TWEEDE BLAD buitenland. binnenland. DWAALWEGEN; Handschoenen. Au Bon Marché „Noyon s" Haarlem-Brussel. Handschoenen. DS«S£RD*G 17 AUGUSTUS 1911 FEUILLETON te.1 US «iet „kracht 'aTt.^S' hoewel schaduwzijden eraan verbonden wa ren. HIEUWE HAARLEM URANT - Kenners. Het stelen van fietsen uit §al!S©!b voor de huizen is nog wel lucr1a',e;t. m komen onmodern. Een troepje Bcilijnscne jon lelui, die natuurlijk een veree.ngmg skchtten anders zouden zij geen goe..e ui s i i „Koniuiit nieuw denkbeeld om kwam op n absomui u..v inrler gevaarlijke manier, fietsen novendien op nnnaei en banden te stelen. n De vereeniging schreef, aldus dc Berlijnsehe eorresp. van het „Hbl.", voor haar leden een wedstrijd uil over den weg, tweehonderd kilo meter Ze vroeg aan fabrikanten van fietsen en banden en alle mogelijke fietsonderdeelen om jji-alis ren-machines en ren-benoodigdhedeti. Liefst ook om medailles, nog liever om subsidie in den vorm van contanten. Zoodra de wedstrijd afge- loopen was, zouden in de meest gelezen sport bladen groot© adverienliën geplaatst worden, waarin de namen van tfe winnaars vermeld werden met het merk van de gebruikte ma chine, banden, velgen, enz. en/.. Deze ree arne zou natuurlijk de fabrikant zoo niet geheel, dan toch gedeeltelijk willen betalen. Dc fabrikanten zonden, be aaiden, zonden, be taalden meer dan eens fietsen, banden, geld. Tot het bleek, dal de leden van de vereem- niet renden om strijd, doch ergens in een kroegje renden om strijd, tot het geld op was, dat de gratis fietsen, banden, enz. opgebracht hadden bij een tweedehands opkoopertje. En was het geld op, dan werd om strijd ge knobeld, wien de eer te beurt zou vallen ge noemd te worden als winnaars van deii twee honderd kilometer wedstrijd in de advertentie kolommen van de meest gelezen sportbladen. De staking in Engeland. Een onzer cor respondenten, welke onlangs te Londen was be richt ons omtrent de stalling aldaar het volgende: Niettegenstaande dat Zaterdag officieel een ac- ooord tusschen stakers en werkgevers was ge troffen, kon geenszins het einde worden gepro clameerd. In de Londensche dokken werd door nauwelijks een derde der arbeiders het werk hervat, waarvan over een groot gedeelte gedu rende den dag het werk neerlag, omdat in het contract geen duidelijke onderscheiding was aan gegeven voor de meer ontwikkelde arbeiders. De mindei'ontwikkelden meenden in aanmerking te komen voor het loon voor de méér ontwik kelden bedoeld, terwijl de laatslen, in. een geval van toegeven aan dezen ei cli, weer hoogere eischen zullen stellen. Meer dan 12.000 arbeiders zijn nog niet begonnen. Het bestuur der arbeiderspartij verklaart open lijk dat de arbeiders niet meer onder hunne leiding slaan, doch zelf de taak in handen heb ben genomen. Door sommige hoofdmannen worden ophitsen de redevoeringen gehouden; een zelfs verklaarde dat: „het einde te onverwachts was gekomen en de stakers nu den tijd wenschen vol te ma ken met andere esicheu." De troebelen te Liverpool door de stakers veroorzaakt hebben tot gevolg gehad dat door den burgemeester „de burgeroorlog" werd afge kondigd. Bloedige tafereelen hebben zich aldaar afgespeeld. Men verwacht dat heden ongeveer 1 (10.000 personen het werk zullen hebben neer gelegd. Ook het spoorwegverkeer loopt groot gevaar. Zoude niet te verwonderen zijn indien bin- nen weinige dagen eene algemeene spoorwegsta king werd geproclameerd. Op verschillende lij nen is 't werk al neergelegd, terwijl op andere lijnen eischen zijn gesteld welke bij niet-inwil- lhdng tot resultaat zullen hebben dat tot staking zal worden overgegaan. De ontevredenheid onder de spoorwegbeamb- len is kenbaar gemaakt over geheel Engeland en Schotland, alleen de positie der ondergrond spoorweg in Londen schijnt minder gevaar op le leveren. Tengevolge van de dokwerkersstaking, hebben dagelijks meerdere noodzakelijke en vrijwillige stakingen op fabrieken, enz. plaats. De algemeene toestand voor 't handelswezen in Engeland is zeer criiiek, terwijl het publiek nu reeds groote schade ondervindt tengevolge der stijging ia prijs van meerdere producten, welke per schip worden aangevoerd. Volgens gezaghebbende personen is deze sta king en hare gevolgen een: „disgrace to Eng land", en men verwijt de regeering van laks heid, daar zij niet ingrijpt. De allernieuwste versnapering. „Kellner! Een halve uitsmijter van vliegeneieren!" Deze, in onze Weslersche ooien eenigszins zonderling klinkende ui roep, kan men tenhui- digen dag meermalen vernemen in de fijnste restauraties in de Unie. Hij wordt daar min stens evenveel vernomen als hier het geroep om ©ca sneedje ros.'' De Amerikanen zijn deze nieuwigheid ver schuldigd aan een waardigea farmer in de ge- meente Tidionte (Pennsylvania', Flaubert Marcy, vliegenïokker en een, die zijn vak verstaat. Men oordcele: in groole kooien, van ijzergaas vervaardigd vliegen parken zou men ze kunnen noemen 20 meier lang, 13 meter breed en ruim 3 meier hoög, heeft onze uitnemende tan lbouweï fabelachtige hoeveelheden vliegen gefokt en ge vangen gezet, van wie hij niet anders verlangt dan ecu overvloedigen „leg" ia hel water van alleraardigste, kleine vijvertjes, in het midden der kooien aangelegd. Eens per dag worden die vijvers geleegd en in elk ervan oogst de fokker millioenen eitjes, die door lielT.e wrijving van 'n zeer licht schaal tje worden ontdaan. De uiterst kleine, witle korreltjes vragen dan verder niets dan een be hoorlijke toebereiding, alvorens de grage gene- mellen der lekkerbekken te gaan streden. De invoerder van di voor EuiO^eanen nieuwe ge acht mierencierefi en rupsen verorberen gan- sche Afrikaansehe volksstammen reeds sedert onheugelijke tijden met smaak beweert bo vendien dat het zeer voedzaam is. Met het oog op de woedende kruistochten, juist in Amerika dezer dagen legen de vliegen begonnen, die bij honderddui enden worden af gemaakt, zou dit bericht, zelfs door dc „World" gelanceerd, weinig geloofwaardig lijken,, indien wij hier met gewone huisvlugcti le doen hadden. Maar de legvlicgen, waarover het Amerikaan- sche blad zoo gemakkelijk komkommert, zijn „ephyda's", bewoners der zouthoudende meeren in het verre Westen en ia Mexico. En de ephyda's worden uiterst zindelijke beest jes geheeten, aangenaam in den omgang en on gevaarlijk. H M DE KONINGIN MET PïtINSES JULIANA IN DEN KOKENMOLEN. [Wij lezen in de „Nederlander": Donderdag 3 Aug. j.l. vertoefde H. M. de Koningin met Erin&cs Juiiana op een wan delrit "eenigie oogenblikken bij den windko- renmolen „de Windhond" van den heer J. W. Smits, te Soest, waar de Prinses het grootste genoegen had bij 't zien der rond draaiende molenwieken. Door dit kort© oponthoud en, mecta door de vraag' van den molenaar of H.M. eens iets meer wilde zien van het bedrijf, is blijkbaar ook de belangstelling van H. M. gewekt ten opzichte van het inwendige van den mo len, althans Zaterdag 12 Aug. j.l., 'smor gens om 8 uur reeds, kwam H. M. en ook nu weer met 't Prinsesje en gevolg, een bezoek brengen om het inwendige van den molen te bezichtigen. Na ©enige oogenblikken gewacht te heb ben op den molenaar, die juist op 't veld vertoefde, en op 'dit vroege uur natuurlijk geen Koninklijk bezoek verwachtte, akioe- wel hij van 't voornemen van H, M. niet onkundig was, werd met groote belangstel ling' eerst de benedenruimte bezichtigd, waar groote voorraden koren lagen opgestapeld. Vervolgens ging het naar den len zolder. 't.Was interessant het hooge gezelschap de molentrap te zien opgaan, allen zich ste vig vasthoudend aan het touw da,t dient voor trapleuning. Pas op, freule, riep H. M. houdt 't touw goad vast 1 Nu, wie wel eens een dergielijke inrichting heeft bezocht, weet dat 't trappenloopen in oen molen nu juist niet tot 't gemakkelijkste werk behoort. Boven gekomen, liet H. M. zich van een en ander inlichten. Ook werd even vertoefd op den omloop, die ter hoogte van den len zolder rond den buitenkant van den molen is en waar de inrichting is om de wieken in de goede richting te plaatsen. Van den len zolder werd de Prinses weer naar beneden gebracht, doch II. M. ging nog weer een verdieping hooger, waar de molensteenen zijn, die 't koren fijn malen. Door den molenaar werden nu de steenen opengelegd en de molen in werking gesteld, zoodat Hare Majesteit duidelijk kon zien hoe de mais, die juist gemalen werd, tusschen de steen wordt gedreven en fijn gemalen. Toen bij 't terugkeeren H, M. nog ,©ven vertoefde op dien omloop, konden dei enke le belangstellenden (genieten v'an het heer lijk tafereeltje: Beneden op het grasveld het Prinsesje, rustend, met de freule, opgetogen van blijdschap, toen zij op de vraag„wagr is moeder nu' Moedor da;ar hooig bpvén zich op den omloop zag. Bij 't lieengia,aan onderhield 'H. jHJ,; zich nog even allervriendelijkst met de molenaars- fajniliö, de 5e van hjat geslacht Smits, welke sinds de stichting (1737) dezen molen be- woonL Nadat de molenaar, op verzoek voor 't Prinsesje, die met een lieve buiging bedank te den molen nog even op gang lia .l gebracht, vertrok bet hooge gezelschap. H. M. be dankte den heer Smits voor zijn geleide,, die evenwel H. M. dank zteide voor de groote eer van dit bezoek. B K. ESPERANTISTEN BOND. Van onzen lijzoncLenn verslaggever. Esperanto in practijk. Opening van het 2e Internationale Esperantisten Congres. Den Haag, 14 Augustus. In onzen tijd van modern internationalisme is een internationaal congres volstrekt geen zeld zaamheid elk jaar telt de zijne en elk vol gend telt er weer meer, maar voor hoevele deelnemers waren en zijn nog die congressen zoo niet grootendeels onbegrijpelijk, dan toch min stens saai en vervelend. Ieder congres i> een nieuw bewijs, hoe bij het toenemende internatio nalisme der 20e eeuw een internationale taal een dringende noodzakelijkheid is. Hierover eens hebbende Jioorcn spreken, daar na er nog eens wat van. gelezen, en nog eens over gedacht en eindelijk besloot "ïk meer uit nieuwsgierigheid dan wel mot vol vertrouwen eens kennis te maken met Esperanto. 't Boekje was klein en dun mei groote let ters 't systeem leek wel aardig 't was niet moeilijk, reeds spoedig kan men het lezen, daarna een beetje babbelen en werkelijk, hoe meer ik er in kwam, des te. mooier ik het vond en hot geheel mij eenvoudiger en logi ober voorkwam totdat op ©en goeden dag ik de stoute schoenen aantrok en de groene sier op mijn jas spelde. Nu op overwinningen ui l 'Groot en talrijk waren ze niet en dikwijls slechts halve, soms zelfs geen overwinning, maar kon ik alleen een spottend glimlachje oogstenl Begon ik niet te twijfelen? eerlijk gezegd, ik wilde nog niet de proef op de som main- keerde mij nog. Maar nu weg alle twijfel en alle beden king ik ben naar Den Haag geweest heb ze ontmoet die vurige pionniers uit alle landen, heb ze liooren spreken ons zo et-klinkend Es peranto; heb ze begrepen met hoofd en hart, heb meegevoeld de smart van hei Poolsche pries- terhart .over zijn verstrooide kudde, heb de en ergie en wilkracht van dien kleinen Ilaliaan- schen geestelijke bewonderd, die na Veel mis kenning en diepe verachting, °°k *n zÜn '"tul eindelijk de groene ster ziet overwinnen in één woord, die gansche avond werd voor mij een openbaring, van. een nieuw toekomstleveu, van een nieuw leven onder de Katholieken, sterker dan voorheen, verbonden, als wij zullen zijn over de geheele aarde dooi een heclne band Zoo ging ik nieuwsgierig verlangend heen en ziet nauwelijks betrad ik het Haarlemsche per ron, of 4 stemmen riepen eenparig La verda stelo", (de groene ster). M'n eerste ontmoeting totaal verrast, stond ik te ldjken, wist eerst niet goed, of ik al in Den Haag was of niet, maar spoedig begon onze kennismaking. Een echtpaar uit Parijs en Grenoble, die een reisje maak'en door ons land. Ik was reeds de 4e Esperantist, welke zij dien dag ontmoetten, in Utrecht 2 en in. Amsterdam 1. Of zij naar ons "Congres gingen? Die uit Grenoble wel, doch die uit Parijs, wel katholiek geboren, doch zoo- als zij zich uitdrukten, brachten het niet meer in practijk. Mijn aansporing om toch ons Kath. Congres bij te wonen, bleek me later een ver- geefsche te zijn geweest. Aan hel Ilaagsche station vele groene ster ren, allen even voorkomend en behulpzaam voor de aankomende congressisten. Mijn beide Frau- sche heeren profiteerden er ook van en onder geleide gingen zij een holel zoeken. Na eenig wachten kwamen zij bij ons terug, en wilde ik afscheid nemen, maar tegen wil en dank moest ik mee zelfs hadden zij reeds een kamer voor me besteld doch ik moest ze teleurstellen mijn weg wees anders. Op de meest hartelijke wijze, zei Ik hen vaarwel, ech ter niet, voordat we^ onze kaartjes gewisseld hadden. Eigenaardig, ofschoon ik mij voorgesteld had, als deelnemer aan het Katholieke Congres, onze afvallige Franschman kon haast niet schei den op echt Fransche wijze drukte hij me heide handen, dan. weer legde hij de zijne op mijn beide schouders, doch hoe goed hij het meende, me beloven, dat hij ons Congres zou bijwonen, neen, dat kon hij niet! Wel jammer, zoo hij pas Congres zou bij wonen, er zou een verdwaalde ziel zijn terug gevonden Even voor achten, stapte ik de Congreszaal binnen, in haar vroolijke versiering van groen en rood met wit een aangenaam geheel ople verende. Hoe meer het tegen achten liep, hoe grooter de toeloop! Tal van genoodigden, onder wie Mr. Aalberse, staatsraad Mr. Borret, prof. pater Kops namen pleats. Ilier en daar verscheen reeds een bui'.enlandseh type ja tenslotte zag ik er Franschen, Belgen, Dui sellers, Honga ren, Italianen, Russen, Zwitsers, Engelschen, Spanjaarden een klein Babel maar zonder Sp raak v e r wa r r Lng. Langzamerhand was de zaal geheel gevuld en uit die volte een geroezemoes van gonzende stemme" tot op eens plechtige stilte. Austin Ri chardson, abbé uit Belgis, voorzitter van het Congresbesluur ondanks zijn wankele gezond heid en 't verbod van zijn geneesheer om le spre ken hier tegenwoordig richt zich op en uit aller harten, van aller lippen in ééne taal een zelfde groet van vele volken tot Christus: „Lau- data Jesuo." Nog een kort woord en de leiding wordt ge geven aan onzen Ned. president, kapelaan Poeli, die in heerlijk Esperanto met klare en heldere slem Abbé Richardson welkom heet en ongeveer aldus vervolgt: In dit plechtig oogenblik zijn, we begonnen met een „geloofd zij Christus" en we willen hopen, dat we met Gods genade in de volgende vergadering veel mogen werken tot heil van Christus' Kerk door middel van Esperanto. Groote vreugde baart het ons, alge- vaardigden uit meer dan 10 landen hier te zien, om hun land op dit Congres te vertegenwoor digen. Hartelijk welkom in de stad van interna tionale werkzaamheden, hartelijk dank aan Eere- comité, begunstigers en belangsteltenden van ons 2e Int. Kath. Esp. Congres. Luid applaus toont, dat zoowel Nederlander als buitenlander dat woord verstaan en begrepen hebben. Ook ik had kunnen, volgen, doch abbé Richardson had lveel "weinig gesproken en kap. Poell is Nederlander. Hoe zou het verder gaan? want het oogenblik der o'ficiëele begroetingen en complimenten was aangebroken. Allereerst de Italiaansche priester Bianchini. Tersluiks had ik den kleinen man al eens op genomen, waaruit het Zuidelijk typ© duidelijk sprak, dat va a 1b mine gelaat, die in zwarte oogen, die koolzwarte harent Driftig loopt hij naar den katheder, maakt onderweg een paar houterige buigingen en dan in eens vol durf en kracht. Met innige vreugde op dat donkere gezicht, vertelt hij van zijngroo- le blijheid, hier tegenwoordig te kunnen zijn, met vuur en gloed schildert hij ons, hoe in zijn schoon vaderland Esperan'o eerst gemin acht en verworpen, thans na grooten en zwaren arbeid als belangrijk wordt beschouwd en hij eindigt met de woorden, terwijl zijn oogen fon kelen en schitteren: „Wij hebben gezaaid wee- nende, maar zingende kunnen wij oogsten.'-' Als tweede, de Franschman Colas, secretaris van den Int. Kath* Esp. Bond. Ilij brengt den Congressisien van het 2e Congres de groeten uil het land, waar het le is gehouden (Parijs), hopende, dat het werk in Frankrijk begonnen, hier met moed en volharding zal worden voort gezel. Hij brengt de groeten namens Dr. Gautlie- ros, prof. aan dé vrije faculteit te Parijs, die op 't punt staat naar Amerika te vertrekken, aan de vrienden van het vorige jaar, benevens de beste wenschen voor ons Congres namens Baronesse de Menil een der krachtfiguren van de Inl. Kath. vereeniging tot bescherming van meisjes en ten slotte wensch en groet van abbé Du vann uit Parijs. Als derde treedt naar voren Monseigneur Gies- wein uit Hongarije, president van de Hongaar- sche Esp. vereeniging, pauselijk prelaat en lid van het Hongaarsch parlement. Hij noemt zich nog een beginneling en vertelt ons, dat hij Esp. is gaan loeren, omdat hij voorzitter van een Esp. vereeniging ^was geworden en daarvoor dankt hij God, en hoopt, dat het licht opgekomen in het Oosten (Zamenhod) spoedig ook in het gansche Westen moge schijnen, dat Esperanto een band moge vormen tusschen alle Christenen van O. en W, Europa. Zoo juist is hij geko men van een internationaal congres in New Castte en heeft daar nog eens ondervonden de ellende en tijdroof, als er geen internationale taal gebruikt wordt. De volgende spreker is volgens de loerende persmannen, te oordeelen naar zijn hoofddeksel, een Oostenrijksch officier, en wat snit en ver siering van broek en jas aangaat, kan het on mogelijk anders dan een zeeofficier zijn maar weg alle gevaarlijke onderstellingen, demanblijkt le zijn een doodkalm ambtenaar aan het depar tement van financiën, komende van Is trie (Oos tenrijk.) Juist omdat in zijn land, zooveel ta len gesproken worden, verslaan en begrijpen de inwoners elkaar niet, noch in het Parle ment, noch in het dagelijksch leven. Hij hoopt dat de droom van Zamenhoff één hulptaal over de gansche wereld spoedig werkelijkheid moge worden. De vijfde spreker is een echt type geen enkele verslaggever, ook uwe bijzondere niet kan achterhalen uit welke hoek deze gekomen is. Lang, kromme rug, kruilebol, alles g'oot, neus, oogen, brilleglazen. Het blijkt de Eagebch- man Huveler te zijn de beroemde voorvechtei in Engeland, groot industrieel, samensteller vat Esperanloslcuieltjes, ontwerper van een inter- nationaal muntsielsel, oprichter van den Espe ranto-geldbank. Terwijl hij naar den katheder gaat, een storm van applaus, doch af er niets gebeurt vertelt hij even iets van het internatio nale congres te New Castle, en hoopt verder, dat dit congres ©en goede stoot aan de bewe ging moge geven. Hij af, neemt zijn krant en is oogenschijnlijk absent. Ter afwisseling heel kort helaas eer. vrouwelijk gedelegeerde uit Beieren. Mevr. Ida Hornung, van haar een groet en een wensch tot welslagen Ten 7e een geestelijke uit Galicië, Jozelo Szurek vertegenwoordiger van Duilsch Polen brengt zijn groeten aan de stad der algemeene vredesbeweging en hoopt deze ook onder de Katholieken der verschillende landen Ie zien heerschen. Milson ui' Genève (Zwitserland) hoewel geen officieel vertegenwoordiger, brengt zijn groet aan allen. Hij heeft het le Congres bijgewoond en kan nu een grooten vooruitgang constateeren. 't Was een jong broekje, heel uit Zwitserland hier heengekomenl Een groote, stoere, breede figuur verschijnt statig achter den katheder, 't is Monseigneur Dawling uit Engeland, stichter der internatio nale vereeniging lot verdediging van het Room- sche Geloof, kent geen Esperanto, doch is ge komen, omdat ook hij voor zijne vereeniging Esperanto wenscht te gaan gebruiken. Mon seigneur spreekt daarom eerst in het Engets^h, daarna in het Fransch, wijst er op, hoe de Katholieken over de wereld dikwijls verdeeld zijn, dat alle vereenigd «moeten worden tot regi menten gereed te strijden voor ons H. Geloot Langzaam verdwijnt de groote Engelschman en plotseling verschijnt een lange rechte gestalte met jong en blozend gelaat, levendige oogen, allei! even scherp en hoekig, 't Is Franiski Rawicki, pastoor in Blaiski üi Russisch Polen. Scherp en afgebelen zijn zijn zinnen elke zin is af maar met hartstochtelijk vuur vertelt hij, hoe zijn land de wieg was voor Esperanto, maar dat het moederland werd een stiefmoe der, want ze willen den Katholieken Esperan tisten niet alleen hun godsdienst, maar ook hun Esperanto ontrooven. Zij blijven echter getrouw, omdat wij in Esperanto juist een middel zien, om hunne vervolgingen meer bekend, le doen worden, en waardoor eenmaal de Katholieken over de geheele aarde nauw vereenigd zullen zijn. Daarom hulde aan dit Congres. Even slit en toen plotseling een applaus, zooals dien avond nog niet gehoord was, allen hadden medelijden met den jongen, dapperen pastoor. 't Was de laatste spreker en 't duurde gé ruimen tijd, eer voorzitter Poell telegrammen en brieven kon voorlezen van: Dr. Dombrovski Russi ch dichter uit Kovno groet namens de Li.haurche Esperantisten en volkomen succes. Andre Niessen, journalist uil Kopenhagen, een bekeerling, en verder van Engelschen, Franschen, Spanjaarden, ook een van een missionaris op c.e Philippijnen! Alle wel een bewijs, dat dit Congres een ge beurtenis is, waarop door de gansche Katholieke wereld acht geslagen wordtl Op voorstel van hot Congresbesluur werden telegrammen gezonden aan Z. H. den Paus, Z, D. H. Monseigneur Callier, H. M. Koningin W.il- helmina, Dr. Zamenhoff en aan den Deken van Dc,n Haag voor diens hulp en bemoeiingen. Wakker geschud uit onze heerlijke droom van internationalisme, kregen we de krachtige pro- pagandalezing van prof. van. Poppel le hooren Allereerst toonde hij aan, met tal van voor beelden, dat in onzen tijd een nieuw leven is ontstaan een internationaal leven, dat zich ontt wikkelt en voorui'gaat met meer dan eenparige versnelling. Er beslaan thans meer dan 80 internationale vereenigingen. Had men dit 100 jaar geleden voorspelt, man zou het als een utopie beschouwd hebben; maar nu blijkt het steeds meer en meer, dat het nationalisme, niet de laatste ring is die de mensch omsluit. Zoo de wereld beschouwd, komt men tot de conclusie dus, dat er internationalisme bestaat, maar tevens merkt men ook, dat dit internatio nalisme zich niet ontwikkelt op kosten van de natie, doch tot haar voordeel, en dat het ziah niet wil stellen in de plaats der natie, doch daarnaast. Ieder mensch ondervindt iets van dit inter nationalisme, dat staat boven de volken en toch zijn oorzaak vindt in de volken. Helaas, nu is er nog een groot beletsel waar door dit Internationaal leven bedrukt en be nauwd wordt en dat is het verschil in talen. Daarom dus noodig en noodzakelijk, dat ei kome een internationale hulptaal. 2. vVeer rijk geworden, hadden ze gejaagd, ge dronken, gespeeld en gebrast. De goederen verminderden voortdurend, terwijl de zijtak ken der familie vermeerderden. In alle deelen van t rijk kon men ze vinden, de hoofdtak bloeide echter in Mooshnrg, 't stamgoed. 1 e®r Dagobert, de oudste van vier broe- ders',„,a.d n°g zeer jong de met schuld bela den bezitting overgenomen. an zijn aeugd was 't reeds zijn verlangen geweest, steunen, 't geslacht met nieuwen glans te doen schitteren. Uit Moosdorp, het dichtst bij den Moosburg gelegen dorp, was in het begin der eeuw een knaap vertrokken, die 'tvan marskramer tot rijk koopman had gebracht. Ignaat Holder- mann, zoo heette Hij, was door zijne familie 1 in dat dorp als dood beschouwd geworden; wanneer men zich nog eens zijner herinner de, stelde men hem voor als iemand, die van ellende was omgekomen. Groot was derhalve de opgewondenheid, toen bekend werd, dat hij als meervoudig millionnair gestorven was, en zijns broeders kleinkinderen, een achtjarig meisje, Regina, en haar ongeveer tien jaar jongeren broeder tot erfgenaam had be noemd. Eegina Holdermann, die tot nu toe de koeien had gehoed op 'tveld en in de weide altijd flink hare handen uitgestoken, was nu opeen een schatrijk meisje geworden, en de i landheer nam hiernaar zijn maatrege- flen tent i ltter van Moosburg genoot bij in Ier Unw 6011 groot aanzien, de heel familie Greek! I - voo,de zich uitermate ge- otieeicl, toen hij zijn verlangen te kennen gaf, als meu haar eerst een zelfere wellevendheid en gemanierdheid liet aanice- ren. In dien nog pafriarcbalen tijd, toen een ieder nog bij moeders pappot bleef en tot liet maken van vergelijkingen minder gelegen heid vond dan heden ten dage, leek de slot heer den landbewoners een kleine potentaat; zoo iemand was dan toch zeker geen kale jon ker die slechts uit gierigheid de klauwen naar het geld uitsloeg en niets als tegengift te bieden had. Kegina leek het als zou zij op een troon verheven worden. De echt werd niet met kinderen gezegenc Hoemeer jaren er verliepen, zonder dat Dago bert een directen erfgenaam kreeg, hoe meer zijn aanzien steeg als erfoom, hoemeer hij z«ne maelit als zoodanig gevoelde. Feu oud man geworden, had hij liefst de heek familie geregeerd. Over 't algemeen was t echtpaar goedaardig; bij beiden kwa men wei eens grootmoedige gevoelens op, fijngevoeligheid was echter een eigenschap, die geen van beiden bezat, en somtijds zeer lastige despotenluimon maakten 't verkeer met hen moeilijk. anneer men echter voor hen had gebogen, t weinigje wierook, waarop zij aanspraak maakten, hun geofferd had, dan kon men veel van hen verkrijgen. Dat wisten ook de twee broeders, die hem het naast ver want waren. En zij zoowel als liunne kinderen maakten hiervan gebruik, om er zooveel mo mogelijk van te trekken. De jongste broeder daarentegen, Karei van Sonneck, Hugo's vader, nam a;ui den wed strijd om Dagobert's gunst geen deel. Van eene grootmoedige, nobele natuur zijnde, vond hij dit voor zijne waardigheid onverdragelijk; hij wist ook, dat er van zijn kant veel onder werping noodig was om vergiffenis te ver krijgen voor datgene, waardoor hij zijne fami lie beleedigd had. Zijn eörste vergrijp was geweest een katholieke vrouw te huwen; hierbij liet hij nog zijne kin deren in de Katholieke leer opvoeden, en be kroonde zijn werk hiermee, dat hu zelf tot dit geloof terugkeerde. Vrijheer Dagobert zou in elk geval eene verschooning voor hem gevonden hebben. Nu en dan, wanneer bij in* de Moosdorper kerk, die den Katholieken in de zestiende eeuw was afgenomen, zich bevond en zijn blik op de grafmonumenten zijner voorvaderen viel, dio den rozenkrans in de zwaar gepantserde handen in steen gebeiteld daar knielden, steeg er een gevoel van verdraagzaamheid in hem op; zijne Kegina daarentegen kende zulke toegevendheid niet. Met echte boeren- vasthoudendheid was zij vol afschuw voor de Babylonische dame en haren aanhang, zoo- als bet haar in hare kinderjaren was geleerd, en zij liet zich dikwijls scherp over haren zwager uit. Deze beantwoordde in dezelfde mate zijn afkeer van de plebejische schoon zuster, en deed zijne trotschheid uitkomen door zich onafhankelijk van den broeder te toonen. Met eene zekere waardigheid vermeed hij 't voordeel te trekken door eene marnmon- vereering van vrouw Kegina, zooals zijn broeders bet deden. Tei-wijl zijne broeders dikwijls veel vorder den van de vrijgevigheid van Dagobert, bad de overleden houtvester ondanks zijn talrijke familie nooit op iets meer aanspz-aak gemaakt dan op zijn bescheiden apanage. jj{ wil nzij nu eenmaal bet reclit met la ten ontnemen, mij onbeschroomd over Kegina en liare zwakheden uit te laten, kon by la chend antwoorden, wanneer zijn vrouw hem zeide, dat zijn vastheid van karakter niets was dan verborgen hoogmoed. En aan die op vatting bleef hij vasthouden tot zijn dood. Men mocht overigens vrouw Kegina beoor- deelen, gelijk men wilde, niemand kon loo chenen, dat haar man tevreden en rustig met haar leefde. Beiden waren goedaardige, zeer alledaagsche, daarbij gerenzenloos ijdele men- schen, die bij elkaar waren gekomen om een bepaald doel te bereiken, en die zoo, praetisch gemoedelijk, echter met enkele schaduwzij den aan hun overeenkomst klevend, het met elkander konden vinden. Zij vergat nooit, dat het haar rijkdom was, die de Ronneeks op nieuw deed schitteren, maar even weinig ver gat ze het, dat deze schittering op haar terug kaatste, en zij genoot van haar titel met eeD voldoening zooals zij 'tdeed voor lange jaren, toen ze hem kocht. Den man, die haar deze eer had verschaft, haar daarbij met achting en eerbied had be jegend, had zij van lieverlede van harte lee- ren liefhebben. Hij daarentegen verheugde er zich over, dat zij hem naar goeddunken met haar geld liet handelen, en altijd zijne auto riteit erkende. Wanneer zij ook nu en dan al eens met hem lachte en spotte en hem een steek onder water gaf, daarentegen bad zijne weinig fijngevoelige natuur zich mettertijd zoo afgestompt, dat hij zijn wrevel niet meer hoefde te verbijten. Genoeglijk leefden zij inet elkaar als een rechtschapen, tevreden echt paar. Het was de dag voor de begrafenis van den neef. Barones Sonneck zat aan hare schrijf tafel, toen haar man met een vergenoegden, met de aanstaande treurige plechtigheid te eenenmale in strijd zijifffen blik binnentrad. Hij kwam als brenger van een zeer welkom bericht, en geene droefheid was diep genoeg, hem voor de vreugde over iets, dat zijne ijdel lieid streelde, ontvankelijk te maken. Aan de schrijftafel, Regina? vroeg hij, verwonderd haar hier bezig te vinden, daar dit eene zeldzaamheid was. Ik schrijf het menu voor morgen, ant woordde zij zonder op te zien. Maak dan maar een zeer fijn. Zooeven kwam een telegram van vorst Von Weddern- heim-Meerholz; hij komt ter beofrafau}s.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5