Be waard nit „Se zwarte draai"
Zie miïn handen maar
Cfel_jn55te reasi ïtaaï rdé "Alpen Heteï ik som
tijds in Bieier&ehe landstadjes oef marktplaat
sen logeeren. Dis rust dezer steden deed mij
gojejd en ik trachtte steeds zulke te kiezen,
di-Q die glewiotne tourist in dan sneltrein voor-
bij' spoedt, zonder hun gele kuizen, hun
waardige raadhuizen en de pannendaken hun
ner schoone kerkgebouwen «enig© aandaqht
te schenken.
Toen de trein mét lange draaiingen lalrfgs
de met boöch bedekte berghellïn gen de Do-
nauviakte inging, informeerde ik "bij mijn
medereizigers naar Iaën gjeschikt logement in
Deanzindorf.
„Ik zou u ,rde Zwarte Draak" kunnen re-
commandeeren", antwoordde 'dia aangespro
kene. een "bejaard spoorwegbeambte, „dat is
iet beate -voor logies en consumptie, maar
't is eigenlijk geen Nortel."
„Djgt zoek ik juist. Eek soliod burger
huis........"
„Jawel Salied maar ik mag u niet
verhelen, dat er van dit huis booze praatjes
gaan.'-'
_„Zoo spoolct bet er misschien'? Ik wig
niet, dat er tegenwoordig nog zulke logemeg
ten waren.'' i
„Neen; van spoken beeft men er kooit' ge
Koerd."
Een akdere reiziger mengde 'zich in 't' ge-
dprek en kei„Er schijnt daar wel eens
iets Weg te raken en men Weet niet, wie bet
Wegneemt. Nooit is het gelid) maar voorwer
pen vlak. waardje, vooral aktdeke stukkien.
Juffrouw Irene is er wel leens zleier opjge-
Wctodéin! over gewéest.-
„Diat is de nicht viak dek waard", zei
de beambte, „eten zieler flink© jong© vrouw,
die de gehoede mak drijft, want hijzelf, Kreu-
zmger, is een vreemde, verlegen oude man.
Me® boort hier adders dooit van stelen!, maklr
tiis n vreemd, grofot buis, met zooveel gan-
glek, dat reizigers er W|el eens in verdwaald
7TT en. m daiaib dab den trein zijn gekomen."
Toen ik uitstapte rolde de donder in de
donkere tergen. De staid lag, tusschen de Do
ne® en het woud, geel lek rood, bewaakt door
drie mjoioie torensj» Gelukkig wajs ler een om-
nibud yajn het .logement add bet station'. Die
weg ^ging dajar beneden led "twee remmen
maakten een ouadngenaam knarsénd lawaai.
JVe reden eerst oyer den landweg door wei
landen, toen kwadien we in' 'd|e stad, gingen
over een 'groot xdarktplein én Kielden einde
lijk ik een dadw straatje, bij een neerstroo-
menden regen stil Voor Wet logelnjent „de
Zwartte Draak", i i
Needs in de vestibule 'ctatmoettfe mij een
gestalte, die mij' me dadelijk thuis deed 'ge-
Voelen1, een weldoende verschijn i ng die ze
ker juffrouw Irene moest 'z'ijn, vlak wié de
reiziger mij gesproken Wad. 'Ik molest denken
aan' een 'goedhartig© tapte mijns vaders, die
mij steeds welwillend ontving. Zij was tien
voudig gekleed in bet mooie elostuum der Bei-
ersebe Alpen. Hajar bruin 'gelaiait met zaiobte,
donkere oogen wafè échoon en inUtemeind. Het
waS mij, of ik Waar reeds dikwijls ontmoet
Wad 'hier in een Sennbut, daar in een der
drukke straten van MuncKen, een vriende
lijk vrouwentype, dat veel voorkomt.
„lUi is' molg "bijtijds binnen Voor de bui,"
sprak' zij en geleidde mij zelf verder.
Ik Vroejg naar een kamer, die op een bin
nenplaats uitzag; bij kort oponthoud zijn
mij. die altijd Wet aangenaamst, omdat men
geen last beeft Van bet straatgewoel.
Zij kon mij 'die geven en weldra koek ik op
bet groen van druipende kastanjéboomen,
daarachter rees' elan steile hoogte op.
Het zeer 'aintieké buis maakte op mij ©en
bevredigenden indruk. 'Misschien werkte
daartoe de trouwhartige vrouwelijkheid der
nicht mee. Zij verteld© mij. 'dat mijn kamer
grenöde aan bet oudste gedeelte, 'dat tegen
woordig .niet meer .gebruikt werd. Het ge
bouw was vroeger een cteel van ©en kloos
ter geweest.
In de gelagkamer, die ter zeer gezellig
uitzag, dag ik ook den waard van „de Zwarte
Draak," dien beer Baitliaisar 'Ereuzinger.
Zooals hij daar rondliep, deed hij aan een
grooten, ziwarten beer denken; .zijn gebo
ren hadden iets zoekends. Terwijl ik mijn
avondmaal gébruikte, scheen hij mij ©en ho-
lenbeer, die in dien oertijd in zijn kalksteem-
gratten rondliep .en snuffelde en 'zocht
Eien der gasten ztoi zacht„Ereuzinger gaat
vandaag onder de mens(cbonhij 'hjeeft zijn
goeden dag I" 1
Nu kwam de holenbeer aap mijn tafel en
begon een gesprek. j
Tot mijin, vexwondei-ing begon hij niet met
'3e gewone nieuwsgierige vragen) maa-r na
een phar losse zinnen a si hij plotseling:
„Mfanneer u een echrijvér is, zal u Schil
ler wel kénnen," en haastig voegde hij er
bij: „O neen, ik ben niet zolo dom om te
meenen, dat hij nog 'op aarde leeft. Maar hij
leeft toch. Ik bezit al de wier ken van Schiller
en vele zijner gedichten ken ik van buiten.
En er is' een vers, dat mij altijd in 't hoofd
ronddraait en waarover ik wel eens met een
verstandig mensch zou willen spréken. 'Het
heet„Ewig still steht die V©rgangenheit.
Ik knikte, nieuwsgierig .om1 meer te hoo
ren.
„Ziet u," ging ,HSj na eenige aarzeling
voort, „ik héb over dit gedicht vaak moe
ten nadenken, 't Is heel juist wat Schiller
daar zégt. Het verledene geeft rust, de ware
rust. Alles wat gebeurd is, dat geteft iets
tots, iets stilis, hét verledlene alken geeft
rust aah onze gedachten, kracht om hét druk
ke tegenwoordige te trotséaren..... 't Verle-
dene is een hemelrijk, waarin mien Volkomen
gélukkig rond kan wandelen."
Ik' ,wa)s verbaasd een ©enyoudigen "Beier-
schen' herbergier zioo diepzinnig ovler ©en
zlaak te hoeren filosofeeren en ik' zette mij
op .mijn gemjak om' een gespïpk mét Wem te
beginnen toen hij geroepen werd'Wij .Ver
dween en ik zag hem dien gehéolen avond 'niet j
terug. y
Ik gdrig öpbedig na,air béd én viel wteldrai j
in slaap. Ik droomde v!an de eindeloozte grot-1 gebruik van krijgshonden reikt tot in de
ten en de Safzburger kalkalpm. Plotseling foudheid teru„. in ^n 0pstel in „Secoio XX"
„Hij ligt Voter Kef sdn'oone portret van
uw moteder, waar u sprekend op: lijkt."
Tioch Kad ik' 's middags mijn ring terug.
Ereuzinger zag ik niet méér. 'S AVoinds ging
ik verder naar Rosenheim, op .wieg na;air Ty
rol.
Eerst jaren' later kwaM ik weer in de
buurt van Deinzéndorf. In Gotteszell kwam
een vrouw in den trein, wier goedige bruine
Oogen mij bekend voorkwamen. Ook zij Wer
kende mij en gaf mij de hand.
Juffrouw Irene,"- vroeg .ik.
„J"wel,. Irene Dammer, uit „cfe Zwarte
Draaitin Deinzéndorf. U. is in jaren niet
bij ons geweest."
Zij begon te vér tellen en d© weemoedige
toon, waarop zij' over Waar oom sprak, gaf
mij de overtuiging, dat zij over een doode
sprak.
„Zoo zoo," zei ik'. „Hij was een bijztohd&r
sterk_ man, nietwaar
„Klas dat is hij nog, vooral als hij
aianViallen van woede Kaeft.
„Deeft hij dan nög?"-
„Ja, hij leeft nog," antwoordde Zij en wees
op een aantal groote gehioiuwen in de verte,
die aan een gesticht deden 'denken, „daar
leeft hij, maar zijn verstand is geheel ver
dwenen."
werd ik wakker !d|at meende ik ten minste.
Een reusachtige béér stond op zijn achter-
ptooten voor mijn béd. Ik ging overeind zitten
de beer wlagl verdwenen. Buiten plaste nog ad-
tijd dé regten én leien matte sehp'n verlichtte
d© kajmér. Ik keek naar den oorsprong vian
hét licht etn bemerkte, dat hét uit éen niet
gebruikte kachel kwam. In dezle streken Weeft
men vlaiak dé kachels in de murien gemetseld
en stookt mén ze van huiten, van! uit de
gang. Ik stond op en kleedde mij gedeel
telijk atan _en dééd de kamerdeur open. Ik
beviond mij in een 'slhalle gang en zlag een
lichtschemering, die uit een rij van drie of
vier kamers kwant.
Nieuwsgierig ging ik verder én Ket schéén
mij toe of ik' in een nachtelijk musieum van
oudheden wals. In de vierde kamer Zag ik
een licht en naderbij koutende bemerkte ik
dén waard' vbor een groot portret van leen
wijst kapitein Massa er op, dat reeds de Romein-
sche manipulae en ook de Grieksche legers oor-
logs- en speurhonden meevoerden, die zoowel
wercren gebruikt in den strijd 'alsook voor het
overbrengen van boodschappen.
De Spartanen lieten steeds een troep honden
vooruitgaan, welke door vertoornd geblaf de aan
wezigheid van den vijand verrieden. Servius Tul-
lius liet de Romeinsche troepen, die den nach-
telijken bewakingsdienst verrichten, honden mee
geven. Bekend is, hoe de Waakzaamheid dei
honden eens Korimthe redde; de slechts uil
weinige mannen bestaande vooruitgeschoven posl
voor de stad had 50 Aziatische honden bij zich,
die de krijgers bij 'den bewakingsdienst onder
steunden. In bergachtige streken heeft Philips van
Macedonië in zijn krijgshonden de trouwste en
beste bondgenooten gevonden. In 3e oorlogen
der Kelten, Kimbren en Te ulo tien gingen aan
vrouw, die precies de bogen"van Irené had. jJf 'fd€r dikwiJls duizenden herdershonden voor-
„Hier heh ik' iete hml moois, iets Iteal Kdle *r°P waren afgcrrcht, iedereen aan te
ouds, dat zlal je wel bevallen," sprak hij als
tegen de beeltenis. Als ©en op heeterdaiad
betrapte spion ik naax mijn kamer terug
en in het nadenken over deze gaheimizinliige
dingen pakte mij de sliaaap en w©rd ik eerst
met vol daglicht wakker.
Die regen' had' opgehouden en toen ik hét
vlenster opende stroomde de 'friss-cWe lucht
der kastanjes mijn kamer binnen. Ik dacht
nauwelijks aan mijn droom, wiant zoo be
schouwde ik mijn nachtelijk avontuur, doch
toen ik' de ooigen vjan' Iren© weer ontmoette,
werd mij duidelijk' dat hier éen raadsel was.
Dadelijk na het ontbijt snelde ik naar b'ovén
en keek eens waar ik 's nachts geweest was.
Er was werkelijk een suite van vier kamers,
vol ,met stukken en voorwerpen uit ouden
tijd, allerlei soort dingen van waarde en
ombeteekénende vodden. Onwillekeurig .greep
ik naar mijn horlogeketting en miste ©en zé-
gélring, dien ik daar aangehangen had ©n
dien ik van mijn overgrootvader geërfd Kad.
Ik herinnerde mij de vérhalen in den trein
en zette mijn wandeling voort én zie daar
op hét marmeren tafeltje, onder het groote
portret lag het tusschen allerlei voorwer
pen voior dames.
Juist wilde ik mijn éigendota terug némen,
toen een zware hand op .mijn schouder werd
gelegd.
„ffViat doet u, mijnheer, 'in mijn priv'a'atver-
trekken i
„Miaar déze zegelring, ia tolch' niét v!ah u,"
antwoordde ik scherp.
„Daarvan heb ik niets geweten," sprak
hij bijna: weenend. „Maar wees 'dalairmee te
vreden, in hét verteden© is hij het veiligst."
Ik bemerkte, dat ik met teen zieke te doen
had, ging heeft en zOcht juffrouw Irene op.
Deze sloeg de handen v'an schrik ineen en
vertelde mij, dat haar oom die kamérs tot
een rijk Van het verleden© had ingericht.
Daar hangt het portret mijner moeder, die
mijn oom gaarne tot vrouw had gehad, doch
deze had de voorkeur aan mijn vialder gegeven.
Het stelen van voorwerpen is evénwel iets
nieuws. Geloof inij, hij weet ter niets van,
hij doet alles in zijn slaap, overdag verheugt
hij zich over elk 'voorwerp opnieuw."
Ik was geroerd en vol medelijden ©n zei
dat hij den. ring wel mociht behouden.
vallen, die hen in. den. weg trad. Teen Attila
de Alpen overschreed aan de spits van een
leger van 700,000 barbaren, liet hij steeds den
nachetlijken bewakingsdienst, over aan bijzon
der afgerichte wilde bloedhonden. Ook Karei
V voerde op zijn krijgstocht tegen Rome een
geheet leger van krijgshonden met zich. En in
de slagen bij Morgarten en Sempach hebben de
Zwit.ser.sche honden daadwerkelijke hulp ver
schaft, toen het er op aankwam de mees
krijgszuchtige heeren van dien tijd te overwin
nen
Onze gewone brandnetels, waarmee' het mu
juist niet aangenaam is in aanraking te komen,
zijn buitengewoon onschuldige gewassen in ver
gelijking met eenige tropische soorten. Een Ja-
pansch plantkundige heeft onlangs een op For-,
mosa voorkomende brandnetelboom, die den we-
tenschappelijken naam Laportea ptarostigma
draagt en waarvan de onaangename eigenschap
pen overigens reeds in oude Chineesche wer
ken staan aangeduid, nader beschreven.
1>eze boom heeft een hoogte van iets meer
dan drie meter. AI de bladeren zijn, voorzien
van steekwerktuigen, wier aanraking buitenge
woon pijnlijk moet zijn. Men,schen die aan de
zen boom zich gewond hebben, Ioopen luid
schreeuwend van pijn, dagenlang rondEerst
dan begint de pijn minder te worden.
Een diergelijke plant komt in Queensland voor.
Zij bereikt een hoogte van 4 a 5 meter is
echter meer een struik dan een boom. De plant
heeft een zeer onaangenamen geur, die wie
haar naderl, ais waarschuwing kan dien-en!
De pijn, door dezen struik veroorzaakt, moet
nog heviger zijn dan die van den netelboom
op Formosa. D© verwonding hiermee moet
krankzinnigheid makende pijn veroorzaken. Men-
schem en dieren, die door de netels geraakt
worden, wentelen zich op den grond om. Er blij
ven geen uiterlijk zichtbare teekens van verwon
ding over, maar er gaan maanden voorbij voor
dat de pijnen geheel' verdwenen zijn,
Heer(Een dame teen röos aanbiedend)
Ruik eens, juffrouw Anna, wat een heer
lijke geur! Is da,t niet een echte nefussym
fan ie
WOEI
WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1911
No. 7602
6ULAGE VAN 0E NIEUWE HAARLEffiSCHE COURANT
Eens op een triestigen herfstavond, dat de
wind over het land huildede hemel grijs
zag en de regen tegen de kleine ruitjes van hun
hut kletterde, zaten de twee oudjes naast el
kaar voor de haardstee en keken naar het vuur
dat langzaam wegstierf.
„Anne-Marie, 't zal met ons weldra ook zoo
gaan!
„Verdraaid, ja!"
„Hoe oud ben je eigenlijk al
„Met Kerstmis ben ik zeven-en-zestig...."
„Zou je het leven nog eens opnieuw begin
nen, als ze 't je aanboden?...."
De visscher dacht even na, daar voor het
vuur welks flauwe schijn zijn rimpelig gezicht
belichtte.
„....Nog eens meemaken waar ik nu door
heen ben? M'n kinderen zien sterven?
Neen, hoor.... daar moet ik niets van heb
ben 1"
„Allemaal goed en wel, Yves,.... maar we
dienen toch voorzorgsmaatregelen te tref
fen
„Voorzorgsmaatregelen?.... wat voor voor
zorgsmaatregelenwaarvoor?.
„Als ze ons allebei begraven hebben, Yves,
jou en mijwie zal er dan nog voor ons
bidden
Daar had de oude broek nooit veel over na
gedacht
Da's waar.... Als ze hem zes voet onder
den grond gestopt hebben en Anne-Marie er ook
niet meer is, wie zon er dan voor hen bid
den
En de stilgeaarde Bretonner, die gewoon was
aan de eenzaamheid van zijn land en de verla
tenheid op zee, dacht aan die eindelooze stilte,
die verlatenheid in die plaats van schrik en
geheimenis, en hjj verschrok er van.... Ja, ze
had wel gelijk, de oude vrouw.
Zij dienden voorzorgsmaatregelen te nemen
maar hoe?.
En toen legde Anne-Marie hem uit, hoe zij
voor 300 francs eenmaal gestort bij den pas
toor, jaarlijks een gezongen zielemis zouden
krijgen op den verjaardag van hun sterven.
opgedragen voor de rust hunner ziel....
„Maar hoelang?"
„Altijd door!
En de Bretonsche maakte een wïjdsch' gebaar
dat de eeuwigheid scheen te moeten beschrijven.
Best.maar die 300 francs!.
Hoe in die arme verlaten hut 300 frs. bij el
kaar te krijgen en dan nog te eten te hebben?
300 francs!.om die bijeen te krijgen zou
hij heel wat visch moeten vangen!zij heel
wat kousen moeten breien!.... en heel wat
geitenkaas moeten verkoopen!.
En ze begonnen te rekenen, als ze het kapi
taal er eens bij namen
Op de spaarbank hadden ze 117 francs in ge
val er iemand ziek werd....
Dan hadden ze ook nog een klein brokje land,
dat de slager had gehuurd,.... dat wa9 ook
nog wel een 80 frs. waard.
Dan nog 'n antieke kast, die een heer uit
Parijs met geweld wilde koopen. Ze waren er
erg aan gehecht, want 't was een oud familie
stukAnne-Marie borg er al het linnen in
maar enfin, men zou zich desnoods kun
nen behelpen
Dan konden ze ook nog wel wat reuzel uit
sparen, de hut dit jaar niet laten opknappen
en de schuit niet laten teren,... En dan zou
den ze er toch wel zijn.
En inderdaad ze waren er.
Op een goeden morgen zette Anne-Marie
haar witte muts op, trok Yves zijn blauwe
blouse aan, en nam zijn zwaren vilthoed met
fluweelen bandenen toen wandelden de
twee oudjes langs het smalle voetpad tusschen
de wilgetronken door naar de pastorie.
Daar gekomen, stortten zij hun vijftien
louis.... vijftien mooie, splinternieuwe, glan
zende louis. want Anne-Marie had ze ex
pres opgewreven....
En toen schreef de pastoor in naam der H.
Kerk en Z. D. H. den Bisschop bij de twaalf
andere fundaties deze nieuwe op het register:
Yves en Anne-Marie Le Cardeck
een altijd-doorloopende jaargetij.
En gelukkig en blij wandelden zij weer naar
huis.
Hemel en zee waren blauw, en blijdschap
speelde in hun brave harten.
Zoo was hun toekomst ten minste verzekerd.
Zij waren veilig voor de komende tijden.
En ten koste van groote offers hadden deze
arme lieden zich hier op aarde reeds een stukje
onsterfelijkheid gekocht.
Ze konden hier op aarde ten minste niet ver
geten worden, en ze zouden daar ginds niet
aanlanden als arme stakkers, die afhankelijk
waren van 'n andermans weldadigheid en ge
bed.
Ze zouden niet alleen deel hebben in de ge
wone algemeene gebeden voor alle afgestor
venen, maar ieder jaar zou er in hun eigen
lief kerkje een lijkmis worden gelezen voor
hun zielerust,.een mis voor hen alleen.
Hun naam zou genoemd worden in de ge
beden hun naam zou worden afgelezen van
den preekstoel. En de jongelui zouden het
hooren en zeggen: „Ol ja,Anne-Marie en
Yves Le Oordeck.... 'n stoere visscher was
datik heb er m'n vader wel eens over
hooren spreken.... ze woonden in dat kleine
huisje daarginds
En terwjjl ze daar dood in het graf lagen,
zou de kerk hen in de vrome herinnering der
geloovigen terugroepen.
En inderdaad gebeurde het ook zoo.
De eerste drie jaren na hun dood noodigde
de pastoor de dorpelingen eiken lOden Novem
ber uit om de H. Mis bij te wonen, die gelezen
werd voor hen, die zich zooveel offers hadden
getroost voor een gebedje na hun dood.
Men luidde voor den dienst 's avonds op het
plechtig uur van zonsondergang en 's morgens
vroeg als de eerste zonneglansen de aarde kleu
ren.
En dan gingen de deuren der huisjes open
en verschenen de wit gewiekte mutsen op de
landwegen en de twee oudjes daar boven moes
ten wel tevreden zijn, want de geloovige aarde
zond den goddelijken zang van gebed en her
denken naar hen op.
Maar dit jaar is er niets meer te doen.
Het kerkje staat leeg, de klokken blijven
stom, en de stichting is gestolen.
Die vjjftien mooie goudstukken, vrucht van
zooveel zorgen en ontbering zijn een bekoring
geworden voor een paar ellendelingen.
Arme Anne-Marie, en gij mijn goede oude
Yves, hoe schromelijk hebt gij u bedrogen!
Gij zaagt in de toekomst en hebt toen ge
zegd „Onze toekomst is verzekerden gij
zi.it kalm ingesluimerd in de armen des doods,
gij waart gerust bij de gedachte: „Niemand zal
toch ooit dat geld durven!
En toch heeft men dien droeven durf gehad!
En desondanks is er kort geleden in de
Fransche Kamer nog een man opgestaan en zijn
daar met een wijdseh gebaar als van een re
denaar deze woorden gesproken:
„Zie mijn handen maar! geen druppel bloeds,
die hen gevlekt!" En zij die de zitting bijwoon
den, hebben ze vol bewondering beschouwd,
en inderdaad, er kleefde geen bloed aan.
Maar als ze eens naderbij waren gekomen
en eens wat scherper hadden toekezien, hadden
ze iets anders gezien, iets veel treurigers. Ze
hadden de tranen gezien, dat zielebloed, dat die
man zoo menig hart van zijn eigen landslieden
heeft afgeperst.
't Waren de tranen der levenden, die hun
dooden beroofd zagen van den laatsten schat,
die hen nog restte.
Tranen van hen, die nog lijden aan de over
zijde van het graf en wien nu geen verlichting
meer geboden wordt. En dan durft die
schelm 1) nog zeggen: „Zie mijn handen
maarGeen druppel bloeds, die hen bevlekt 1"
Pierre l'Ermite.
1) Die schelm was zooals men weet
Briand. (Hsgz.)
EEN; GEHEIM VAN; DE ZEE.
Te Glasgow is een onderzéék' gehouden in<
zake het vergaan met alle opvarenden van
het groote, nieuwe Engialsehe stooimseihip
„AKhioma". i
Het Hof was van oordeel, 'dat Ket stoom
schip volkomen zteewaurdig was, toen het
de eerste reis aanvaardde.
Ook mag zonder twijfel worden aange
nomen, jdat het scjhip, hetwelk de beman
ning van hét stoomschip „Boscia" in de Golf
van Biscaye plotseling zag zinken, het nieu
we stoomschip „Ahhona" was, maar er zijn
geen voldoende gronden om het Hof in staat
te stellen, Oen bepaald© oorzaak Voor het
zonken aan te wijzen. t
Verschillende theorieën zijn naar Voren ge
komen. Een er van was, 'dat de ,,'Ahhona",
evenals andere schepen, op ongeveer den-
delfden tijd en dezelfde plaaats op ©en onder
water drijvend wrak heeft gestoten ©n ten
gevolge daarvan is gezonken.
Npg andere mogelijkheden, ev|en waar
schijnlijk als onwaarschijnlijk, béstlaan, maar
het onderzoek heeft geen Voldoende gege
vens opgeleverd om ©en zuiver oordeel te
Vellen en hét Hof wild© geen meening uit
spreken omtrent do juiste oorzaak van het
onheil.
Zoo blijft het' zinken van dit mooie, mo
derne schip met al zijn opvarenden voor
altijd een geheim van de ze©,
SLINGERTANKS OP GROOTE
SGHEPEN'.
'Ook' in den strijd tegen' de zéeziekte heeft
de uitvinding van slingertanks, zooals de
pracitische proefnemingen in dit en het af-
geloopen jaar bewezen hebben, vieel aan be^
teekenis gewonnen.
Het eerst zijn de slingertanks in de stoom
schepen „Ypiranga" en „Corrovado" der
HamburgAmerikla-Lijn, ingebouwd en be
proefd.
Vervolgens heeft Hét Rijhspoststoomschip
„General", vian de Duitsche Oost Afrika-
lijn, 'de nieuwe inrichting gekregen ©n op
alle drie de tehepen zijn de berekeningen
van den uitvinder, den hoer Frahm, te Ham
burg, voortreffelijk uitgekomen.
De toepaissing van slinger tanks wordt méér
en meer gevolgd. i
Zoo zal de HamburgAmerika-Lijn Kaar
stoomschepen' „Kaiserin Auguste Victoria"
„Amerika" „Oleveland" en „Cincinnati",
Ket nieuwe toeristenstoomechip „Victoria
Luise" en de in aanbouw zijnde grootete
stoomschepen der wereld, do vier-sohroeven-
stoomer „Imperator" en zijn zusterschip, mét
met slingertanks laten uitrusten.
De Hamb.Südamerikanische Daim'pfsclhif
furhrts-Gesellschaft heeft dé uitvinding vooi
haar grootste stoomschip, de „Gap Finistcr-
re", de £VVoermann-Linie voor hét stoomschip
Henry iWbcrmann" in opdracht gegevjen.
Nog vele andere reederijen, van Verschil
lende nationaliteit, hebben bc.-,tellingen ge
daan.
li\ GEESTDRIFT.
VOOR DE HUISKAMER