De zwarte Bedelaar. BINNENLAND. NIEUWS UIT DEN OHTBEK. Brieven uit Lisse, Handschoenen. Au Bon Mar dié Sociale Berichten, Haarlem-Brussel. Handschoenen. „Noyon s" peuilleto n 21.) °4'lS, trader .ettoff», <1° markiezin tot in het midden der kamer te rug; de heer de Rumbrye stond op den drem pel. NIEUWE HflflRLEmSCHE COURANT Vrijdag der voorgaande week was voorzeker een dag vol gebeurtenissen voor Lisse. .m te beginnen 's morgens vroeg een bran je, iets a- ter een aanrijding van de tram en tot slot des avonds bet treurige ongeluk met doodehjken af loop Een dezer gebeurtenissen heeft echter haar goede zijde. Neen, dat is nu geen spotter nij, maar ernst. En hiermede bedoel ik dat brandje aan de Derde Poellaan. Bij dien brand is voor 't eerst daar ter plaatse de spuit van de Engel moeten aanrukken. Daardoor is nu juist gebleken boe primitief we daar nog zijn inge richt. Laat ik beginuen met te zeggen, dat, had den we den wind uit het Zuidoosten gehad, de ramp niet te overzien ware geweest. Zooals in dit blad reeds is gemeld, stonden de schuur tjes, welke zijn afgebrand, vlak tegen de huis jes aan. Onmiddellijk hiernaast staat een gioo- te houten bollenschuur, gevolgd door één nj van 25 30 arbeiderswoningen. Had dus de wind uit bovenbedoelde richting gewaaid, dan waren de gevolgen niet te overzien geweest. En de spuit uit den Engel dan? Ja, juist! De spuit uit den Engel 1 Nu die was spoedig ter plaatse, in aanmerking genomen, dat, naar men mij mededeelde, de brandmeester niet voetstoots bereid was ze af te staan voor ieder beuzel- brandje. ïweelll! van de veertig brandweerlieden trokken met de spuit af. Na verloop echter van een half uur waren er nog 5, zegge vijf, op de plaats des onheils. Door het krachtdadig op treden der buren behoefden ze, zooals wij weten, niet in werking te worden gesteld. Doch al was het noodig geweest ze in werking te stellen, men had de moeite kunnen sparen. Bij dit spuit je is n.l. niet meer dan 100 meter slang. Ieder nu, die aan de Derde Poellaan bekend is, kan begrijpen dat 't eigenlijk spotten is om met der gelijke bluschmaterialen die wijk te bezoeken, Dit zouden we echter nog stilzwijgend kunnen voorbijgaan, ware het niet, dat enkele maan den geleden, de inspectie der brandblusehmid delen juist daar heeft plaats gehad. Toen is dan ook reeds geconstateerd dat honderd meter slang dadr niet voldoende was en de op zichter dan ook concludeerde dat er minstens honderdvijftig meter b ij moest komen En nu zou ik willen vragen, waarom moet daar nu zoolang mee worden gewacht? Zoo iets zou ik haast onverantwoordelijk willen noemen. Er is echter nog iets waar ik even op -wil wijzen en wat ons ook dit brandje heeft geleerd. Boven zei ik het reeds, dat twee man met de spuit aftrokken. Dit is bij de huidige instelling ver klaarbaar. Immers, het was vroeg in den mor gen, nog geen vier uur. Alzoo, de menschen slie pen voor 't meerendeel nog. Een paar die dicht bij de spuitkluis wonen, werden door het ru moer wakker. Niet een echter die er aan dacht of tot taak had zijn medebrandweerlieden te wekken. Het is dus klaar en duidelijk gebleken, 'dat het noodig is dat iemand worde aangesteld, wiens taak het is, ingeval er 's nachts brand komt de brandweerlieden te wekken. Men kon daar iemand voor aanstellen die het dichtst bij den brandmeester woont. Dit mag voor iedere oningewijde een breedvoerige taak gelijken, doch ieder die weet dat de afstand tusschen de verst van elkander afwonende spuitgasten hoogstens vijf minuten is, zal toegeven dat het wekken niet zoet heel erg is. Ook voor een brandje of brand bij dag zijn we niet ingericht. Doch dit wordt beter. Wanneer? Ja zie je dat weet ik nietl Maar er komt een brandbel. Wanneer, ja misschien gelijk met de slangen. Vlug gaat het nu eenmaal bij ons niet. Dat hebben we gezien met de lantaarn daar ter plaatse. Maar.het komt. Laten we hopen van spoedig, opdat, wan neer het noodig is, men degelijk uitgerust den vijand, om figuurlijk te spreken, het hoofd kan bieden. Ik zei dus in 't begin niet te veel met te verklaren, dat dit brandje haar goede zijde heeft gehad. Ik zei straks dat hij ons alles niet even vlug gaat. Dat komt alweer duidelijk uit met de bestrating van de tramweg vanaf het dorp tot de Eerste Poellaau. Een der raadsleden wees er eenige weken geleden in de raadszitting nog op. Men heeft thans dat gedeelte voorzien van nieuwe en tevens ook hoogere rails. Nu de boel toch „overhoop" ligt, zou men de be strating meteen mooi in orde kunnen maken. Moeten we zoo den wintertijd weer tegemoet, gere rails is de weg natuurlijk heel wat dieper geworden. Het water wat daarin komt, heeft geen loozing en moet dus wegzakken en de grond neemt daar geen water op. Een nog groo tere modderpoel dan we voorheen gewoon wa ren, staat dus te wachten wanneer niet spoedig met de bestrating wordt begonnen. Of zou soms het wachten zijn op het aanleggen van de waterleiding? Nu, dan geloof ik, dat als we daarop moeten wachten, nog menige natte en vuile voet zal worden gehaald. Als het geld kost en vooral als men getallen krijgt met drie nullen is men in onze vroedschap voorzichtig. Geluk kig. Daarbij komt nog dat voor een zeer groot deel inwoners een waterleiding een luxe in stelling zal zijn om de eenvoudige reden dat zij goed. water hebben. Enfin, een commissie is thans benoemd welke het waterleidingvraag. stuk zal onderzoeken. Voor hen, welke geen goed drinkwater hebben, hopen we intusschen dat dit onderzoek vlugger zal gaan dan het on derzoek der statuten van de woningvereeniging „Volksbelang". Dat loopt nogal aan, zou ik zoo zeggen. Doch, moed gehouden; misschien gaat het „langzaam maar zeker". CRITICUS. STAATSEXPLOITATIE VAN SPOORWEGEN Een driestar-artikel in „Die Standaard,, be vat eenige opmerkingen in Verband met de dezer dagten kiekend geworden inededeelin- gen omtrent de resultaten der spoorwegcom missie. jWij omtteenen daaraan liet volgende: „Zoo de s'poorwegfön 'gelijk de vier k eer s wegen in het algemeen al niet in taalkun digen zin tot de productiemiddelen, kunnen gerekend worden zijn ze toch zóo nauw bij ben geïnteresseerd, da,t op bet programma van diegenen, die den grond en de productie middelen aan de gemeenschap willen bren gen, de „Verstaatlioihung" der spoorwegen terecht één der eerste 'punten is'dat zelfs is overgenomen door vielen, die in het algemeen geen voorstanders van genoemde socialise©- ring zijn. „Het valt trouwens niet te ontkennen, dat ons beginsel zich niet tijgen staatsexploita;- tie van spoorwegen vlerztet, zoo dezte noodig en goed blijkt. „Zijn ter altijd geweest, die zich' op practi- tische gronden tegen 'de „Verstaatlichung" verzet hebban, omdat zij meenden, dat deze geen beter exploitatie zou k'unnen opleve ren dan die, welke we nu hebben', den laatsten tijd vjooral is ©r alle reden, staatsex ploitatie niet als bot Lenig- goed© aian te grij pen, nu in een naburig' land Wet bewijis gele verd wordt-, dat met VerstaatlicüiVing" niet zoo maar op .eenmaal uit het mobras te ko men is. „Geruststellend is het dan ook, dat fle staatseommisisie voor de spoorwegten zich in ha;ar overgroot© meerderheid tegen invoe ring van slaaitexploibaitie heeft verklaard. „Op zicji zie.If zieg-t bet needs vpe.l, dat slechts 6 leden wanen Voor staatsexplodtal- tie, viajn wie 2 voor voortzetting dier particu liere exploitatie; maar dezte. uitspraak wordt nolgmeer betetekiencnd zooinen in aanmerking neemt, dat vian 'de-te 9 led-en er slechts 4 voor particuliere exploitatie door een maat schappij waren, terwijl de overige 5, voor st ajickrs van het twec-maatschappijen-stel- sel, violge-ns het rapport 'der staateöjnmis&ie „de meest aan|een|giesloiten groep vormden, „Het is lang niet onmogelijk, en v'ooi' zoo ver we kunnen naigaan biet onwenscluèlijk, dat dit resultaat welks be te-eken is niet weggenomen wordt door do zeer onzuivere eindstemming, waarbij zich 8 leden Voor één maatschappij en 7 voor twee verklaarden de regeering- aanleiding zal geven, Vooralsr nog .geen verandering .in ons spoorwegsys teem te brengen. I— ï>n nieuwe verschijning op de badplaats. Als getrouw badplaatsbezoeker verwonder je je niet licht meer over alles wat Scheveningen in het hoogseizoen aan vreemdsoortigs tentoon spreidt. Je blijft niet meer met open mond tus- chen de bekende roode vlaggetjes slaan, totdat een agent met een vertrouwelijk hanclopleggeiii je maant tot doorloop-en. Je kijkt je oogen niet meer uit het hoofd naar mooie vrouwen in. min of meer gewaagde loi'etten. Of lacht vreem delingen. uit die zich anders dan gewoon we ten uit te (lossen. Ncch blijf je stilstaan bij dan is de miserie niet te overzien. Door de hoo- het voorbijrijden van elegante amazones of staar je blind op de luxe die equipages en automo bielen uitstralen. Reclamewagens laten je koud. Enfin, in het kort, je moet al heel iets bijzon ders. zien, wanneer je als door en door kenner van de badplaats Scheveni-tigen stilstaat en om gaat kijken. jMaar, gistermorgen zoo. om een uur of halfeen heb ik het niet k-unnen nalaten. Het was voor mij een te ongewone aanblik, die nienwe ver schijning op de badplaats. Nog nooit had ik haar hier zoo buiten ge zien. Of.... misschien, was !t wel een hem, ver geef me lezer, dat ik dat niet dadelijk hen gaan constateeren. [Tusschen de vele Wielrijders die zich op dat middaguur over den boulevard bewogen bij de rotonde, peddelde met niet te ontveinzen gemak kelijkheid en elegance een aap rond. Een heu- sche aap er zïjn ook fietsende apen die alles behalve „heusch" zijnwas het, op een klein model jongensrijwiel. De koene wielrijder mocht zich verheugen in algemeen© en groote belang stelling en een. mijnheer zijn eigenaar of mis schien ook zijn bediende volgde op een drafje teneinde een drom jongens op een afstand te houden, voor wie de achteraan wapperende apen staart te verleidelijk scheen te zijn. Het rijwiel was voorzien van rem en bel, geheel dus in overeenstemming met de politieverordening en ook kende de aap zoo juist de regels van den weg, dat hij behoorlijk rechts uitweek voor zijn sportgenooten die hij tegenkwam. De vreemd soortige wielrijder kwam dus niet in conflict met de motor- en rijwielwet. Deze geciviliseerde aap was gekleed in een keurig zomerpak. i De gestoorde aanteekening. We lezen in het „U. D." van Vrijdag: Vandaag gebeurd. Gegeven: een aanstaande bruid en een aanstaande bruidegom. Zij woont in Utrecht en hij woont in Duitschland; ze zouden vandaag aanteekenen op het Utrecht- sche stadhuis. En daartoe zou hij heden uit Duitschland aankomen. Groot feest in den fa miliekring van het meisje, de aanstaande bruid: „wein, weib und gesang". 't Coupeetje was be steld, rood-bekleed met gummi-banden.... al les was present, alleen de bruidegom was er niet, Eerst werd gedacht aan trein vertra ging, wat mogelijk was in deze vacantiedagen. Doch de trein uit Duitschland bleek op tijd te zijn, maar waar de bruidegom gebleven was, dat bleef de familie een raadsel, 't Coupeetje kwam voor ging weer weg, 't was niet noodig. Papa en mama en de kinderen incluis aten de taartjes maar op, want morgen waren ze zuur; en de wijn werd geproefd voor tijdver drijf, wachtende als men was op den bruide gom, Totdat de klok 4 sloeg van middag; toen was men 't wachten moe. Papa en do bruid gin gen naar 't hoofdbureau van politie, om aangif te te doen van de vermissing van den bruide gom. Maar 't verloren voorwerp bleek al gevon den te zijn. Wat was gebeurd? Bruidegom was vanmorgen met den trein uit Duitschland ge komen, met een dorst van de hitte van een paard. Was 'n bierhuis ingedraafd. Had daar meer gedronken dan betamelijk was, was be schonken geworden, had langs de straat ge zeild en de bruid vergeten, alles vergeten. Op den Amsterdamsehen straatweg zeilde de ver geetachtige bruidegom zoo geducht van links naar rechts dat de politie hem voor een poosje 'opborg. Toen ze hem naar z'n beroep vroe gen, gaf hij op „bruidegom". Bruidegom ging het cachot in; en bij het meisje thuis aten ze in middels taartjes en dronken ze wijn. Tot 4 uur. Toen kwam de ontgoocheling; bruidegom sliep als een roos, tusschen de kale muren. De bruid smeekte voor den bruidegom de vrij heid terug, papa soebatte mee.Bruidegom werd aan de zijnen teruggegeven, maar de ge legenheid tot aanteekenen was voorbij-. Dat zal nu heden gebeuren. De bruiloft is mitsdien drie dagen verzet. Alhambra flotfanf. Men schrijft uit Leiden: We hebben gisteren, daartoe uitgenoodigd door de directie, een bezoek gebracht aan. het Al hambra Hottant te Leiderdorp. Wie zou denken, dat. men hier te doen heeft met de residentie van den een of anderen Moorschen Koning, heeft het mis. Dit Alhambra is eigenlijk in het geheel geen Alhambra, het is uit bruine zandsteen ge bouwd, niet op een berg bij Granada, maar op de scheepswerf bij Gebr. Boot te Leiderdorp; geen koninklijk verbhjf, maar een bioscoop-thea ter. De aanblik er van is indrukwekkend: de lengte bedraagt 50, de breedte 7.25 en de hoogte 5.5 meter. De ingang leidt over een houten brug van 5 M. lang en 3 jj. breed, met een baldakijn van Perzische tapijten voorzien. Bo venop verheffen zich een groote ronde, blauw geverfde koepel en twee kleine koepels. Dit voor- hof is in Arabischen trant gebouwd. De zaal, waar de voorstellingen worden gegeven, bevat ruimte voor 430 zitplaatsen. De wanden zijn be schilderd met Moorsehe karakters. De bekleed ing is van asbest, de wanden zijn van ijzer. Achter de zaal is een buffet met een ruime drinkgele- genheid. De machinekamer, die alleen voor de bioscoop en het electrisch licht dient, want het vaartuig wordt niet door eigen mechanische 'kracht voortbewogen, heeft een vloer van gewa pend beton van 40 cM.. dikte, waardoor trilling zoo goed als is buitengesloten. Dok de vloer In 'de zaal is van gewapend beton, en men kan niet bemerken, dat men zich in een drijvend b io scoop-lh eater bevindt Het Alhambra flottant, dat ettelijke tiendui zenden guldens gekost heeft, zal eerst ons eigen land, daarna Europa afreizen. R®? eerste Nederiandsche bioscooppark. Binnen eenigen tijd zullen wij, schrijft een Am- sterdamsch blad, een bioscooppark bezitten, in den geest van de parken van Pathé cn Gaumont te Parijs. In deze parken vervaardigen genoemde firma s hunne films. Daar spelen zieh op groote tooneelen de won dra-bare scènes af, die wij s avonds op de doeken toejuicehen. Daar wor den in het park de openlucht-scènes afgespeeld, bij springende fonteinen en kabbelende beekjes. Het is natuurlijk wenscheliji, de verschillende onderdeden van de vaak langdurige kunstfilms op eigen terrein af te spelen. Vandaar dat men de parken zoo inricht, dat ieder hoekje een ander aspect vertoont, terwijl dit zoo vaak als het voor een film noodig is, verandert. Een dergelijk park richt de heer F. A. Nög- gerath, directeur van de variété „Flora" en het Bioscope-theater te Amsterdam thans in. Onder Sloten heeft hij terreinen aangekocht, die voor dit doel in gereedheid worden gebracht. Reeds heeft men er een groot tooneel gebouwd, dat zoo ingericht is, dat er de uitgebreidste scè nes op afgespeeld kunnen worden. Het wordt modern gemachineerd en voorzien van valluiken. Het bovengedeelte en de zijstukken zijn geheel van glas. Bovendien kan men, zoo noodig van het dak af, fotografeeren, eene wijze van op nemen, onontbeerlijk bij sommige trucs. Het park moet hier en daar nog verbeterd worden, hoewel men er reeds schilderachtige plekken aantreft, die als bioscoop-entourage goed kunnen dienst doen. De eerste opname op het tooneel zal binnen kort plaats hebben voor een film, waarmee de heer Nöggerath reeds lang bezig is, en die bin nenkort voor het publiek vertoond wordt. Het ligt in de bedoeling van de directie, de bekende HoIIandsche ariislen te laten optreden in de films, die zij ter opvoering heeft aange nomen. De uitvoering zal geschieden onder lei ding van den heler L. Chrispijn Jr. Reëds liggen eefnige films gereed om opgenomen te worden. Zoodra het park geheel gereed is, zullen de op namen geregeld plaats hebben. Behalve een tooneel, worden op liet terrein nog bergplaatsen voor decors, requisieten, enz. gebouwd. Hei vervaardigen van nieuwe décors voor de opnamen zal geschieden in eigen ate liers en met eigen personeel. Zoo zullen wij dus binnenkort de bekende HoIIandsche ariislen op de doeken van de bios coop kunnen toejuichen. Er bestaat nu moge lijkheid de eerste artisten naast elkaar te zien werken Eu het ligt in de. bedoeling 't zoo mo gelijk daarheen te leiden. Een ambtenaar, die zich voelde. In liet werk van J. EggfoJc, Album der Posterijen, komt onderstaand staaltje van ambtelijke courtoisie in de 19© eeuw voor: Dé Wei Ede le Gestrenge Heer en mr. Bernard Wichers, Advocaat bij het geregishoi van de Pro vincie Groningen, Ontianger van de Directe be lastingen en aceijnsen in de gemeente Baflo vind zich verpligt om aan de ingezetenen be kend te maken: Navolgende bepalingen ten zijnen kantore: 1. Het zal niemand geoorloofd zijn, om het kantoor binnen te treden, alvorens aan de deur geklopt te hebben en van binnen horende roepen met luider stemme: BINNEN. 2e. Zal men de deur mogen openen en met ongedekten Hoofde, binnen treden, zonder tc rooken of op eenige andere wijze tabak te ge bruiken, vermits het zwakke caliber van den ondergetekende zulks niet gedoogt. 3e. Een ieder zal. verpligt zijn om den on- dergeteekende in deze wijze aan te spreken, namelijk: Uw dienaar Mijnheer Ontianger, Hoe vaart UEdele. Kan ik geholpen, worden? 4e. Evenmin zal iemand de stoutheid mogen nemen, om op een stoel te gaan zitten, alvo rens hem zulks worde gepresenteerd en. eindelijk ten 5e. Heb ik gemeend als een man van op voeding deze bovenstaande wellevendheid aan een onbeschaafd publiek onder 't oog te moe ten brengen, en ik vertrouw, dat niemand mij zulks ten kwade zal nemen, aangezien ik het van ganscher harte meene. Bafio, d,en 21 February 1826. B. W. WICHERS. Bovenstaand is een afschrift naar het origineel, gevonden in de archieven van het Ministerie van Financiën. De scheepsramp te Rotterdam. De reederij van het Duitsche stoomschip Gutenberg, hetwelk verleden week de bekeude noodlottige ramp trof in de Rotterdamsche haven publiceert heden de hieronder volgen de verklaring omtrent de mogelijke oorzaak van het ongeval: Wij deelen hierbij mede, dat uit het onder zoek, ingesteld door de Staatscommissie be last met bet eontroleere» van stoomketels, gebleken is, dat er van geen schuld sprake kan zijn bij de bediening of controle over dt veiligheidsinstallatiën op genoemd schip Watergebrek in de ketel is zeer zeker uitge sloten. Indien men al ooit de oorzaak van het ongeval zal kunnen uitvinden dan moest toch het door de Hollandsehe overheid inge stelde onderzoek deze moeten uitwijzen. NA DE STAKING. De Tel. heeft den volgenden morgen van den avond, waarop het beslui! tot beëindiging der staking was gevallen een onderhoud gehad met den water:chout, A. J. baron Van Geen, le Am sterdam. Er hadden zich, direct nadat het kantoor ge opend was, reeds zeelieden laten monsteren, en we! voor de Koninklijke West-Indische Mail. 's Middags zouden er volgen voor de Konink lijke Maatschappij. De Waterschout was zeer ingenomen met het in Plancius gevallen besluit. Hij achtte het een maatregel van wijs beleid van de zijde der zee lieden, om in de gegeven omstandigheden het conflict aldus te beëindigen. Wat de gevolgen der staking betreft, deze zullen nog geruimen tijd merkbaar blijven. Men heeft, aldus deelde de waterschout mede, Duitsch werkvolk gemonsterd en die mannen kan men natuurlijk zoo niet wegjagen. Eerst moeten zij de reis, waarvoor gemonsterd is, geheel volbracht hebben. Toch kan men er mijns inziens op rekenen, da! er zoo weinig mogelijk slachtoffers zullen vallen. Dat neemt echter niet weg, dat velen nog lang zullen moeten wachten, eer zij aangenomen kunnen worden. Op eenige booten" van de maat schappij Nederland is reeds volk aangenomen. Dat daar het oude volk later terug wordt ge nomen, mag men verwachten. Hel ligt niet in de bedoeling, het vroegere personeel dat gestaakt heeft, te passeeren." „Is het uw meening," zoo werd baron Van Geen gevraagd, „dat de gevraagde verbeterin gen aangebracht zullen worden en de eischen worden ingewilligd, nu de mannen weer aan het werk gaan?" „Geleidelijk zullen er verbeteringen aange bracht worden," zoo antwoordde de waterschout. „De gevraagde veranderingen kunnen niet ineens geschieden. Bij de Nederland heeft men reeds sedert ge- ruimen tijd de menage en de ligging van het scheepsvolk verbeterd. Daar heerschen uitste kende toestanden aan boord der schepen. Wat intusschen nog voor verbetering vatbaar is, zal verbeterd worden. Doch dat kan uit den aard der zaak eerst geleidelijk aangebracht worden. „En wat is uw meen ing van den looneirch?" „De looneisch," zoo zeide de waterschout, „was gedeeltelijk reeds ingewilligd. Men had f 6 gevraagd en kreeg f 4. Ook dat gaat niet ineens. Langzamerhand moeten de meerdere uit gaven, voor loonsverhooging geci ebt, door ver meerdering der inkomsten gedekt worden. Een tariefverandering kan ook niet zoo ineens worden ingesteld en moet geleidelijk worden in gevoerd. Daar zal het nog wel loe komen. Ik denk dan ook, dat het niet lang meer zal du ren, of de looneisch der zeelieden zal ingewil ligd worden. NOORDWIJ K. Burgerl. Stand. Ondertrouwd: P. A. Swaueu, te Utrecht, en M. E. G. de Roos, te Noordwijk, onlangs te Utrecht. Getrouwd: H. W. van den Winkel, te Amsterdam, en N. A. van Rijn, alhier, onlangs te Amsterdam. Het lijk van ceil niau, dien ik gedood heb, mevrouw, viel Neptunus haar in de rede, omdat hij ter volvoering uwer bevelen, uw zoon kwam vermoorden. !let mogelijk? mompelde Xaviei'. Mijn zoon, herhaalde de markiezin; ik heb geeu anderen zoon dan Alfred Des Val- lees. En de andere? Gij meendet dat bij goed en wel ver oren WaS, nietwaar? hernam de bedel aai. es is reeds zoo lang geleden en ligt zoo goed m de vergetelheid begraven dat gu u verbeeldet dat hat u genoeg zal ziin het te ontkennen. Gij bedriegt n, mevrouw,* ik heb lner hu sloeg op zijne borst bet noodige om u te overtuigen. Gij hebt twee! zonen, waarvan de eene het wettige kind is 1 van kapitein Lefebvre, en dat is deze hier... i terwijl gij voor den zoon van den Engelseli- j man stoutweg zijn naam hebt besteld. j Neger, sprak de markiezin, als had zij In bare Creoolsche woordenlijst geen bloedi ger beleediging knnnen vinden, gij zult uwe vermetelheid duur betalen. Gij zijt ten mij- j nent, ik ben hier meesteres; alles wat gij zegt is logett jé* bedrogi Het lichaam van den mulat sclieen te her leven; bij maakte eene lichte beweging. Ontwaak om mij te verdedigen, Carral, hernam de markiezin, wier trekken door de woede akelig verwrongen waren. Spreek, spreek tocli Carral richtte zich met moeite op, viel we der en richtte zich wederom op. Na verschei dene vruchtelooze pogingen, slaagde hij er m zich te doen verstaan. st-vT *irie ^eeft de waarheid gesproken, •Ano op z'jne voormalige meesteres -milde TT™ i1Cpe haat «loeiende oogen vesti- MoeeGod was eeu lau«durige leugen, barmhartig Dat was alles. Ziin hnofri tegen den vloer. °°fd bonsde opmeuw Buiten zich zelve van woede stiet de gra vin hem verachtelijk met den voet van 7 Sterf dan ellendige slaaf, sprak zij met dicne verachting. Zich daarop tot Xavier wendende, voegde zij dezen toe: En gij, mynheer, heeft zoowel als uw medeplichtige. Er is een moord in nnJn 'll,As gepleegd, die moord zal gestrait wordci ik weet wel niet waarop uwe eerlooze aan slagen zieh gronden, maar ik ken hun doel, mijnheer. Ik weet dat gij, een kind zonder vader in het leven gehouden en ondersteund door eene geheimzinnige en regelmatig uit betaalde aalmoes; ik weet, dat gij uwe oogen durft opheffen tot freule de Rumbrye. Gij hebt eene moeder noodig, mijnheer, gij hebt een naam noodig en gij }lej,t 11W(, keuze op mij laten vallen, en gij zult u van den uaam mijns zoons meester maken. Gij zijt een eer looze bedrieger, mijnbeer. Op het onverwachts aangevallen en buiten dien slechts teil decle met zijne eigene ge schiedenis hekend, vond Xavier geene "woor den om op dien woedenden aanval te ant woorden. Mevrouwstotterde hij. Zwijg, sprak de bedelaar gebiedend; laat mij sprekenDit kind heeft u niet geko zen, mevrouw, want uw vroeger gedrag boe zemde hem afschuw en medelijden in. Ik ben liet, die slechts het blinde werktuig van den wil uws echtgenoots henGij loochent te vergeefs, ik heb bewijzen. Wat den moord aangaat, is het niet aan ons om te sidderen. Zoo sprekende haalde hij de papieren van den kapitein uit zijne borst te voorschijn en stak de kaars aan. Lees, ging bij voort, ze haar overhandi gende. De markiezin overzag de geboorteaete vluchtig. Er ontbreekt slechts één ding, hernam zij met nadruk. Waar is mijn naam bij dat alles? Met bovenmenschelijke inspanning gelukte het Carral zich ten tweeden male op te rich ten en het papier in te zien. Daar staat mijn naam, sprak hij; mijn ellendige naam Narcissus. Dat kind is het uwe, kindermoordenares. Die man is ijlhoofdig, hervatte de mar kiezin, met den moed der vertwijfeling tegen de verpletterende waarheid strijdende; en wat doet buitendien zijn getuigenis af? hij gaat sterven. Carral zonk weder op het tapijt terug. Nog eenige uren, mijn God, mompe.de hij, opdat ik haar kunne beschamen. Zijn oogen sloten zieh. -- Hij is dood! sprak de markiezin, een be weging makende om de geboorteaete te ver scheuren. Wie zal u nu gelooven, bedelaar? Neptunus en Xavier waren te gelijk toege sprongen om haar het papier te ontrukken; maar vlug als een slang, ontsnapte zij hun en had met een sprong de deur bereikt. Wie zal u gelooven? herhaalde hij zege vierend. Ik, mevrouw, antwoordde een ernstige Hij deed een paar schreden voorwaarts, nam uit de handen zijner vrouw het papier, dat hi,j aan den bedelaar overhandigde en ging aldus voort: Ik heb alles gehoord. Geen woord te uwer verdediging, mevrouw. Ik ben her waarts gekomen op den doodskreet van de zen manen ik heb met eigen oogen de onteering van mijn huis aanschouwd. Verwij der u; morgen zal ik u mijn wil doen kennen. Zonder iets te zeggen, verliet de markiezin het vertrek. Een glans van bevredigende wraakzucht gleed over het gelaat van den stervenden mulat. Er is ceti God, mompelde hij. Het was zijn laatste woord. Er lekte niets uit bij de gasten van het kasteel van het bloedige drama, dat dien nacht binnen zijne muren afgespeeld was. Den volgenden morgen zat mevrouw de Rumbrye, alsof er niets voorgevallen was, aan het schitterende ontbijt voor hetweli: al de gasten, behalve den mulat, wiens anvezig- beid niemand opmerkte, in de eelzaa ver- et'l]iSden Joop van den voormiddag gaf de heer de Rumbrye te kennen, dat eene zaak van het hoogste gewicht hem naar Parijs terugriep. De gasten gingen heen gelijk zij gekomen waren; de zweepen knalden op nieuw; maar ditmaal poogde geen huurkoets met een postrijtuig in snelheid te wedijveren. De heer de Rumbrye vertrok een van de laatsten, met zijne dochter, Xavier, en den zwarten bedelaar. Dit was een onderwerp van onuitspreke lijke verbazing voor den jongen Alfred Le febvre des Vallées, die op zijn eerewoord ver klaarde, dat hij nooit iets dergelijks gezien had. Maar hij was nog niet aan het einde zijner verrassingen. Inderdaad, terwijl de kales van den mar kies, aan het einde van den dreef gekomen, den weg naar Parijs volgde, steeg het post rijtuig der Creoolsche de richting in naar Bredagne.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5