TWEEDE BLAD De warte Bedelaar. Brieven uit iarewijk en omstreken. BUITENLAND. BINNENLAND. OO^BEHBilg 21 JULI E9I3. UIT DEN GEMEENTERAAD VAN HEMELEN) FEUILLETON HIEUWE hflflRLEMSCHE COURANT IV, 'tfe tollen of stilstaan", zógt mén wel eens om de uitersten van eene zaak aan ta duiden. Ook op liet weder is dit Vaak tan ■foepassiii^. Het buitje yan deze week ueelo een weinig vierfxjfiöcKing' gebracht, dooi gij kadt vóór Dinsdag" eens móeten zien. Men verging' van het stof. Droogte van eerugen duur is hier bijzonder goed merkbaar. Hoe de arme veldgewassen het. uithouden is glad weg een raadsel. Gedurende den middag is Ogroiad gloeiend Keet. Alleen een gebo ren Marewijker, wiens voetzolen een dikke laag eelt bobben, zal het wagen öp bloote y'oeten te loopen. .Vo-or anderen zóu, het bar revoets gaan een goed middel zijn om! dan sen te leeren, al zouden de passen minder sierlijk en niet juist in de maat zijn. Be gint liet eindelijk te regenen, 'dan denkt men buiten Marewijk al gauw: „Nu is, 't al weer genoeg!'' want regeu verveelt spoe- Bii ons is een gewoon buitje gelijk een droppel op een gloeienden steen. Iiier moei het eenige dag-en regenen, wil dó grond 'door weekt zijn. of eenige geweldige stortbuien kunnen ook eenigszins voldoen. 'En dan »'t Is hollen oi stilsta-an De besthate wegen leveren na zoion zona- vloedje een eigenaardig schouwspel. Je moet weten (Neem me niet kwalijk, dat ik je schrijf: 't is .wel niet beleefd, maar meer aemoedelijk-vriendischappelijk en ik wil gaar ne een vriend van de.lezers zijn.) je motet weten z'eg ik, dat de Voorstraa gedeeltelik, d w.' z. een gedeelte vjan de breedte der straat geplaveid, ojfwel bestraat is', zuoda.t Pan d'e eene zijde een' reep vhn Phgeveer li/2 M. tul zand is: ©£ees nu niet zoo zwartgallig hm te aen ken, dat het krenterigheid is Van de gemeen te, o, meen, het onbestrate gedeelte motet, dienen voor teen natuurlijk riool, Plalssen nu hevigfe regens öp ons lief Marewijk, dan kan men viaxen, loopen of rijden, naar ver kiezing, mits ge 'zelf zorgt Voor het vervoer middel. Om te ylaren, nu, ja-, dan zondt ge toch niet hard vooruitkomen, maar de stralab jeugd vermaakt zich wed met varen. Dat -onschuldig vermaak gunnen wjj haar wel. Gooien ze ter elkaar eens m, of rolt _er een hij Ongeluk'in, welnu) van Ver drinken iS geen sprake én' de vader öf de moeder van den drenkeling :kal 'hóm! wel „afdrogen mis schien rwel 'op twee majiieren. Die plas ev'en- wijdig lapgs de straat is dus niet erg, want aan dien kant staan geene lnuzën. Boven dien Zakt het hemelwater spoedig weg. ;Up een 'ander gedeelte van het dorp, waar de tram! loopt is alles bestraalt. Ook is het hier Veel lager gelegen, zoodat het water niet spoedig wegzakt en de plas v-eel breeder On 'dieper iS. Die p'aiar huizen, die er staan, w.a. Oen pension, vormen dan een séhierei- Jand: vóór het hiuis water, achter het- huis niet. 'Aar den achterkant is geen uitweg. De meusehen 'moeten. !dus noodzakelijkerwijs door het 'water tetappen, öf er moeten planken op blokken 'of 'stapels steen en gelegd worden, Val 'men 'droogvoets verder zijns weegs gaan. Heusch, 'je moest toch eens komen kijken/ als het meer dan. Overvloedig1 heeft gler©|[end. Je 'ziet dan een zeetje van bojna; ial, rr do 'hecle straat m ha.re breedte bedek kende. 'Als je 'er dan toch bent, wacht dan even tot de tram aankomt, Een eenig gezicht manNatuurlijk' zijn de koetsier en de con ducteurs gelaarsd, en de laarzen mogen 'ge rust waterdicht zijn, want de paarden wor den afgespannen na aankomst en naar stat [gebracht, waarvoor zij cloor cJen pias moe- ten. Ik heb wel eens gelezen vlan een' auto, die zich in het water ook redden kan; van een vliegmachine, die een flink aantial K. M. per uur in het water, zoowel als in de lucht kón afleggen, maar V,a.n een tram, die de wateren doorklieft, neen, dat is geheel hieuw. StilDaar komt zij aanEen vreemd 'gevaarte, zoo'n tram van voren gezien. Het voertuig! nadert de plar-. De paarden schij nen in dubbelen zin het klappen v,an 'de zweep .ai ,te kennen. Rustig gloffen ze in het wafer, dat hun buik bespat, „Plonse, plonsePlonse, plas!" De treeplanken sche ren net ojver de oppervlakte, 't Lijkt wel eene zwemmende tram- V ooi* de tram en^ no paarden en de gelaarsdekoetsiers is h:et niet erg, maar ais iemand uit de Ganzen- straat naar het postkantoor moet, dient hij eenige minuten am te loopen, als hij slemts turfdichte laarzen heeft. Al wel honderd maal is de vraag door misschien meer dan honderd mensehen gedaan„Waarom wordt aan dien toestand, die zich giédurig .voordoet, niet voorgoed een einde gemaakt?" Ze ko,- men dap op het nippertje om ontevreden te worden, doch als deskundigen verklaren, dat rioleering daar onmogelijk is, dat het war ter toch niet opwaarts kan loopen, dan leg gen' de vragers er zich bij neer, nu wel niet juist naast den plas, maar zij berus ten er in met liefde. iWel loopt er een kleine beek door het dorp, welke beek Pet water zoju kunnen loozen, doch de bodem vap da,t boekje (eigenlijk maar een klein slootje) ligt Roager dap het straafoppervlak bij de tram. „Dat gedeelte öphoogep!" zegt een ander. i$Vaar moet men beginnen en waar eindigen met dat ophoogen Het zou een ontzettend werk zijn, indien men andere men schep geen last zou bezorgen. Ook zouden de huizen er gedeeltelijk ondergaan. 'tls dus met recht: Hollen of stilstaan: verstikken van het stof, of half verdrinken van het regenwater. Gelukkig geschiedt het niet vaak, clat zulke regens neerpiassen en daar een, .verstandig pnensch ook de keer zijde der medaille bekijkt, is ex- wel weer iets goeds ook van te leeren of te maken. Bijv. als Marewijk een bescheiden Venetië gelijkt, a,ls wij ops kunnen spiegelen in een plas, Vraartfp No ach zaliger jaloersch zop zijn, dan kunnen wij ons den eerenaam der Nederlanders, den naam, dien de vreemdeling ops geeft, den naam vpn: wa,terra,tt en waardig maken. (Wie weet, gaan wij' bij meer hevige regens geen wedstrijden houden öp den onse-huldigen plas: roeiwedstrijden, snalzwemmen, enz. Dpt zou heel wat le-^ vendigheid brengen en past ook geheel in het kader v!ap Hollander zijn. Voorloopig zullen wij der jeugd haar plei- zier alleen laten. Als de spes patriae met het-water vertrouwd raakt, belooft^ dit oo-k viocl voor de toeijocDastj^Wjcllicjit duikt, er later eens een tweede Miehiel Ruyter op, dank zij de Vroegtijdige kennismaking met den vloed, al strekt deze zich dan slechts uit ov'or een0 Meinc o-ppervlakto mict g^oringiö diepte. Ik vrees; dat ik dit niet meer bele ven mp want de ouderdom plaagt mij «1, bewijze mijn gebabbel over eene onbedui- d»de «i, MTEE. Z. H. de Paus en de Katholieke Pers. Paus Pius X heeft een brief gericht aan het episcopaat van Brazilië in antwoord op het schrijven, door de aartsbisschoppen en bis schoppen op het congres van St. Paul aan den H. Stoel gericht. Z. H. spreekt daarin ook over de pers. „Het is n zeker niet onbekend, Geliefde zo nen en Eerwaardige Broeders, welke de kracht is, verwoestend of opbouwend van couranten en tijdschriften, die dank aan hun goedkoopen prijs, gemakkelijk overal door dringen en allerwege de denkbeelden ver spreiden, waarmee ze zijn vervuld. Gij ziet zelf, hoe groot misbruik de ongeloovigen daarvan maken. Wij verlangen zeer levendig dat uw herderlijke ijver er zich op toelegt om door .een uitstekende pers goed voedsel aan uwe schapen te verschaffen. Het zal n zeker niet ontbreken aan katholieken, uit muntend in kennis der leer en in deugd. Ver trouw hun de taak toe om onder uwe inspi ratie te schrijven met voorzichtigheid, liefde en eerbied voor het Gezag, zooals het past aan hen, die de taak op zich nemen om de heilige rechten der waarheid en rechtvaar digheid te verdedigen. „Katholieke bladen uitgeven en ze in han den der goedgezinden brengen is niet vol doende, men moet zich inspannen om ze zoo ver mogelijk te verbreiden, door allen te doen lezen, en vooral door hen, wie de christelijke liefde gebiedt, van de vergiftige bronnen der slechte bladen weg te trekken. Zoo zal men het hereiken, dat men het Rijk Gods en Zijn gerechtigheid dient, zoo zal men het moderne wapen der pers in den dienst van het goede steHen". We hebben gemeend goed te doen deze woorden van den Vader der Christenheid, die zoo duidelijk overtuigend het belang eener goede Katholieke Pers en de noodzakelijk heid van het steunen dier Pers aantoonen, hier te vermelden. Het is niet nieuw wat daarin gezegd wordt, maar.... het wordt zoo vaak vergeten en het groote gezag van den H. Vader geeft aan den nieuwen vorm voor een oude waarheid een buitengewone betee- kenis. Verbeterd blaasinstrument. Een hofmu sicus uit Schwerin, Bernard Samiel, heeft een uitvinding gedaan, welke voor bespelers van blaasinstrumenten van zeer veel gewicht is. De uitvinding is nl. een toestel, dat op elk blaasinstrument kan worden aangebracht en den bespeler in staat stelt, de langste phrases en formaten zonder adem te scheppen uit te voeren. De uitvinding is dezer dagen te Bay- reuth beproefd ;de hoboïst Lausehmaun kon na slechts enkele uren oefening het instru ment volkomen beheerschen, en dat het vol deed, bleek wel hieruit, dat Lausehmann, de bekende althobo-solo in de inleiding der der de acte van Tristan und Isolde (de z.g. „tran- rige Weise") in één adem kon uitvoeren. Op de toonvoortbrenging en klankkleur heeft het toestel niet den minsten nadeeligen in vloed. Samiel heeft dus alle kans, een belang rijke evolutie in de phraseering der blaas muziek, alsmede in de compositie voor deze soort vau instrumenten te hebben tot stand gebracht. Een nieuw geheimzinnig metaal. Naar de St. Petersburgsche Herald meldt, is in de Namanganbergen in het Ferghana-gebied een nieuwe geheimzinnige stof gevonden, welker eigenschappen van het radium nog verre overtreffen. In 1909 vond een ertszoeker in genoemd ge bergte ertsen, metalen asbest en daaronder een hem absoluut onbekend kneedbaar me taal van vuilbruine kleur en groot soortelijk gewicht. Hij nam een hoeveelheid er van mee naar Moskon en zond ze naar een chemisch laboratorium. Werd de stof met een zuur in verbinding gebracht, dan ontwikkelde zich een ontzettende koude. Het glas, waarin zich het zuur bevond, viel direct in poeder. De proef werd met steenen, porceleinen en glazen potten herhaald, steeds met hetzelfde gevolg: de zonderlinge substantie verwekte een geweldige koude en maakte alles tot stof. De proef werd ook met een ijzeren pot ge daan hetzelfde resultaat! De scheikundige deed nu een proef met een grooten granietsteen de enorme steen viel direct in pniD, zonder gasontwikkeliug en zonder ontploffing. Behandelde men het geheimzinnige goedje met alealiën, dan verloor het vat, waarin dit geschiedde, 20 procent aan gewicht. De scheikundige en de ertszoeker begaven zich vervolgens naar Ferghana, waar ze 16 pond van de raadselachtige stof meenamen en gingen toen samen naar het buitenland om daar hun studiën voort te zetten. Bestaat er wellicht verband tussehen deze geheim zinnige voorvallen en de wetenschappelijke expeditie, die onder leiding van den hoog leeraar Wernatslty eenigen tijd geleden naar het Ferghana-gebied vertrok om radium- vindplaatsen te zoeken? vraagt het blad. Met radium heeft de raadselachtige stof echter niets gemeen. Bijzonder opvallend schijnt het gewichtsverlies, dat na de behan deling met de stof optreedt. De Herald meent, dat men hier weer voor een even- groote verrassing staat, als bij de ontdekking van het radium. Ferghana, de vindplaats van het geheimzinnige mineraal, .ligt in Rus- sisch-Centraal Azië, en is bekend als vind plaats voor iiraan-ertsen, 'n streek dus, die zeer radiumhoudend' is. Of de geheimzinnige stof op een andere manier met het radium in verband staat, zal wellicht de wetenschap pelijke expeditie uitvisschen, die bovendien ook naar de juistheid der geheimzinnige be richten onderzoek zal doen. IÏB best befgaMe journalist der wereld is de meestal in' Londen zich ophoudende „court- newsman", de auteur van die lakonieke dage- iijksehe hofberichten, die men in Enizelscheou- ran'en dagelijks aantreft. Deze sa la rif er mg heeft hij echter niet te danken aan zijn litteraire ver diensten, want deze meest gedrukte van alle persmannen vermijdt angstvallig iedere uitwei ding oi aanschouwelijke beschrijving en bepaalt zich tot de meest droge opsomming van namen en feiten. Hoe loonend deze post is, blijkt wel uit het feit, dat de voorganger van den tegen- woordigen „reporter des Konings" zich als meer voudig miilionair uit „de journalistiek" kon te rugtrekken. De redacteur van het hofbericht kreeg n.L van ieder, die met name in het bericht voorkwam, volgens oud gebruik een sovereign, d. i. f 12.50. Wanneer ten hove een groot bal plaats had. waar doorgaans om en bij de 1200 gasten ver schenen, ontwaakte de Court-newsman 24 uur later een vermogen van 30.000 gld. rijker. Ko ning Eduard heelt met deze gewoonte gebroken; hij beperkte het inkomen van den hof-reporter tot het totaal der vrijwillige bijdragen der in het bericht genoemde personen, wat lang zoo veel niet is, maar toch nog rijkelijk genoeg. Bovendien moet iedere courant, die deze be richten opneemt, en zij kunnen er niet bui ten hem honoreeren, zoodat de Court-news man ongetwijfeld nog steeds de best betaalde journalist van Engeland, en daarmede van ge heel de wereld is. HET KON. BEZOEK AAN; BELGIË. De „Nieuwe Rotit. Qt." bevat de volgen de correspondentie uit Brussel van Dins dagavond: 1 Ik dank héb aan een paar hooggeplaatste perisolnen, dat ik vanmiddag de vertrekken heb mogen bezoeken, wa,ar Hare Majesteit en haar gevolg- drie dagen haar verblijf zal houden. Dat koninklijk paleis is een echte doolhof en het is daarbij .een beetje al te nieuw. Het paleis, dat nauwelijks verbouwd is, mist |de deftigheid y&jn, de oude becren- huizén; er is waarlijk aan de strenge yer- tröuwelijkheid, die men wensehen en _yer- walchten zOu van de woning eens Konings. Daar is met Koning Albert iets nieuws ge komen ook in de vei-trekken, waar kjj ver blijft, lol die hij vrij houdt voor zijne gak ten. Die veri rekken, intusschen zijn hunne wanden misschien wel heel nieuw, imponee- ï-en door 'den goeden smaak 'der stoffeering en dctor de degelijke oudheid hunner meu belen. Dier zijn vlan de schoonste familie stukken in eene wat al te nieuwe omlijsting, tussehen prachtige schilderijen en daar zijn ook de allermodernste inrichtingen aan ver lichting, verwarming en wat dies meer. In den rechtervleugel vap dit zoo ïnodeime en zoo mooie paleis hébben Koningin Wil- helmina, en Haar gevolg' hunne vertrekken. Iedereen heeft zijn salon, zijn slaapvertrek en zijn badkamer. De dames krijgen er een kamér bij, vo-or de kamenierde inrichting aan weidsékheid 'en weelde, verschilt naar Ren rag van den hoogwa.ai-digheidsbekleeder. De appartementen van graaf Dumonceau, ba ron Sirtema van Grovestins en barones Va|n Hardeaibroek' van 's Heeraartsberg en Berg ambacht zijn, met dat van jonkheer Van Suehtelen yan de Haare, alle protocols over het hoofd gezien, de mooiste. Laat ik even stilstaan bij die Van Prins Hendrikeerst een werkkamer, in rood leder; een telefoon ver bindt deze kamer met Soestdijk en Den Haag. Daarnaast 'is .een grijis en ronde slaapzaal, die langs een kleinen doorgang leidt naar Ide kamers yan de Koningin, Deze heeft te Harer beschikkingeerst een boudoir, dat versierd is met vier heerlijke tafereelen van Alfred Stevensdaarop volgt een groene déjeuner kamer, heel fijn van kleur, een toiletkamer, in rope- en roomkleurige zijde, een majesia- tisehe slaapkamer, vijf salons, die versierd zijn met ongehoorde weelde. Een werkver trek, Hare Majesteit voorbehouden, is ge meubileerd met een prachtig aubusscn. die voortkomt van Louis Philippe. Over a L de schoonste, familieportretten, een schat in el ke kamer aan Ocfetersche tapijten en pen ver anda, waar tusachen de palmen eene, helaas al te zeldzame, rust z!al worden genomen. Builen do vertrekken, die door de hooge be zoekers en hun gevolg zullen worden, ingeno men, zie ik nog het groote blauwe salon waar de Hollandsch Belgische commissie zal worden ontvangen. Daar is n,og het gele salon, waar de Hollandsehe kolonie door defileert; dan heelt men daarnaast de groote balzaal, voor het ge vat in eetzaal veranderd en waar hel groote gala-diner van morgenavond plaats heeft, een heerlijke empirezaal, wit en goud, met groote, glinsterende kristalluslers. En dan is daar nog de wintertuin, de groote palmhoouren binnen de zware helderbiaume draperieën en de marmer- zaai, groen en rood, waar het koud engioofsch is At die kamers loopen we door en dan komen we terug aan de groote trap, waar de Konink lijke stoet hare vertrekken langs bereikt. Zoo heb ik een uur lang de zalen doorgeloo- pen met ridder de Patout en graaf Dumonceau, die in iedere kamer de invitaties brachten voor de hooge genoodigden en er hot mooie program ma, op Van Gelder-papier gedrukt met sepla- inkf, neerlegden. De Koningin en Prins Hendrik krijgen daarvan een exemplaar, gebonden in zijde met het Nederlandsche wapen, erop gebor duurd. - Onze gasten zullen zeker niet klagen over hun logies en wat vooral prettig is met de Little, die maar niet wijken wi', is de heerlijk frlssehe inrichting der badkamers. 1 Het Nationaal Vlaamsch Verbond, afd. arron dissement Brussel, heeft de volgende circulaire verspreid „Vlamingen 1 Ondanks den wensen, namens het Vlaamsche volk uitgedrukt, zal Koningin .Wilhelmina te Brussel door Koning ALhrecti! In het Fransen verwelkomd worden. Aan den koninklijken disch zal alleen Fransch kLinken. Ten stadhuize van Brussel izal bij dit koninklijk bezoek ook al leen Fransch klinken. Ten stadhuize van Brussel zal hij dit koninklijk bezoek ook alleen Fransch' gesproken worden. De taal van zes millioen Nederlanders en vier miilioen Vlaamsche Belgea: wordt niet waardig geacht om in die omstan digheden gebezigd te worden. Fienter en vooroordeel zegevieren nogmaals op volkskracht en volkswenscb. Vlamingen! op die minachting en miskenning zult gij antwoorden met koele onverschilligheid en stille onthouding. Neemt geen deel aansloot of -andere betogen. „Het Bestuur." Naar aau „De Telegraaf' wordt gemeld, zal hiervan het gevolg zijn, dat Vlaamsche maat schappijen, die anders met banieren en muziek korpsen aan dm optocht zouden lieübcn deel genomen, zich thans zullen onthouden. Vau de Nederlandsche vereenigingea zullen tot de audiëntie worden toegelaten de vertegen Koophandel, de Nederl. Vereeniging voor Wel- woordigers. van de Nederlandsche Kamer van dadigheid, do Nederlandsche Club, Limburge; en Ons Vaderland. Uit het versla g, dat Limburgs Beiang geeft van een vergadering van den raad vak Be meten, knippen we het volgende: De burgemeester kwam met punt 2 van de agenda voor den 'dag en begon de toelich ting voor te lezen. De heer Lessens onder brak hem met de vraag, of dat stuk ter in zage gelegen had. De voorzitter antwoordde ontkennend. (Waarop de heer Leesens vroeg, waarom niet? De voorzitter gaf als zijn meaning te kennen, dat zulks niet behoeft. De heer Leesens bleef overtuigd, dat zulks, wel behoeft, en hij wilde hebben, dat in het vervolg alle. stukken, die behandeld moe ten worden, voor de leden van te voren ter inzage liggen. De voorzitter antwoordde: „Dat zou belachelijk zijn." De heer Lee sens „Belachelijk of niet, ik wil weten/ wat in de stukken staat, voordat zij op dó vergadering behandeld worden, stukken, waaraan wij later onze goed- of afkeuring hebben te bochten. JJ, moet ons geen kat in! den zak probeeren te verkoopen." De voor zitter: „Dat doe ik niet." De heer Leesens: „Dat doet gij wel, nu haalt ge die stukken uit de tafellade, dan weer ui#uw zak en nie mand dan gjj weet iets van den inhoud af en wij zouden dan maar moeten goed- of af keurend pordeelen over zaken, waarvan wij; niets afweten of gezien hebben. Daarom ver zoek' ik u, burgemeester, deze ver gadering te verdagen op grond, dat de te behandelen stukken niet ter inzage gelegen hebben." De heer Leesens stond op; om zich te verwijderen. De voorzitter: „Dat is niet noodig; dat is belachelijk." De heer Leesens driftig: „Dat ka!n me niet sc-helen; ik wil het, ik ben die. verlakkerij en schelmenboel al lang moede. De vc1 „Ho! ho!" Dc uec.- -jocaens:, „Ja, burgemeester, niks van „ho, ho!" Het- is zoo; de gemeenteraad is een troep schel men, waarvan gij het hoofd bent en de groot ste schelm!" De voorzitter: „Zoo, kunt gij dat bewij zen?" De heer Leesens: Ja, 'burgemeester, gij hebt in Haagwieteler 4 meter kiezel van den gemeenteweg gehaald, op uw kar ge laden en er nooit een cent voor betaald. Gij hebt de modder, die vroeger publiek vea-ktocht werd, uit een gemeentepoel weg gehaald, haar in uw; boomgaard gebracht, om dien te mesten." De burgemeester: „Anderen hebben er ook van weggehaald-"- De heer Leesens: „Het zou noig mooier worden, dat, al® de burgemeester, het hoofd van de gemeente, zich van de gemeente iets. toeeigent, waar hij geen recht op heeft, an deren. het moesten laten." De voorzitter tegen Leesens: ,,3bil ik u eens wa,t zeggen? Gij bent zat." De debatten .werden hoe langer hoe hevi ger; de heer Leesens gaat voor den burge meester staan, en elk oogenblik meende men dat zo jhandgemeen werden. De heer Leesens: „ALat? Durft gij zeg gen, dat ik zat ben? Hebt gij dat kunnen merken aan mijn gang, toen ik hierheen kwam?" D© yoorzitter„Neen", De heer Leesens: „Ruik jk dan naar drank?"- De voorzitter: „Neen, maar ik hoor het aan uw gebazel." De beer Leesens„Dat is geen gebazel; liet is de waarheid, wat ik zeg, maar die u de waarheid zegt, is zat, of ba- eu? e si .v"-„S 'i' A' 7-) Vaarwel dan, mijn arme vriend, sprak zij, ik zal mij van een auderen agent voor zien. Zij ging voor den spiegel staan en schikte met veel aandacht cle plooien van haar ca- sehemiren sjaal. Komt gij vanavond niet in het hotel, Corralvroeg zij, wij hebben een soirée van goede vrienden. Garral boog met een norsch gelaat het hooid en gaf geen antwoord. Als gij komt, vervolgde cle markiezin, zal liet u niet beronwen. Ik ben van plan mbne gasien op de geschiedenis van den mu lat, Narcissus te onthalen. Dat zult gij niet doeu, riep Carral uit. O, gewis- -—..Genade mevrouw.... 1 H °P.^e kmeën vallen; maar na een 1 sten plooi aan haar sjaal verschikt te het)oen, ging mevrouw de Rumbrye lang zaam ue kamer cloor, zonder hem met een blik te vervaardigen, opende de deur en ver dween, Carral richtte zich waggelend op. Zijn ge- laat was aschgrauw, zijn blik strak en bloed dorstig. Narcissus. De mulat Nareissus! Zal dan nooit de beort aan mij komen? mompelde hij met een holle stem. O, als den een of den an deren dag de gelegenheid zich aanbiedt, wat zal ik mij dan bloedig wreken Op het oogenblik dat mevrouw de Rum brye het hotel verliet, kwam de bedelaar, die gelukkig op haar gewacht had, wederom op haar toe en strekte de hand uit. Alweer die zwarte, prevelde zij met af keer. Zij wendde het hoofd af en steeg in het rij tuig. De neger hield zich niet voor geslagen; hij trad nader en wierp een vorschenden blik naar binnen. Het gelaat der markiezin, hetwelk door bet licht der naburige lantaarn ten volle besche nen werd, was duidelijk te onderscheiden. Bij het zien van de onbeschaamde volhar ding fronste zij de wenkbrauwen en liet plot seling het gordijntje zakken. De bedelaar liep .ijlings achter het rijtuig om en vertoonde zich aan het andefe portier. Scheer u weg, snauwde mevrouw de Rumbrye hem toe, ik geef nooit aan zwarten. Creoolsche, sprak de zwarte. De lakei naderde en vroeg de bevelen van mevrouw de markiezin. De neger luisterde scherp toe. Naar het hotel, beval zij. Het tweede gordijntje viel neder. De vurige paarden trokken aan en de koets vloog pijl snel voort. Naar het hotel, dacht de bedelaar, in nadenken verzonken staan blijvende: welk hotel? Het hare. ona-etwijfeld. Waar is het? Ik moet het uitvinden, want ik wil haar we derzienZij gelijkt op haar, het zijn de zelfde trekken met baren van een anderen kleur. En daarbij, zij is eene Creoolsche, de wijl zij nooit aan zwarten geeft. Als zij het eens was Terwijl hij langzaam den weg naar zijn nachtverblijf insloeg, zag hij een wit voor werp onder het balkon liggen, vlak voor de deur zelve van het gemeubileerd hotel, waar Carral en Xavier woonden. Hij bukte en raapte het voorwerp op. Het was een geborduurde met kant omzette batisten zakdoek, een zakdoek zoo fijn, dat men hem gemakkelijk in een ledige noot had kunnen verbergen. De bedelaar vouwde bem open en trad on der de lantaarn om te zien boe hij geteekend was. Het is haar zakdoek, prevelde hij, naar het naamcijfer zoekende. Komaan, laat eens zien: Juist. F. A. Mijn hemel! zoovele omstandigheden kun-, nen niet toevallig samenloopenZij is het. O, er zijn sedert meer dan twintig jaren ver- loopen, maar ik herinner het mij als den dag- van gisteren. Ik zal Haar wedervlndéh. Hij stapte vlug de straat Saint-Germain- des-Près af en bleef, na 'npaar straten door gegaan te zijn, staan voor den ingang van een vervallen huis, op don hoek van een nauw straatje. Qp de vijfde verdieping van dat huis was er onder het dak een kaal, smal en laag zolderkamertje, waarvan de schuine zoldering, uit eenige vermolmde, met plan- kgn beschoten halken bestaande, onmiddel lijk de leien van het dak 'droeg. Het was de woning van den bedelaar. Het ameublement bestond uit een stroo- leger en een kleinen koffer, maar naast het dakvenster was een soort van tropee zicht baar, welke met het armoedige voorkomen van het vertrekje een Scherpe tegenstelling vormde. Zij bestond uit twee gouden kapi teins-epauletten waarhoven een steek met een driekleurige coearde hing, gelijk de offi cieren der infanterie onder de republiek droe gen. Daaronder prijkte een degen met parel moeren greep tussehen kostbare pistolen. Zijne woning binnentredende, ging de be delaar regelrecht naar den koffer, waarvan hij het zware slot opende. De koffer bevatte een tamelijk aanzienlijke som in verschillen de muntspeciën en een portefeuille, op wel ker stalen plaatje een naam gegraveerd was. De neger voegde bij zijn spaarpenningen den oogst van dien dag, welke zeer goed was en opende daarna met zenuwachtige haast de portefeuille. Het is wel zoo, prevelde hij, ua eenige papieren ingezien te hebben: F. A. bet zijn de beide beginletters Zijn gemoedsbeweging was zoo groot, dat zijn beanen onder het gewicht van zijn li chaam hogen. Hij liet zich op het strooleger nedervallen. Zou ik na gelukkig en zonder ophouden gedurende twin f ig jaren te hebben gezocht, eindelijk gevonden hebben, prevelde hij. He laas, ik heb reeds zoo menigmaal geloofd op het punt te zijn van te slagen. Indien ik mij nogmaals eens vergiste. Zijn hoofd zonk op zijn borst; hij zat een oogenblik roerloos en als bezwijkende onder het gewicht van een treurige gedachte; maar weldra richtte zijn hooge gestalte zich moe dig op en zijn oogen schitterden van hoop. Neen, neen, sprak hij, ditmaal bedrieg ik mij niet. God is goed. Alles wijst erop, dat zij het is en mijn taak is haast volbracht. Hij stond op. Zijn zwart gelaat, waarvan de scherp geteekende trekken zedelijke kracht en goedheid adeindeD, namen een uitdruk king van plechtige droefheid aau, terwijl hij eerbiedig voor de tropee boog en de gouden epauletten aan zijne lippen drukte. In zijn herinneringen verslonden bleef hij een geruime poos in die houding staan; dan ontsnapten twee tranen aan zijne oogen en vloeiden langzaam langs het ebbenhout zij ner wangen. Meester van mij, lispelde hij met een be wogen stem, onwillekeurig de lang vergeten spreekmanier der negers weder aannemende, goede meester van mij. Deze woorden schenen in hem een nieuw leven op te wekken; met een soort van ver rukking kuste hij de epauletten. Gij zyt daarboven bij God, gij ziet mij, riep hij op hartstochtelijken toon uit, gij bidt voor het kind dat geen vader meer heeft. Zie op mij neder, meester, en Vërheug u. Uw die naar heeft veel tijd noodig gehad om u te gehoorzamen, want hij is zwak en bezit niets dat hem in de vervulling zijner taak kon lei den, maar de Hemel zij dank, ziehier een aanwijzing, en nw laatste wil gaat eindelijk vervuld worden. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5