De Lnxe BroodMtaJi,
Smakelijk Brood
Toch nog gered,
Herman en Treesje.
A. ven der üöhien,
Witte- en
T ricotgoederen.
van uitsluitend prima kwaliteit
Mengelwerk.
HEÜÜÏ të* ii CARELS,
voorheen Paul iCaisea*,
LEVERT:
Groote Markt. 25,
TeHefoctn lo, Ü47S.
HAARLEM.
hetwelk vooraf in de agenda dezer courant
wordt bekend gemaakt.
De Maria-vereeniging beeft eenonderafd.
Meisjesbond. voor leden van 11-16 jaar,
die ook tweemaandelijks Ter?afe^h°nW st
dag, 's nam. te 4 uur, in het gebouw bt.
Bavo. Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid zich vo
het lidmaatschap te aten
Bchentijds bij het secretariaat der vereemgi g
Zijlweg 21.
R.-K. Propaganda club „St. Petrus",
Schoten (stadsgedeelte).
tt<p 'Rpstimr bestaat uit de heeien:
Th Bakker, Voorz., Kloosterstraat 101.
N P J Verzellenberg, le Secr., Javastr. 61.
Tb van Geldorp, Penningm., Borneostr. 15.
p Beers. 2e Secr., le Koogewoerddwarsstr.
B°h!^M. A. Mathot, Commissaris, Dr. Leyds-
straat 74.
GELOOF EN WETENSCHAP.
Vereeniging tot bevordering van de weten
schap onder de meer ontwikkelde
Katholieken.
Aangifte voor het lidmaatschap (mj"1™
'O—
Jarenlang was liet handelshuis, Gruit van
Steen genaamd, een der aanzienlijkste van Ham
burg geweest. Van de oprichting af waren jaar
op jaar de inkomsten grooter geworden en de
familie Gruit kon dan ook met recht rijk wor
den genoemd.
In den tijd, waarvan wij verhalen, was net
echter anders geworden.
De dertigjarige oorlog woedde met al haar
verschrikking en door dezen oorlog had de han
del een knak gekregen.
De eene koopman voor, de andere na, sloeg
bankroet. Ook ten opzichte van het huis van
Steen waren de kansen gekeerd.
pe toenmalige bezitter Herman Gruit, een
koopman in hart en nieren had met droeve
oogen den achteruitgang zijner zaken waar-
genomen.
Het was hem aan te zien, dat de zaak hem
ter harte ging en daar de toestand ten slotte
onhoudbaar werd, peinsde hij op middelen, om
langs een anderen weg in de behoeften te
V°HetC was op een sclioonen morgen, dat de
koopman met zijn ouden dienaar op zijn ruim
kantoor zat.
Voor hem lagen de opengeslagen boeken en
in gepeins verzonken, staarde hij op de reeds
geel geworden bladen.
Zwijgend zat zijn dienaar naast hem. Ze
hadden de boeken van heden met die van vroe
ger vergeleken; de aanmaningen der schuldei-
schers, de ernstige bedreigingen met droefheid
gelezen ze konden niet betalen.
Zoo gaat het niet langer we moeten
iets anders verzinnen.
De aangesprokene zwijgt eenige oogenblik-
ken- ook hij gevoelt de diepe ellende en den
grooten nood, die niet te keeren is.
Jaren lang had hij dezen patroon gediend en
de koopman wist de ervaring en het beleid
van den dienaar op prijs te stellen. Hij, zoowel
als zijn gade, hielden veel van Jansen, en deze
voelde wederkeerig genegenheid voor den
koopman.
Het gaat zoo niet goed, Jansen her
haalt de koopman als bij zich zeiven.
Neen, zegt Jansen, en zijn patroon in
de oogen ziende, zegt hij vastberaden:
We moeten een andere weg inslaan, en
daarvoor heb ik reeds lang een plan gemaakt.
Sta mij toe, voor een jaar ons eenig overge
bleven schip te mogen gebruiken. Geef mij
zooveel geld, als gij kunt missen en daarbij zoo
veel mogelijk Neurenberger waren, en laat mij
daarmee afvaren, naar de Nieuwe Wereld,
naar Amerika.
Go weet zoo gaat hij voort ik ken
de taa en ik hoop, dat mijn pogingen, om
geld te verdienen, zullen gelukken.
De beide mannen beraadslaagden nu een ge.
„uimen tijd over dezen voorslag. Hi
wel als 't tegen werd overwogen; met dezen
•^■.ttausiaagaen n
ruimen tijd over dezen voorslag. Het voor zoo
wel als t tegen werd overwogen; met dezen
uitslag dat Jansen naar Amerika zou afvaren.
We zijn vier weken later.
Ln raadsgewaad stapt koopman Gruit van
Steen naar de haven, een menigte volks met
het lot van den koopman bewogen, verbeidt
't oogenblik, waarop het schip geladen met al
lerlei waren, de haven van Hamburg verlaten
zou.
Eenige handelsbedienden schudden bedenke
lijk het hoofd; ze zeggen den koopman hunne
meening, namelijk, dat hij wellicht te veel gaat
wagen- -lar met forsehe stem roept de oude
Jansen zpn meester toe:
Laat den moed met zinken, wij hopen
elkander in gezondheid weder te ontmoeten op
beter tijden - vertrouw op de toekomst.
Daar donderde het eerste signaalsehot van af
vaart; de zeilen werden geheschen; nog een
flinks handdruk van meester en dienaar en
het schip stak* van wal.
In breede plooien wapperde de Hamburger
vlag in de heldere lucht; en weldra klieft het
schip de golven van de kalme zee
Bijna was een jaar verstreken: van Jansen
echter kwam taal noch teeken. Wel verbreid
den zich onheilspellende geruchten van het ver
gaan van Duitsehe handelsschepen. Met dat al
gingen de zaken van koopman Gruit al sneller
achteruit; met den dag werd de toestand be
denkelijker.
Het jaar snelt voort. Oudejaarsavond komt.
Het is stil in het ruime kantoor; bij den
grooten lessenaar zit de koopman, gebogen over
zijn grootboek.
Langzaam legt hij de pen neder. Zaehtkens
sluit hij het boek, wat hij gevreesd had is wer
kelijkheid geworden; de schulden overtreffen
zijn vermogen.
Hij staat op en verlaat het kantoor om de
familiekamer binnen te treden. In gepeins
verzonken zit de vrouw des huizes bij de ta
fel de kinderen spelen met Sultan, des koop-
mans grooten hond.
Zwaar zuchtend verwisselt de koopman zijn
kantoorkleeding voor het raadsheercostuum
met een kus neemt hij afscheid van vrouw eu
kinderen en begeeft zich langzaam op weg naar
het Raadhuis.
In de groote zaal zijn verschillende koop
lieden aanwezig. Na allen de hand te hebben
gedrukt, legt de koopman het zware grootboek,
hem door een zijner dienaars nagedragen, op
de tafel.
Het is stil in do zaal; allen beseffen de zwaar
te van den last, die op zijn schouders drukt.
Als hij het boek geopend heeft, verklaart hij
eerlijk en rondborstig, niet in staat te zijn de
zaak langer door te zetten, noch zijn schulden
te betalen.
De boeken worden nagezien, en de waarheid
wordt bevestigd. Het is niet anders, al treft
koopman Gruit geen blaam. De schuldeischers
vragen hun geld en hot recht moet zijn loop
hebben.
Men kan begrijpen, hoe groot de verwonde
ring, hoe groot de ontsteltenis was, toen men
in Hamburg hoerde, dat het groote en rijke
handelshuis Gruit van Steeu bankroet was.
Een maand was nog uitstel geschonken; deze
ging voorbij en nog was niets bekend van het
lol: van Jansen.
De dag brak weldra aan, waarop van over
heidswege alles wat des koopmams eigendom
was, werd verzegeld. Het is te beseffen dat
Herman Gruit en zijn gade onder al deze din
gen leden. Als een geknakt man zat hij neder,
eu noch de opbeurende woorden zijner vrouw,
noch het vroolijke gestoei zijner knapen scheen
den vroegeren glimlach op zijn gelaat terug te
kunnen brengen.
In het ruime kantoor waren de eigendom
men van den handelaar Gruit zoo veel moge
lijk opgesteld; verschillende koopers waren
aanwezig; op een verhevenheid aan het einie
der zaal stond de deurwaarder, en telkens als
zijne stem weerklonk en de hamerslag gehoord
were, was het, alsof een hamerslag viel op 't
hart van den koopman zelve.
In een aangren-zend vertrek zat hij met zijn
familie neder, en hoorde alles wat er geschied
de in zijn eenmaal zoo geliefd kantoor.
Heel wat hamerslagen waren reeds gehoord;
eon teeken, dat menig huismeubel reeds was
ge- tild. De luide stem des oproepers klonk hel
der door de ruimte, maar in het nevenvertrek
vv-is het stil.
Zooeven had mevrouw Elisabeth Gruit haar
man nog troost willen toespreken; nu echter
zat ze zwijgend neder en weende.
De knapen zaten in een hoek van het ver
trek, en de jongste leunde met zijn hoofdje op
Sultan's breede rug, die zich naast hem had
uitgestrekt.
Plotseling wordt de stilte verbroken; een
bediende treedt de kamer binnen.
Heer Herman, zoo spreekt hij, ik
kom den leunstoel halen, en uit zijn stem
klinkt medelijden.
De leuningstoel wordt weggedragen, maar
het wegnemen van dien stoel doet den koop
man het hart bersten van droefheid en rijkelijk
vloeien de tranen.
Het is de leunstoel, waaraan zulk een ge
sel iedenis is verbonden.
Al de bijzonderheden gaan zijn oog voorbij
in d:en stoel is zijn vader overleden.
Een puike, mooie leuningstoel, met groen
fluweel bekleed wie biedt er geld voor.
Yier mark.
Er is geboden vier mark wie biedt er
meer?
Een lange pauze volgde, de aanwezigen za.
gen met medelijden op den koopman, die het
^iet langer in zijn kamer kunnende houden, de
'zaal was binnengetreden, gevolgd door zijn
hond Sultan.
Yier mark ten eerste male, riep de op
roeper, vier mark andermaal.
Doch op datzelfde oogenblik verschijnt voor
een der geopende vensters een door weer en
wind gebruind gelaat, en een zware basstem
roept:
Vierhonderd mark voor de eerste maal.
Alsof een bliksemstraal vodr hunne voeten
ware neergeschoten, zoo schrikten al de aanwe
zigen. Aller oog richtte zich naar het venster
te vergeefs het gelaat is verdwenen. Doch
aan den ingang van de deur vertoont zich een
°eke zeemansgestalte, en naar voren tredend,
roept de zeeman, terwijl hij met de vuist op de
taiel slaat:
Vierhonderd mark voor de eerste maal,
voor de tweede maal en voer de laatste maal.
Allen van hier Komt morgen ten raad-
huize, en wat heer Herman schuldig is zal u
worden betaald met den verschuldigden interest
Verwonderd zien allen nen zeeman aan, een
man worstelt door de menigte naar voren en
met den uitroep: „O, Jansen!" valt hij den
zeeman om den hals.
Ja, ik ben het spreekt de zeeman.
Heer Herman, wees gegroet,^ ons schip ligt,
beladen met goud, goed en veilig in de haven
het geluk is met ons geweest.
Langzaam verlaat het publiek het kantoor,
een vrouw, benevens een drietal jeugdige kna
pen, staan daar nog, en als de zeeman haar
ziet, dan klinkt het opgewekt van zijne lippen.
- Gegroet, mevrouw Elisabeth. Het huis
Gruit van Steen staat nog.
Novelle van AMI DE ST. MARTIN. t
Heerlijk lente-weer is het. Goud staat het zon
netje aan de lucht en schijnt zoo heerlijk, dat
de vogels vroeg ontwaakt zijn en niu lieve zan-
getjes tierelieren. De velden, liggen met een
frkch kleurtje van ontluikend groen. Boomcn
bezemen tegen de lucht met teer-groeae knopjes
die ontluiken. En een heel zoel morgenwindje!
blaast door de webbige takken, die landzaam
egen tegen de lucht, in de verte. Ai heerlijk
groen ligt het veld van opsprietend gras. En
waar struikjes opeen plukken'tot takkige haag
staat een groote boerderij, vierkant uitbonkend
op de weide-vlakte van laag veld.
Het is* de mooie boerderij vau boer Bommel.
Een van de rijkste boeren van het dorp is hij.
En een dochter heeft hij, 'n allerliefst, aardigi
kind, dat nu bezig is koperen kannen te schu-,
ren, achter op het erf. 'n Frissche boerenmeid;
is ze, mot blozend gelaat, en met de mouwen
nu opgestroopt, staat ze voorover gebukt een
groote koperen melkkan glimmend te schuren.
Hei-licht flitste de zon er op, overal blinden
de goudvlekjes op gooiend, witschitterende licht
jes neer.chjjnend, bewegend, over den grond.
Ijverig is Ireesje, altijd hard werken. Maar
in de laatste dagen is ze niet meer zoo vroo-*
lijk als ze doorgaans is. En geen wonder. Trees-
je heelt lief. Ireesje bemint Herman den blon
den boerenjongen, die heel aan het eind van
het dorp woont, en daar een klein huisje bezit,,
met smal lapje grond. En Herman heelt Treesje
ook lief. Lang al hebben ze het met elkaar op
een accoordjè gegooid. Maar toen voor eenige
dagen Herman naar boer Bommel gegaan is,
om hem le zeggen, dm jdj zijn dochter lief
heeft, dat hij gaarne met haar zou trouwen»
willen...h ee:t boer Bommel hem eens goed aan
gekeken.... en hem gevraagd wat hij zooal ver
diende. Eu wijl Herman maar een klein lapje,
grond bezit, ron,d zijn klein huisje, en hij maar
één koe houdt... heeft hij bedremmeld gestaan.
Boer Bommel bracht hem toen aan 't verstand
dat Treesje zijn eenige dochter is en hij de
partijen voor elkander niet geschikt achtte... dat
hel huisje, waarin hij woont te klein is... Her
man is heengegaan met verdriet in zijn hart.
Treesje wachtte hem builen op... en het deed
haar ook pijn, dat vader geweigerd had. Toen
heeft Treesje zelf gesproken met haar vader.
Doch boer Bommel [s nogal koppig, en of Trees
je al aanvoerde, dat Herman tcch later de boer
derij zou krijgen, wijl zij eenig kind is... het
mccht niet baten. Boer Bommel heeft neen ge
zegd, en bij zijn „neen" blijft hij.
En ai is het nu moei lenteweer, en schijnt
het mooi zonnetje op Treesje's blozend gelaat,
vreugde heeft ze niet, en het mooie lenteland,
kan haar nu niet bekoren. Zij denkt aan Her-,
man, dien zij liefheeft, en ze hoopt maar, diat
er eens een tijd zal komen, dat haar vader toe
stemmen zal. Vast van plan is ze om, mochten
andere boerenjongens haar vragen, te weigenen.
Herman wil ze trouw blijven.
Nu staat ze druk te schuren om de koperen
kan maar mooi, h.eel mooi glimmend te poetsen,
en door haar hoofd gaan weer gedachten, ver
liefde gedachten aan Herman... Wanneer zij soms
te droomen staat, heeft haar vader al eens ge
vraagd, wat of haar scheelt... en dan werkt ze
weer verder, mei even schouder-ophalen, zeg
gend: „ach vader."
Zoo nu en dan ontmoeten zte elkaar* uos,
TVeesje ten Herman, en dan spreken ze van
hunne liefde, da,t zts elkaar trouw zullen Wij
vendat er wellicht nog wel een tijd zal
kotaen, waarop.boer Bommel gunstiger over
een huwelijk tusscilmn hen zal denken....
Eenige wekten zijn verloopen. Het mooie
lenteweer houdt aan en warm is het pver-
dag in gulden zonneschijn. De dagen gaan
voorbij, langzaam a,an, en drukker wordt nu
het werk Op het veld.
...,'tls avond, een schoons lente-avond mét
heldere sterrenlucht en wassende maan. Don
ker is het 'op 't veld, (en donker ligt het (dorp
in schaduw van 'duisteren nacht.. Stil is het
buiten.... als plotseling rosse gloied zicht
baar wordt v.an op-laaiende vlammen. Het
is de boerderij van boer Bommel die in
brand staat—- Lang duurt het niet of men-
sclien-geschxdeuw wordt gehoord Van:
„Brand— brand....
In de kleine huisjes van net dorp wordt
plotseling zwakke glans zichtbaar van bran
dende kaarsen en potroleum-lampen.men-
schen-sehaduwen betekenen af op' de ruiten,
en boeren konten naar buitenen allen
gaan naar de groote boerderij van boer Bom
mel, welke in brand staat. Herman ook is
in zijn slaap gewekt, en door zijn klein ven-
tier ziet hij., verder af, hooge vlammen uit
slaan, die optongen tegen de donkere avond
lucht. „Mijn Treesjejg
zijn teerste uit
roep. Ving trekt hp eenige klaeren aan en
holt na,ar de boerderij. Wel boeren staan
rond het brandende gebouw, maar onmach
tig zijn ze ©en hand tot redding uit te ste
ken. Hoog glimmen de vlammen op, en van
alle kanten wakkeren ze omhoog. Niets meer
m te redden van dat taooie, groove gebouw,
de boerderij van boer 'Bommel.
Boer Bommel staat buiten ntet droevigen
blik te kijken.......en om hem heen staan de
meiden en Knechten der boerderij. Naast baar
vader staat Treesjte, hn ze weent v|a(n schrik
en angst.
„Niets meer te reddenstamelt boer
Bommel.
De warme gloed spookt in dien nacht. Een
waaiend licht wordt fondgespreid door die
brandende massa—.
„Niets meer te redden,..."
Dan komt Herman op boer Bommel "tojA,
en hij vraagt hem' met Treesje te komen
in zijn huisBioer Bommel noemt dit
gaarne aan, want hij kan toch niet met
Treesje onder den blootten hemel blijven, den
heelen nacht.
En boer Bommel en Treesje en Herman
gaan nu door liet donkere dorp, mJet aicjhter
hen den spelen dein gloed van Vuur..., Som
wijlen kijkt de boer om len tranen van, jam
mer kotaen in zijn oogen.
Boer Bommel is goed verzekerd tegen
brandschade, zoodat hem geen geldelijke ver
liezen treffen. De hoeve wordt weer opge
bouwd, en druk zijn de bewoners nu bezig. Bij
Herman heeft boer Bommel nog altoos een
vriendelijk onderdak, en de boer is Herman er
dankbaar voor. Gastvrij verblijft hij daar met
Treesje en Hennan geeft zich alle moeite
om hun verblijf in zijn klein woninkje aan
genaam te maken.
Al is het huisje klein, ze kunnen met hun
drieën er zicb toch goed bewegen, en 's avonds
vleesch nog sappig en smakelijk is. Ook is van
de sierlijke garneering van den vogel geen
sprake meer.
Een spottende naklank viTh bet hooggewaar
deerde pauwemnaal vindt men nog in de be
naming van een hoogst eenvoudig maal, be
staande uit meel en water met een beetje melk,
dat ironisch als pauwenbout wordt aangeduid
vooral, bij lamplicht, is het heel gezellig en
knus aan de ronde tafel, midden in de kamer.
Dan zit Treesje te breien of te stoppen, baar
vader en Herman rooken lekker een pijpje.
Ze praten van de hoeve, welke nu wordt op
gebouwd, en prachtig beloofd te worden, en
boer Bommel vindt in Herman een aandach
tig toehoorder.
...Eindelijk is de bouw gereed, en boer
Bommel zal weer met Treesje de hoeve be
treden. 't Is een mooien dag nu ze Herman's
woning voor goed verlaten. Boer Bommel
schudt Herman hartelijk de hand, en dankt
hem voor de gulle gastvrijheid. Hij zegt Her-
man maar dikwijls bij hem aan te komen, Ben naakt, laag, vunzig vertrek, geheel van
op de groote hoeve.... En Herman leidt zijn ®iyze steen, diep ingesneden spleten v.-or
gasten uitEn als ze weg zijn druppelt een ven&ters, stevig traliewerk op armslengte van
traan uit zijn oogen.... 'tWas zoo gezellig e muren, een kennisgeving die iederen be-
EEN STEENEN HANDSCHRIFTEN
ALBUM.
zoeker verbiedt iets, hoe weinig ook, op do
muren te schrijven, dit is de eel van de Beua-
champ-toren in den Tower van Londen, die
een van de interessantste handscbriften-ver-
toen Treesje en haar vader hier waren....
't Is avond. Herman leunt voor het open
venster. Met droom-blik ziet hij het zonne
goud wegtrekken aan Westerluchteu hij zamelingen van de wereld bevat. Op het eer-
vindt het nu zoo leeg, zoo stil in zijn huisje, i ste gezicht ziet zij er niet uit als eeu hand-
Geen vroolijken lach van Treesje hoort Hij, sclariftena^lbxim, maar bij nader onderzoek
geen aangenaam gepraat van boer Bommelzien dat ongeveer elke voet beschreven
houdt hem bezigO, wat spijt het hem, dat i is met handteekeningen, memento's en de
ze weer heen zijn uit zijn huisjeDat lieve viezen, achtergelaten door historische per-
Trees je, wat was het gezellig met haar hier.sonen.
Is zijn huisje dan zoo klein? Met z'n drieën j Zoo zien wij bijv. op den muur tegenover
hebben ze er zelfs een klein jaartje gewoond.j de deur in kleine, duidelijke letters het en-
Neen, boer Bommel zal niet meer kunnen hele woord „Jane". Vier en een halve eeuw
zeggen: „Herman, je huisje is te klein voorgeleden werd in deze donkere cel een jong
jou en Treesje.... En als er dan later kleine j echtgenoot opgesloten, afgezonderd van zijn
springertjes komen, lieve kindertjes, die' vrouw; zij bevond zich vlak bij, in de-
Trees je hem zal schenken, zal het huisje dan
ook te klein worden? Maar dan is boer Bom
mel al oud, en gaan ze bij boer Bommel in
wonen op de groote hoeve. Dan zal Treesje
haar vader verzorgen kunnen op zijn ouden
dag
Herman heeft zijn besluit gemaakt. Hij
zelfde gevangenis, maar hij kon haar niet
zien. Beiden werden ter dood veroordeeld.
Zijn laatste uren gebruikte hij om haar naam
op dezen muur te griffen, den naam van La
dy Jane Grey, de ongelukkige koningin van
een dag. De vensters van den Beauckamp-
toren zien uit op de plaats waar zij stierf,
staat op en gaat naar de groote hoeve van onder den bijl van den scherprechter, nada
boer Bommel I Z1J vau 'e voren Guilüiord Dudley, haar echt-
Met vriendelijke handdruk wordt Herman genoot, er heen had zien geleiden, om zijn
ontvangen. Herman zegt, dat hij het zoo stildoodvonnis te ondergaan. Thans zijn zij tot
en leeg vindt in zijn huisje. Dat hij al zoo stof vergaan, maar het handschrift blijft om
gewend is geraakt aan 't gezelschap van boer bun geschiedenis te verhalen.
Bommel en Treesje.... Dan, bedremmeld,
zegt hij tot den boer, dat ze een klein jaar
met z'n drieën in zijn buisje gewoond heb
ben dat er dus zeker plaats is voor twee....
en Herman herhaalt zijn verzoek om Treesje
tot zijn vrouw te maken
Met gullen lach op het gelaat kijkt boer
Bommel Herman aan.
„Beste jongen'tdoet me plezier, dat
jij je verzoek nu herhaaltik ben je groo-
In dezelfde cel werd een jongere broeder
van Dudley gevangen gezet en eveneens ter
dood veroordeeld; ook hij schreef er zijn naam
en daarbij zijn devies.
Hij kwam echter niet op het schavot, zooals
iedereen verwachtte. Wel duurde zijn opslui
ting lang, maar ten laatste herkreeg hij zijn
vrijheid, evenals de jonge prinses Elisabeth,
die omstreeks denzelfden tijd gevangen zat.
Zijn levensloop en de hare, in de oude fort-
te dankbaarheid verschuldigd, en ik heb je gevangenis aan de Theems te zamen geko-
beter leeren kennen. Geen braver schoonzoonmen, bleven tot het einde van hun leven aan
zou ik kunnen vinden voor mijn Treesje.
En als je getrouwd bent met Treesje, zal je
hier komen wonen wonen op de hoeve, waar
plaats genoeg is, en samen zullen we het be
drijf voortzetten.
En als na een gezellig avond-doorbrengen,
Herman overgelukkig afscheid neemt en de
groote hoeve verlaat om naar zijn klein
huisje te gaan, zingt bet in zijn ziel van groo
te blijdschap, en v>dt hij zich den gelukkig
sten menseh, dat alles zoo goed is geloopen,
en lieve Treesje zijn vrouw zal worden.
SW-
SPECIALITEIT IN
EEN VERDWENEN GERECHT.
Onder de vogels, die in ouden tijd een der
hoofdschotels vormden op een feestmaaltijd,
maar nu zoo goed als nooit meer die eereplaats
innemen, behoort de pauw, die uit bet Oosten
elkaar verbonden, want zijn naam was „Ro
bert Dudley", de trotsehe graaf van Leices-
ter, die meer invloed had op koningin Elisa
beth dan eenig ander man gedurende haar
lange en voorspoedige regeering.
Tegenover den haard vinden wij weer een
inscriptie van een anderen gevangene, een
jong, rijk edelman. „Hoe meer lijden voor
Christus in deze wereld, des te meer glorie
met Christus hiernamaals. Arundel, 12 Juni
1587". Philip Howard, graaf van Arundel,
was de zoon van den ouden hertog van Nor
folk, die in 1573 onthoofd werd, omdat hij
naar de hand van Maria, koningin van Schot
land, gedongen had. Arundel was de Schot-
sche koningin ook toegedaan en werd in den
kerker geworpen, daar liij beproefd had haar
in 1584 uit haar gevangenschap te verlossen.
Nu tien jaren van opsluiting stierf hij in de
zen kerker in 2595. Maar zijn vertrouwen op
God wankelde nimmer en hij bracht zijn ge
vangenistijd nagenoeg steeds door in over
denkingen en gebeden.
Dicht erbij lezen wij in duidelijk 6ckrift:
„A. Poole, 1564. I. H. S. God te dienen
lijden te verdragen het noodlot te gehoor
zamen is overwinnen". Dit is het hand
schrift van een der broeders Arthur Poole,
achterkleinzoons van den ongelukkigen Her
tog van Clarence, den broeder van Eduard
IV, die in de oorlogen der Rozen omkwam.
Deze broeders werden in de eerste jaren van
koningin Elizabeth's regeering beschuldigd
tegen haar te hebben samengespannen en
werden tot aan hun dood in den Tower ge
vangen gehouden. Edmund Poole, de jongere
broeder, liet de woorden na: „Hij die zaait in
tranen, zal in vreugde oogsten. Edmund Poo
le, oud 21 jaar, 1542".
Meer dan negentig handteekeningen en
afkomstig is en, naar men zegt, ten tijde van bandschriften zijn in het steen van deze ge
Alexander den Groote, naar Europa werd over
gebracht. Vooral bij de Romeinen stond de kleu
rige vogel van Juno in een goeden roep en in
't bijzonder zijn hersens en zijn tong bekoor
den menigen smuller. Hoe belangrijk de pau
wenteelt was, blijkt hieruit, dat, naar beweerd
wordt, een zekere Aufredius, die een nieuwe
wijze uitvond om pauwen te mesten, er in een
jaar een half millioen mee verdiende.
In de middeleeuwen mocht, als koningen en
vorsten banketteerden, de „edele vogel" niet
ontbreken.
Om hem toe te bereiden, werden de inge
wanden er uit genomen, wikkelde men den kop
in fijn linnen en stak men den vogel aan het
spit. Om den kop met de veerenkroon onge
schonden te behouden, overgoot men dezen bij
't braden voortdurend met frisch water. Zoodra
vangeniskamer gegrift en elk heeft zijn ge
schiedenis achtergelaten. Over de honderd
bezoekers komen en gaan iederen dag; de
oude kerker is een moderne verkeersweg.
Het schavot onder zijn vensters is verdwenen,
maar er spreekt geschiedenis uit de sombere
muren, zelfs tot de onverschilligsten ver
balen van opoffering en lijden, geloof en
sterkte niettegenstaande de gevangenis en
dood, een boodschap van geduld en overwon
nen leed.
EEN NIEUW ONTDEKTE
INDIANENSTAM.
Men zou liet ternauwernood willen geloo-
ven, dat in de Vereenigd© Staten, wier lan
den door zooveel spoorwegen worden door
kruist en door zooveel onderzoekers, specu,-
„„„J ilanten en ondernemers van allerlei aard
bet gebraad gaar was werdje kop weer u ,q
den natuudyken toestand gebracht, bedekte men jnog Hjk ig oen indianenstam van een
het lichaam met het vederkleed en werd de gdieel OIlb,k{;nd ras te ontdekken. Toch is
staart met allerlei kunstmiddeltjes weer aan dit voorgekomen.
den vogel bevestigd. Soms stak men den vo
gel een met kamfer gedrenkt stukje linnen in
den bek, dat bij bet opdienen in brand gesto
ken werd.
Een we tense li appel ij ke commissie, die
door de Californische universiteit onder
leiding van professor Kroeber uitgezonden
is, heeft meegedeeld dat zij met ver van
Het op tafel brengen mocht nooit gebeu- de Sacramentorivioi do spon
Jj:beeft van een stem Roodhuiden
sporen ontdekt
j Ihfleft van een stem üoocmuiden vaai wiens
ren door een ondergeschikte; die eer kwam toe niemand 0}mg .vermoeden had,
aan de schoonste en voornaamste dame. Onder j waaJyan men wel ge|!0<>r(l had, doch' dien
de muziek van fluiten en andere instrumenten y(>01. iang uitgestorven hield. De 1 den
en voorafgegaan door de andere vrouwen van C0(lalnissie volgden (leze sporen eu ruk-
hot gezelschap, trad de'uitverkorene, me c en ^en me; al|e mogelijke v O or zorgsin aa. trog*
pauw op een zilveren of gouden schotel de eet- voorwaarts, tot zij plotseling tegenover
zaal binnen en zette hem neer voor den gast- zh»h ,eell 20 a 30 Indianen Jtagill van een
heer of voor den dappersten der aanwezige rid'
ders. Was aan het feestmaal een steekspel
voorafgegaan, dan kwam de eer den edelen vo
gel voor zich geplaatst te zien aan den over
winnaar toe. Maar die eer bracht ook mee,
dat de aldus geëerde als voorsnijder optrad.
hun volkomen onbekend type, die bij den
aanblik der blanken, die zij voor de eirste
maal zagen, snel op do vlucht gingen en
in de bosschen verdwenen. De Amerikaan
se lie regeering heeft op het bericht van de
ze ontdekking ,eön sterk© af deeling ruiterij
Volgens den roman van Lancelot moet ko- naar die streek gezonden, met het bevel de
ning Arthur zoo bekwaam geweest zijn in dit
voorsnijden, dat hij 150 gasten van één pauw
bediende. Zij zullen er bun maag wel niet aan
overladen hebben.
Tegenwoordig is de pauw zoo goed als van
Het menu verdwenen; komt hij er nog op voor,
dan is het een jong exemplaar, waarvan het
bosschen te omsingelen en de Indianen te
vangen, die goed behandeld en met middelen
van bestaan rijkelijk beschonken zullen wor
den, opdat de geleerden hen als studievoor-
werpen kunnen gebruiken.