Be waard nit „Se zwarte draai" Zie miïn handen maar Cfel_jn55te reasi ïtaaï rdé "Alpen Heteï ik som tijds in Bieier&ehe landstadjes oef marktplaat sen logeeren. Dis rust dezer steden deed mij gojejd en ik trachtte steeds zulke te kiezen, di-Q die glewiotne tourist in dan sneltrein voor- bij' spoedt, zonder hun gele kuizen, hun waardige raadhuizen en de pannendaken hun ner schoone kerkgebouwen «enig© aandaqht te schenken. Toen de trein mét lange draaiingen lalrfgs de met boöch bedekte berghellïn gen de Do- nauviakte inging, informeerde ik "bij mijn medereizigers naar Iaën gjeschikt logement in Deanzindorf. „Ik zou u ,rde Zwarte Draak" kunnen re- commandeeren", antwoordde 'dia aangespro kene. een "bejaard spoorwegbeambte, „dat is iet beate -voor logies en consumptie, maar 't is eigenlijk geen Nortel." „Djgt zoek ik juist. Eek soliod burger huis........" „Jawel Salied maar ik mag u niet verhelen, dat er van dit huis booze praatjes gaan.'-' _„Zoo spoolct bet er misschien'? Ik wig niet, dat er tegenwoordig nog zulke logemeg ten waren.'' i „Neen; van spoken beeft men er kooit' ge Koerd." Een akdere reiziger mengde 'zich in 't' ge- dprek en kei„Er schijnt daar wel eens iets Weg te raken en men Weet niet, wie bet Wegneemt. Nooit is het gelid) maar voorwer pen vlak. waardje, vooral aktdeke stukkien. Juffrouw Irene is er wel leens zleier opjge- Wctodéin! over gewéest.- „Diat is de nicht viak dek waard", zei de beambte, „eten zieler flink© jong© vrouw, die de gehoede mak drijft, want hijzelf, Kreu- zmger, is een vreemde, verlegen oude man. Me® boort hier adders dooit van stelen!, maklr tiis n vreemd, grofot buis, met zooveel gan- glek, dat reizigers er W|el eens in verdwaald 7TT en. m daiaib dab den trein zijn gekomen." Toen ik uitstapte rolde de donder in de donkere tergen. De staid lag, tusschen de Do ne® en het woud, geel lek rood, bewaakt door drie mjoioie torensj» Gelukkig wajs ler een om- nibud yajn het .logement add bet station'. Die weg ^ging dajar beneden led "twee remmen maakten een ouadngenaam knarsénd lawaai. JVe reden eerst oyer den landweg door wei landen, toen kwadien we in' 'd|e stad, gingen over een 'groot xdarktplein én Kielden einde lijk ik een dadw straatje, bij een neerstroo- menden regen stil Voor Wet logelnjent „de Zwartte Draak", i i Needs in de vestibule 'ctatmoettfe mij een gestalte, die mij' me dadelijk thuis deed 'ge- Voelen1, een weldoende verschijn i ng die ze ker juffrouw Irene moest 'z'ijn, vlak wié de reiziger mij gesproken Wad. 'Ik molest denken aan' een 'goedhartig© tapte mijns vaders, die mij steeds welwillend ontving. Zij was tien voudig gekleed in bet mooie elostuum der Bei- ersebe Alpen. Hajar bruin 'gelaiait met zaiobte, donkere oogen wafè échoon en inUtemeind. Het waS mij, of ik Waar reeds dikwijls ontmoet Wad 'hier in een Sennbut, daar in een der drukke straten van MuncKen, een vriende lijk vrouwentype, dat veel voorkomt. „lUi is' molg "bijtijds binnen Voor de bui," sprak' zij en geleidde mij zelf verder. Ik Vroejg naar een kamer, die op een bin nenplaats uitzag; bij kort oponthoud zijn mij. die altijd Wet aangenaamst, omdat men geen last beeft Van bet straatgewoel. Zij kon mij 'die geven en weldra koek ik op bet groen van druipende kastanjéboomen, daarachter rees' elan steile hoogte op. Het zeer 'aintieké buis maakte op mij ©en bevredigenden indruk. 'Misschien werkte daartoe de trouwhartige vrouwelijkheid der nicht mee. Zij verteld© mij. 'dat mijn kamer grenöde aan bet oudste gedeelte, 'dat tegen woordig .niet meer .gebruikt werd. Het ge bouw was vroeger een cteel van ©en kloos ter geweest. In de gelagkamer, die ter zeer gezellig uitzag, dag ik ook den waard van „de Zwarte Draak," dien beer Baitliaisar 'Ereuzinger. Zooals hij daar rondliep, deed hij aan een grooten, ziwarten beer denken; .zijn gebo ren hadden iets zoekends. Terwijl ik mijn avondmaal gébruikte, scheen hij mij ©en ho- lenbeer, die in dien oertijd in zijn kalksteem- gratten rondliep .en snuffelde en 'zocht Eien der gasten ztoi zacht„Ereuzinger gaat vandaag onder de mens(cbonhij 'hjeeft zijn goeden dag I" 1 Nu kwam de holenbeer aap mijn tafel en begon een gesprek. j Tot mijin, vexwondei-ing begon hij niet met '3e gewone nieuwsgierige vragen) maa-r na een phar losse zinnen a si hij plotseling: „Mfanneer u een echrijvér is, zal u Schil ler wel kénnen," en haastig voegde hij er bij: „O neen, ik ben niet zolo dom om te meenen, dat hij nog 'op aarde leeft. Maar hij leeft toch. Ik bezit al de wier ken van Schiller en vele zijner gedichten ken ik van buiten. En er is' een vers, dat mij altijd in 't hoofd ronddraait en waarover ik wel eens met een verstandig mensch zou willen spréken. 'Het heet„Ewig still steht die V©rgangenheit. Ik knikte, nieuwsgierig .om1 meer te hoo ren. „Ziet u," ging ,HSj na eenige aarzeling voort, „ik héb over dit gedicht vaak moe ten nadenken, 't Is heel juist wat Schiller daar zégt. Het verledene geeft rust, de ware rust. Alles wat gebeurd is, dat geteft iets tots, iets stilis, hét verledlene alken geeft rust aah onze gedachten, kracht om hét druk ke tegenwoordige te trotséaren..... 't Verle- dene is een hemelrijk, waarin mien Volkomen gélukkig rond kan wandelen." Ik' ,wa)s verbaasd een ©enyoudigen "Beier- schen' herbergier zioo diepzinnig ovler ©en zlaak te hoeren filosofeeren en ik' zette mij op .mijn gemjak om' een gespïpk mét Wem te beginnen toen hij geroepen werd'Wij .Ver dween en ik zag hem dien gehéolen avond 'niet j terug. y Ik gdrig öpbedig na,air béd én viel wteldrai j in slaap. Ik droomde v!an de eindeloozte grot-1 gebruik van krijgshonden reikt tot in de ten en de Safzburger kalkalpm. Plotseling foudheid teru„. in ^n 0pstel in „Secoio XX" „Hij ligt Voter Kef sdn'oone portret van uw moteder, waar u sprekend op: lijkt." Tioch Kad ik' 's middags mijn ring terug. Ereuzinger zag ik niet méér. 'S AVoinds ging ik verder naar Rosenheim, op .wieg na;air Ty rol. Eerst jaren' later kwaM ik weer in de buurt van Deinzéndorf. In Gotteszell kwam een vrouw in den trein, wier goedige bruine Oogen mij bekend voorkwamen. Ook zij Wer kende mij en gaf mij de hand. Juffrouw Irene,"- vroeg .ik. „J"wel,. Irene Dammer, uit „cfe Zwarte Draaitin Deinzéndorf. U. is in jaren niet bij ons geweest." Zij begon te vér tellen en d© weemoedige toon, waarop zij' over Waar oom sprak, gaf mij de overtuiging, dat zij over een doode sprak. „Zoo zoo," zei ik'. „Hij was een bijztohd&r sterk_ man, nietwaar „Klas dat is hij nog, vooral als hij aianViallen van woede Kaeft. „Deeft hij dan nög?"- „Ja, hij leeft nog," antwoordde Zij en wees op een aantal groote gehioiuwen in de verte, die aan een gesticht deden 'denken, „daar leeft hij, maar zijn verstand is geheel ver dwenen." werd ik wakker !d|at meende ik ten minste. Een reusachtige béér stond op zijn achter- ptooten voor mijn béd. Ik ging overeind zitten de beer wlagl verdwenen. Buiten plaste nog ad- tijd dé regten én leien matte sehp'n verlichtte d© kajmér. Ik keek naar den oorsprong vian hét licht etn bemerkte, dat hét uit éen niet gebruikte kachel kwam. In dezle streken Weeft men vlaiak dé kachels in de murien gemetseld en stookt mén ze van huiten, van! uit de gang. Ik stond op en kleedde mij gedeel telijk atan _en dééd de kamerdeur open. Ik beviond mij in een 'slhalle gang en zlag een lichtschemering, die uit een rij van drie of vier kamers kwant. Nieuwsgierig ging ik verder én Ket schéén mij toe of ik' in een nachtelijk musieum van oudheden wals. In de vierde kamer Zag ik een licht en naderbij koutende bemerkte ik dén waard' vbor een groot portret van leen wijst kapitein Massa er op, dat reeds de Romein- sche manipulae en ook de Grieksche legers oor- logs- en speurhonden meevoerden, die zoowel wercren gebruikt in den strijd 'alsook voor het overbrengen van boodschappen. De Spartanen lieten steeds een troep honden vooruitgaan, welke door vertoornd geblaf de aan wezigheid van den vijand verrieden. Servius Tul- lius liet de Romeinsche troepen, die den nach- telijken bewakingsdienst verrichten, honden mee geven. Bekend is, hoe de Waakzaamheid dei honden eens Korimthe redde; de slechts uil weinige mannen bestaande vooruitgeschoven posl voor de stad had 50 Aziatische honden bij zich, die de krijgers bij 'den bewakingsdienst onder steunden. In bergachtige streken heeft Philips van Macedonië in zijn krijgshonden de trouwste en beste bondgenooten gevonden. In 3e oorlogen der Kelten, Kimbren en Te ulo tien gingen aan vrouw, die precies de bogen"van Irené had. jJf 'fd€r dikwiJls duizenden herdershonden voor- „Hier heh ik' iete hml moois, iets Iteal Kdle *r°P waren afgcrrcht, iedereen aan te ouds, dat zlal je wel bevallen," sprak hij als tegen de beeltenis. Als ©en op heeterdaiad betrapte spion ik naax mijn kamer terug en in het nadenken over deze gaheimizinliige dingen pakte mij de sliaaap en w©rd ik eerst met vol daglicht wakker. Die regen' had' opgehouden en toen ik hét vlenster opende stroomde de 'friss-cWe lucht der kastanjes mijn kamer binnen. Ik dacht nauwelijks aan mijn droom, wiant zoo be schouwde ik mijn nachtelijk avontuur, doch toen ik' de ooigen vjan' Iren© weer ontmoette, werd mij duidelijk' dat hier éen raadsel was. Dadelijk na het ontbijt snelde ik naar b'ovén en keek eens waar ik 's nachts geweest was. Er was werkelijk een suite van vier kamers, vol ,met stukken en voorwerpen uit ouden tijd, allerlei soort dingen van waarde en ombeteekénende vodden. Onwillekeurig .greep ik naar mijn horlogeketting en miste ©en zé- gélring, dien ik daar aangehangen had ©n dien ik van mijn overgrootvader geërfd Kad. Ik herinnerde mij de vérhalen in den trein en zette mijn wandeling voort én zie daar op hét marmeren tafeltje, onder het groote portret lag het tusschen allerlei voorwer pen voior dames. Juist wilde ik mijn éigendota terug némen, toen een zware hand op .mijn schouder werd gelegd. „ffViat doet u, mijnheer, 'in mijn priv'a'atver- trekken i „Miaar déze zegelring, ia tolch' niét v!ah u," antwoordde ik scherp. „Daarvan heb ik niets geweten," sprak hij bijna: weenend. „Maar wees 'dalairmee te vreden, in hét verteden© is hij het veiligst." Ik bemerkte, dat ik met teen zieke te doen had, ging heeft en zOcht juffrouw Irene op. Deze sloeg de handen v'an schrik ineen en vertelde mij, dat haar oom die kamérs tot een rijk Van het verleden© had ingericht. Daar hangt het portret mijner moeder, die mijn oom gaarne tot vrouw had gehad, doch deze had de voorkeur aan mijn vialder gegeven. Het stelen van voorwerpen is evénwel iets nieuws. Geloof inij, hij weet ter niets van, hij doet alles in zijn slaap, overdag verheugt hij zich over elk 'voorwerp opnieuw." Ik was geroerd en vol medelijden ©n zei dat hij den. ring wel mociht behouden. vallen, die hen in. den. weg trad. Teen Attila de Alpen overschreed aan de spits van een leger van 700,000 barbaren, liet hij steeds den nachetlijken bewakingsdienst, over aan bijzon der afgerichte wilde bloedhonden. Ook Karei V voerde op zijn krijgstocht tegen Rome een geheet leger van krijgshonden met zich. En in de slagen bij Morgarten en Sempach hebben de Zwit.ser.sche honden daadwerkelijke hulp ver schaft, toen het er op aankwam de mees krijgszuchtige heeren van dien tijd te overwin nen Onze gewone brandnetels, waarmee' het mu juist niet aangenaam is in aanraking te komen, zijn buitengewoon onschuldige gewassen in ver gelijking met eenige tropische soorten. Een Ja- pansch plantkundige heeft onlangs een op For-, mosa voorkomende brandnetelboom, die den we- tenschappelijken naam Laportea ptarostigma draagt en waarvan de onaangename eigenschap pen overigens reeds in oude Chineesche wer ken staan aangeduid, nader beschreven. 1>eze boom heeft een hoogte van iets meer dan drie meter. AI de bladeren zijn, voorzien van steekwerktuigen, wier aanraking buitenge woon pijnlijk moet zijn. Men,schen die aan de zen boom zich gewond hebben, Ioopen luid schreeuwend van pijn, dagenlang rondEerst dan begint de pijn minder te worden. Een diergelijke plant komt in Queensland voor. Zij bereikt een hoogte van 4 a 5 meter is echter meer een struik dan een boom. De plant heeft een zeer onaangenamen geur, die wie haar naderl, ais waarschuwing kan dien-en! De pijn, door dezen struik veroorzaakt, moet nog heviger zijn dan die van den netelboom op Formosa. D© verwonding hiermee moet krankzinnigheid makende pijn veroorzaken. Men- schem en dieren, die door de netels geraakt worden, wentelen zich op den grond om. Er blij ven geen uiterlijk zichtbare teekens van verwon ding over, maar er gaan maanden voorbij voor dat de pijnen geheel' verdwenen zijn, Heer(Een dame teen röos aanbiedend) Ruik eens, juffrouw Anna, wat een heer lijke geur! Is da,t niet een echte nefussym fan ie WOEI WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1911 No. 7602 6ULAGE VAN 0E NIEUWE HAARLEffiSCHE COURANT Eens op een triestigen herfstavond, dat de wind over het land huildede hemel grijs zag en de regen tegen de kleine ruitjes van hun hut kletterde, zaten de twee oudjes naast el kaar voor de haardstee en keken naar het vuur dat langzaam wegstierf. „Anne-Marie, 't zal met ons weldra ook zoo gaan! „Verdraaid, ja!" „Hoe oud ben je eigenlijk al „Met Kerstmis ben ik zeven-en-zestig...." „Zou je het leven nog eens opnieuw begin nen, als ze 't je aanboden?...." De visscher dacht even na, daar voor het vuur welks flauwe schijn zijn rimpelig gezicht belichtte. „....Nog eens meemaken waar ik nu door heen ben? M'n kinderen zien sterven? Neen, hoor.... daar moet ik niets van heb ben 1" „Allemaal goed en wel, Yves,.... maar we dienen toch voorzorgsmaatregelen te tref fen „Voorzorgsmaatregelen?.... wat voor voor zorgsmaatregelenwaarvoor?. „Als ze ons allebei begraven hebben, Yves, jou en mijwie zal er dan nog voor ons bidden Daar had de oude broek nooit veel over na gedacht Da's waar.... Als ze hem zes voet onder den grond gestopt hebben en Anne-Marie er ook niet meer is, wie zon er dan voor hen bid den En de stilgeaarde Bretonner, die gewoon was aan de eenzaamheid van zijn land en de verla tenheid op zee, dacht aan die eindelooze stilte, die verlatenheid in die plaats van schrik en geheimenis, en hjj verschrok er van.... Ja, ze had wel gelijk, de oude vrouw. Zij dienden voorzorgsmaatregelen te nemen maar hoe?. En toen legde Anne-Marie hem uit, hoe zij voor 300 francs eenmaal gestort bij den pas toor, jaarlijks een gezongen zielemis zouden krijgen op den verjaardag van hun sterven. opgedragen voor de rust hunner ziel.... „Maar hoelang?" „Altijd door! En de Bretonsche maakte een wïjdsch' gebaar dat de eeuwigheid scheen te moeten beschrijven. Best.maar die 300 francs!. Hoe in die arme verlaten hut 300 frs. bij el kaar te krijgen en dan nog te eten te hebben? 300 francs!.om die bijeen te krijgen zou hij heel wat visch moeten vangen!zij heel wat kousen moeten breien!.... en heel wat geitenkaas moeten verkoopen!. En ze begonnen te rekenen, als ze het kapi taal er eens bij namen Op de spaarbank hadden ze 117 francs in ge val er iemand ziek werd.... Dan hadden ze ook nog een klein brokje land, dat de slager had gehuurd,.... dat wa9 ook nog wel een 80 frs. waard. Dan nog 'n antieke kast, die een heer uit Parijs met geweld wilde koopen. Ze waren er erg aan gehecht, want 't was een oud familie stukAnne-Marie borg er al het linnen in maar enfin, men zou zich desnoods kun nen behelpen Dan konden ze ook nog wel wat reuzel uit sparen, de hut dit jaar niet laten opknappen en de schuit niet laten teren,... En dan zou den ze er toch wel zijn. En inderdaad ze waren er. Op een goeden morgen zette Anne-Marie haar witte muts op, trok Yves zijn blauwe blouse aan, en nam zijn zwaren vilthoed met fluweelen bandenen toen wandelden de twee oudjes langs het smalle voetpad tusschen de wilgetronken door naar de pastorie. Daar gekomen, stortten zij hun vijftien louis.... vijftien mooie, splinternieuwe, glan zende louis. want Anne-Marie had ze ex pres opgewreven.... En toen schreef de pastoor in naam der H. Kerk en Z. D. H. den Bisschop bij de twaalf andere fundaties deze nieuwe op het register: Yves en Anne-Marie Le Cardeck een altijd-doorloopende jaargetij. En gelukkig en blij wandelden zij weer naar huis. Hemel en zee waren blauw, en blijdschap speelde in hun brave harten. Zoo was hun toekomst ten minste verzekerd. Zij waren veilig voor de komende tijden. En ten koste van groote offers hadden deze arme lieden zich hier op aarde reeds een stukje onsterfelijkheid gekocht. Ze konden hier op aarde ten minste niet ver geten worden, en ze zouden daar ginds niet aanlanden als arme stakkers, die afhankelijk waren van 'n andermans weldadigheid en ge bed. Ze zouden niet alleen deel hebben in de ge wone algemeene gebeden voor alle afgestor venen, maar ieder jaar zou er in hun eigen lief kerkje een lijkmis worden gelezen voor hun zielerust,.een mis voor hen alleen. Hun naam zou genoemd worden in de ge beden hun naam zou worden afgelezen van den preekstoel. En de jongelui zouden het hooren en zeggen: „Ol ja,Anne-Marie en Yves Le Oordeck.... 'n stoere visscher was datik heb er m'n vader wel eens over hooren spreken.... ze woonden in dat kleine huisje daarginds En terwjjl ze daar dood in het graf lagen, zou de kerk hen in de vrome herinnering der geloovigen terugroepen. En inderdaad gebeurde het ook zoo. De eerste drie jaren na hun dood noodigde de pastoor de dorpelingen eiken lOden Novem ber uit om de H. Mis bij te wonen, die gelezen werd voor hen, die zich zooveel offers hadden getroost voor een gebedje na hun dood. Men luidde voor den dienst 's avonds op het plechtig uur van zonsondergang en 's morgens vroeg als de eerste zonneglansen de aarde kleu ren. En dan gingen de deuren der huisjes open en verschenen de wit gewiekte mutsen op de landwegen en de twee oudjes daar boven moes ten wel tevreden zijn, want de geloovige aarde zond den goddelijken zang van gebed en her denken naar hen op. Maar dit jaar is er niets meer te doen. Het kerkje staat leeg, de klokken blijven stom, en de stichting is gestolen. Die vjjftien mooie goudstukken, vrucht van zooveel zorgen en ontbering zijn een bekoring geworden voor een paar ellendelingen. Arme Anne-Marie, en gij mijn goede oude Yves, hoe schromelijk hebt gij u bedrogen! Gij zaagt in de toekomst en hebt toen ge zegd „Onze toekomst is verzekerden gij zi.it kalm ingesluimerd in de armen des doods, gij waart gerust bij de gedachte: „Niemand zal toch ooit dat geld durven! En toch heeft men dien droeven durf gehad! En desondanks is er kort geleden in de Fransche Kamer nog een man opgestaan en zijn daar met een wijdseh gebaar als van een re denaar deze woorden gesproken: „Zie mijn handen maar! geen druppel bloeds, die hen gevlekt!" En zij die de zitting bijwoon den, hebben ze vol bewondering beschouwd, en inderdaad, er kleefde geen bloed aan. Maar als ze eens naderbij waren gekomen en eens wat scherper hadden toekezien, hadden ze iets anders gezien, iets veel treurigers. Ze hadden de tranen gezien, dat zielebloed, dat die man zoo menig hart van zijn eigen landslieden heeft afgeperst. 't Waren de tranen der levenden, die hun dooden beroofd zagen van den laatsten schat, die hen nog restte. Tranen van hen, die nog lijden aan de over zijde van het graf en wien nu geen verlichting meer geboden wordt. En dan durft die schelm 1) nog zeggen: „Zie mijn handen maarGeen druppel bloeds, die hen bevlekt 1" Pierre l'Ermite. 1) Die schelm was zooals men weet Briand. (Hsgz.) EEN; GEHEIM VAN; DE ZEE. Te Glasgow is een onderzéék' gehouden in< zake het vergaan met alle opvarenden van het groote, nieuwe Engialsehe stooimseihip „AKhioma". i Het Hof was van oordeel, 'dat Ket stoom schip volkomen zteewaurdig was, toen het de eerste reis aanvaardde. Ook mag zonder twijfel worden aange nomen, jdat het scjhip, hetwelk de beman ning van hét stoomschip „Boscia" in de Golf van Biscaye plotseling zag zinken, het nieu we stoomschip „Ahhona" was, maar er zijn geen voldoende gronden om het Hof in staat te stellen, Oen bepaald© oorzaak Voor het zonken aan te wijzen. t Verschillende theorieën zijn naar Voren ge komen. Een er van was, 'dat de ,,'Ahhona", evenals andere schepen, op ongeveer den- delfden tijd en dezelfde plaaats op ©en onder water drijvend wrak heeft gestoten ©n ten gevolge daarvan is gezonken. Npg andere mogelijkheden, ev|en waar schijnlijk als onwaarschijnlijk, béstlaan, maar het onderzoek heeft geen Voldoende gege vens opgeleverd om ©en zuiver oordeel te Vellen en hét Hof wild© geen meening uit spreken omtrent do juiste oorzaak van het onheil. Zoo blijft het' zinken van dit mooie, mo derne schip met al zijn opvarenden voor altijd een geheim van de ze©, SLINGERTANKS OP GROOTE SGHEPEN'. 'Ook' in den strijd tegen' de zéeziekte heeft de uitvinding van slingertanks, zooals de pracitische proefnemingen in dit en het af- geloopen jaar bewezen hebben, vieel aan be^ teekenis gewonnen. Het eerst zijn de slingertanks in de stoom schepen „Ypiranga" en „Corrovado" der HamburgAmerikla-Lijn, ingebouwd en be proefd. Vervolgens heeft Hét Rijhspoststoomschip „General", vian de Duitsche Oost Afrika- lijn, 'de nieuwe inrichting gekregen ©n op alle drie de tehepen zijn de berekeningen van den uitvinder, den hoer Frahm, te Ham burg, voortreffelijk uitgekomen. De toepaissing van slinger tanks wordt méér en meer gevolgd. i Zoo zal de HamburgAmerika-Lijn Kaar stoomschepen' „Kaiserin Auguste Victoria" „Amerika" „Oleveland" en „Cincinnati", Ket nieuwe toeristenstoomechip „Victoria Luise" en de in aanbouw zijnde grootete stoomschepen der wereld, do vier-sohroeven- stoomer „Imperator" en zijn zusterschip, mét met slingertanks laten uitrusten. De Hamb.Südamerikanische Daim'pfsclhif furhrts-Gesellschaft heeft dé uitvinding vooi haar grootste stoomschip, de „Gap Finistcr- re", de £VVoermann-Linie voor hét stoomschip Henry iWbcrmann" in opdracht gegevjen. Nog vele andere reederijen, van Verschil lende nationaliteit, hebben bc.-,tellingen ge daan. li\ GEESTDRIFT. VOOR DE HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 7