiten na, dan kan en mag het voor ons niet meer aan twijfel onderhevig zijn, dat de Roomsch-Katholieke Kerk en a 11 e e n zij de Kerk is welke de zuivere leer van Christus en de apostelen getrouw en on geschonden bewaard heeft en die dus met het volste recht zich noemen kan do Apostoli sche" Kerk. „Credo in unam, sanctam, catliolicam et apostolicam Ecelesiam": „Ik geloof in de c n e, heilige, Katholieke c u A p o s- t,o,l,i,s,c,h,e Kerk". X. No. 30 uit de „Leeuwerk". Woorden van Muziek van J. P. HEIJE. W1LH. SMITS. Klein vogelijn op groenen tak Wat zingt ge een lustig lied 1 Wij hebben in ons heele boek, Zoo'n vroolijk wijsje niet. O zeg ons, zeg ons, aardig beest! Wie of uw meester is geweest, (bis.) Zoo zuiver zingt gij en zoo hoog, Zoo keurig in de maat, En 't hart dat popelt ons van vreugd Wanneer uw keeltje gaat. O zeg óns, zeg ons, aardig beest! Wie of uw meester is geweest, (bis.) O zeker is 't de goede God, Die 't n lieeft toebetrouwd, Opdat gij aan der blinden oor Zijn goedheid melden zoudt; O ja, wij weten 't, aardig Heest! Wie of uw meester is geweest, (bis.) „Ja, bid maar kwezel Onzen Lieven Heer maar van 't kruis, 't Is ook veel gemakke lijker 's morgens naar de kerk te gaan dan in den .winkel te staan. Een mooie gods vrucht; maar één ding' wij. ik je wel ver tellen. De winkelbel liet zich hooren en belette Veenen dat eene ding te noemen.... tenminste voor 't oogenblik, want och, de man was zoo lastig1 en straks zou hij wel weer eene gelegenheid vinden tot hatelijkheden. En toch verdiende zijn vrouw dat niet; zij ging 's morgens ter H. Mis om zegen mee te brengen naar haar huis, en om zeven uur was zij er altijd alweer, bezorgd voor de kinderen, die .om half acht naar de kerk moesten. Kwam Veenen beneden, dan .was reeds de kamer gedaan en het ontbijt opge zet, de twee jongens en het zusje kwamen reeds uit de H. Mis terug, zoo dat men ge regeld kon ontbijten, en dus meende juffrouw Veenen, dat zij haren plicht naajr behooren vervulde. Redeneeren tegen een vrijwillig d'oove helpt niet en daarom zweeg zij .gewoonlijk; maar wel gevóelde zij de onverdiende ver wijten, en Vooral was zij bezorgd, dat de kinderen later over vader een hard woord zouden vellen of, hem volgend, onverschil lig zouden worden. i [Willem, de oudste, was pas elf jaar, hij zóu omtrent Paschen zijn eerste H. Com munie doen en ging naar de voorbereidende oateohismuslessen. Maar hij zeide reeds,,Yai- der bromt ook a,ltijd", waarop moeder ver goelijkend antwoordde: „Vader is alleen maar wat driftig", maar het gelukte jiaar niet de kinderen te overtuigen. I I i i 1 i i f I .1 't [Wias twee weken voor den groöten dag. Alles was voor [Willem" in orde, voor Vee- nens oudsten zoon, die waardig gekeurd was met luider stem de Geloofsbelijdenis op te zeggen. „(Wat een geluk voor mijn lieve ling juichte moeder in stilte, terwijl vader roemde: „Onze [Willem vóór alle andere, vóór de jonkers, voor zoovele ouderen, voor allen!" En [Willem zelf bereidde zich voor met ernst en zorg; hij herhaalde dagelijks meer malen de Geloofsbelijdenis en kende die acht dagen van te voren haast van buiten. „Hoe is 't, jongen, je bent toch niet on wel?" vroeg vader op een morgen; „je sprak gisterenavond al een beetje schor en nu zie je zoo bleek! je gaat toch niet ziek wor den En Veenen keek oplettend liet kind aan. iff „Vrouw, hij mag niet naar school van morgen kom eens hier, [Willem, wat scheelt eraan?" v „Ik heb pijn in de keel, vader, en op de borst en ook in den rug .en overal." „Dan maar gauw weer het bed in, ik loop onl den dokter!" en weg was vader al, het huis uit, terwijl moeder den kleinen patiënt naar bóven bracht. Bedenkelijk schudde de geneesheer hét hoofd, en als een donderslag klonk zijne uit spraak: „Begin van, dipheritus en .- van aangenomen worden is geen kwestie!" Moeder had werk om zich goed te houden', vader kon eene verwensching nauwelijks on derdrukken, alleen de lijder zelf glimlachte flauwtjes en toonde zich niet verwonderd. Des namiddags kwam de pastoor, wien men de zaak reeds verteld had. „Hoe is dat nu, [Willem? Ga je ons Zondag in den steek laten?" De jongen knikte bevestigend. „En wie moet dan de Geloofsbelijdenis opzeggen?" „Flip Joossens, die kent- ze oo;k", fluister de het kind. „Meen je het, ventje Ben je voor Zondag niet weer beter?" „Ik hen vóór Zondag in den hemel," zei de zieke onhoorbaar en toen, zijne moeder wenkend, dat deze zich over hem zou neer buigen Vraag .aan mijnheer pastoor, of ik overmorgen mag worden aangenomen." Moeder kon haast het verzoek niet over brengen, maar zij hield zich dapper en met een stem, door tranen verstikt, herhaalde zij de vraag. „Maar, [Wjm de dokter zegt, dat er geen direct gevaar is", wierp de pastoor tegen. Als eenig antwoord lispelde de jongen: „Doet uhet?" „Natuurlijk, beste jongen," en terwijl Vee nen bandenwringend op de knieën neerzonk, glimlachte de kleine cn liet langzaam de kraaltjes van zijn Rozenkrans door de vin gers glijdèn. Zoo bleven ze alleen. 'Opeens vóelde .Veenon, een kleine hand op zijn lioofd, en opziende, ontwaarde hij dat [Willem hem wenkte, met het oor dicht bij zijn mond te komen. „Vader", sprak het stemmetje vleiend en het handje streek over vaders wang, „vader, als ik er niet meer hen, wil vader dan 's morgens met kleinen Jan èn Greta naar de Mis gaan. Toe v'ader, beloof het mij Luid snikkend viel Veenen in zijn knie lende houding terug en verborg het be- sehreide gelaat in de .dekens. Maar [Wil lem trok hem weer zachtjes bij de liaren en keek verlangend zijn vader aan. „Beloof liet mij, vader." „Ik beloof het je, mijn jongen, en ik zal het doen ook; maar blijf bij ons, dan gaan we samen." „Neen," schudde het hoofdje en de vinger wees naar boven. „Nog iets, mijn jongen i „Ja," knikte het ventje en weer boog .Vee nen zich over hem héén. „Vader", en de woorden klonken nog vlei ender, het handje streelde nog zachter, „va der, als ik weg ben. zal vader dan 'niet meer zoo -tegen moeder brommen? Vader meent het niet, dat weet ik wel, maar moeder schreit er zoo vaak om, en dan ben ik er niet meer om bij moeder te zitten, en Jan is nog. zoo kléin. Nooit vergat Veenen liet gevoel, dat hém beving1, toen zijn jongen, ten dopde opge schreven, hem als dubbele gunst verzottht een ijveriger Christen en een beter echtgenoot te worden. Met een blik van eerbied, vermengd met een gevoel van beschaming, rustte zijn oog op het kind, dat zijn antwoord wachtte. „Ik beloof het je, [Willem," en God zag in zijn liart, dat hij van plan was zijn woorrd te houden. „Nu kom ik in den hemel met een goede boodschap" fluisterde de knaap verheugd, sliep .even later in. Twee dagen daarna werd hem voor de eerste en laatste maal de goddelijke spijze geschonken, en dienzelfden avond kon hij vaders boodschap voor den troon des Hee ren overbrengen. Alleen andere ouders, die zelf een geluk kig kind hadden onder de Eerste Communi canten. konden ten volle de diepe smar van [VVillem's ouders beseffen. Maar hoe groot en leegte in 'het gezin ook. was, het heengaan van den knaap werd het tooh ten zegen. Jan en Greta gaan 's morgens aan vaders hand ter H. Mis, nageoogd door de gelukki ge mo-eder, die geen traan meer behoeft te laten om onredelijke aanmerkingenVeenen legt er zich op toe gaandeweg beter en zachter te worden. De kleine bode, naar het vaderland hierboven gezonden, bidt voof zijn dierbaren en ziet er met vreugde, hoe het dagwerk met God wordt aangevangen en liefde heerscht in den huiselijken kring Auteursrecht voorbehouden. Kathedrale kerk SL Bavo. ZONDAG, de H.II. Missen te half 7, 8 en 9 uur en te half 11 de Hoogmis. Cate chismus volgens gewoonte. Half 7 Lof met Rozenhoedje. MAANDAG, 7 uur Lof met Rozenhoedje voor de geloovige zielen. ZATERDAG, 'sav. 7 uur Rozenhoedje in de Mariakapel. Parochiekerk van den H. Joseph. ZONDAG, lieden de siiile H.H. Missen te 7- uur en half 9, te half 11 Hoogmis, ie 1 mr Leering en te 7 uur Lof met Rozenhoedje. MAANDAG, te 8 uur gez. Requiem voor hen wier namen op den doodenceel staan opgetee kend. DINSDAG, 's av. 7 uur Congregatie DONDERDAG, (e \5 uur de H. Mis voor de pelgrims naar den Briel; 'sav. 7 uur Lof ter cere v. h. H. Sacrament. VRIJDAG, 8 uur H. Mis voor den lieer W. v. d. Pol, als lid der Broederschap v. h. H. Hart. ZATERDAG, half 9 H. Mis voor de bekee ring der ZoiTdaren in de kapel van het Mira- culeuse Mariabeeld. Na den middag van 5—10 uur gelegenheid om te biechten en te half 8 I of met Rozenhoedje Maandag, Donderdag en Zaterdag geen. H. Mis te 6 uur. Parochiekerk van den H. Antonlns van Padna. ZONDAG, te 5, 7 en half 9. de gelezen H.H. Missen, te h. li Je noogmis voor de Leflen der Broederschap van den H. Kruisweg, 's Namiddags -te half 4 de Vespers, waarna Pro cessie met het Allerh. MAANDAG, wegéns liet schoonmaken van de Kerk, zal deze van Maandag tot en met Zater dagochtend voor kerkelijke diensten gesloten zijn. In de kerk van het H. Hart aan den Klever parkweg deze week dagelijks eene H. Mis te half 8; en Dinsdagavond Lof ter eere van den, II. Anlonius, en Vrijdagavond Lof, telkens te half. 8. Kerk van het Allerheiligste Hart. (Kleverparkweg.) ZONDAG, te 9 uur de stille H. Mis, te haiï II de Hoogmis, onder beide H.H. Missen Pre-* dika-tie, te half 1 Catechismus, te 4 uur Lof en Rozenhoedje. Gedurende de'zé week geen H. Mis te half tien. DINSDAG, te half 8 gezongen H. Mis ter eere van den ET. Antonius, te half t Lof. VRIJDAG, te half 8 gezongen H. Mis ter eere van het H. Hart, 's avonds te half 8 L"of, Parochiekerk van Onze Lieve Vronw. ZONDAG, de H-H. Missen te half 6, 7 uur half 9 en te half 11 de Hoogmis. Te 12 uur Catechismus voor de meisjes en te 1 uur voor de jongens. Te 7 uur Lóf. MAANDAG, te 7 uur, half 8, 8 uur en hall 10 Uitvaartdiensten voor Mevrouw Elisabeth Jo hanna van Dieren—Bijvoet, weduwe van den lieer Johan Hendrik Thöne, waarvan de H. Mis te half 10 een plechtig gezongen Requiem zal zijn. DINSDAG, te 7 uur en half 8 Uitvaartdien sten, voor Mej. Catharina Maria Agatha Lans vanwege de St. Marlhavereemging, waarvan "de H. Mis te half 8 zal worden gezongen. iWÖENBDAG, te 7 uur Lof ter eere van den H. Josei?h. Onder hét Lof gelegenheid om te biechten voor de pelgrims naar den Briel. DONDERDAG, te 5 uur een II. Mis voor de pelgrims. Te kwart over 8 en 9 uur Uitvaart diensten voor Mei. Catharina Maria Agatha Lans vanwege de St. Eiisah'ethsvereeriiging, waarvan de H. Mis te kwart over ij zal gezongen, wor den' I I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 9