der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
Haami. Yens. „Dratterij d« Spaarnestad"
De Cijfercode,
GELOOF S VERDEDIG IN G.
EEN LIED PER WEEK.
Klein Vogelijn-
Dit nummer behoort bij de
„Nieuwe Kaarl. Courant" van 29 fULI.
KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad Ho. 124,)
Zendag 30 Juli.
Maandag 31
Dinsdag
Woensdag
Uonderdag 3
Vrijdag
Zaterdag
8de Zondag na Pinsteren.
van den Zondag.
H. Ignatius, Stichter der
Sociëteit van Jezus, Be
lijder.
AUGUSTUS.
1 Aun Overbrenging der relieken
van den H. Bavo, Belijder.
2 H. Alfonsus Maria de
Liguori, Stichter der Con-
greg. van den Ailerh. Ver
losser, Bisschop, Belijder
en Rerkieeraar.
Vinding van het lichaam
van den H. Stephanus, den
eerste Martelaar.
Morgen verjaardag der
keuze van Z. H. Pius X
tot Paus.
H. öominicus, Stichter
van de orde der -Predik-
heeren, Belijder.
0. L. Vrouw ter Sneeuw.
DE OFFICIEELE KERKLIJST
UIÏQAVl VA-S DJS
Directeur P. EE. M. v. d, GBIBNflT.
AD VEBTBHT-ENs
Van 1 tot 6 regels t L20.
Elko regel m.er 0,30,
Ingezonden mededeelingsn tusschen den tekst t n
iv -"3ie rsgels i LBO; elke reg 1 rate? 0.30.
ACHTSTE ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den brief van H. Apostel Panlus
aan de Romeinen; VIII, 12—17.
Broeders! Wij liebben eene schuld te beta
len, niet aan bet vleescb, dat wij naar bet
vleescb zouden leven. Want indien gij naar
bet vleescb leeft, zult gij sterven; docli in
dien gij door den geest de werken des vlee-
scbes sterven doet, zult gij leven. Want zoo-
velen door den Geest Gods geleid worden,
7,ijn kinderen Gods. Immers hebt gij niet ont
vangen eenen geest van knechtschap weder
om In vrees, maar gij hebt.ontvangen eenen
„pest van aanneming tot kinderen, in welken
wij roepen: Abba, (Vader!) De Geest zei
toch geeft getuigenis aan onzen geest, dat
wij kinderen Gods zijn. Indien nu kinderen,
dan ook erfgenamen; erfgenamen namelijk
van God en mede-erfgenamen van Christus.
Evangelie volgens den H. Lucas; XV I, 19.
In dien tijde sprak Jesus tot Zijne leerlin-
<rpü deze gelijkenis: Er was een rijk man, die
enen rentmeester had; en deze werd bij hem
aangeklaagd als bad bij zijne goederen ver-
k vist- En hij riep hem en zeide tot hem:
Wat hoor ik dit van u? Doe rekening van
■pw rentmeesterschap! want gij zult niet lan
ger rentmeester kunnen zijn. De rentmeester
nu sprak bij zich zeiven; Wat zal ik doen,
daar mijn beer mij het rentmeesterschap ont
neemt? Spitten kan ik niet, te bedelen
schaam ik mij. Ik weet wat ik doen zal, op
dat, wanneer ik van bet rentmeesterschap
zal zijn afgezet, zij mij in hunne huizen zul
len ontvangen. Hij riep dan de schuldenaars
zijns keeren, een voor een, bij zich en zeide
tot den eerste: Hoeveel zijt gij mijnen heer
schuldig? Deze zeide: Honderd vat olie. En
hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, zet u
terstond neder en schrijf vijftig. Daarop zeide
hij tot eenen andere: En gij, hoeveel zijt gij
schuldig? Deze zeide: Honderd mud tarwe.
En hij zeide tot hem: Neem uwen pachtbrief
en schrijf tachtig.
En de heer prees den onreehtvaardigen
rentmeester, omdat deze voorzichtig gehan
deld had. Want de kinderen dezer wereld zijn
in huif geslacht voorzichtiger dan de kinde
ren des lichts. En Ik zeg u: maakt u vrien
den uit den onreehtvaardigen Mammon, op
dat, wanneer gij zult bezwijken, zij u opnemen
in do eeuwige woontenten.
8ste ZONDAG NA PINKSTEREN.
De rijkè man, waarvan het Evangelie van
dozen Zondag spreekt, stelt God voor, die de
geheel onafhankelijke Heer van al het gescha
pene,en de Qever van a]]e goederen is. Alles
V, monseh het zijne noemt, heeft hij van
,01 'n.ineeu. n'et in eigendom, maar slechts
-rtn 11 on Mo* Qod' blijft immers de volstrekte
Heel „.ester er van. Vruchtgebruikers,
of volgens een nog juiat d j
2igd woord, rentmeesters VaQ die g02eren zijn
de, moeten wy ze bestieren OV6ree®
wil van God, die het eigendom zich'hTeft'voor^
behouden, en op den tijd c.oor Hem bepaald re
kenschap van ons rentmeesterschap afieggea_
Wanneer echter die verantwoording gevraagd
zal worden, van dien dag en van dat uur weet
geen mensch, en daarom dient een ieder altijd
bereid te zijn. „De rentmeester werd beticht, als
^en die zijn goederen verkwist had", 'n Iederdie
/fderen van God misbruikt, zal als de on-
re® vaardige rentmeester van verkwisting aan
gek aJe, worden. De aanklagers zullen zijn de
g°e e zoowel als de kwade engelen, die iedere
over re S? van den mensch voor Gods recht
bank zu n openbaren. Op de beschuldiging
volgt ie erzoek en het oordeel. „Wat hoor
ik van u rekenschap van uw rentmeester
schap, va - ijzult niet meer rentmeester kun
nen zijn. '11J1nen ons gemakkelijk verbeel-
den door we k een hevigen schrik de rentmees
ter zmh voelde «angeg, toen h;j uifc den
mond van zijn ^eigramcje:n mees^er yernam.
geef rekenschap van Uw beheer. Hij moet ver
antwoording a eggen, maar zijne rekening sluit
met, daar bi) zich aan verkwisting schuldig
had gemaakt. Zijne misdaden van verkwisting
en overdaad zullen uit de rekening blijken en
hij van zijne bediening, voor hem het eenig mid
del van bestaan, ontzet worden. Armoede en
gebrek zijn de schrikbeelden die hem tjgen-
grijnzen. Schier radeloos v'an angst nu een
treurige toekomst zijn deel zal wezen, weet hij
niet wat te doen. Spitten of een ander eerlijk
en winstgevend werk verrichten, kan hij niet, te
bedelen schaamde hij zich. Om het ongelukkig
lot, dat hem' van alle zijden dreigde, te bezwe
ren, minstens om het eenigermate te verzach
ten, aarzelde de onrechtvaardige rentmeester,
die reeds zooveel schuld op zijn geweten gela
den had, nief om nog andere onrechtvaardig
heden te plegen. Na cenig beraad met zich zelf,
komt hij tot dit misdadig besluit: „Ik weet
wat ik doen zal opdat zij (hij denkt hier aan de
pachters van zijnen heer) mij in hunne huizen
ontvangen als ik van mijn rentmeesterschap
ben afgezet." Hij riep allen, een voor een, bij
zich, overhandigde hun de schriftelijke schuld
bekentenis, die bij hem berustte, en Het hen
zelf het cijfer hunner schuld verminderen. Ten
voorbeeld hoe hij met allen deed, haalt de gelij
kenis twee schuldenaars aan. „Tot den eeiste
zeide hij: Hoeveel zijt gij mijnen heer schuldig?
Deze nu zeide: honderd vat olie. En hij zeide
tot hem: neem uw handsenrift, zet u neder, en
schrijf vijftig. Daarop zeide hij tot een anderen:
'en gij, hoeveel zijt gij schuldig? Deze zeide:
honderd mud tarwe. En hij zeide tot hemneem
uw schuldbrief en schrijf tachtig." Yoor ons
allen slaat eenmaal hét uur der verantwoor
ding, en dan zullen onze vrees en angst niet
minder zijn, als onze rekening geen batig saldo
aantoont, maar integendeel bewijs geeft van
groot verzuim of van verkwisting. Zoo lang
de zondaar zich nog ongestoord in zijne genoe
gens van liet tegenwoordig leven kan verlusti
gen, denkt hij aan de toekomst niet. Zoodra
deze echter met al hare verschrikkingen voor
hem staat, beklemt een. doodende angst zijn
gemoed, en radeloos vraagt hij' zich zeiven en
anderen: wat moet ik doen? hoe mij bergen
voor den toom Gods? Is dan geen herstel meer
mogelijk? Kan vóór den dag der rekenschap de
genade van vergiffenis niet verkregen worden?
De rentmeester ging in zich zeiven, en heraam-
de de te nemen maatregelen. De voorzichtigheid
zij ons voorbeeld, maar in omgekeerde orde.
Wat hij te baat nam, zijne onrechtvaardige
practijken, moet door ons als een nieuwe mis
daad vérfoeid worden; daarentegen wat hij niet
kon, of liever wat hij niet wilde, en dat waar
voor hij zich schaamde, moet door ons worden
in het werk gesteld. Wij moeten arbeiden en
bedelen, dat wil zeggen de twee hinderpalen
voor de verbetering van ons leven uit den weg
ruimen, de traagheid door werkzaamheid en den
hoogmoed door ootmoed overwinnen. Zoo ar
beiden, en dan bedelen bij allen, die een aalmoes
ter leniging in onzen nood kunnen geven, ons
als arme bedelaars neerwerpen voor den troon
der goddelijke barmhartigheid, om vergiffenis
af te smeeken, en machtige voorsprekers inroe
pen, die hun invloeden ten onzen bate aanwen
den. Nog blijft de vraag te bespreken over, hoe
de tijdelijke goederen, daarover alleen toch
spreekt het laatste gedeelte der gelijkenis, moe
ten besteed worden. Yóór het antwoord kan
gegeven worden, moet het volgende goed begre
pen worden. „De heer prees den onreehtvaardi
gen rentmeester, omdat hij voorzichtig gehan
deld ïad Het kan aan niet den minsten twij
fel onderhevig zijn, dat de heer geenszins de
daad zelve van zijn onreehtvaardigen dienaar
prees. Deze te prijzen zou voor eiken eigenaar
onmogelijk wezen. Het eenige wat de heer lof
waardig achtte, toen hij de slimme vondst van
zijn dienaar vernam, was de omzichtige wijze
waarop de 'rentmeester voor zijne toekomst ge
zorgd had. Wanneer wij de slimheid van een dief
bewonderen, valt het ons immers ook niet in
den diefstal zeiven te roemen, maar alleen de
berekende list waarmede die wordt uitgevoerd.
Daarenboven door den rentmeester met den
onteerenden bijnaam van onrechtvaardig te la
ken, door hem onder de kinderen der wereld, dat
is der geldzucht, der zonde te tellen, door het
geld den mammon der ongerechtigheid te noe
men, spreekt de Zaligmaker zoo sterk mogelijk
zijne afkeuring uit over liet schandelijk bedrog,
waaraan de rentmeester zich schuldig maakte.
Volgens de voorstelling der gelijkenis prijst Je
zus in geenen deele het misdadig bedrijf van
den verkwister, maar alleen diens sluw overleg
en bezorgdheid om zich vrienden te maken. Hij
stelt hem slechts aan Zijne toehoorders ten
hoe ijverig en met welk een wijs be-
tr'en lv V°°r ^unne ware belagers moeten zor-
oendc, w°rdt nog duidelijker door de vol-
rpT°°r en van den goddelijkeu- Leermees-
n IL T ZOdeku»dig raadsel, wil Hij zeg-
f dezer "'m loochenen feit: „de kin
deren dezer wereld z1Jn in hun geslacht voor
zichtiger dan de kinderen des lichts". De
aardschgezmden, die geen hooger streven ken
nen dan te zorgen voor wat hun tijdelijk wel
zijn, hun fortuin betreft, zij gedragen zich zeer
voorzichtig, gaan met beleid te werk, ontzien
geen moeite. In hun geslacht, in hun leven en
streven, betoonen zij zich wijs en behoedzaam,
daarin winnen zij het verre van hen, die door
Jezus kinderen des lichts, der waarheid en der
genade genoemd worden. De eersten zijn bedrij-
viger in het bezorgen van hun aardsche aange
legenheden dan de laatstgenoemden in het be
hartigen van de hoogste belangen hunner ziel
en zaligheid. Doch niet alleen om een bewijs
Zijner Alwetendheid te geven, richtte Jezus die
woorden tot Zijn toehoorders. Zijn doel reikte
verder, Hij wilde naar aanleiding van de
voorgehouden gelijkenis een voor alle Christe
nen geldend beginsel verkondigen omtrent het
ware gebruik der aardsche goederen. „Maakt
u vrienden uit den mammon der ongerechtig
heid, opdat wanneer gij zult bezweken zijn, zij
u opnemen in de eeuwige woningen. In deze
woorden geeft Jezus de toepassing der parabel,
en wel met een klem en nadruk, die buitenge
wonen indruk op ons moeten maken. „En Ik,
sprak Jezus, zeker met verheffing van stem,
tot u zeg Ik". De heer had het schrander beleid
van zijn rentmeester geprezen; in tegenstelling
van dien slechts half verdienden lof, zal de god
delijke Meester een ander middel aan de hand
geven om de lofprijzing van God en een duur
zaam geluk ons te verzekeren. De goede raad,
die Jezus gaf, luidde als volgt: de goederen de
zer wereld zijn een mammon, zijn gelden der
ongerechtigheid, omdat zij of oponrechtvaar
dige verkregen zijn, of tot onrechtvaardigheid
misbruikt, of op onbehoorlijke wijze bemind
worden, of in zich zeiven bedriegelijk en onbe
stendig zijn. Doch een Christelijk gebruik vol
gens Gods bedoeling daarvan gesmaakt, zal ze
aan hoogere doeleinden dienstbaar kunnen ma.
ken, tot het verkrijgen van hooger geluk ge
schikt maken.
Volgen wij dien raad van den goddelijken Za
ligmaker. Beijveren wjj ons de tijdelijke goede
ren, die God ons geschonken heeft, Hetzij zij
veel of weinig zijn, zóó te gebruiken, dat wij
ons -daardoor vrienden maken, die ons als wij
zullen bezweken zijn en voor den rechterstoel
van God verschijnen moeten, zullen bijstaan en
ons in de eeuwige woningen, in den hemel, doen
opnemen
XXY
HEEFT DE KATHOLIEKE KERK HAAR
TIJD. GEHAD?
Eir is een blekende Latijnsche spreuk, „quae
vo!l umus, lib-enter credimus", hetgeen b-et-ee-
kent: „SVjat wij willen, geloov-en wij gaarne".
'Zoo is het met de vijanden van de H.
Kerk.
Z.e zonden toch, o poo graag willen, dat
zij op bovenstaande vraag een bevestigend
antwoord konden geven en dat dus de
Roiuusi-h Katholieke Kerk, die nu al ne
gentien eeuwen bestaat en in al dien tijd
wel veel aangevallen is,, maar tdeih niets aan
kracht, ziaowel inwendig; a.ls naar huiten,
verloren heeft, haar 1 angsten tijd gehad
heeft.
'Maar jawek zij kijken loelijk op, hun neus,
zjooajs we hieronder zullen nagaan.
De hbven dit artikel gestelde vraag is fei
telijk voor tweeërlei uitleg valbaar, zoodat
er dus ook een dubbel antwoord op moet ge
geven warden.
Eerstens toch wordt er mede bedoeld of
de Katholieke Kerk den langsten tijd bestaan
heeft en spoedig zal verdwijnenmaar ver
volgens ook, of de Roomsch-Katholieke Kerk
wel met haar tijd meegaat m. a. w. of zij
eigenlijk niet uit de oude doos is en dus nog
wel reden vian bestaan heeft
Zij begonnen al boel- spoedig ermede om
het doodvonnis over de Katholieke Kerk
te vellen, want reeds de Romeinsche keizer
Trajanus ontving van een zijner proconsuls
de belangwekkende modedeling-:Binnenkort
dank -zij de vervolging, za.l die sekte, wel
opkonden te bestaan en zlal men van dien
gekruisigden God niet meer hooren spre
ken
Die profeet 'moest uu nog maar eens een
kijkje komen nemen, wat zou hij beteuterd
staan kijken!
Een paar eeuwen later beroemde Juli aan
de -afvallige zich eroip, dat hij „de doodkist
van den GaJóleër (zoo noemde hij Christus)
aan het 'maken was ma,ar hij is er klaar
blijkelijk niet mee klaar gekomen en toen
hij istierf, wa,s hij gedwongen uit te roepen:
„Gij. hebt Overwonnen, Galileër."
Juliaan is reeds eeuwen dood, maar de
Kerk bestaat nog, machtig en sterk.
Luther, de hervormer, de hoogmoedige op
standeling' tegen godsdienst- en Pausdom riep
den piaatsbekleeder van Christus in dries
ten overmoed toe: „O, Paus, tijdens mijn
leven was ik voor u een pest, na mijn do,o,d
zal ik uw ondergang zijn."-
Nu, Luther is gestorven en zijn sekte
schijnt hoe langer hoe meer den dood nar
bij te komen, terwijl Pausdom en Kerk on-
verwinnelijb nog daar staan, a,ls waren zij
ojnbieptreden.
En iVo-ltaine, de heiliglsc,kennende Clhris,-
tusbespotter, die Jesus Christus een ,eer-
looze" noemde, Dien hij zou willen verplet
teren, hij is gestorven als een hond, vervloe
kend Deongene Die machtiger was dan hy
en (Wiens werk wel bestand was tegen zijn
laffe aanvallen. 1
Gaan we a,l deze sprekende ieiten na»
en dit zijn er slechts zeer weinige door-
loopan wij de wereldgeschiedenis, dan wijst
alles erop; dat de Kerk' door Christus ge
sticht wel op zulk een vhsten grondslag .is
gebouwd, dat „de machten der hel haar niet
zullqn overweldigen"- zooals Christus zelf
het vöorziegd heeft.
Het, is duiS; wel zeker, d,at de Kerk „ha,at
tijd niet gehad" heeft; want waar zij zoo
glorievol als overwinnares uit zooveel strijd
is naar voren getreden daar is 't niet denk
baar, .dat zij de nog komende moeilijkheden
niet op dezelfde wijze zóu te hoven komen.
iWiat het tweede antwoord betreft, gelooven
we wet dat wij kort kunnen zijn. In alles
toont de H. Kerk steeds meer en meer dat
zij zich weet aan te passen a,an de tijdsom
standigheden en niet star blijft vasthouden
een hetgeen altijd zoo geweest is en omdat
het zoo altijd geweest is, .dus zoo ook het
beste is.
Zie b'.v. het laatste besluit van Z. H.
den Paus betreffende de verandering in het
aantal der R. K. Feestdagen: dit is toch
ook een aanpassen a.an de tijdsomstandig
heden, die zooveel verschillen van de tijden,
toen -die verschillende feestdagen werden in
gesteld.
Neem ook de vastenwet: vroeger was die
heel wa,t strenger en lastiger; maar nu 't
gebleken is dat dit voor 'onzen tijd niet
meer zoo kan blijven, is daarin veel verzach
ting gebracht.
Er zou nog veel meer aan te halen zijn
om te bewijzen, dat de Roomsch-Ivatholieke
Kerk niet uit de oude doo-s is, of een verza
meling van dompers, want we willen niet
eens wijz-en Op de vele instellingen op soci
aal en liefdadig gebied, die haar stuwkracht
ontvangen van de Roomsehe Kerk, doch we
zullen eindigeniedereen kan nog wel voor
heelden vinden ten bewijze, dat de H. Kerk
„haar tijd nog niet heeft gehad.
X.
No. 30 UIT „DE LEEUWERK".
Woorden van
J. P. HEIJE.
Muziek van
WILH. SMITS.
Klein vogelijn op groenen tak,
Wat zingt ge een lustig lied!
Wij hebben in ons heele boek,
Zoo'n vroolijk wijsje niet.
O zeg ons, zeg ons aardig heest!
Wie of uw meester is geweest.
O zeg ons, zeg ons aardig beest!
Wie of uw meester is geweest.
Zoo zuiver zingt gij en zoo hoog,
Zoo keurig in de maat,
En 't hart dat popelt ons van vreugd
Wanneer uw keeltje gaat.
O zeg ons, zeg ons aardig beest!
Wie of uw meester is geweest, enz.
O zeker is 't de goede God,
Die 'tu heeft toevertrouwd,
Opdat gij aan der blindenoor,
Zijn goedheid melden zoudt!
O ja! wij weten, 't, aardig beest!
Wie of uw meester is geweest, enz.
Toen het vaststond, dat mevrouw Edward
Coakiey en haar dochters Bella, Florence en
Cora voor drie of vier maanden naar het vaste
land zouden gaan, scheen het de meest natuur
lijke zaak Ier wereld, een cijfer-code in erde
te brengen, ten einde voor zoo gering mogelij-,
leen prijs met den hoer Edward Coakiey tele
grafisch verkeer te kunnen houden.
„Dat doen ze allemaal," zei mevrouw Coak
iey. „To-ein mevrouw Barrolt naar het buiten
land ging, maakte zij een cijfer-code, met haar
man klaar, en zij verleide me dat zij er bijna
genoeg door heeft uitgezuinigd, om te Parijs
een nieuwen japon te koo-pen. Eiken keer dat
zij seinde, maakte ze een profijtje van twee
tot vijf shillings, en zooals je weet: dat loopt
gauw op. Zoo ze nog maar enkele keeren meer
had geseind, zei zc, zou ze genoeg hebben over
gewonnen voor een nieuwen hoed."
Deze me'.hode van rédeneereit deed mijnheer
Coakiey opkijken met ietwat twijfelachtigenbllk,
maar toch gaf hij zijn toestemming voor liet
cijfercode-plan.
„Nu, goed dan, we zullen de code hebben,"
merkte hij op, „maar aLs je voornemens bent
er geld uit te slaan telkens als je seint, dan
ware het misschien maar beier, dat ik me vrij
willig bankroet gal"
„Eiken keer dat ik gebruik maak van de
telegraaf zal ik iels uilsparen, niet waar?" vroeg
mevrouw Coakiey. „En elke bezuinigde stuiver
is oen stuiver gewonnen, niet?"
De heer Coakiey keek nog twijfelachtiger;
maar nadat zijn vrouw beloofd had, dat zij niet
zou trachten eenigszins groote sommen op aie
wijze te verdienen, stelde hij voor om een. coi e-
boek te koopen. T„
Al ie zotl" riep mevrouw Coakiey uit. „Je
bent de buiiensporigote man, dien ik ooit heb
gezien. We zullen een eigen code-boek opma
ken, waarin juist de volzinnen voorkomen, die
we waarschijnlijk noodig zuilen hebben. In een
code boek over handelszaken komen die niet
voor."
Mevrouw Coakiey was er niet de vrouw naar
oni lichtvaardig te spreken in een aangelegen
heid van gewicht, en het bleek dan ook spoedig,
dat zij al een plan voor een code had uitge
werkt. Zij haaide twee oude spelboeken voor
den dag ©ix opende ze op goed' geluk af. De
les op de eerste bladzijde had beirekking op
vrouwennamen, wat haar bij uitstek van pas
voorkwam.
„Nu moot jij de noodige volzinnen ui-don
ken, en dan zal ik er een neerschrijven achter
eiken van d eze namen. Dat zal ons de beste
code verschaffen, die we maar kunnen wea-
schen".
„Mij dunkt," bracht de heer Coakiey in het
midden, „dat we verstandig deden met te be
ginnen een code te fabriceeren, die je in staal
zal stellen, mij te zeggen, waar ik de dingen
moet zoeken, die je vergeten hebt en welke
je verlangt opgezonden te zien.1'
„Ik zal hoegenaamd niets vergeten," antwoord
de mevrouw Coakiey vinnig.
„Dat is gebeurd in den zomer toen je naar
Schotland bent geweest, en ook in den zomer
toen je naar Scarboro ging, en evenzoo, toen'
je dat kleine Iersch® uitstapje maakte," her
nam de lieer Coakiey doodkalm.
Mevrouw Coakiey kreeg een kleur van ver
ontwaardiging, maar haar verstand zei haar,
dat hij gelijk had. Derhalve zweeg ze verder
en schreef achter verscheiden namen volzinnen
als: „In de linnenkast", schrijfbureau of
kasi", „in de provisiekamer" en „gij zult
vinden."
„De streep en", legde zij uit, „zijn voor den
naam van een persoon o! een artikelBijl
afzending van het kabeltelegram zullen ze moe
ien worden ingevuld."
„Volkomen begrepen," gaf de heer Coakiey
ten antwoord, „en nu zal je iets moeten neer
schrijven, om mij te beduiden, „dat je je oor
spronkelijke plannen hebt veranderd. Je veran
dert ze altijd, dat weet je wel."
Mevrouw Coakiey beet op haar lip, doch
schreef
„Plannen veranderd, schrijf me ie
„En iets, om aan te geven, dat je koffers
zoek zijn," ging de heer Coakiey voort. „Je
verliest altijd een koffer, dat weet je wel. En
je komt altijd geld te kort op het meest on
voorziene oogenblik."
,,'t Is nu wet geweest,' 'zei mevrouw Coakiey
koel. „Ik zal zelf deze code voltooien, ze in
het andere spelboek copiëeren en een van da
boeken in je bezit laten. Als ik pogingen aan
wend, om zuinig te wezen, dan waardeer je
die nooit. Veronderstel eens, dat een der meis
jes ziek werd, of dat haar een ongeluk over
kwam. Dan zou je dat terstond willen welen,
en je zou er zeker mintrr Uj cid zijn*
ais dat allemaal werd gessted tegen een hal
ven of een heelën shilling per woord." 1
„Schrijf het allemaal maar op," antwoordde
hij bedaard, en ik zal het bestudeeren wanneer,
de lijd ervoor gekomen is."
Hij was blij te zijn onthieven van den last,
nieuwe volzinnen te moeten uitdenken en bin
nen vijf minuten, dacht hij ai niet meier aan de
cijfer-code. Eerst geruimen tijd daarna herin
nerde hij ze zich weer. Het eerste uitstapje
naar het vasteland is een zaali van groot hui
selijk gewicht cn het Fjdperk onmiddellijk voor
het vertrek is gemeenlijk overdruk. Er zijn toch*
zooveel kleinigheden, die de aandacht vragen.
Vervolgens, wanneer dal voorbij is en de rei
zigers zijn heengegaan, komt er een gevoel van
verlichting, van vrijheid, over den achterblijven
den man, voor een zeer korten lijd. Het
komt ef' dan immers niet op aan, hoe lang
hij op de sociëteit blijft, of hoe laat hij thuis
komt, om tc dineeren. Maar binnen een paar
weken verliest die vrijheid veel van haar aan
trekkelijkheid, en zou hij ze graag weer inrui
len legen de beperkingen van het familieleven.
Intusschan over die enkele weken, dat zijn ge
zin zou wegblijven, zat de heer Coakiey niet
bijzonder in; in dien tijd zou hij zijn \rijhcid
wel niet betreuren.
Hij zag dan ook geen reden om zich het
hoofd te breken tot den ochtend, waarop hij
volgend kabeltelegram ontving: „Ann Esther
Monday Laura."
Zijn hoofd was niet al te helder dien mor
gen, vanwege oen partijtje onder vrienden op,
de sociëteit, en hij las dus het telegram twee
maal over.
„Laura ken ik heel bes!," mompelde hij, „dat
is mevrouw Coakiey, maar wis voor den drom
mel is Anna Esiher Monday, en wat heb ik
met haar te maken I"
Plotseling herinnerde hij zich de code.
„Maar die heeft ze me nooit gegeven!"
riep hij ontsteld ujt. „Waar is ze?"
Het kabeltelegram was hem overhandigd op;
zijn kantoor, en onmiddellijk begaf bij zich naar
zijn woning. Het bericht kondigde waarschijn
lijk de behouden komst te Parijs aan, maar hij
wist het niet. Bijgevolg begon hij het oude spel
boek le zoeken. De keukenmeid en de werk
meid moesten gedurende de afwezigheid vaa
zijn vrouw de huishouding waarnamen, en ein
delijk vond hij de laatste, slof afnemend, in da
bibliolheek.
„Mary," zei hij verstrooid, „weet jij iets van!
Ann Esier Monday?"
De meid keek hem verbaasd aan.
fk bedoel," verbeterde hij „het code-boek.
Natuurlijk heb je nooit gehoord van Ann Es-
(her Monday, maar ze staat... ze staat in he*
code-boek... Heb je haar gezien?... ik wil zeg
gen het, het code-boek?'-'
Mary schudde het hooid. en wilde weer aan
haar werk gaan.
't Is een spelboek," verklaarde hij nader. „Mex
vrouw Coakiey heeft zooeven geseind: Ann Es\
Iher Monday, en ik weet niet wat het beteo.
kent.'-'
Zoo gauw als het meisje zich kon verwijde
ren haastte zij zich naar de keuken, om hei
geval met de keukenmeid te bespreken. „Hoe
kan een code-boekteen spelboek zijn?'-' vroeg zo.
„Dat kan niet,"* antwoordde de keukenmeid
beslist,,'t is een van die dikke wetboe
ken, meen ik zeker te weien. Hij heeft* je stel
lig beet willen nemen, Mary
De heer Coakiey had als rechtsgeleerde een
kk-ir.o bibliotheek in zijn woning; de verklaring
scheen dus aannemelijk. Toen hij 's avonds thuis