TWEEDE BLAD DWAALWEGEN. De Liturgie en het volk. BUITENLAND. BINNENLAND. Kousen Au Bon Marché Haarlem-Brussel. Sokken „Noyon s" WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1911. FEUILLETON NIEUWE —O Er bestaat een rijmpje, dat meermalen wordt toegepast op een of ander congres en waarvan de laatste regel luidt. „En ze lieten de zaak zoo ze was!. - 'tls niet te hopen en blijkbaar niet te verwachten ook, dat dit van toepassing ;zal zijn op het in de afgeloopen week te Breda ai'liouden en zoo schitterend geslaagde „Eer ste Nederlandsche Liturgisch Congres." Mannen van naam op Katholiek gebied, priesters en leeken ook, bezield met echt- priesterlijken geesh hebben daar de heerlijk heden ontvouwd van de ©enig-mooi© Room- sche.-Liturgie, die tot op lieden was en helaas nog ,te veel a's voor zeer velen ©en verborgen parel. Ja, een parel, in goud gevat, zie daar de heerlijke liturgie van de Roomsoh© lverk, voor zoo velen, ook goedgeloovigen, nogjeem zinledige eeremonie- w. Prof Alberdingk Thijm schreef ,eens„iWie kent niet de verschillende overoude, sym- bolieke verklaringen, die aan ieder onder deel van de H, Offerande der Mis verbon den zijn.Wie weet niet welke de beteeke- nissen en "bedoelingen zijn van al 'de han delingen, die aan den autaar verricht wor den van de woorden, die daarbij gesproken, van'do kostelijke vaten en ander kerkgewaad, dat daarbij gebruikt wordt „MUe weet niet..... Zou bet dau in den tij^ van dezen kunste naar .anders geweest zijn"' dan beden ten da ge? of moeten wij diezen passus op reke ning schrijven van zijn geestdrift van zijn diep-inleven in dis rijke liturgie van de tl. Kerk, waardoor hij er toe kwam dip stoute bewering neer te schrijven (JVjj weten het nuet, doen onbetwistbaar is dat ons volk thans dat alles niet weet die oude symboliekie verklaringen niet kent, de beteekenis van hetgeen aan het altaar gebeurt niet begrijpt. En dit is ©en bedrolevend feit- In 1906 schreef Pater Nieuwbarn O. P. in zijn voortreffelijk werkje: „Het H. Mis offer on zijne ceremoniën"„het behoort tot de goede karaktertrekken van onzen mo dernen tijd, dat het verlangen naar ©enige hoogere kennis van liturgische handelingen en gebruiken allengs aanvangt te ontwaken en men zich het niiet-vertrouwd zijn met het volle, inwendige lieven der Kerk, als een verlies van iets dierbaars begint aan te re- henen. Dit verschijnsel is verheugend en mag wellicht heenwijzien naar een toekom stig, meer geestelijk leven der volksziel!'' Zeker, dit verlangen is er en openbaart fcich op verschillende wijzen, maar toch komt dit verlangen niet genoeg .van beneden af, uit den boezem van het volk-zelf, ofschoon toch, nu van boven-af op herleving van da kennis der liturgie wordt gewerkt, de me dewerking van de groots massa, merkbaar is. v Toch ligt hier nog .veel terrein op bewer king te wachten. Bedroevend, erger] ijk dikwijls is de, hou- fling- van velen bij de hofognieilige, zinvolLe plechtigheden van onzian ©eredienst en 't valt niet gemakkelijk om da geloovigen aan het verstand te brengen, dat Mishooren niet lop de beste man ter geschiedt door het bidden van rozenhoedjes of zoo veel mogelijk lita nieën of door het voldoen aan alterlei, in zich zeer goede en prijzenswaard© devoties, tot verschillende Heiligen. 0P 't Liturgisch Congres is ons wel an ders geleerd. 't Spreekt toch ook haast vanzelf, dat nten niet beter God kan leeren, wanneer men de U. Mis bijwoont, dan dat men in vereeniging met Jesus Christus en zijn plaatsvervanger, den priester aan 't altaar, aan Hem het hoog heilig .en onbloedig of fier va:n zijnen Godde- lüken'Zoon opdraagt. i Maar dan moet men niet nemen de Misge leden uit het perst© iliet beste kerkboek, doch de echte gebeden der H Mis, zooals de Priester, die bidt aan het altaar, die on overtroffen schoon en verheven zijn en waar in aan al onze behoeften voldoening wordt 'gegeven. 1 LWij geven gaarne toe, dat, wil men ae H. Mis op deze wijze nfet vrucht volgen, ©enig begrip van de verschillende symboli sche handelingen ©n gebeden en daardoor ©enige studie notodig is, waarvoor'het ge noemde boekje van Pater Nieuwbam een uit stekende ion begrijpelijke handleiding is. Laten we als voorbeeld eens nemen het, Kyrie eleison Christ© eleison Kyrie eleison," welke aanroepingen ieder driemaal herhaald worden. De beteekenis hiervan geeft Pater Nieuwbarn aldus alah „Driemaal wordt die bed© om' hulp her haald met den figuurlijken zin a. eener vereering van ieder der drie god delijke Personen in het bijzonder. b. van afwending der drievoudige ralmpen van: onwetendheid, schuld len straffe. c. van een gebed oan barmhartigheid bij negen hoofdsoorten van zonden en ztelemoo- den, gelijk eenige symbolisten verklaren of gelijk zeer Velen anderen: d. van een bidden -"mlet de hegen talige koren der Engelen, welke onafgebroken om ontfermenis smeeken voor 'den troon der God heid". Ziehier den enkel voorbeeld uit vele. Met welk ©en grooter aandrang ©n innig heid zal men zijn „Hoer ontferm U onzer" bidden, als men deze diepe zinnebeeldige beteekenis ervan kent? Met moed vooruit dus thans op den wieg, voor iedereen opengesteld en waarop reeds velen hunne schreden gezet- hebben. (Wij moeten nu volgen die pioniers, die daar voortschrijden, het kruis, symbool van onze overwinning, in de vuist, ons den wieg wij zend naar Hem, Die is het middelpunt van die heerlijke Liturgie. Laat dit jongste Liturgisch Congres nu den keerpunt zijn, moge de invloed, daar vain uit gegaan, groot zijn en machtig en diep in werken op de scharen der geloovigen,, die daarvoor nader zullen gebracht worden tot den 'Offeraar en Offerande, don „Christus Eucharisticus." Een prettig land! In Servië heerseht in den laatsten tijd weder groote ontevredenheid. In de bladen der oppositie wordt gezegd, dat het tot „gebeurtenissen als van acht jaren gele den" (de koningsmoord) zou kunnen komen, als niet de dringend noodige hervormingen in de binnenlandsche politiek worden ingevoerd. Het blad „Nowo Wreme", waarin die bedrei ging voorkwam, werd deswege gesehorst. Maar toen het weer mocht verschijnen, herhaalde het zijn bericht. Het blad „Prawda" voorspelt terstond na de huwelijksfeesten van Prinses Helena „een ge weldige gebeurtenis, die verrestrekkende gevol gen zal hebben en een ommekeer zal brengen in de geheele politiek van Servië". Koning Peter, die zich over eenige dagen naar Rusland begeeft voor het huwelijk zijner dochter, gaat zeker niet gerust van huis. Een cholerapaniek in een waggon 3e kl. van een naar Weenen bestemden spoortrein is verwekt door een uit Triest komende vrouw, die plotseling diarrhee en brakingen kreeg. Men vermoedde, dat het een geval van cholera was; de geheele waggon werd afgesloten en aan al de passagiers werd bevolen door te rijden tot Weenen om daar, als het noodig bleek, afge zonderd en onder toezicht gesteld te worden. Uit wekte onder de passagiers groote opge wondenheid en toen de trein te Payerbacb aan kwam, zaten er nog slechts vier passagiers in den afgesloten waggon. De anderen waren al len door de portierraampes er uit gesprongen. Twee van hen vond men zwaar gewond op den weg liggen, en ook zij werden naar Weenen gebracht. Bij aankomst te Weenen werden alle vereiseh- te maatregelen genomen. Maar bij onderzoek bleek, dat het verdachte geval.... geen cho lera was geweest! Robbeneiland en de melaatschen. Zooals men weet komen er in Zuid-Afrika nog betrek kelijk veel gevallen van melaatschheid voor, de meeste onder kleurlingen, maar enkele ook on der blanken. olgens wettelijk voorschrift wor den de ongelukkige besmetten naar het Robben eiland, tegenover Tafelbaai gezonden. Een dok ter, die zeven jaar op het eiland doorbracht, deelde in „Ons Land" het volgende over het le ven op het eiland mede: Het klimaat is er prachtig en de menschen zijn er ook niet zoo erg van de wereld afgeschei den, want geregeld komt er eenmaal in de week het stoombootje aan en dé leden van den staf krijgen wat ze noemen „van boot tot boot" ver lof. Met die uitdrukking meenen ze, dat ze met eene boot mogen vertrekken, en met de andere terug moeten komen. Voor de leprozen (me laatschen) zy'n er twee dokters om naar hen te zien, één om geneeskundige onderzoekingen te doen en een tweede om de krankzinnigen te behandelen. Toen dr. Fenoul het gevraagd werd of de melaatschen tevreden waren, zeide hij; „Natuurlijk bevalt hen de dwang niet. Alles wordt echter gedaan om 't hun zoo aangenaam mogelijk te maken. De blanke patiënten heb ben huisjes van 3 kamers, ofschoon eenigen een groote kamer met afdeelingen hebben. De gekleurde hebben ziekenzalen en slaapvertrek ken met speciale eetkamers. Eenige van de pa tiënten koken hun eigen kost en trekken hun rantsoen voor het doel. Op de vraag of er ooit van de melaatsche patiënten ontslagen werden, antwoordde hij van ja. Twee maal in het jaar komt een geneeskundige raad bijeen, bestaan de uit zes dokters, en deze onderzoeken alle ge vallen, waar de ziekte schijnt tegen gehouden te zijn. In sommige gevallen schijnt het of de pa tiënt genezen is en wordt hij op het land ge zet, maar dikwijls moeten ze terugkomen. In plaats van uitgeroeid te zijn, heeft de ziekte zich aldaar nog sterker ontwikkeld .Twaalf of vijftien zijn op die manier in de laatste dagen ontslagen, maar verscheidene zijn teruggekeerd met de ziekte geheel ontwikkeld. Verder zegt de dokter: „Dat doet de vraag natuurlijk ontstaan, of er genezing voor melaatschheid is. Indien we wisten, hoe de ziekte opgedaan werd, zouden we wel iets vinden, maar we hebben die ken nis niet. We zijn in staat malaria te behande len, daar we met de oorzaak bekend zijn. De kiem van tuberculose is te bespeuren, maar de bacillus van melaatschheid is heelemaal niet te ontdekken. Ge kunt bet niet ontwikkelen of er iets mee doen en voordat ge dit doen kunt, zal een geneesmiddel moeilijk te vinden zijn. We hebben al de geneesmiddelen, waarvan zooveel gehoopt werd, geprobeerd, maar geen een heeft eenig resultaat gegeven. Zooals ik u zeide, pa tiënten zijn in gezondheid vooruit gegaan op Robbeneiland. Dat moet echter waarschijnlijk toegeschreven worden net zooveel, indien niet geheel aan zindelijkheid en sanitaire condities als aan iets anders. In ieder geval, zoo ver als kan gezien worden, is er op het»oogenblik geen genezing, voor de ziekte en totdat de wetenschap een geneesmiddel uitgevonden heeft, is afzon dering de eenigste politiek, die gevolgd kan worden Amcrikaanrch. In vele Amerikaansche bla den heeft een zeer ongewone advertentie gestaan. Daarin werd tegen hooge belooning een nieuwe wijsvinger gevraagd om dien a's bet ware te enten op een vrouwenhand. Mevrouw Reginald Waldorf, ecJi rijke dame te Philadelphia schramde onlangs den. wijsvin ger van haar rechterhand aan een roestigen spij ker, zij kreeg daardoor bloedvergiftiging en de vinger moest worden afgezet. Volgens den dokter was het ©enige middel om haar hand meer geheel in orde brengen, dat een andere vrouw 'er in toestemde haar rechterwijszinSer te doen am puteren. Op de advertentie zijn niet meer dan twee ernstige aanbiedingen gekomen. De eene is van een behoeftige vrouw in Chicago, die geld wilde hebben om hare dochter te laten studeeren, de ander© van de vermaarde dr. Mary; Walker, ©en in New York algemeen bekende specialiteit voor hygiëne ©n kinderziekten. Dr. Walker heeft medegedeeld, dat zij haar vinger wil missen niet uit persoonlijk belang maar om der wille van de wetenschap. Zij wil zich nl. aan de amputatie onderwerpen in dien mevrouw Waldorf haar voldoende geld geeft om ©en sanatorium voor tuberculeuzen te stich ten iop ©en boerderij in Californië. Hierop is mevrouw Waldorf nog niet ingegaan. Wat do brandkast toch wel bevatte. De En- gelsche kolonel Callwell, die in „Blackwoods Ma gazine" zijn „oorlogsherinneringen" geeft, vertelt daarin ;de volgende geschiedenis: Toen pp ©en Maandagmorgen de chef van de afdceling voor den inlichtingendienst, een ma joor, pp zijn bureau kwam, wachtte hem reeds aan de deur in de hoogste oppvindLig de portier. „Mijnheer de majoor, daar binnen is een po litieagent, die niemand binnenlaat, zelfs de schoonmaakster niet," hij. De majoor stapte het gebouw binnen en vond in zijn bureau een gespierde hoeder van de openbare rust, die hem argwanend aanzag. „Is u de majoor?" vroeg hij. De aangesprokene antwoordde van ja, waar op de dienaar der wet met dramatische hand beweging op de brandkast wees. De majoor keek naar het bewuste voorwerp, zag voor'oopig nog niets bijzonders, ontdekte eindelijk echter, dat de sleutel nog in het slot stak. „Ik merkte het, toen ik Zaterdagmiddag de ronde deed," zeide de agent. „Mijn collega en ik hebben de wacht gehouden en geen menseh builen ons heeft het bureau betreden.'-' De majoor toonde zich hevig ontsteld en be rouwvol over de zorgeloosheid, dat hij den sleu tel had vergeten bij zich te steken, en gaf den Argus verlof te vertrekken, na hem veel dank en lof geschonken te hebben. „Het zijn toch flinke en vertrouwbare ke rels, deize polilie-agenten," zeide de officier la ter, toen hij het geval vertelde. „Zij hebben niet eens in de brandkast gezien, wat ik in hun plaats bepaald gedaan had. Er was n.l. niets anders in dan een paar gedragen kousen, die ik ge woon hen aan te trekken, wanneer ik toeval lig in een. uitgganscostuum naar het bureau kom om van daar uit onmiddellijk na de een pf an dere theeontvangst te gaan.'-' Een hotelhouder,s-oongres. Van 16 tot 21 Oc tober zal te Berlijn het tweede congres van ho telhouders gehouden worden. Het congres zal o. m. beraadslagen over de vereenvoudiging van douane-formaliteiten, de vaststelling van een internationaal reglement voor hotels, de uniforme regeling van de wettelijke aansprakelijkheid van hotelhouders, de „pida ge" van de reizigers (pister is een werkwoord, dat in het Frame'vo Argot hetce.kent: de reizigers bij hun aankomst op den voet te volgen, pm hun een hotel aan te bevelen), ongeoorloofde verdiensten en de civiele aansprakelijkheid van den hotelhouder. Het congres zal in het gebouw van het Prui sische Huis van Afgevaardigden geopend en la ter ook op het Raadhuis te Berlijn ontvangen worden. Millionair-kluizenaar. Te Los Angelos (Ca lifornia )is de millionnair C. P. Philips gestor ven. Met hem is een zonderling uit de kringen der Amerikaansche multimillionnairs heenge gaan, die sedert jaren aan den waan leed, idat hij door leden van de „Zwarte Hand" vervolgd werd. De ongelukkige rijkaard bewoonde daar om in het hotel „,Van Ruys" een bijzondere voor hem ingerichte kamer, waarvan de met ijzer beslagen deuren, en de beiraliede vensters legen inbrekers beveiligd waren. Sedert 8 jaren had hij dit verblijf niet verlaten, slechts aan enkele bekenden, w. o. zakenvrienden, en aan zijn knecht John was het binnentreden veroor loofd. Nu is hij eindelijk van zijn adg.sten |ver- lost. Allernieuwste zvvendelarjj. De aller-, aller nieuwste arzetterstruc is thans te Berlijn in toe passing gebracht. Daar had een zekere Rose een „Maatschappij tot opleiding van Luclitver- keerbestuurders" opgericht, welke bombastische benaming ook voorkwam aan het hoofd van een prospectus, waarin werd aangeboden, den leergragen aspirant-vliegers gratis het vliegen met al den aankleve van dien: motorkennis, schroef- principes, evenwichtsleer, enz. enz. te leeren. Rose, die van het vliegen minder verstand had dan eeu koe van. tennis, en nauwelijks had kun nen vertellen wat een motor eigenlijk voor een ding is, zond deze prospecti aan menschen, die hadden geantwoord op een advertentie, waarin hij leerlingen opriep. In deze prachtige docu menten stond o. a. vermeld, dat de leerling, na beëindiging zijner cursus, een kwart van alle door hem te Winnen prijzen aan Rose moest afstaan. Daartoe kwam het natuurlijk nooit, en dat zat hem in de laatste alinea van het pro spectus, waarin als terloops werd gemeld, dat de leerling van te voren 10 Mark „administratie kosten" moest betalen. Het spreekt van zelf, dat met de betaling daarvan alle relaties tussehen dein mordernen zwendelaar en zijn slachtoffers op hielden. Rose is gepakt en zal in de gevangenis ©ver de onbestendigheid van al het aardsche kunnen piekeren. Een nieuwe steensoort. In Oost-Vlaanderen, op het grondgebied van Erpe-Bambrugge-Erem- bodegem, werd bij het uitvoeren van de spoor baan voor de nieuwe lijn GentBrussel eene merkwaardige steengroeve ontdekt, t.w. van wit arduin, veel beter dan de Fransche steen. Een vijftigtal steenkappers zijn er reeds aan het werk. De aannemer van het station St. Pieters-Gent delft er zijn steen. De groeve werd gevonden op 6 meters diepte. Uit die groeven worden stcenen gekapt, waar in schelpjes en zells tanden te zien zijn. Op de plaats der ontdekking komen veel nieuws gierigen zien. Ter plaatse zegt men, dat reeds de heele steen groef aangekocht is door een groep aannemers, die de hoedanghed van het wiiitte arduin zeer hoog schatten. HERINNERINGEN VAN JOSEF ISRAëLS. Zocaló na het afsterven van elk groot man, rijzen ook nu van alle kanten de herinnerin gen op van verschillenden die den grooten meester na. stonden of bij een of andere ge legenheid met hem in aanraking kwam. Wij vertellen er een en ander van na Een Duitsche dame, die dikwijls in Israëls' villa, te Scheveningen, verbleef, vertelt o. m. het volgende: Israëls en zijne omgeving, zoo verhaalt zij, wisten dat hij nog maar korten tijd te leven had. In November van het vorige jaar leed hij aan een hevigen aanval van ademnood en sedert dien ging hij achteruit, ofschoon hij voor zijne omgeving dezelfde wilde blijven eu nog steeds plannen maakte voor de toe komst. Toen ik midden Juli van hem afscheid nam om naar Duitschland terug te keeren en hem een „tot weerzien" toeriep, schudde hij hel hoofd en antwoordde: „Neen, het is uit, ik ben bezig te sterven, en ik heb er ook niets tegen, ik zou alleen weinig willen lij den. Ik houd mij dikwijls sterker, dan ik in werkelijkheid ben, ik speel comedie, om Nora (zijn trouwe huishoudster en verzorgster) geen leed te doen". Zoo was hij er steeds op uit, anderen leed te besparen. Israëls was niet alleen een groot schilder, maar ook een goed mensch. Natuur lijk werd van zijn goedheid ook dikwijls mis bruik gemaakt. Bedelbrieven kwamen bijna iedereu dag. Voor ongeveer zes weken was de schrijfster nog getuige van een typische scène. Er wordt een heer aangemeld, die ver zoekt Israëls te mogen spreken. Israëls be vindt zich in zijn atelier en daar wordt nie mand toegelaten, die niet zeer bevriend met hem is. De huishoudster vraagt dus den vreemdeling of zij misschien het doel van het bezoek niet kan mededeelen. Daarop haalt de vreemde heer een brief te voor schijn, met het verzoek deze aan den meester te overhandigen, wat ook later geschiedt. „In de papierman", roept Israëls. „Ik ben de bedelarij nu moe". De huishoudster is echter voorzichtig en overtuigt zich eerst, dat 't werkelijk eeu be delbrief is. Na een uurtje vraagt Israëls: Nou, wat stond er in dien brief? Het gewone: een man vraagt om vijf gulden, hij moet zijn zoon in Amsterdam be zoek, enz. Gaf hij zijn adres? vraagt Israëls? Ja. (Een verafgelegen straat in den Haag wordt genoemd). Nora, hel eens. De chauffeur moet oogen- blikkelijk met de auto voorkomen. Een kwartiertje later is Israëls met juf frouw Keiler op weg. Eindelijk vinden zij de straat en het huisnummer. De chauffeur belt en geeft een enveloppe af, waarin vijf gulden en een visitekaartje van Israëls. Zoo zegt Israëls tot ons nu ben ik tevreden. Het is zeer goed mogelijk dat die vijf gulden weggeworpen zijn, maar het k on toch waar zijn, wat de man zegt. Ik wil lie ver bij mijn principe blijven: eerst handelen, dan denken". Een paar anecdoten: In de wachtkamer van Minister Kuyper bevonden zich eenige jaren geleden verschei dene personen, die ter audiëntie gingen. On der hen was Jozef Israëls, gezeten op een stoel. Een dame, sollicitante voor een Rijks betrekking, stond dicht bij hem. Op eens stond de bejaarde man op, ging naar de da me en bood haar zijn stoel aan. Geen der vele andere jongere aanwezige heeren dacht er aan de dame een dergelijke beleefdheid te bewijzen. De dame, Israëls kennende, be dankte vriendelijk. Hij was er niet van af te brengen en wilde zich per se met een staan plaats tevreden stellen. Er ontstond een ge sprek tussehen de dame en hem. U komt toch zeker niets vragen? zei de dame. Toch wel, antwoordde Israëls, ik kom een plaatsje vragen voor de „Nachtwacht" van Rem brandt! Eenige jaren geleden was Jozef Israëls op familiebezoek te Groningen en passeerde het huis van zijn vroegere vrienden-tijdgenooten, welk 'twas voorjaar geschilderd werd! Na de begroeting en een informeeren naar el- kaars gezondheid zegt Israëls plots, op z'n Groningsch: Heur is vrund, 'kbin kwaod op dei. Nou 'kin de stad bin, hast mie toch ook best wat gunnen meugen, 'kbin toch ook schilder", op welk gezegde z'n vriend slag vaardig antwoordde: „Heur ies, Jozef, dou gooist mie te dikke klonters der op!" Ten slotte is hier medegedeeld het vers, dat de schilder Mesdag bij den dood van Is raëls hem wijdde: Aan mijn grooten onden vriend Jozef Israëls. Een traan ontsprong mijn oog Toen gij het uwe sloot. Gij zijt niet meer. Toch leeft gij voort, Voor allen die u hadden lief, en eerden. *7.) Dat klaarspelen kan ik wel; maar je zult ie 't je berouwen. Zoo'n prachtig regiment. i U weet, dat ik niet hen wat men eigen lijk een beroepssoldaat noemt. Het nietig- eentoiuge Van een dat in vredestijd eamr egiruentcn een soort bezigen ledig- keruis. De*» heeft voor mij niets verlok- ik gaarne gekoz0ln°tpen staan het beroep, «at dus aantrekking^,.a(k het naast, die hebben tieplannen ontwerpen" voor mij. Fortifiea- met wiskunde sam4nw^k, ook alles wat Presteert men daar goede' la,iu lust- spoedig bevordering. sten, dan volgt Heb je misschien trouwpinnn zoozeer aan bevordering liecht? len' ie In het' geheel niet. Komen ze, dan zou ik graag om advie* gehoord willen worden. Die verwenschte voogdij! dacht Hugo. Heeft hij misschien eene Regina voor mij in 'voorraad? Excuseer, dat is juist eene aangelegenheid, waarover ik geheel alleen beslissen moet! I Ge zijt evenwel de stamhouder geworden en die heeft niet alleen plichten jegens zich- zelven, maar ook jegens de familie te ver vullen. Over datgene wat men aan de familie verplicht is, bestaan immers heel verschil lende opinies, antwoordde Hugo droog; elk lid van den familieraad zou wellicht een an dere meening toegedaan zijn; reeds daarom volg ik liever mijn eigen inzicht. Gen stalen hoofd, evenals je vader! riep de vrijheer opgewonden. Zwijgend schreden beide mannen geruimen tijd naast elkander voort. Eerst langzamer hand werd de blik van den vrijheer zachter; hij meende er in elk geval toe gerechtigd te zijn de aangelgenhetlen der zijnen naar eigen goedvinden te regelen, maar hield hij toch op zijn manier veel van hen, en de oneenig- lieid met zijn broeder Karei had hem reeds genoeg verdroten. In elk geval hond je je plannen niet geheim, je bent niet valsch wij zullen dus daarover niet twisten, zeide hij na eeu poos. Uit je spreken heb ik ook vernomen, dat je niet op Therese verliefd bent geraakt, en dat is me zeer lief. Op Therese? Neen, zeker niet. Hoe komt u toch op die gedachten? Gij zijt veel hij elkaar en schijnt 't goed met elkander te kunnen vinden. Ik heb het kmd ook zeer lief maar voor jou deugt ze ni—v "10et een Protestantsche huwen en... pt, erschooning, laat dat onderwerp rus- n '"I, tijd komt raad. Huw ilc, zoo zal t met een© Katholieke vrouw zijn; met The- ïese in geen geval. Zij boezemt mij medelij den in, wijl ze verlaten iseene wees... doch Verlaten en een wees! viel de eigenaar van Moosburg uit. Zij heeft immers hier een thuis, wanneer zij ons huis slechts als zoo- danig wil beschouwen. Maar zij begeert het niet, zij wil 'tniet. Kun jij er haar niet toe brengen? Ik heb 't geprobeerd, wijl mij dunkt, dat het kind zich 't leven vergalt, maar heb wei nig of niets uitgewerkt. Probeer 'tnog eens, een hij 't afscheid gesproken woord werkt dikwijls na. Ik heb de kleine werkelijk lief, ging de oude man met een heel andere, zachtere uitdrukking van zijn gelaat voort. Ik wenschte oprecht, dat zij zich hier gelukkig gevoelde. Zij zal 'tvan lieverlede wal worden, troostte Hugo. Zij zal wel leeren inzien, waar haar ware vrienden zijn. Het zal mij verheugen, was 't antwoord van den ouden heer. VI De beide mannen waren een kastanjelaan genaderd, die op heete dagen eeu lievelings- wandelplaats der familie uitmaakte. De bree- de kronen hogen zoo tot elkander over, dat zij een dak vormden, hetwelk de zonnestralen niet doorliet; tussehen de stammen door zag men echter den zonneglans schitteren op de groene weiden en de prachtige bloemperken, die in volle kleurenpracht pronkten. To'orni- ge stemmen klonken den komenden tegemoet 't schelle orgaan der barones eu daarbij de zwakke maar schrille stem van Therese. De oude vrouw sprak met ruwe kracht, zooals altijd wanneer haar iets opwond, waardoor zij dan vergat in hare stem iets gemaakt def tigs te leggen. Zij schold op Therese, die met bloedroode wangen voor haar stond en plot seling in deze toornige woorden losbrak: een prinses ben ik wel niet, maar boerenmanie ren was ik, goddank, tot nu toe niet gewoon. Daarop ging zij snel weg en zonder op de beide heeren te letten, 'tpark in. De koekoek hale de vrouwen! riep dé vrijheer wrevelig. Ze zijn een kruis kun nen nooit vrede hebben en moeten haar twisten met luid schreeuwen uitmaken. Hu- go, ga naar Therese, breng haar tot rede. Haal haar ertoe over, zich bij Regina met een enkel woord te verontschuldidigen ik wil deze tot bedaren brengen. De oude man scheen zoo terneergeslagen, dat Hugo de ondankbare taak zonder mor ren op zich nam, de eerste uitbarsting van Therese's toorn op zich te laden. Hij had haar weldra ingehaald. Zij zat in eengedoken op eene bang, luid snikkend als een kind doet. Toen zij voetstappen hoorde, zag zij op, en stortte de fiolen van haar toorn over Hugo's onschuldig hoofd uit, gelijk deze wel verwacht had. Je komt zeker als afgezant, riep zij en droogde de dikke tranen, die overvloedig over hare wangen rolden. Jij zult me wel tot onderwerping moeten brengen. Ik had nooit verwacht, dat gij u tot zulken dienst liet ge bruiken. Maar je zult ook niets uitrichten! Ik laat mij niet beleedigen, ik heb geen wan gen voor oorvegen. Dat doe je ook zeker niet, hernam Hugo rustig; liever sla je er zelf op, als is het ook een oud gezncht dat je treft. Deze slag was raak geweest; getroffen zweeg Therese een poos, dan opnieuw in toorn ontstekend: Al is zij ook oud, dat geeft haar toch niet het recht mij te beschimpen. 't Is onvergeeflijk van den vrijheer, dat hij haar dat niet aan het verstand brengt. Ze is en blijft eene boerenmeid, als zoodanig zal ik haar in 't vervolg behandelen. Zij was dat, nu is zij barones van Son- neck. Eene nette barones, zei Therese, bij wie de lachlust weer doorbrak. Herinner je hoe.... Stil! stil! onderrbak Hugo haar. De oudo heer zal en moet voor zijn vrouw in de bres springen, gij moet noodzakelijk aan 't korte eind trekken. Toen hij haar geld aannam, heeft hij ook den plicht op zich genomen, haar een eervolle positie te verzekeren. En wij Sonneeks, die ons verheugen dat ons stamhuis weer tot aanzien komt, mogen niet vergeten dat 'thet geld der boerin was, dat het voor verval behoed. Liever wilde ik, dat alle Sonneeks bede lend rondliepen, riep Therese, dau dat zij zulke hulp hebben aangenomen. Ik heb ove rigens niet dezelfde reden als jij om mij over den nieuwen bloei der Sonneeks te verheu gen. Hugo's gelaat verduisterde: Wanneer je mij van persoonlijke beweegredenen ver denkt, waar ik je tot deferentie jegens eene

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5