TWEEDE BLAD
De warte Bedelaar.
Brieven uit iarewijk
en omstreken.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
OO^BEHBilg 21 JULI E9I3.
UIT DEN GEMEENTERAAD
VAN HEMELEN)
FEUILLETON
HIEUWE hflflRLEMSCHE COURANT
IV,
'tfe tollen of stilstaan", zógt mén wel
eens om de uitersten van eene zaak aan ta
duiden. Ook op liet weder is dit Vaak tan
■foepassiii^. Het buitje yan deze week ueelo
een weinig vierfxjfiöcKing' gebracht, dooi gij
kadt vóór Dinsdag" eens móeten zien. Men
verging' van het stof. Droogte van eerugen
duur is hier bijzonder goed merkbaar. Hoe
de arme veldgewassen het. uithouden is glad
weg een raadsel. Gedurende den middag is
Ogroiad gloeiend Keet. Alleen een gebo
ren Marewijker, wiens voetzolen een dikke
laag eelt bobben, zal het wagen öp bloote
y'oeten te loopen. .Vo-or anderen zóu, het bar
revoets gaan een goed middel zijn om! dan
sen te leeren, al zouden de passen minder
sierlijk en niet juist in de maat zijn. Be
gint liet eindelijk te regenen, 'dan denkt men
buiten Marewijk al gauw: „Nu is, 't al
weer genoeg!'' want regeu verveelt spoe-
Bii ons is een gewoon buitje gelijk een
droppel op een gloeienden steen. Iiier moei
het eenige dag-en regenen, wil dó grond 'door
weekt zijn. of eenige geweldige stortbuien
kunnen ook eenigszins voldoen.
'En dan »'t Is hollen oi stilsta-an
De besthate wegen leveren na zoion zona-
vloedje een eigenaardig schouwspel. Je moet
weten (Neem me niet kwalijk, dat ik je
schrijf: 't is .wel niet beleefd, maar meer
aemoedelijk-vriendischappelijk en ik wil gaar
ne een vriend van de.lezers zijn.) je motet
weten z'eg ik, dat de Voorstraa gedeeltelik,
d w.' z. een gedeelte vjan de breedte der
straat geplaveid, ojfwel bestraat is', zuoda.t
Pan d'e eene zijde een' reep vhn Phgeveer
li/2 M. tul zand is:
©£ees nu niet zoo zwartgallig hm te aen
ken, dat het krenterigheid is Van de gemeen
te, o, meen, het onbestrate gedeelte motet,
dienen voor teen natuurlijk riool, Plalssen
nu hevigfe regens öp ons lief Marewijk, dan
kan men viaxen, loopen of rijden, naar ver
kiezing, mits ge 'zelf zorgt Voor het vervoer
middel. Om te ylaren, nu, ja-, dan zondt ge
toch niet hard vooruitkomen, maar de stralab
jeugd vermaakt zich wed met varen. Dat
-onschuldig vermaak gunnen wjj haar wel.
Gooien ze ter elkaar eens m, of rolt _er een
hij Ongeluk'in, welnu) van Ver drinken iS geen
sprake én' de vader öf de moeder van den
drenkeling :kal 'hóm! wel „afdrogen mis
schien rwel 'op twee majiieren. Die plas ev'en-
wijdig lapgs de straat is dus niet erg, want
aan dien kant staan geene lnuzën. Boven
dien Zakt het hemelwater spoedig weg. ;Up
een 'ander gedeelte van het dorp, waar de
tram! loopt is alles bestraalt. Ook is het
hier Veel lager gelegen, zoodat het water
niet spoedig wegzakt en de plas v-eel breeder
On 'dieper iS. Die p'aiar huizen, die er staan,
w.a. Oen pension, vormen dan een séhierei-
Jand: vóór het hiuis water, achter het- huis
niet. 'Aar den achterkant is geen uitweg. De
meusehen 'moeten. !dus noodzakelijkerwijs door
het 'water tetappen, öf er moeten planken op
blokken 'of 'stapels steen en gelegd worden,
Val 'men 'droogvoets verder zijns weegs gaan.
Heusch, 'je moest toch eens komen kijken/
als het meer dan. Overvloedig1 heeft gler©|[end.
Je 'ziet dan een zeetje van bojna;
ial, rr do 'hecle straat m ha.re breedte bedek
kende. 'Als je 'er dan toch bent, wacht dan
even tot de tram aankomt, Een eenig gezicht
manNatuurlijk' zijn de koetsier en de con
ducteurs gelaarsd, en de laarzen mogen 'ge
rust waterdicht zijn, want de paarden wor
den afgespannen na aankomst en naar stat
[gebracht, waarvoor zij cloor cJen pias moe-
ten. Ik heb wel eens gelezen vlan een' auto,
die zich in het water ook redden kan; van
een vliegmachine, die een flink aantial K.
M. per uur in het water, zoowel als in de
lucht kón afleggen, maar V,a.n een tram, die
de wateren doorklieft, neen, dat is geheel
hieuw. StilDaar komt zij aanEen vreemd
'gevaarte, zoo'n tram van voren gezien. Het
voertuig! nadert de plar-. De paarden schij
nen in dubbelen zin het klappen v,an 'de
zweep .ai ,te kennen. Rustig gloffen ze in
het wafer, dat hun buik bespat, „Plonse,
plonsePlonse, plas!" De treeplanken sche
ren net ojver de oppervlakte, 't Lijkt wel
eene zwemmende tram- V ooi* de tram en^ no
paarden en de gelaarsdekoetsiers is h:et
niet erg, maar ais iemand uit de Ganzen-
straat naar het postkantoor moet, dient hij
eenige minuten am te loopen, als hij slemts
turfdichte laarzen heeft. Al wel honderd
maal is de vraag door misschien meer dan
honderd mensehen gedaan„Waarom wordt
aan dien toestand, die zich giédurig .voordoet,
niet voorgoed een einde gemaakt?" Ze ko,-
men dap op het nippertje om ontevreden te
worden, doch als deskundigen verklaren, dat
rioleering daar onmogelijk is, dat het war
ter toch niet opwaarts kan loopen, dan leg
gen' de vragers er zich bij neer, nu wel
niet juist naast den plas, maar zij berus
ten er in met liefde. iWel loopt er een
kleine beek door het dorp, welke beek Pet
water zoju kunnen loozen, doch de bodem
vap da,t boekje (eigenlijk maar een klein
slootje) ligt Roager dap het straafoppervlak
bij de tram. „Dat gedeelte öphoogep!" zegt
een ander. i$Vaar moet men beginnen en waar
eindigen met dat ophoogen Het zou een
ontzettend werk zijn, indien men andere men
schep geen last zou bezorgen. Ook zouden
de huizen er gedeeltelijk ondergaan.
'tls dus met recht: Hollen of stilstaan:
verstikken van het stof, of half verdrinken
van het regenwater. Gelukkig geschiedt het
niet vaak, clat zulke regens neerpiassen en
daar een, .verstandig pnensch ook de keer
zijde der medaille bekijkt, is ex- wel weer
iets goeds ook van te leeren of te maken.
Bijv. als Marewijk een bescheiden Venetië
gelijkt, a,ls wij ops kunnen spiegelen in een
plas, Vraartfp No ach zaliger jaloersch zop
zijn, dan kunnen wij ons den eerenaam der
Nederlanders, den naam, dien de vreemdeling
ops geeft, den naam vpn: wa,terra,tt en
waardig maken. (Wie weet, gaan wij' bij meer
hevige regens geen wedstrijden houden
öp den onse-huldigen plas: roeiwedstrijden,
snalzwemmen, enz. Dpt zou heel wat le-^
vendigheid brengen en past ook geheel in
het kader v!ap Hollander zijn.
Voorloopig zullen wij der jeugd haar plei-
zier alleen laten. Als de spes patriae met
het-water vertrouwd raakt, belooft^ dit oo-k
viocl voor de toeijocDastj^Wjcllicjit duikt, er
later eens een tweede Miehiel Ruyter op,
dank zij de Vroegtijdige kennismaking met
den vloed, al strekt deze zich dan slechts
uit ov'or een0 Meinc o-ppervlakto mict g^oringiö
diepte. Ik vrees; dat ik dit niet meer bele
ven mp want de ouderdom plaagt mij «1,
bewijze mijn gebabbel over eene onbedui-
d»de «i, MTEE.
Z. H. de Paus en de Katholieke Pers.
Paus Pius X heeft een brief gericht aan het
episcopaat van Brazilië in antwoord op het
schrijven, door de aartsbisschoppen en bis
schoppen op het congres van St. Paul aan
den H. Stoel gericht.
Z. H. spreekt daarin ook over de pers.
„Het is n zeker niet onbekend, Geliefde zo
nen en Eerwaardige Broeders, welke de
kracht is, verwoestend of opbouwend van
couranten en tijdschriften, die dank aan hun
goedkoopen prijs, gemakkelijk overal door
dringen en allerwege de denkbeelden ver
spreiden, waarmee ze zijn vervuld. Gij ziet
zelf, hoe groot misbruik de ongeloovigen
daarvan maken. Wij verlangen zeer levendig
dat uw herderlijke ijver er zich op toelegt
om door .een uitstekende pers goed voedsel
aan uwe schapen te verschaffen. Het zal n
zeker niet ontbreken aan katholieken, uit
muntend in kennis der leer en in deugd. Ver
trouw hun de taak toe om onder uwe inspi
ratie te schrijven met voorzichtigheid, liefde
en eerbied voor het Gezag, zooals het past
aan hen, die de taak op zich nemen om de
heilige rechten der waarheid en rechtvaar
digheid te verdedigen.
„Katholieke bladen uitgeven en ze in han
den der goedgezinden brengen is niet vol
doende, men moet zich inspannen om ze zoo
ver mogelijk te verbreiden, door allen te doen
lezen, en vooral door hen, wie de christelijke
liefde gebiedt, van de vergiftige bronnen der
slechte bladen weg te trekken. Zoo zal men
het hereiken, dat men het Rijk Gods en Zijn
gerechtigheid dient, zoo zal men het moderne
wapen der pers in den dienst van het goede
steHen".
We hebben gemeend goed te doen deze
woorden van den Vader der Christenheid,
die zoo duidelijk overtuigend het belang eener
goede Katholieke Pers en de noodzakelijk
heid van het steunen dier Pers aantoonen,
hier te vermelden. Het is niet nieuw wat
daarin gezegd wordt, maar.... het wordt zoo
vaak vergeten en het groote gezag van den
H. Vader geeft aan den nieuwen vorm voor
een oude waarheid een buitengewone betee-
kenis.
Verbeterd blaasinstrument. Een hofmu
sicus uit Schwerin, Bernard Samiel, heeft
een uitvinding gedaan, welke voor bespelers
van blaasinstrumenten van zeer veel gewicht
is. De uitvinding is nl. een toestel, dat op elk
blaasinstrument kan worden aangebracht en
den bespeler in staat stelt, de langste phrases
en formaten zonder adem te scheppen uit te
voeren. De uitvinding is dezer dagen te Bay-
reuth beproefd ;de hoboïst Lausehmaun kon
na slechts enkele uren oefening het instru
ment volkomen beheerschen, en dat het vol
deed, bleek wel hieruit, dat Lausehmann, de
bekende althobo-solo in de inleiding der der
de acte van Tristan und Isolde (de z.g. „tran-
rige Weise") in één adem kon uitvoeren. Op
de toonvoortbrenging en klankkleur heeft
het toestel niet den minsten nadeeligen in
vloed. Samiel heeft dus alle kans, een belang
rijke evolutie in de phraseering der blaas
muziek, alsmede in de compositie voor deze
soort vau instrumenten te hebben tot stand
gebracht.
Een nieuw geheimzinnig metaal. Naar de
St. Petersburgsche Herald meldt, is in de
Namanganbergen in het Ferghana-gebied
een nieuwe geheimzinnige stof gevonden,
welker eigenschappen van het radium nog
verre overtreffen.
In 1909 vond een ertszoeker in genoemd ge
bergte ertsen, metalen asbest en daaronder
een hem absoluut onbekend kneedbaar me
taal van vuilbruine kleur en groot soortelijk
gewicht. Hij nam een hoeveelheid er van mee
naar Moskon en zond ze naar een chemisch
laboratorium. Werd de stof met een zuur in
verbinding gebracht, dan ontwikkelde zich
een ontzettende koude. Het glas, waarin zich
het zuur bevond, viel direct in poeder.
De proef werd met steenen, porceleinen en
glazen potten herhaald, steeds met hetzelfde
gevolg: de zonderlinge substantie verwekte
een geweldige koude en maakte alles tot stof.
De proef werd ook met een ijzeren pot ge
daan hetzelfde resultaat!
De scheikundige deed nu een proef met een
grooten granietsteen de enorme steen viel
direct in pniD, zonder gasontwikkeliug en
zonder ontploffing.
Behandelde men het geheimzinnige goedje
met alealiën, dan verloor het vat, waarin dit
geschiedde, 20 procent aan gewicht.
De scheikundige en de ertszoeker begaven
zich vervolgens naar Ferghana, waar ze 16
pond van de raadselachtige stof meenamen
en gingen toen samen naar het buitenland
om daar hun studiën voort te zetten. Bestaat
er wellicht verband tussehen deze geheim
zinnige voorvallen en de wetenschappelijke
expeditie, die onder leiding van den hoog
leeraar Wernatslty eenigen tijd geleden naar
het Ferghana-gebied vertrok om radium-
vindplaatsen te zoeken? vraagt het blad.
Met radium heeft de raadselachtige stof
echter niets gemeen. Bijzonder opvallend
schijnt het gewichtsverlies, dat na de behan
deling met de stof optreedt. De Herald
meent, dat men hier weer voor een even-
groote verrassing staat, als bij de ontdekking
van het radium. Ferghana, de vindplaats van
het geheimzinnige mineraal, .ligt in Rus-
sisch-Centraal Azië, en is bekend als vind
plaats voor iiraan-ertsen, 'n streek dus, die
zeer radiumhoudend' is. Of de geheimzinnige
stof op een andere manier met het radium
in verband staat, zal wellicht de wetenschap
pelijke expeditie uitvisschen, die bovendien
ook naar de juistheid der geheimzinnige be
richten onderzoek zal doen.
IÏB best befgaMe journalist der wereld is
de meestal in' Londen zich ophoudende „court-
newsman", de auteur van die lakonieke dage-
iijksehe hofberichten, die men in Enizelscheou-
ran'en dagelijks aantreft. Deze sa la rif er mg heeft
hij echter niet te danken aan zijn litteraire ver
diensten, want deze meest gedrukte van alle
persmannen vermijdt angstvallig iedere uitwei
ding oi aanschouwelijke beschrijving en bepaalt
zich tot de meest droge opsomming van namen
en feiten. Hoe loonend deze post is, blijkt wel
uit het feit, dat de voorganger van den tegen-
woordigen „reporter des Konings" zich als meer
voudig miilionair uit „de journalistiek" kon te
rugtrekken.
De redacteur van het hofbericht kreeg n.L van
ieder, die met name in het bericht voorkwam,
volgens oud gebruik een sovereign, d. i. f 12.50.
Wanneer ten hove een groot bal plaats had.
waar doorgaans om en bij de 1200 gasten ver
schenen, ontwaakte de Court-newsman 24 uur
later een vermogen van 30.000 gld. rijker. Ko
ning Eduard heelt met deze gewoonte gebroken;
hij beperkte het inkomen van den hof-reporter
tot het totaal der vrijwillige bijdragen der in
het bericht genoemde personen, wat lang zoo
veel niet is, maar toch nog rijkelijk genoeg.
Bovendien moet iedere courant, die deze be
richten opneemt, en zij kunnen er niet bui
ten hem honoreeren, zoodat de Court-news
man ongetwijfeld nog steeds de best betaalde
journalist van Engeland, en daarmede van ge
heel de wereld is.
HET KON. BEZOEK AAN; BELGIË.
De „Nieuwe Rotit. Qt." bevat de volgen
de correspondentie uit Brussel van Dins
dagavond: 1
Ik dank héb aan een paar hooggeplaatste
perisolnen, dat ik vanmiddag de vertrekken
heb mogen bezoeken, wa,ar Hare Majesteit en
haar gevolg- drie dagen haar verblijf zal
houden. Dat koninklijk paleis is een echte
doolhof en het is daarbij .een beetje al te
nieuw. Het paleis, dat nauwelijks verbouwd
is, mist |de deftigheid y&jn, de oude becren-
huizén; er is waarlijk aan de strenge yer-
tröuwelijkheid, die men wensehen en _yer-
walchten zOu van de woning eens Konings.
Daar is met Koning Albert iets nieuws ge
komen ook in de vei-trekken, waar kjj ver
blijft, lol die hij vrij houdt voor zijne gak
ten. Die veri rekken, intusschen zijn hunne
wanden misschien wel heel nieuw, imponee-
ï-en door 'den goeden smaak 'der stoffeering
en dctor de degelijke oudheid hunner meu
belen. Dier zijn vlan de schoonste familie
stukken in eene wat al te nieuwe omlijsting,
tussehen prachtige schilderijen en daar zijn
ook de allermodernste inrichtingen aan ver
lichting, verwarming en wat dies meer.
In den rechtervleugel vap dit zoo ïnodeime
en zoo mooie paleis hébben Koningin Wil-
helmina, en Haar gevolg' hunne vertrekken.
Iedereen heeft zijn salon, zijn slaapvertrek
en zijn badkamer. De dames krijgen er een
kamér bij, vo-or de kamenierde inrichting
aan weidsékheid 'en weelde, verschilt naar Ren
rag van den hoogwa.ai-digheidsbekleeder. De
appartementen van graaf Dumonceau, ba
ron Sirtema van Grovestins en barones Va|n
Hardeaibroek' van 's Heeraartsberg en Berg
ambacht zijn, met dat van jonkheer Van
Suehtelen yan de Haare, alle protocols over
het hoofd gezien, de mooiste. Laat ik even
stilstaan bij die Van Prins Hendrikeerst een
werkkamer, in rood leder; een telefoon ver
bindt deze kamer met Soestdijk en Den Haag.
Daarnaast 'is .een grijis en ronde slaapzaal,
die langs een kleinen doorgang leidt naar Ide
kamers yan de Koningin, Deze heeft te Harer
beschikkingeerst een boudoir, dat versierd
is met vier heerlijke tafereelen van Alfred
Stevensdaarop volgt een groene déjeuner
kamer, heel fijn van kleur, een toiletkamer,
in rope- en roomkleurige zijde, een majesia-
tisehe slaapkamer, vijf salons, die versierd
zijn met ongehoorde weelde. Een werkver
trek, Hare Majesteit voorbehouden, is ge
meubileerd met een prachtig aubusscn. die
voortkomt van Louis Philippe. Over a L de
schoonste, familieportretten, een schat in el
ke kamer aan Ocfetersche tapijten en pen ver
anda, waar tusachen de palmen eene, helaas
al te zeldzame, rust z!al worden genomen.
Builen do vertrekken, die door de hooge be
zoekers en hun gevolg zullen worden, ingeno
men, zie ik nog het groote blauwe salon waar
de Hollandsch Belgische commissie zal worden
ontvangen. Daar is n,og het gele salon, waar
de Hollandsehe kolonie door defileert; dan heelt
men daarnaast de groote balzaal, voor het ge
vat in eetzaal veranderd en waar hel groote
gala-diner van morgenavond plaats heeft, een
heerlijke empirezaal, wit en goud, met groote,
glinsterende kristalluslers. En dan is daar nog
de wintertuin, de groote palmhoouren binnen de
zware helderbiaume draperieën en de marmer-
zaai, groen en rood, waar het koud engioofsch
is
At die kamers loopen we door en dan komen
we terug aan de groote trap, waar de Konink
lijke stoet hare vertrekken langs bereikt.
Zoo heb ik een uur lang de zalen doorgeloo-
pen met ridder de Patout en graaf Dumonceau,
die in iedere kamer de invitaties brachten voor
de hooge genoodigden en er hot mooie program
ma, op Van Gelder-papier gedrukt met sepla-
inkf, neerlegden. De Koningin en Prins Hendrik
krijgen daarvan een exemplaar, gebonden in
zijde met het Nederlandsche wapen, erop gebor
duurd. -
Onze gasten zullen zeker niet klagen over
hun logies en wat vooral prettig is met de Little,
die maar niet wijken wi', is de heerlijk frlssehe
inrichting der badkamers. 1
Het Nationaal Vlaamsch Verbond, afd. arron
dissement Brussel, heeft de volgende circulaire
verspreid
„Vlamingen 1
Ondanks den wensen, namens het Vlaamsche
volk uitgedrukt, zal Koningin .Wilhelmina te
Brussel door Koning ALhrecti! In het Fransen
verwelkomd worden. Aan den koninklijken disch
zal alleen Fransch kLinken. Ten stadhuize van
Brussel izal bij dit koninklijk bezoek ook al
leen Fransch klinken. Ten stadhuize van Brussel
zal hij dit koninklijk bezoek ook alleen Fransch'
gesproken worden. De taal van zes millioen
Nederlanders en vier miilioen Vlaamsche Belgea:
wordt niet waardig geacht om in die omstan
digheden gebezigd te worden.
Fienter en vooroordeel zegevieren nogmaals
op volkskracht en volkswenscb.
Vlamingen! op die minachting en miskenning
zult gij antwoorden met koele onverschilligheid
en stille onthouding. Neemt geen deel aansloot
of -andere betogen. „Het Bestuur."
Naar aau „De Telegraaf' wordt gemeld, zal
hiervan het gevolg zijn, dat Vlaamsche maat
schappijen, die anders met banieren en muziek
korpsen aan dm optocht zouden lieübcn deel
genomen, zich thans zullen onthouden.
Vau de Nederlandsche vereenigingea zullen
tot de audiëntie worden toegelaten de vertegen
Koophandel, de Nederl. Vereeniging voor Wel-
woordigers. van de Nederlandsche Kamer van
dadigheid, do Nederlandsche Club, Limburge;
en Ons Vaderland.
Uit het versla g, dat Limburgs Beiang geeft
van een vergadering van den raad vak Be
meten, knippen we het volgende:
De burgemeester kwam met punt 2 van
de agenda voor den 'dag en begon de toelich
ting voor te lezen. De heer Lessens onder
brak hem met de vraag, of dat stuk ter in
zage gelegen had. De voorzitter antwoordde
ontkennend. (Waarop de heer Leesens vroeg,
waarom niet? De voorzitter gaf als zijn
meaning te kennen, dat zulks niet behoeft.
De heer Leesens bleef overtuigd, dat zulks,
wel behoeft, en hij wilde hebben, dat in
het vervolg alle. stukken, die behandeld moe
ten worden, voor de leden van te voren ter
inzage liggen. De voorzitter antwoordde:
„Dat zou belachelijk zijn." De heer Lee
sens „Belachelijk of niet, ik wil weten/
wat in de stukken staat, voordat zij op dó
vergadering behandeld worden, stukken,
waaraan wij later onze goed- of afkeuring
hebben te bochten. JJ, moet ons geen kat in!
den zak probeeren te verkoopen." De voor
zitter: „Dat doe ik niet." De heer Leesens:
„Dat doet gij wel, nu haalt ge die stukken
uit de tafellade, dan weer ui#uw zak en nie
mand dan gjj weet iets van den inhoud af
en wij zouden dan maar moeten goed- of af
keurend pordeelen over zaken, waarvan wij;
niets afweten of gezien hebben. Daarom ver
zoek' ik u, burgemeester, deze ver
gadering te verdagen op grond, dat de te
behandelen stukken niet ter inzage gelegen
hebben." De heer Leesens stond op; om zich
te verwijderen.
De voorzitter: „Dat is niet noodig; dat
is belachelijk." De heer Leesens driftig: „Dat
ka!n me niet sc-helen; ik wil het, ik ben die.
verlakkerij en schelmenboel al lang moede.
De vc1 „Ho! ho!" Dc uec.- -jocaens:,
„Ja, burgemeester, niks van „ho, ho!" Het-
is zoo; de gemeenteraad is een troep schel
men, waarvan gij het hoofd bent en de groot
ste schelm!"
De voorzitter: „Zoo, kunt gij dat bewij
zen?" De heer Leesens: Ja, 'burgemeester,
gij hebt in Haagwieteler 4 meter kiezel van
den gemeenteweg gehaald, op uw kar ge
laden en er nooit een cent voor betaald.
Gij hebt de modder, die vroeger publiek
vea-ktocht werd, uit een gemeentepoel weg
gehaald, haar in uw; boomgaard gebracht,
om dien te mesten."
De burgemeester: „Anderen hebben er ook
van weggehaald-"-
De heer Leesens: „Het zou noig mooier
worden, dat, al® de burgemeester, het hoofd
van de gemeente, zich van de gemeente iets.
toeeigent, waar hij geen recht op heeft, an
deren. het moesten laten."
De voorzitter tegen Leesens: ,,3bil ik u
eens wa,t zeggen? Gij bent zat."
De debatten .werden hoe langer hoe hevi
ger; de heer Leesens gaat voor den burge
meester staan, en elk oogenblik meende men
dat zo jhandgemeen werden.
De heer Leesens: „ALat? Durft gij zeg
gen, dat ik zat ben? Hebt gij dat kunnen
merken aan mijn gang, toen ik hierheen
kwam?" D© yoorzitter„Neen", De heer
Leesens: „Ruik jk dan naar drank?"- De
voorzitter: „Neen, maar ik hoor het aan uw
gebazel." De beer Leesens„Dat is geen
gebazel; liet is de waarheid, wat ik zeg,
maar die u de waarheid zegt, is zat, of ba-
eu? e si .v"-„S 'i'
A'
7-)
Vaarwel dan, mijn arme vriend, sprak
zij, ik zal mij van een auderen agent voor
zien.
Zij ging voor den spiegel staan en schikte
met veel aandacht cle plooien van haar ca-
sehemiren sjaal.
Komt gij vanavond niet in het hotel,
Corralvroeg zij, wij hebben een soirée van
goede vrienden.
Garral boog met een norsch gelaat het
hooid en gaf geen antwoord.
Als gij komt, vervolgde cle markiezin,
zal liet u niet beronwen. Ik ben van plan
mbne gasien op de geschiedenis van den mu
lat, Narcissus te onthalen.
Dat zult gij niet doeu, riep Carral uit.
O, gewis-
-—..Genade mevrouw....
1 H °P.^e kmeën vallen; maar na
een 1 sten plooi aan haar sjaal verschikt
te het)oen, ging mevrouw de Rumbrye lang
zaam ue kamer cloor, zonder hem met een
blik te vervaardigen, opende de deur en ver
dween,
Carral richtte zich waggelend op. Zijn ge-
laat was aschgrauw, zijn blik strak en bloed
dorstig.
Narcissus. De mulat Nareissus! Zal dan
nooit de beort aan mij komen? mompelde hij
met een holle stem. O, als den een of den an
deren dag de gelegenheid zich aanbiedt, wat
zal ik mij dan bloedig wreken
Op het oogenblik dat mevrouw de Rum
brye het hotel verliet, kwam de bedelaar, die
gelukkig op haar gewacht had, wederom op
haar toe en strekte de hand uit.
Alweer die zwarte, prevelde zij met af
keer.
Zij wendde het hoofd af en steeg in het rij
tuig.
De neger hield zich niet voor geslagen; hij
trad nader en wierp een vorschenden blik
naar binnen.
Het gelaat der markiezin, hetwelk door bet
licht der naburige lantaarn ten volle besche
nen werd, was duidelijk te onderscheiden.
Bij het zien van de onbeschaamde volhar
ding fronste zij de wenkbrauwen en liet plot
seling het gordijntje zakken.
De bedelaar liep .ijlings achter het rijtuig
om en vertoonde zich aan het andefe portier.
Scheer u weg, snauwde mevrouw de
Rumbrye hem toe, ik geef nooit aan zwarten.
Creoolsche, sprak de zwarte.
De lakei naderde en vroeg de bevelen van
mevrouw de markiezin. De neger luisterde
scherp toe.
Naar het hotel, beval zij.
Het tweede gordijntje viel neder. De vurige
paarden trokken aan en de koets vloog pijl
snel voort.
Naar het hotel, dacht de bedelaar, in
nadenken verzonken staan blijvende: welk
hotel? Het hare. ona-etwijfeld. Waar is het?
Ik moet het uitvinden, want ik wil haar we
derzienZij gelijkt op haar, het zijn de
zelfde trekken met baren van een anderen
kleur. En daarbij, zij is eene Creoolsche, de
wijl zij nooit aan zwarten geeft. Als zij het
eens was
Terwijl hij langzaam den weg naar zijn
nachtverblijf insloeg, zag hij een wit voor
werp onder het balkon liggen, vlak voor de
deur zelve van het gemeubileerd hotel, waar
Carral en Xavier woonden. Hij bukte en
raapte het voorwerp op.
Het was een geborduurde met kant omzette
batisten zakdoek, een zakdoek zoo fijn, dat
men hem gemakkelijk in een ledige noot had
kunnen verbergen.
De bedelaar vouwde bem open en trad on
der de lantaarn om te zien boe hij geteekend
was.
Het is haar zakdoek, prevelde hij, naar
het naamcijfer zoekende. Komaan, laat eens
zien: Juist. F. A.
Mijn hemel! zoovele omstandigheden kun-,
nen niet toevallig samenloopenZij is het.
O, er zijn sedert meer dan twintig jaren ver-
loopen, maar ik herinner het mij als den dag-
van gisteren. Ik zal Haar wedervlndéh.
Hij stapte vlug de straat Saint-Germain-
des-Près af en bleef, na 'npaar straten door
gegaan te zijn, staan voor den ingang van een
vervallen huis, op don hoek van een nauw
straatje. Qp de vijfde verdieping van dat
huis was er onder het dak een kaal, smal en
laag zolderkamertje, waarvan de schuine
zoldering, uit eenige vermolmde, met plan-
kgn beschoten halken bestaande, onmiddel
lijk de leien van het dak 'droeg.
Het was de woning van den bedelaar.
Het ameublement bestond uit een stroo-
leger en een kleinen koffer, maar naast het
dakvenster was een soort van tropee zicht
baar, welke met het armoedige voorkomen
van het vertrekje een Scherpe tegenstelling
vormde. Zij bestond uit twee gouden kapi
teins-epauletten waarhoven een steek met
een driekleurige coearde hing, gelijk de offi
cieren der infanterie onder de republiek droe
gen. Daaronder prijkte een degen met parel
moeren greep tussehen kostbare pistolen.
Zijne woning binnentredende, ging de be
delaar regelrecht naar den koffer, waarvan
hij het zware slot opende. De koffer bevatte
een tamelijk aanzienlijke som in verschillen
de muntspeciën en een portefeuille, op wel
ker stalen plaatje een naam gegraveerd was.
De neger voegde bij zijn spaarpenningen
den oogst van dien dag, welke zeer goed was
en opende daarna met zenuwachtige haast de
portefeuille.
Het is wel zoo, prevelde hij, ua eenige
papieren ingezien te hebben: F. A. bet zijn
de beide beginletters
Zijn gemoedsbeweging was zoo groot, dat
zijn beanen onder het gewicht van zijn li
chaam hogen. Hij liet zich op het strooleger
nedervallen.
Zou ik na gelukkig en zonder ophouden
gedurende twin f ig jaren te hebben gezocht,
eindelijk gevonden hebben, prevelde hij. He
laas, ik heb reeds zoo menigmaal geloofd op
het punt te zijn van te slagen. Indien ik mij
nogmaals eens vergiste.
Zijn hoofd zonk op zijn borst; hij zat een
oogenblik roerloos en als bezwijkende onder
het gewicht van een treurige gedachte; maar
weldra richtte zijn hooge gestalte zich moe
dig op en zijn oogen schitterden van hoop.
Neen, neen, sprak hij, ditmaal bedrieg ik
mij niet. God is goed. Alles wijst erop, dat zij
het is en mijn taak is haast volbracht.
Hij stond op. Zijn zwart gelaat, waarvan
de scherp geteekende trekken zedelijke kracht
en goedheid adeindeD, namen een uitdruk
king van plechtige droefheid aau, terwijl hij
eerbiedig voor de tropee boog en de gouden
epauletten aan zijne lippen drukte.
In zijn herinneringen verslonden bleef hij
een geruime poos in die houding staan; dan
ontsnapten twee tranen aan zijne oogen en
vloeiden langzaam langs het ebbenhout zij
ner wangen.
Meester van mij, lispelde hij met een be
wogen stem, onwillekeurig de lang vergeten
spreekmanier der negers weder aannemende,
goede meester van mij.
Deze woorden schenen in hem een nieuw
leven op te wekken; met een soort van ver
rukking kuste hij de epauletten.
Gij zyt daarboven bij God, gij ziet mij,
riep hij op hartstochtelijken toon uit, gij bidt
voor het kind dat geen vader meer heeft. Zie
op mij neder, meester, en Vërheug u. Uw die
naar heeft veel tijd noodig gehad om u te
gehoorzamen, want hij is zwak en bezit niets
dat hem in de vervulling zijner taak kon lei
den, maar de Hemel zij dank, ziehier een
aanwijzing, en nw laatste wil gaat eindelijk
vervuld worden. (Wordt vervolgd).