TWEEDE BLAD
DWAALWEGEN.
De Liturgie en het volk.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Kousen
Au Bon Marché
Haarlem-Brussel.
Sokken
„Noyon s"
WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1911.
FEUILLETON
NIEUWE
—O
Er bestaat een rijmpje, dat meermalen
wordt toegepast op een of ander congres
en waarvan de laatste regel luidt.
„En ze lieten de zaak zoo ze was!. -
'tls niet te hopen en blijkbaar niet te
verwachten ook, dat dit van toepassing ;zal
zijn op het in de afgeloopen week te Breda
ai'liouden en zoo schitterend geslaagde „Eer
ste Nederlandsche Liturgisch Congres."
Mannen van naam op Katholiek gebied,
priesters en leeken ook, bezield met echt-
priesterlijken geesh hebben daar de heerlijk
heden ontvouwd van de ©enig-mooi© Room-
sche.-Liturgie, die tot op lieden was en
helaas nog ,te veel a's voor zeer velen
©en verborgen parel.
Ja, een parel, in goud gevat, zie daar de
heerlijke liturgie van de Roomsoh© lverk,
voor zoo velen, ook goedgeloovigen, nogjeem
zinledige eeremonie- w.
Prof Alberdingk Thijm schreef ,eens„iWie
kent niet de verschillende overoude, sym-
bolieke verklaringen, die aan ieder onder
deel van de H, Offerande der Mis verbon
den zijn.Wie weet niet welke de beteeke-
nissen en "bedoelingen zijn van al 'de han
delingen, die aan den autaar verricht wor
den van de woorden, die daarbij gesproken,
van'do kostelijke vaten en ander kerkgewaad,
dat daarbij gebruikt wordt
„MUe weet niet.....
Zou bet dau in den tij^ van dezen kunste
naar .anders geweest zijn"' dan beden ten da
ge? of moeten wij diezen passus op reke
ning schrijven van zijn geestdrift van zijn
diep-inleven in dis rijke liturgie van de tl.
Kerk, waardoor hij er toe kwam dip stoute
bewering neer te schrijven
(JVjj weten het nuet, doen onbetwistbaar
is dat ons volk thans dat alles niet weet
die oude symboliekie verklaringen niet kent,
de beteekenis van hetgeen aan het altaar
gebeurt niet begrijpt.
En dit is ©en bedrolevend feit-
In 1906 schreef Pater Nieuwbarn O. P. in
zijn voortreffelijk werkje: „Het H. Mis
offer on zijne ceremoniën"„het behoort
tot de goede karaktertrekken van onzen mo
dernen tijd, dat het verlangen naar ©enige
hoogere kennis van liturgische handelingen
en gebruiken allengs aanvangt te ontwaken
en men zich het niiet-vertrouwd zijn met het
volle, inwendige lieven der Kerk, als een
verlies van iets dierbaars begint aan te re-
henen. Dit verschijnsel is verheugend en
mag wellicht heenwijzien naar een toekom
stig, meer geestelijk leven der volksziel!''
Zeker, dit verlangen is er en openbaart
fcich op verschillende wijzen, maar toch komt
dit verlangen niet genoeg .van beneden af,
uit den boezem van het volk-zelf, ofschoon
toch, nu van boven-af op herleving van da
kennis der liturgie wordt gewerkt, de me
dewerking van de groots massa, merkbaar is.
v Toch ligt hier nog .veel terrein op bewer
king te wachten.
Bedroevend, erger] ijk dikwijls is de, hou-
fling- van velen bij de hofognieilige, zinvolLe
plechtigheden van onzian ©eredienst en 't
valt niet gemakkelijk om da geloovigen aan
het verstand te brengen, dat Mishooren niet
lop de beste man ter geschiedt door het bidden
van rozenhoedjes of zoo veel mogelijk lita
nieën of door het voldoen aan alterlei, in
zich zeer goede en prijzenswaard© devoties,
tot verschillende Heiligen.
0P 't Liturgisch Congres is ons wel an
ders geleerd.
't Spreekt toch ook haast vanzelf, dat nten
niet beter God kan leeren, wanneer men de
U. Mis bijwoont, dan dat men in vereeniging
met Jesus Christus en zijn plaatsvervanger,
den priester aan 't altaar, aan Hem het hoog
heilig .en onbloedig of fier va:n zijnen Godde-
lüken'Zoon opdraagt.
i Maar dan moet men niet nemen de Misge
leden uit het perst© iliet beste kerkboek,
doch de echte gebeden der H Mis, zooals
de Priester, die bidt aan het altaar, die on
overtroffen schoon en verheven zijn en waar
in aan al onze behoeften voldoening wordt
'gegeven. 1
LWij geven gaarne toe, dat, wil men ae
H. Mis op deze wijze nfet vrucht volgen,
©enig begrip van de verschillende symboli
sche handelingen ©n gebeden en daardoor
©enige studie notodig is, waarvoor'het ge
noemde boekje van Pater Nieuwbam een uit
stekende ion begrijpelijke handleiding is.
Laten we als voorbeeld eens nemen het,
Kyrie eleison Christ© eleison Kyrie
eleison," welke aanroepingen ieder driemaal
herhaald worden. De beteekenis hiervan
geeft Pater Nieuwbarn aldus alah
„Driemaal wordt die bed© om' hulp her
haald met den figuurlijken zin
a. eener vereering van ieder der drie god
delijke Personen in het bijzonder.
b. van afwending der drievoudige ralmpen
van: onwetendheid, schuld len straffe.
c. van een gebed oan barmhartigheid bij
negen hoofdsoorten van zonden en ztelemoo-
den, gelijk eenige symbolisten verklaren of
gelijk zeer Velen anderen:
d. van een bidden -"mlet de hegen talige
koren der Engelen, welke onafgebroken om
ontfermenis smeeken voor 'den troon der God
heid".
Ziehier den enkel voorbeeld uit vele.
Met welk ©en grooter aandrang ©n innig
heid zal men zijn „Hoer ontferm U onzer"
bidden, als men deze diepe zinnebeeldige
beteekenis ervan kent?
Met moed vooruit dus thans op den wieg,
voor iedereen opengesteld en waarop reeds
velen hunne schreden gezet- hebben.
(Wij moeten nu volgen die pioniers, die daar
voortschrijden, het kruis, symbool van onze
overwinning, in de vuist, ons den wieg wij
zend naar Hem, Die is het middelpunt van
die heerlijke Liturgie.
Laat dit jongste Liturgisch Congres nu den
keerpunt zijn, moge de invloed, daar vain uit
gegaan, groot zijn en machtig en diep in
werken op de scharen der geloovigen,, die
daarvoor nader zullen gebracht worden tot
den 'Offeraar en Offerande, don „Christus
Eucharisticus."
Een prettig land! In Servië heerseht in
den laatsten tijd weder groote ontevredenheid.
In de bladen der oppositie wordt gezegd, dat het
tot „gebeurtenissen als van acht jaren gele
den" (de koningsmoord) zou kunnen komen, als
niet de dringend noodige hervormingen in de
binnenlandsche politiek worden ingevoerd.
Het blad „Nowo Wreme", waarin die bedrei
ging voorkwam, werd deswege gesehorst. Maar
toen het weer mocht verschijnen, herhaalde het
zijn bericht.
Het blad „Prawda" voorspelt terstond na de
huwelijksfeesten van Prinses Helena „een ge
weldige gebeurtenis, die verrestrekkende gevol
gen zal hebben en een ommekeer zal brengen
in de geheele politiek van Servië".
Koning Peter, die zich over eenige dagen
naar Rusland begeeft voor het huwelijk zijner
dochter, gaat zeker niet gerust van huis.
Een cholerapaniek in een waggon 3e kl.
van een naar Weenen bestemden spoortrein is
verwekt door een uit Triest komende vrouw,
die plotseling diarrhee en brakingen kreeg. Men
vermoedde, dat het een geval van cholera was;
de geheele waggon werd afgesloten en aan al
de passagiers werd bevolen door te rijden tot
Weenen om daar, als het noodig bleek, afge
zonderd en onder toezicht gesteld te worden.
Uit wekte onder de passagiers groote opge
wondenheid en toen de trein te Payerbacb aan
kwam, zaten er nog slechts vier passagiers in
den afgesloten waggon. De anderen waren al
len door de portierraampes er uit gesprongen.
Twee van hen vond men zwaar gewond op den
weg liggen, en ook zij werden naar Weenen
gebracht.
Bij aankomst te Weenen werden alle vereiseh-
te maatregelen genomen. Maar bij onderzoek
bleek, dat het verdachte geval.... geen cho
lera was geweest!
Robbeneiland en de melaatschen. Zooals
men weet komen er in Zuid-Afrika nog betrek
kelijk veel gevallen van melaatschheid voor, de
meeste onder kleurlingen, maar enkele ook on
der blanken. olgens wettelijk voorschrift wor
den de ongelukkige besmetten naar het Robben
eiland, tegenover Tafelbaai gezonden. Een dok
ter, die zeven jaar op het eiland doorbracht,
deelde in „Ons Land" het volgende over het le
ven op het eiland mede:
Het klimaat is er prachtig en de menschen
zijn er ook niet zoo erg van de wereld afgeschei
den, want geregeld komt er eenmaal in de week
het stoombootje aan en dé leden van den staf
krijgen wat ze noemen „van boot tot boot" ver
lof. Met die uitdrukking meenen ze, dat ze met
eene boot mogen vertrekken, en met de andere
terug moeten komen. Voor de leprozen (me
laatschen) zy'n er twee dokters om naar hen
te zien, één om geneeskundige onderzoekingen
te doen en een tweede om de krankzinnigen te
behandelen. Toen dr. Fenoul het gevraagd werd
of de melaatschen tevreden waren, zeide hij;
„Natuurlijk bevalt hen de dwang niet. Alles
wordt echter gedaan om 't hun zoo aangenaam
mogelijk te maken. De blanke patiënten heb
ben huisjes van 3 kamers, ofschoon eenigen
een groote kamer met afdeelingen hebben. De
gekleurde hebben ziekenzalen en slaapvertrek
ken met speciale eetkamers. Eenige van de pa
tiënten koken hun eigen kost en trekken hun
rantsoen voor het doel. Op de vraag of er ooit
van de melaatsche patiënten ontslagen werden,
antwoordde hij van ja. Twee maal in het jaar
komt een geneeskundige raad bijeen, bestaan
de uit zes dokters, en deze onderzoeken alle ge
vallen, waar de ziekte schijnt tegen gehouden te
zijn. In sommige gevallen schijnt het of de pa
tiënt genezen is en wordt hij op het land ge
zet, maar dikwijls moeten ze terugkomen. In
plaats van uitgeroeid te zijn, heeft de ziekte
zich aldaar nog sterker ontwikkeld .Twaalf of
vijftien zijn op die manier in de laatste dagen
ontslagen, maar verscheidene zijn teruggekeerd
met de ziekte geheel ontwikkeld. Verder zegt de
dokter:
„Dat doet de vraag natuurlijk ontstaan, of
er genezing voor melaatschheid is. Indien we
wisten, hoe de ziekte opgedaan werd, zouden
we wel iets vinden, maar we hebben die ken
nis niet. We zijn in staat malaria te behande
len, daar we met de oorzaak bekend zijn. De
kiem van tuberculose is te bespeuren, maar de
bacillus van melaatschheid is heelemaal niet te
ontdekken. Ge kunt bet niet ontwikkelen of er
iets mee doen en voordat ge dit doen kunt, zal
een geneesmiddel moeilijk te vinden zijn. We
hebben al de geneesmiddelen, waarvan zooveel
gehoopt werd, geprobeerd, maar geen een heeft
eenig resultaat gegeven. Zooals ik u zeide, pa
tiënten zijn in gezondheid vooruit gegaan op
Robbeneiland. Dat moet echter waarschijnlijk
toegeschreven worden net zooveel, indien niet
geheel aan zindelijkheid en sanitaire condities
als aan iets anders. In ieder geval, zoo ver als
kan gezien worden, is er op het»oogenblik geen
genezing, voor de ziekte en totdat de wetenschap
een geneesmiddel uitgevonden heeft, is afzon
dering de eenigste politiek, die gevolgd kan
worden
Amcrikaanrch. In vele Amerikaansche bla
den heeft een zeer ongewone advertentie gestaan.
Daarin werd tegen hooge belooning een nieuwe
wijsvinger gevraagd om dien a's bet ware te
enten op een vrouwenhand.
Mevrouw Reginald Waldorf, ecJi rijke dame
te Philadelphia schramde onlangs den. wijsvin
ger van haar rechterhand aan een roestigen spij
ker, zij kreeg daardoor bloedvergiftiging en de
vinger moest worden afgezet. Volgens den dokter
was het ©enige middel om haar hand meer geheel
in orde brengen, dat een andere vrouw 'er
in toestemde haar rechterwijszinSer te doen am
puteren.
Op de advertentie zijn niet meer dan twee
ernstige aanbiedingen gekomen. De eene is van
een behoeftige vrouw in Chicago, die geld wilde
hebben om hare dochter te laten studeeren, de
ander© van de vermaarde dr. Mary; Walker,
©en in New York algemeen bekende specialiteit
voor hygiëne ©n kinderziekten.
Dr. Walker heeft medegedeeld, dat zij haar
vinger wil missen niet uit persoonlijk belang
maar om der wille van de wetenschap. Zij
wil zich nl. aan de amputatie onderwerpen in
dien mevrouw Waldorf haar voldoende geld geeft
om ©en sanatorium voor tuberculeuzen te stich
ten iop ©en boerderij in Californië.
Hierop is mevrouw Waldorf nog niet ingegaan.
Wat do brandkast toch wel bevatte. De En-
gelsche kolonel Callwell, die in „Blackwoods Ma
gazine" zijn „oorlogsherinneringen" geeft, vertelt
daarin ;de volgende geschiedenis:
Toen pp ©en Maandagmorgen de chef van de
afdceling voor den inlichtingendienst, een ma
joor, pp zijn bureau kwam, wachtte hem reeds
aan de deur in de hoogste oppvindLig de portier.
„Mijnheer de majoor, daar binnen is een po
litieagent, die niemand binnenlaat, zelfs de
schoonmaakster niet," hij.
De majoor stapte het gebouw binnen en vond
in zijn bureau een gespierde hoeder van de
openbare rust, die hem argwanend aanzag. „Is
u de majoor?" vroeg hij.
De aangesprokene antwoordde van ja, waar
op de dienaar der wet met dramatische hand
beweging op de brandkast wees.
De majoor keek naar het bewuste voorwerp,
zag voor'oopig nog niets bijzonders, ontdekte
eindelijk echter, dat de sleutel nog in het slot
stak.
„Ik merkte het, toen ik Zaterdagmiddag de
ronde deed," zeide de agent. „Mijn collega en
ik hebben de wacht gehouden en geen menseh
builen ons heeft het bureau betreden.'-'
De majoor toonde zich hevig ontsteld en be
rouwvol over de zorgeloosheid, dat hij den sleu
tel had vergeten bij zich te steken, en gaf den
Argus verlof te vertrekken, na hem veel dank
en lof geschonken te hebben.
„Het zijn toch flinke en vertrouwbare ke
rels, deize polilie-agenten," zeide de officier la
ter, toen hij het geval vertelde. „Zij hebben niet
eens in de brandkast gezien, wat ik in hun plaats
bepaald gedaan had. Er was n.l. niets anders
in dan een paar gedragen kousen, die ik ge
woon hen aan te trekken, wanneer ik toeval
lig in een. uitgganscostuum naar het bureau kom
om van daar uit onmiddellijk na de een pf an
dere theeontvangst te gaan.'-'
Een hotelhouder,s-oongres. Van 16 tot 21 Oc
tober zal te Berlijn het tweede congres van ho
telhouders gehouden worden.
Het congres zal o. m. beraadslagen over de
vereenvoudiging van douane-formaliteiten, de
vaststelling van een internationaal reglement voor
hotels, de uniforme regeling van de wettelijke
aansprakelijkheid van hotelhouders, de „pida
ge" van de reizigers (pister is een werkwoord,
dat in het Frame'vo Argot hetce.kent: de reizigers
bij hun aankomst op den voet te volgen, pm
hun een hotel aan te bevelen), ongeoorloofde
verdiensten en de civiele aansprakelijkheid van
den hotelhouder.
Het congres zal in het gebouw van het Prui
sische Huis van Afgevaardigden geopend en la
ter ook op het Raadhuis te Berlijn ontvangen
worden.
Millionair-kluizenaar. Te Los Angelos (Ca
lifornia )is de millionnair C. P. Philips gestor
ven. Met hem is een zonderling uit de kringen
der Amerikaansche multimillionnairs heenge
gaan, die sedert jaren aan den waan leed, idat
hij door leden van de „Zwarte Hand" vervolgd
werd. De ongelukkige rijkaard bewoonde daar
om in het hotel „,Van Ruys" een bijzondere
voor hem ingerichte kamer, waarvan de met
ijzer beslagen deuren, en de beiraliede vensters
legen inbrekers beveiligd waren. Sedert 8 jaren
had hij dit verblijf niet verlaten, slechts aan
enkele bekenden, w. o. zakenvrienden, en aan
zijn knecht John was het binnentreden veroor
loofd. Nu is hij eindelijk van zijn adg.sten |ver-
lost.
Allernieuwste zvvendelarjj. De aller-, aller
nieuwste arzetterstruc is thans te Berlijn in toe
passing gebracht. Daar had een zekere Rose
een „Maatschappij tot opleiding van Luclitver-
keerbestuurders" opgericht, welke bombastische
benaming ook voorkwam aan het hoofd van
een prospectus, waarin werd aangeboden, den
leergragen aspirant-vliegers gratis het vliegen met
al den aankleve van dien: motorkennis, schroef-
principes, evenwichtsleer, enz. enz. te leeren.
Rose, die van het vliegen minder verstand had
dan eeu koe van. tennis, en nauwelijks had kun
nen vertellen wat een motor eigenlijk voor een
ding is, zond deze prospecti aan menschen, die
hadden geantwoord op een advertentie, waarin
hij leerlingen opriep. In deze prachtige docu
menten stond o. a. vermeld, dat de leerling, na
beëindiging zijner cursus, een kwart van alle
door hem te Winnen prijzen aan Rose moest
afstaan. Daartoe kwam het natuurlijk nooit, en
dat zat hem in de laatste alinea van het pro
spectus, waarin als terloops werd gemeld, dat de
leerling van te voren 10 Mark „administratie
kosten" moest betalen. Het spreekt van zelf, dat
met de betaling daarvan alle relaties tussehen dein
mordernen zwendelaar en zijn slachtoffers op
hielden.
Rose is gepakt en zal in de gevangenis ©ver
de onbestendigheid van al het aardsche kunnen
piekeren.
Een nieuwe steensoort. In Oost-Vlaanderen,
op het grondgebied van Erpe-Bambrugge-Erem-
bodegem, werd bij het uitvoeren van de spoor
baan voor de nieuwe lijn GentBrussel eene
merkwaardige steengroeve ontdekt, t.w. van wit
arduin, veel beter dan de Fransche steen. Een
vijftigtal steenkappers zijn er reeds aan het werk.
De aannemer van het station St. Pieters-Gent
delft er zijn steen. De groeve werd gevonden
op 6 meters diepte.
Uit die groeven worden stcenen gekapt, waar
in schelpjes en zells tanden te zien zijn. Op
de plaats der ontdekking komen veel nieuws
gierigen zien.
Ter plaatse zegt men, dat reeds de heele steen
groef aangekocht is door een groep aannemers,
die de hoedanghed van het wiiitte arduin zeer
hoog schatten.
HERINNERINGEN VAN JOSEF ISRAëLS.
Zocaló na het afsterven van elk groot man,
rijzen ook nu van alle kanten de herinnerin
gen op van verschillenden die den grooten
meester na. stonden of bij een of andere ge
legenheid met hem in aanraking kwam.
Wij vertellen er een en ander van na
Een Duitsche dame, die dikwijls in Israëls'
villa, te Scheveningen, verbleef, vertelt o. m.
het volgende:
Israëls en zijne omgeving, zoo verhaalt zij,
wisten dat hij nog maar korten tijd te leven
had. In November van het vorige jaar leed
hij aan een hevigen aanval van ademnood en
sedert dien ging hij achteruit, ofschoon hij
voor zijne omgeving dezelfde wilde blijven
eu nog steeds plannen maakte voor de toe
komst. Toen ik midden Juli van hem afscheid
nam om naar Duitschland terug te keeren
en hem een „tot weerzien" toeriep, schudde
hij hel hoofd en antwoordde: „Neen, het is
uit, ik ben bezig te sterven, en ik heb er ook
niets tegen, ik zou alleen weinig willen lij
den. Ik houd mij dikwijls sterker, dan ik in
werkelijkheid ben, ik speel comedie, om Nora
(zijn trouwe huishoudster en verzorgster)
geen leed te doen".
Zoo was hij er steeds op uit, anderen leed
te besparen. Israëls was niet alleen een groot
schilder, maar ook een goed mensch. Natuur
lijk werd van zijn goedheid ook dikwijls mis
bruik gemaakt. Bedelbrieven kwamen bijna
iedereu dag. Voor ongeveer zes weken was
de schrijfster nog getuige van een typische
scène. Er wordt een heer aangemeld, die ver
zoekt Israëls te mogen spreken. Israëls be
vindt zich in zijn atelier en daar wordt nie
mand toegelaten, die niet zeer bevriend met
hem is. De huishoudster vraagt dus den
vreemdeling of zij misschien het doel van
het bezoek niet kan mededeelen. Daarop
haalt de vreemde heer een brief te voor
schijn, met het verzoek deze aan den meester
te overhandigen, wat ook later geschiedt.
„In de papierman", roept Israëls. „Ik ben
de bedelarij nu moe".
De huishoudster is echter voorzichtig en
overtuigt zich eerst, dat 't werkelijk eeu be
delbrief is. Na een uurtje vraagt Israëls:
Nou, wat stond er in dien brief?
Het gewone: een man vraagt om vijf
gulden, hij moet zijn zoon in Amsterdam be
zoek, enz.
Gaf hij zijn adres? vraagt Israëls?
Ja. (Een verafgelegen straat in den
Haag wordt genoemd).
Nora, hel eens. De chauffeur moet oogen-
blikkelijk met de auto voorkomen.
Een kwartiertje later is Israëls met juf
frouw Keiler op weg. Eindelijk vinden zij
de straat en het huisnummer. De chauffeur
belt en geeft een enveloppe af, waarin vijf
gulden en een visitekaartje van Israëls.
Zoo zegt Israëls tot ons nu ben ik
tevreden. Het is zeer goed mogelijk dat die
vijf gulden weggeworpen zijn, maar het k on
toch waar zijn, wat de man zegt. Ik wil lie
ver bij mijn principe blijven: eerst handelen,
dan denken".
Een paar anecdoten:
In de wachtkamer van Minister Kuyper
bevonden zich eenige jaren geleden verschei
dene personen, die ter audiëntie gingen. On
der hen was Jozef Israëls, gezeten op een
stoel. Een dame, sollicitante voor een Rijks
betrekking, stond dicht bij hem. Op eens
stond de bejaarde man op, ging naar de da
me en bood haar zijn stoel aan. Geen der vele
andere jongere aanwezige heeren dacht er
aan de dame een dergelijke beleefdheid te
bewijzen. De dame, Israëls kennende, be
dankte vriendelijk. Hij was er niet van af
te brengen en wilde zich per se met een staan
plaats tevreden stellen. Er ontstond een ge
sprek tussehen de dame en hem. U komt
toch zeker niets vragen? zei de dame. Toch
wel, antwoordde Israëls, ik kom een plaatsje
vragen voor de „Nachtwacht" van Rem
brandt!
Eenige jaren geleden was Jozef Israëls op
familiebezoek te Groningen en passeerde het
huis van zijn vroegere vrienden-tijdgenooten,
welk 'twas voorjaar geschilderd werd!
Na de begroeting en een informeeren naar el-
kaars gezondheid zegt Israëls plots, op z'n
Groningsch: Heur is vrund, 'kbin kwaod op
dei. Nou 'kin de stad bin, hast mie toch ook
best wat gunnen meugen, 'kbin toch ook
schilder", op welk gezegde z'n vriend slag
vaardig antwoordde: „Heur ies, Jozef, dou
gooist mie te dikke klonters der op!"
Ten slotte is hier medegedeeld het vers,
dat de schilder Mesdag bij den dood van Is
raëls hem wijdde:
Aan mijn grooten onden vriend
Jozef Israëls.
Een traan ontsprong mijn oog
Toen gij het uwe sloot.
Gij zijt niet meer. Toch leeft gij voort,
Voor allen die u hadden lief, en eerden.
*7.)
Dat klaarspelen kan ik wel; maar je zult
ie 't je berouwen. Zoo'n prachtig regiment.
i U weet, dat ik niet hen wat men eigen
lijk een beroepssoldaat noemt. Het nietig-
eentoiuge Van een dat in vredestijd
eamr egiruentcn een soort bezigen ledig-
keruis. De*» heeft voor mij niets verlok-
ik gaarne gekoz0ln°tpen staan het beroep, «at
dus aantrekking^,.a(k het naast, die hebben
tieplannen ontwerpen" voor mij. Fortifiea-
met wiskunde sam4nw^k, ook alles wat
Presteert men daar goede' la,iu lust-
spoedig bevordering. sten, dan volgt
Heb je misschien trouwpinnn
zoozeer aan bevordering liecht? len' ie
In het' geheel niet.
Komen ze, dan zou ik graag om advie*
gehoord willen worden.
Die verwenschte voogdij! dacht Hugo.
Heeft hij misschien eene Regina voor mij in
'voorraad? Excuseer, dat is juist eene
aangelegenheid, waarover ik geheel alleen
beslissen moet!
I Ge zijt evenwel de stamhouder geworden
en die heeft niet alleen plichten jegens zich-
zelven, maar ook jegens de familie te ver
vullen.
Over datgene wat men aan de familie
verplicht is, bestaan immers heel verschil
lende opinies, antwoordde Hugo droog; elk
lid van den familieraad zou wellicht een an
dere meening toegedaan zijn; reeds daarom
volg ik liever mijn eigen inzicht.
Gen stalen hoofd, evenals je vader! riep
de vrijheer opgewonden.
Zwijgend schreden beide mannen geruimen
tijd naast elkander voort. Eerst langzamer
hand werd de blik van den vrijheer zachter;
hij meende er in elk geval toe gerechtigd te
zijn de aangelgenhetlen der zijnen naar eigen
goedvinden te regelen, maar hield hij toch
op zijn manier veel van hen, en de oneenig-
lieid met zijn broeder Karei had hem reeds
genoeg verdroten. In elk geval hond je je
plannen niet geheim, je bent niet valsch
wij zullen dus daarover niet twisten, zeide
hij na eeu poos. Uit je spreken heb ik ook
vernomen, dat je niet op Therese verliefd
bent geraakt, en dat is me zeer lief.
Op Therese? Neen, zeker niet. Hoe komt
u toch op die gedachten?
Gij zijt veel hij elkaar en schijnt 't goed
met elkander te kunnen vinden. Ik heb het
kmd ook zeer lief maar voor jou deugt ze
ni—v "10et een Protestantsche huwen en...
pt, erschooning, laat dat onderwerp rus-
n '"I, tijd komt raad. Huw ilc, zoo zal
t met een© Katholieke vrouw zijn; met The-
ïese in geen geval. Zij boezemt mij medelij
den in, wijl ze verlaten iseene wees...
doch
Verlaten en een wees! viel de eigenaar
van Moosburg uit. Zij heeft immers hier een
thuis, wanneer zij ons huis slechts als zoo-
danig wil beschouwen. Maar zij begeert het
niet, zij wil 'tniet. Kun jij er haar niet toe
brengen?
Ik heb 't geprobeerd, wijl mij dunkt, dat
het kind zich 't leven vergalt, maar heb wei
nig of niets uitgewerkt.
Probeer 'tnog eens, een hij 't afscheid
gesproken woord werkt dikwijls na. Ik heb
de kleine werkelijk lief, ging de oude man
met een heel andere, zachtere uitdrukking
van zijn gelaat voort. Ik wenschte oprecht,
dat zij zich hier gelukkig gevoelde.
Zij zal 'tvan lieverlede wal worden,
troostte Hugo.
Zij zal wel leeren inzien, waar haar ware
vrienden zijn.
Het zal mij verheugen, was 't antwoord
van den ouden heer.
VI
De beide mannen waren een kastanjelaan
genaderd, die op heete dagen eeu lievelings-
wandelplaats der familie uitmaakte. De bree-
de kronen hogen zoo tot elkander over, dat
zij een dak vormden, hetwelk de zonnestralen
niet doorliet; tussehen de stammen door zag
men echter den zonneglans schitteren op de
groene weiden en de prachtige bloemperken,
die in volle kleurenpracht pronkten. To'orni-
ge stemmen klonken den komenden tegemoet
't schelle orgaan der barones eu daarbij de
zwakke maar schrille stem van Therese. De
oude vrouw sprak met ruwe kracht, zooals
altijd wanneer haar iets opwond, waardoor zij
dan vergat in hare stem iets gemaakt def
tigs te leggen. Zij schold op Therese, die met
bloedroode wangen voor haar stond en plot
seling in deze toornige woorden losbrak: een
prinses ben ik wel niet, maar boerenmanie
ren was ik, goddank, tot nu toe niet gewoon.
Daarop ging zij snel weg en zonder op de
beide heeren te letten, 'tpark in.
De koekoek hale de vrouwen! riep dé
vrijheer wrevelig. Ze zijn een kruis kun
nen nooit vrede hebben en moeten haar
twisten met luid schreeuwen uitmaken. Hu-
go, ga naar Therese, breng haar tot rede.
Haal haar ertoe over, zich bij Regina met
een enkel woord te verontschuldidigen ik
wil deze tot bedaren brengen.
De oude man scheen zoo terneergeslagen,
dat Hugo de ondankbare taak zonder mor
ren op zich nam, de eerste uitbarsting van
Therese's toorn op zich te laden.
Hij had haar weldra ingehaald. Zij zat in
eengedoken op eene bang, luid snikkend als
een kind doet. Toen zij voetstappen hoorde,
zag zij op, en stortte de fiolen van haar toorn
over Hugo's onschuldig hoofd uit, gelijk deze
wel verwacht had.
Je komt zeker als afgezant, riep zij en
droogde de dikke tranen, die overvloedig
over hare wangen rolden. Jij zult me wel tot
onderwerping moeten brengen. Ik had nooit
verwacht, dat gij u tot zulken dienst liet ge
bruiken. Maar je zult ook niets uitrichten!
Ik laat mij niet beleedigen, ik heb geen wan
gen voor oorvegen.
Dat doe je ook zeker niet, hernam Hugo
rustig; liever sla je er zelf op, als is het ook
een oud gezncht dat je treft.
Deze slag was raak geweest; getroffen
zweeg Therese een poos, dan opnieuw in
toorn ontstekend: Al is zij ook oud, dat geeft
haar toch niet het recht mij te beschimpen.
't Is onvergeeflijk van den vrijheer, dat
hij haar dat niet aan het verstand brengt.
Ze is en blijft eene boerenmeid, als zoodanig
zal ik haar in 't vervolg behandelen.
Zij was dat, nu is zij barones van Son-
neck.
Eene nette barones, zei Therese, bij wie
de lachlust weer doorbrak. Herinner je hoe....
Stil! stil! onderrbak Hugo haar. De oudo
heer zal en moet voor zijn vrouw in de bres
springen, gij moet noodzakelijk aan 't korte
eind trekken. Toen hij haar geld aannam,
heeft hij ook den plicht op zich genomen,
haar een eervolle positie te verzekeren. En
wij Sonneeks, die ons verheugen dat ons
stamhuis weer tot aanzien komt, mogen niet
vergeten dat 'thet geld der boerin was, dat
het voor verval behoed.
Liever wilde ik, dat alle Sonneeks bede
lend rondliepen, riep Therese, dau dat zij
zulke hulp hebben aangenomen. Ik heb ove
rigens niet dezelfde reden als jij om mij over
den nieuwen bloei der Sonneeks te verheu
gen.
Hugo's gelaat verduisterde: Wanneer je
mij van persoonlijke beweegredenen ver
denkt, waar ik je tot deferentie jegens eene