TWEEDE BLAD
buitenland.
binnenland.
DWAALWEGEN;
Handschoenen.
Au Bon Marché
„Noyon s"
Haarlem-Brussel.
Handschoenen.
DS«S£RD*G 17 AUGUSTUS 1911
FEUILLETON
te.1 US «iet „kracht 'aTt.^S'
hoewel schaduwzijden eraan verbonden wa
ren.
HIEUWE HAARLEM
URANT
- Kenners. Het stelen van fietsen uit §al!S©!b
voor de huizen is nog wel lucr1a',e;t. m
komen onmodern. Een troepje Bcilijnscne jon
lelui, die natuurlijk een veree.ngmg skchtten
anders zouden zij geen goe..e ui s i i
„Koniuiit nieuw denkbeeld om
kwam op n absomui u..v
inrler gevaarlijke manier, fietsen
novendien op nnnaei
en banden te stelen. n
De vereeniging schreef, aldus dc Berlijnsehe
eorresp. van het „Hbl.", voor haar leden een
wedstrijd uil over den weg, tweehonderd kilo
meter Ze vroeg aan fabrikanten van fietsen
en banden en alle mogelijke fietsonderdeelen om
jji-alis ren-machines en ren-benoodigdhedeti. Liefst
ook om medailles, nog liever om subsidie in den
vorm van contanten. Zoodra de wedstrijd afge-
loopen was, zouden in de meest gelezen sport
bladen groot© adverienliën geplaatst worden,
waarin de namen van tfe winnaars vermeld
werden met het merk van de gebruikte ma
chine, banden, velgen, enz. en/.. Deze ree arne
zou natuurlijk de fabrikant zoo niet geheel, dan
toch gedeeltelijk willen betalen.
Dc fabrikanten zonden, be aaiden, zonden, be
taalden meer dan eens fietsen, banden, geld.
Tot het bleek, dal de leden van de vereem-
niet renden om strijd, doch ergens in een
kroegje renden om strijd, tot het geld op was,
dat de gratis fietsen, banden, enz. opgebracht
hadden bij een tweedehands opkoopertje.
En was het geld op, dan werd om strijd ge
knobeld, wien de eer te beurt zou vallen ge
noemd te worden als winnaars van deii twee
honderd kilometer wedstrijd in de advertentie
kolommen van de meest gelezen sportbladen.
De staking in Engeland. Een onzer cor
respondenten, welke onlangs te Londen was be
richt ons omtrent de stalling aldaar het volgende:
Niettegenstaande dat Zaterdag officieel een ac-
ooord tusschen stakers en werkgevers was ge
troffen, kon geenszins het einde worden gepro
clameerd. In de Londensche dokken werd door
nauwelijks een derde der arbeiders het werk
hervat, waarvan over een groot gedeelte gedu
rende den dag het werk neerlag, omdat in het
contract geen duidelijke onderscheiding was aan
gegeven voor de meer ontwikkelde arbeiders.
De mindei'ontwikkelden meenden in aanmerking
te komen voor het loon voor de méér ontwik
kelden bedoeld, terwijl de laatslen, in. een geval
van toegeven aan dezen ei cli, weer hoogere
eischen zullen stellen. Meer dan 12.000 arbeiders
zijn nog niet begonnen.
Het bestuur der arbeiderspartij verklaart open
lijk dat de arbeiders niet meer onder hunne
leiding slaan, doch zelf de taak in handen heb
ben genomen.
Door sommige hoofdmannen worden ophitsen
de redevoeringen gehouden; een zelfs verklaarde
dat: „het einde te onverwachts was gekomen
en de stakers nu den tijd wenschen vol te ma
ken met andere esicheu."
De troebelen te Liverpool door de stakers
veroorzaakt hebben tot gevolg gehad dat door
den burgemeester „de burgeroorlog" werd afge
kondigd. Bloedige tafereelen hebben zich aldaar
afgespeeld. Men verwacht dat heden ongeveer
1 (10.000 personen het werk zullen hebben neer
gelegd.
Ook het spoorwegverkeer loopt groot gevaar.
Zoude niet te verwonderen zijn indien bin-
nen weinige dagen eene algemeene spoorwegsta
king werd geproclameerd. Op verschillende lij
nen is 't werk al neergelegd, terwijl op andere
lijnen eischen zijn gesteld welke bij niet-inwil-
lhdng tot resultaat zullen hebben dat tot staking
zal worden overgegaan.
De ontevredenheid onder de spoorwegbeamb-
len is kenbaar gemaakt over geheel Engeland
en Schotland, alleen de positie der ondergrond
spoorweg in Londen schijnt minder gevaar op
le leveren.
Tengevolge van de dokwerkersstaking, hebben
dagelijks meerdere noodzakelijke en vrijwillige
stakingen op fabrieken, enz. plaats.
De algemeene toestand voor 't handelswezen
in Engeland is zeer criiiek, terwijl het publiek
nu reeds groote schade ondervindt tengevolge
der stijging ia prijs van meerdere producten,
welke per schip worden aangevoerd.
Volgens gezaghebbende personen is deze sta
king en hare gevolgen een: „disgrace to Eng
land", en men verwijt de regeering van laks
heid, daar zij niet ingrijpt.
De allernieuwste versnapering. „Kellner!
Een halve uitsmijter van vliegeneieren!"
Deze, in onze Weslersche ooien eenigszins
zonderling klinkende ui roep, kan men tenhui-
digen dag meermalen vernemen in de fijnste
restauraties in de Unie. Hij wordt daar min
stens evenveel vernomen als hier het geroep
om ©ca sneedje ros.''
De Amerikanen zijn deze nieuwigheid ver
schuldigd aan een waardigea farmer in de ge-
meente Tidionte (Pennsylvania', Flaubert Marcy,
vliegenïokker en een, die zijn vak verstaat.
Men oordcele:
in groole kooien, van ijzergaas vervaardigd
vliegen parken zou men ze kunnen noemen
20 meier lang, 13 meter breed en ruim 3
meier hoög, heeft onze uitnemende tan lbouweï
fabelachtige hoeveelheden vliegen gefokt en ge
vangen gezet, van wie hij niet anders verlangt
dan ecu overvloedigen „leg" ia hel water van
alleraardigste, kleine vijvertjes, in het midden
der kooien aangelegd.
Eens per dag worden die vijvers geleegd en
in elk ervan oogst de fokker millioenen eitjes,
die door lielT.e wrijving van 'n zeer licht schaal
tje worden ontdaan. De uiterst kleine, witle
korreltjes vragen dan verder niets dan een be
hoorlijke toebereiding, alvorens de grage gene-
mellen der lekkerbekken te gaan streden. De
invoerder van di voor EuiO^eanen nieuwe ge
acht mierencierefi en rupsen verorberen gan-
sche Afrikaansehe volksstammen reeds sedert
onheugelijke tijden met smaak beweert bo
vendien dat het zeer voedzaam is.
Met het oog op de woedende kruistochten,
juist in Amerika dezer dagen legen de vliegen
begonnen, die bij honderddui enden worden af
gemaakt, zou dit bericht, zelfs door dc „World"
gelanceerd, weinig geloofwaardig lijken,, indien
wij hier met gewone huisvlugcti le doen hadden.
Maar de legvlicgen, waarover het Amerikaan-
sche blad zoo gemakkelijk komkommert, zijn
„ephyda's", bewoners der zouthoudende meeren
in het verre Westen en ia Mexico.
En de ephyda's worden uiterst zindelijke beest
jes geheeten, aangenaam in den omgang en on
gevaarlijk.
H M DE KONINGIN MET PïtINSES
JULIANA IN DEN KOKENMOLEN.
[Wij lezen in de „Nederlander":
Donderdag 3 Aug. j.l. vertoefde H. M. de
Koningin met Erin&cs Juiiana op een wan
delrit "eenigie oogenblikken bij den windko-
renmolen „de Windhond" van den heer J.
W. Smits, te Soest, waar de Prinses het
grootste genoegen had bij 't zien der rond
draaiende molenwieken.
Door dit kort© oponthoud en, mecta door
de vraag' van den molenaar of H.M. eens iets
meer wilde zien van het bedrijf, is blijkbaar
ook de belangstelling van H. M. gewekt
ten opzichte van het inwendige van den mo
len, althans Zaterdag 12 Aug. j.l., 'smor
gens om 8 uur reeds, kwam H. M. en ook
nu weer met 't Prinsesje en gevolg, een
bezoek brengen om het inwendige van den
molen te bezichtigen.
Na ©enige oogenblikken gewacht te heb
ben op den molenaar, die juist op 't veld
vertoefde, en op 'dit vroege uur natuurlijk
geen Koninklijk bezoek verwachtte, akioe-
wel hij van 't voornemen van H, M. niet
onkundig was, werd met groote belangstel
ling' eerst de benedenruimte bezichtigd, waar
groote voorraden koren lagen opgestapeld.
Vervolgens ging het naar den len zolder.
't.Was interessant het hooge gezelschap de
molentrap te zien opgaan, allen zich ste
vig vasthoudend aan het touw da,t dient voor
trapleuning. Pas op, freule, riep H. M. houdt
't touw goad vast 1 Nu, wie wel eens een
dergielijke inrichting heeft bezocht, weet dat
't trappenloopen in oen molen nu juist niet
tot 't gemakkelijkste werk behoort.
Boven gekomen, liet H. M. zich van een
en ander inlichten. Ook werd even vertoefd
op den omloop, die ter hoogte van den len
zolder rond den buitenkant van den molen
is en waar de inrichting is om de wieken
in de goede richting te plaatsen.
Van den len zolder werd de Prinses weer
naar beneden gebracht, doch II. M. ging
nog weer een verdieping hooger, waar de
molensteenen zijn, die 't koren fijn malen.
Door den molenaar werden nu de steenen
opengelegd en de molen in werking gesteld,
zoodat Hare Majesteit duidelijk kon zien hoe
de mais, die juist gemalen werd, tusschen de
steen wordt gedreven en fijn gemalen.
Toen bij 't terugkeeren H, M. nog ,©ven
vertoefde op dien omloop, konden dei enke
le belangstellenden (genieten v'an het heer
lijk tafereeltje: Beneden op het grasveld het
Prinsesje, rustend, met de freule, opgetogen
van blijdschap, toen zij op de vraag„wagr
is moeder nu' Moedor da;ar hooig bpvén
zich op den omloop zag.
Bij 't lieengia,aan onderhield 'H. jHJ,; zich
nog even allervriendelijkst met de molenaars-
fajniliö, de 5e van hjat geslacht Smits, welke
sinds de stichting (1737) dezen molen be-
woonL
Nadat de molenaar, op verzoek voor 't
Prinsesje, die met een lieve buiging bedank
te den molen nog even op gang lia .l gebracht,
vertrok bet hooge gezelschap. H. M. be
dankte den heer Smits voor zijn geleide,, die
evenwel H. M. dank zteide voor de groote
eer van dit bezoek.
B K. ESPERANTISTEN BOND.
Van onzen lijzoncLenn verslaggever.
Esperanto in practijk. Opening van het 2e
Internationale Esperantisten Congres.
Den Haag, 14 Augustus.
In onzen tijd van modern internationalisme
is een internationaal congres volstrekt geen zeld
zaamheid elk jaar telt de zijne en elk vol
gend telt er weer meer, maar voor hoevele
deelnemers waren en zijn nog die congressen zoo
niet grootendeels onbegrijpelijk, dan toch min
stens saai en vervelend. Ieder congres i> een
nieuw bewijs, hoe bij het toenemende internatio
nalisme der 20e eeuw een internationale taal
een dringende noodzakelijkheid is.
Hierover eens hebbende Jioorcn spreken, daar
na er nog eens wat van. gelezen, en nog eens
over gedacht en eindelijk besloot "ïk meer uit
nieuwsgierigheid dan wel mot vol vertrouwen
eens kennis te maken met Esperanto.
't Boekje was klein en dun mei groote let
ters 't systeem leek wel aardig 't was
niet moeilijk, reeds spoedig kan men het lezen,
daarna een beetje babbelen en werkelijk, hoe
meer ik er in kwam, des te. mooier ik het
vond en hot geheel mij eenvoudiger en logi ober
voorkwam totdat op ©en goeden dag ik de
stoute schoenen aantrok en de groene sier op
mijn jas spelde.
Nu op overwinningen ui l 'Groot en talrijk
waren ze niet en dikwijls slechts halve, soms
zelfs geen overwinning, maar kon ik alleen een
spottend glimlachje oogstenl
Begon ik niet te twijfelen? eerlijk gezegd,
ik wilde nog niet de proef op de som main-
keerde mij nog.
Maar nu weg alle twijfel en alle beden
king ik ben naar Den Haag geweest heb
ze ontmoet die vurige pionniers uit alle landen,
heb ze liooren spreken ons zo et-klinkend Es
peranto; heb ze begrepen met hoofd en hart,
heb meegevoeld de smart van hei Poolsche pries-
terhart .over zijn verstrooide kudde, heb de en
ergie en wilkracht van dien kleinen Ilaliaan-
schen geestelijke bewonderd, die na Veel mis
kenning en diepe verachting, °°k *n zÜn '"tul
eindelijk de groene ster ziet overwinnen in
één woord, die gansche avond werd voor mij
een openbaring, van. een nieuw toekomstleveu,
van een nieuw leven onder de Katholieken,
sterker dan voorheen, verbonden, als wij zullen
zijn over de geheele aarde dooi een heclne
band
Zoo ging ik nieuwsgierig verlangend heen en
ziet nauwelijks betrad ik het Haarlemsche per
ron, of 4 stemmen riepen eenparig La verda
stelo", (de groene ster). M'n eerste ontmoeting
totaal verrast, stond ik te ldjken, wist eerst
niet goed, of ik al in Den Haag was of niet,
maar spoedig begon onze kennismaking. Een
echtpaar uit Parijs en Grenoble, die een reisje
maak'en door ons land. Ik was reeds de 4e
Esperantist, welke zij dien dag ontmoetten, in
Utrecht 2 en in. Amsterdam 1. Of zij naar
ons "Congres gingen? Die uit Grenoble wel, doch
die uit Parijs, wel katholiek geboren, doch zoo-
als zij zich uitdrukten, brachten het niet meer
in practijk. Mijn aansporing om toch ons Kath.
Congres bij te wonen, bleek me later een ver-
geefsche te zijn geweest.
Aan hel Ilaagsche station vele groene ster
ren, allen even voorkomend en behulpzaam voor
de aankomende congressisten. Mijn beide Frau-
sche heeren profiteerden er ook van en onder
geleide gingen zij een holel zoeken. Na eenig
wachten kwamen zij bij ons terug, en wilde
ik afscheid nemen, maar tegen wil en dank
moest ik mee zelfs hadden zij reeds een
kamer voor me besteld doch ik moest ze
teleurstellen mijn weg wees anders. Op de
meest hartelijke wijze, zei Ik hen vaarwel, ech
ter niet, voordat we^ onze kaartjes gewisseld
hadden. Eigenaardig, ofschoon ik mij voorgesteld
had, als deelnemer aan het Katholieke Congres,
onze afvallige Franschman kon haast niet schei
den op echt Fransche wijze drukte hij me
heide handen, dan. weer legde hij de zijne op
mijn beide schouders, doch hoe goed hij het
meende, me beloven, dat hij ons Congres zou
bijwonen, neen, dat kon hij niet!
Wel jammer, zoo hij pas Congres zou bij
wonen, er zou een verdwaalde ziel zijn terug
gevonden
Even voor achten, stapte ik de Congreszaal
binnen, in haar vroolijke versiering van groen
en rood met wit een aangenaam geheel ople
verende.
Hoe meer het tegen achten liep, hoe grooter
de toeloop! Tal van genoodigden, onder wie
Mr. Aalberse, staatsraad Mr. Borret, prof. pater
Kops namen pleats. Ilier en daar verscheen
reeds een bui'.enlandseh type ja tenslotte
zag ik er Franschen, Belgen, Dui sellers, Honga
ren, Italianen, Russen, Zwitsers, Engelschen,
Spanjaarden een klein Babel maar zonder
Sp raak v e r wa r r Lng.
Langzamerhand was de zaal geheel gevuld
en uit die volte een geroezemoes van gonzende
stemme" tot op eens plechtige stilte. Austin Ri
chardson, abbé uit Belgis, voorzitter van het
Congresbesluur ondanks zijn wankele gezond
heid en 't verbod van zijn geneesheer om le spre
ken hier tegenwoordig richt zich op en uit
aller harten, van aller lippen in ééne taal een
zelfde groet van vele volken tot Christus: „Lau-
data Jesuo."
Nog een kort woord en de leiding wordt ge
geven aan onzen Ned. president, kapelaan Poeli,
die in heerlijk Esperanto met klare en heldere
slem Abbé Richardson welkom heet en ongeveer
aldus vervolgt: In dit plechtig oogenblik zijn,
we begonnen met een „geloofd zij Christus"
en we willen hopen, dat we met Gods genade
in de volgende vergadering veel mogen werken
tot heil van Christus' Kerk door middel van
Esperanto. Groote vreugde baart het ons, alge-
vaardigden uit meer dan 10 landen hier te zien,
om hun land op dit Congres te vertegenwoor
digen. Hartelijk welkom in de stad van interna
tionale werkzaamheden, hartelijk dank aan Eere-
comité, begunstigers en belangsteltenden van ons
2e Int. Kath. Esp. Congres.
Luid applaus toont, dat zoowel Nederlander
als buitenlander dat woord verstaan en begrepen
hebben. Ook ik had kunnen, volgen, doch abbé
Richardson had lveel "weinig gesproken en kap.
Poell is Nederlander. Hoe zou het verder gaan?
want het oogenblik der o'ficiëele begroetingen
en complimenten was aangebroken.
Allereerst de Italiaansche priester Bianchini.
Tersluiks had ik den kleinen man al eens op
genomen, waaruit het Zuidelijk typ© duidelijk
sprak, dat va a 1b mine gelaat, die in zwarte
oogen, die koolzwarte harent
Driftig loopt hij naar den katheder, maakt
onderweg een paar houterige buigingen en dan
in eens vol durf en kracht. Met innige vreugde
op dat donkere gezicht, vertelt hij van zijngroo-
le blijheid, hier tegenwoordig te kunnen zijn,
met vuur en gloed schildert hij ons, hoe in
zijn schoon vaderland Esperan'o eerst gemin
acht en verworpen, thans na grooten en zwaren
arbeid als belangrijk wordt beschouwd en hij
eindigt met de woorden, terwijl zijn oogen fon
kelen en schitteren: „Wij hebben gezaaid wee-
nende, maar zingende kunnen wij oogsten.'-'
Als tweede, de Franschman Colas, secretaris
van den Int. Kath* Esp. Bond. Ilij brengt den
Congressisien van het 2e Congres de groeten
uil het land, waar het le is gehouden (Parijs),
hopende, dat het werk in Frankrijk begonnen,
hier met moed en volharding zal worden voort
gezel. Hij brengt de groeten namens Dr. Gautlie-
ros, prof. aan dé vrije faculteit te Parijs, die
op 't punt staat naar Amerika te vertrekken,
aan de vrienden van het vorige jaar, benevens
de beste wenschen voor ons Congres namens
Baronesse de Menil een der krachtfiguren van
de Inl. Kath. vereeniging tot bescherming van
meisjes en ten slotte wensch en groet van abbé
Du vann uit Parijs.
Als derde treedt naar voren Monseigneur Gies-
wein uit Hongarije, president van de Hongaar-
sche Esp. vereeniging, pauselijk prelaat en lid
van het Hongaarsch parlement. Hij noemt zich
nog een beginneling en vertelt ons, dat hij Esp.
is gaan loeren, omdat hij voorzitter van een Esp.
vereeniging ^was geworden en daarvoor dankt
hij God, en hoopt, dat het licht opgekomen
in het Oosten (Zamenhod) spoedig ook in het
gansche Westen moge schijnen, dat Esperanto
een band moge vormen tusschen alle Christenen
van O. en W, Europa. Zoo juist is hij geko
men van een internationaal congres in New
Castte en heeft daar nog eens ondervonden de
ellende en tijdroof, als er geen internationale
taal gebruikt wordt.
De volgende spreker is volgens de loerende
persmannen, te oordeelen naar zijn hoofddeksel,
een Oostenrijksch officier, en wat snit en ver
siering van broek en jas aangaat, kan het on
mogelijk anders dan een zeeofficier zijn maar
weg alle gevaarlijke onderstellingen, demanblijkt
le zijn een doodkalm ambtenaar aan het depar
tement van financiën, komende van Is trie (Oos
tenrijk.) Juist omdat in zijn land, zooveel ta
len gesproken worden, verslaan en begrijpen
de inwoners elkaar niet, noch in het Parle
ment, noch in het dagelijksch leven. Hij hoopt
dat de droom van Zamenhoff één hulptaal over
de gansche wereld spoedig werkelijkheid moge
worden.
De vijfde spreker is een echt type geen
enkele verslaggever, ook uwe bijzondere niet
kan achterhalen uit welke hoek deze gekomen
is. Lang, kromme rug, kruilebol, alles g'oot,
neus, oogen, brilleglazen. Het blijkt de Eagebch-
man Huveler te zijn de beroemde voorvechtei
in Engeland, groot industrieel, samensteller vat
Esperanloslcuieltjes, ontwerper van een inter-
nationaal muntsielsel, oprichter van den Espe
ranto-geldbank. Terwijl hij naar den katheder
gaat, een storm van applaus, doch af er niets
gebeurt vertelt hij even iets van het internatio
nale congres te New Castle, en hoopt verder,
dat dit congres ©en goede stoot aan de bewe
ging moge geven. Hij af, neemt zijn krant en
is oogenschijnlijk absent.
Ter afwisseling heel kort helaas eer.
vrouwelijk gedelegeerde uit Beieren. Mevr. Ida
Hornung, van haar een groet en een wensch
tot welslagen Ten 7e een geestelijke uit Galicië,
Jozelo Szurek vertegenwoordiger van Duilsch
Polen brengt zijn groeten aan de stad der
algemeene vredesbeweging en hoopt deze ook
onder de Katholieken der verschillende landen Ie
zien heerschen.
Milson ui' Genève (Zwitserland) hoewel geen
officieel vertegenwoordiger, brengt zijn groet aan
allen. Hij heeft het le Congres bijgewoond en
kan nu een grooten vooruitgang constateeren.
't Was een jong broekje, heel uit Zwitserland
hier heengekomenl
Een groote, stoere, breede figuur verschijnt
statig achter den katheder, 't is Monseigneur
Dawling uit Engeland, stichter der internatio
nale vereeniging lot verdediging van het Room-
sche Geloof, kent geen Esperanto, doch is ge
komen, omdat ook hij voor zijne vereeniging
Esperanto wenscht te gaan gebruiken. Mon
seigneur spreekt daarom eerst in het Engets^h,
daarna in het Fransch, wijst er op, hoe de
Katholieken over de wereld dikwijls verdeeld
zijn, dat alle vereenigd «moeten worden tot regi
menten gereed te strijden voor ons H. Geloot
Langzaam verdwijnt de groote Engelschman en
plotseling verschijnt een lange rechte gestalte met
jong en blozend gelaat, levendige oogen, allei!
even scherp en hoekig, 't Is Franiski Rawicki,
pastoor in Blaiski üi Russisch Polen. Scherp
en afgebelen zijn zijn zinnen elke zin is
af maar met hartstochtelijk vuur vertelt hij,
hoe zijn land de wieg was voor Esperanto,
maar dat het moederland werd een stiefmoe
der, want ze willen den Katholieken Esperan
tisten niet alleen hun godsdienst, maar ook hun
Esperanto ontrooven. Zij blijven echter getrouw,
omdat wij in Esperanto juist een middel zien,
om hunne vervolgingen meer bekend, le doen
worden, en waardoor eenmaal de Katholieken
over de geheele aarde nauw vereenigd zullen
zijn. Daarom hulde aan dit Congres. Even slit
en toen plotseling een applaus, zooals dien avond
nog niet gehoord was, allen hadden medelijden
met den jongen, dapperen pastoor.
't Was de laatste spreker en 't duurde gé
ruimen tijd, eer voorzitter Poell telegrammen
en brieven kon voorlezen van:
Dr. Dombrovski Russi ch dichter uit Kovno
groet namens de Li.haurche Esperantisten
en volkomen succes.
Andre Niessen, journalist uil Kopenhagen, een
bekeerling, en verder van Engelschen, Franschen,
Spanjaarden, ook een van een missionaris op c.e
Philippijnen!
Alle wel een bewijs, dat dit Congres een ge
beurtenis is, waarop door de gansche Katholieke
wereld acht geslagen wordtl
Op voorstel van hot Congresbesluur werden
telegrammen gezonden aan Z. H. den Paus, Z,
D. H. Monseigneur Callier, H. M. Koningin W.il-
helmina, Dr. Zamenhoff en aan den Deken van
Dc,n Haag voor diens hulp en bemoeiingen.
Wakker geschud uit onze heerlijke droom van
internationalisme, kregen we de krachtige pro-
pagandalezing van prof. van. Poppel le hooren
Allereerst toonde hij aan, met tal van voor
beelden, dat in onzen tijd een nieuw leven is
ontstaan een internationaal leven, dat zich ontt
wikkelt en voorui'gaat met meer dan eenparige
versnelling.
Er beslaan thans meer dan 80 internationale
vereenigingen. Had men dit 100 jaar geleden
voorspelt, man zou het als een utopie beschouwd
hebben; maar nu blijkt het steeds meer en meer,
dat het nationalisme, niet de laatste ring is die
de mensch omsluit.
Zoo de wereld beschouwd, komt men tot de
conclusie dus, dat er internationalisme bestaat,
maar tevens merkt men ook, dat dit internatio
nalisme zich niet ontwikkelt op kosten van de
natie, doch tot haar voordeel, en dat het ziah
niet wil stellen in de plaats der natie, doch
daarnaast.
Ieder mensch ondervindt iets van dit inter
nationalisme, dat staat boven de volken en toch
zijn oorzaak vindt in de volken.
Helaas, nu is er nog een groot beletsel waar
door dit Internationaal leven bedrukt en be
nauwd wordt en dat is het verschil in talen.
Daarom dus noodig en noodzakelijk, dat ei
kome een internationale hulptaal.
2.
vVeer rijk geworden, hadden ze gejaagd, ge
dronken, gespeeld en gebrast. De goederen
verminderden voortdurend, terwijl de zijtak
ken der familie vermeerderden. In alle deelen
van t rijk kon men ze vinden, de hoofdtak
bloeide echter in Mooshnrg, 't stamgoed.
1 e®r Dagobert, de oudste van vier broe-
ders',„,a.d n°g zeer jong de met schuld bela
den bezitting overgenomen.
an zijn aeugd was 't reeds zijn verlangen
geweest, steunen, 't geslacht met
nieuwen glans te doen schitteren.
Uit Moosdorp, het dichtst bij den Moosburg
gelegen dorp, was in het begin der eeuw een
knaap vertrokken, die 'tvan marskramer tot
rijk koopman had gebracht. Ignaat Holder-
mann, zoo heette Hij, was door zijne familie 1
in dat dorp als dood beschouwd geworden;
wanneer men zich nog eens zijner herinner
de, stelde men hem voor als iemand, die van
ellende was omgekomen. Groot was derhalve
de opgewondenheid, toen bekend werd, dat hij
als meervoudig millionnair gestorven was,
en zijns broeders kleinkinderen, een achtjarig
meisje, Regina, en haar ongeveer tien jaar
jongeren broeder tot erfgenaam had be
noemd.
Eegina Holdermann, die tot nu toe de
koeien had gehoed op 'tveld en in de weide
altijd flink hare handen uitgestoken, was nu
opeen een schatrijk meisje geworden, en de
i landheer nam hiernaar zijn maatrege-
flen tent i ltter van Moosburg genoot bij in
Ier Unw 6011 groot aanzien, de heel familie
Greek! I - voo,de zich uitermate ge-
otieeicl, toen hij zijn verlangen te kennen gaf,
als meu haar eerst een zelfere
wellevendheid en gemanierdheid liet aanice-
ren. In dien nog pafriarcbalen tijd, toen een
ieder nog bij moeders pappot bleef en tot liet
maken van vergelijkingen minder gelegen
heid vond dan heden ten dage, leek de slot
heer den landbewoners een kleine potentaat;
zoo iemand was dan toch zeker geen kale jon
ker die slechts uit gierigheid de klauwen
naar het geld uitsloeg en niets als tegengift
te bieden had. Kegina leek het als zou zij op
een troon verheven worden.
De echt werd niet met kinderen gezegenc
Hoemeer jaren er verliepen, zonder dat Dago
bert een directen erfgenaam kreeg, hoe meer
zijn aanzien steeg als erfoom, hoemeer hij
z«ne maelit als zoodanig gevoelde.
Feu oud man geworden, had hij liefst de
heek familie geregeerd. Over 't algemeen
was t echtpaar goedaardig; bij beiden kwa
men wei eens grootmoedige gevoelens op,
fijngevoeligheid was echter een eigenschap,
die geen van beiden bezat, en somtijds zeer
lastige despotenluimon maakten 't verkeer
met hen moeilijk. anneer men echter voor
hen had gebogen, t weinigje wierook, waarop
zij aanspraak maakten, hun geofferd had, dan
kon men veel van hen verkrijgen. Dat wisten
ook de twee broeders, die hem het naast ver
want waren. En zij zoowel als liunne kinderen
maakten hiervan gebruik, om er zooveel mo
mogelijk van te trekken.
De jongste broeder daarentegen, Karei van
Sonneck, Hugo's vader, nam a;ui den wed
strijd om Dagobert's gunst geen deel. Van
eene grootmoedige, nobele natuur zijnde, vond
hij dit voor zijne waardigheid onverdragelijk;
hij wist ook, dat er van zijn kant veel onder
werping noodig was om vergiffenis te ver
krijgen voor datgene, waardoor hij zijne fami
lie beleedigd had. Zijn eörste vergrijp
was geweest een katholieke vrouw te
huwen; hierbij liet hij nog zijne kin
deren in de Katholieke leer opvoeden, en be
kroonde zijn werk hiermee, dat hu zelf tot dit
geloof terugkeerde.
Vrijheer Dagobert zou in elk geval eene
verschooning voor hem gevonden hebben. Nu
en dan, wanneer bij in* de Moosdorper kerk,
die den Katholieken in de zestiende eeuw was
afgenomen, zich bevond en zijn blik op de
grafmonumenten zijner voorvaderen viel, dio
den rozenkrans in de zwaar gepantserde
handen in steen gebeiteld daar knielden,
steeg er een gevoel van verdraagzaamheid
in hem op; zijne Kegina daarentegen kende
zulke toegevendheid niet. Met echte boeren-
vasthoudendheid was zij vol afschuw voor de
Babylonische dame en haren aanhang, zoo-
als bet haar in hare kinderjaren was geleerd,
en zij liet zich dikwijls scherp over haren
zwager uit. Deze beantwoordde in dezelfde
mate zijn afkeer van de plebejische schoon
zuster, en deed zijne trotschheid uitkomen
door zich onafhankelijk van den broeder te
toonen. Met eene zekere waardigheid vermeed
hij 't voordeel te trekken door eene marnmon-
vereering van vrouw Kegina, zooals zijn
broeders bet deden.
Tei-wijl zijne broeders dikwijls veel vorder
den van de vrijgevigheid van Dagobert, bad
de overleden houtvester ondanks zijn talrijke
familie nooit op iets meer aanspz-aak gemaakt
dan op zijn bescheiden apanage.
jj{ wil nzij nu eenmaal bet reclit met la
ten ontnemen, mij onbeschroomd over Kegina
en liare zwakheden uit te laten, kon by la
chend antwoorden, wanneer zijn vrouw hem
zeide, dat zijn vastheid van karakter niets
was dan verborgen hoogmoed. En aan die op
vatting bleef hij vasthouden tot zijn dood.
Men mocht overigens vrouw Kegina beoor-
deelen, gelijk men wilde, niemand kon loo
chenen, dat haar man tevreden en rustig met
haar leefde. Beiden waren goedaardige, zeer
alledaagsche, daarbij gerenzenloos ijdele men-
schen, die bij elkaar waren gekomen om een
bepaald doel te bereiken, en die zoo, praetisch
gemoedelijk, echter met enkele schaduwzij
den aan hun overeenkomst klevend, het met
elkander konden vinden. Zij vergat nooit, dat
het haar rijkdom was, die de Ronneeks op
nieuw deed schitteren, maar even weinig ver
gat ze het, dat deze schittering op haar terug
kaatste, en zij genoot van haar titel met eeD
voldoening zooals zij 'tdeed voor lange jaren,
toen ze hem kocht.
Den man, die haar deze eer had verschaft,
haar daarbij met achting en eerbied had be
jegend, had zij van lieverlede van harte lee-
ren liefhebben. Hij daarentegen verheugde er
zich over, dat zij hem naar goeddunken met
haar geld liet handelen, en altijd zijne auto
riteit erkende. Wanneer zij ook nu en dan
al eens met hem lachte en spotte en hem een
steek onder water gaf, daarentegen bad zijne
weinig fijngevoelige natuur zich mettertijd
zoo afgestompt, dat hij zijn wrevel niet meer
hoefde te verbijten. Genoeglijk leefden zij inet
elkaar als een rechtschapen, tevreden echt
paar.
Het was de dag voor de begrafenis van den
neef. Barones Sonneck zat aan hare schrijf
tafel, toen haar man met een vergenoegden,
met de aanstaande treurige plechtigheid te
eenenmale in strijd zijifffen blik binnentrad.
Hij kwam als brenger van een zeer welkom
bericht, en geene droefheid was diep genoeg,
hem voor de vreugde over iets, dat zijne ijdel
lieid streelde, ontvankelijk te maken.
Aan de schrijftafel, Regina? vroeg hij,
verwonderd haar hier bezig te vinden, daar
dit eene zeldzaamheid was.
Ik schrijf het menu voor morgen, ant
woordde zij zonder op te zien.
Maak dan maar een zeer fijn. Zooeven
kwam een telegram van vorst Von Weddern-
heim-Meerholz; hij komt ter beofrafau}s.