m Ave Maria. Hst Perzische tapijt WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1911 No, 7613 Vj; BIJLAGE VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ra „Kindje", Izei Je oude héér Jérons toit zijne dochter, „ge w|eet da't ik de laatste man in de wereld Tfen om 'hard te zijin tegen 'een jongeman die voornit wil komen.... Ik heb .dan Ook niets tejgön Jacques Oarteret, maar.... ik moet niet aan hem, miaiar in cbe eerste 'plaats aan ju danken. Alles wat ik van mijn aanstaanden schoonzoon vraag, is dat hij ©en vroiuw kan Onderhouden't zij door zijn inkomen, 't zij door zijh rente. En als die heer Ciartenet mij morgen kan ajantoornen, dat hij 120,000 franken bezit, dan mag Jiij u, wat mij' betreft, overmorgen al trouwen, desnoods nog denzelfden dag. Ella's gezichtje stond pruilerig. Zij was zich' .maar lal te goed bewust dajt 't ©enigs zins moeilijk was voor iemand, die nog geen 120 franken bezat, er 120,000 te laten rin kelen. Zij keek hulpeloos op naar haar vader. Er was niets onrech tv aar digs in dien eisch, m'aar diat wais nu 'juistom zoo wanhopig Onder te worden. „Hij mjoet dus 120,000 fratoken hebben, zuchtte ze alleen om iets te zeggen. „Ja, De rente van dat sommetje kan u althans door moeilijke dalgen heenbrengen. Toen haar vader heengegaan was, dacht Ella na over de manier om aan zooveel geld 'te komen. Zij pijnigde haar hoofdje af, en vond er geen weg op. Jacques was Hehilder, en verdiende bijna niets...,.,. Hij had van niemand ook iets te dolen. wat ben ik töeii ongelukkig". ztuchtte Ella, en snikkend© wierp zij haar hoofdje in ide canapé-kussens. Toten. ze een flink deuntje uitgehuild 'had, stond 'ze op, en zocht afleiding in het lezen van leien dagblajd. Ze zag de aankondi gingen na. 'Misschien dat er héél iets voor- dieeligs voor Jacques ondier was te vinden. Hé, .wait een geld wlard er met of zonder bor gen te leen aangeboden. Maar 3e wist wel Wat dat beteelöende.... Daar viel haar opg op een andiere aankon diging. Zie late: „Kundie and Golf and Co. zullen 27 de zer onder den hataër brengen een prachtige collectie Perzische tapijten ten andere Oos- tersche artikelen, waaronder vele van hoo'ge waarde. „Deze collect:© is afkomstig van Miainsur ben Jebel, uit» Tabriz, ©en excentrieken Oos terling, die onder de armoedigste omstandig heden loefde, én na wiens dood'verscheiden kostbare voorwerpen ten duizenden dukaten goed verstopt in zijne .woninn werden aian- petripffjen." i EÏÏaj hield pp1....- Dukaten'.... verstopt in zijn woning....^ Zou Mansur hén Jebel er wellicht in de tapijten in zdjhte woning heb ben verborgen De krant vermeldde niet, water men het geld gevonden haid.... Als een bliksemstraal wals 't haar door 't hoofd gegaan, dat er in den zoom van dte tapijten wellicht nog méér goud verborgen kon zit ten. Zij herinnerd© zich nu ook vroeger gele zen te hebben Van dien zonderling, die rijk gestorven wtes, en in armoede had geleefd. De krant had er toen bij vermeld, daf pia- perien uitgebr'a'ciht hadden, dat Mansur nog meer bezieten moest hebben, dan in zijne woning ;atengetroffen Aas. Maar dat meerder© had men niet kunnen vinden.... Die tapij ten 'als de zoom'.... Ella dacht ial niet meer, ten was dé ka mer uit Zij kleedde zich snel, an reed in 't volgend oogenblik in een taxi na.ar Jac ques' werkplaats. „Ik heb' goed nieuws, Jacques", riep ze al aanstonds hij 't binnenkomen. „Prachtig nieuws, als 't een beetje wil." „EWIat meent ge, kind vropg Jaeques. „fWjel, ze gaan verkoopen..." „EWAt gaan 'ze verkoopen „Een tapijt, 'tIs afkomstig van een Oos terling, die bij z'n dood rijk bleek...." „Maar lief kindje, is dat dan voior ons.... „Ik heb 't tapijt gezien. Jacques, en 't zit vol gond." „LWiat blief „In den zoom'. Den betelen omtrek langs Ik Weet niet Iho© 't kwam, maar ik ben plotseling op 'de gedachte gekomien, dat die 'Oosterling 't'daar wel ebns kon geborgen heb ben, en toen heb ik 't naigegaan, en ik ge loof het 'zeker. O, Jacques, denk eens aan wat dat voor ons beteoktent. ffijj zulle® gauw kunnen trouwen, als wij maar zorgen dat wij 't 'tapijt bij de verkooping in handejn krijgen!'' 1 „Ja, als 'we 't miaiar krijgen," antwoordde Baar verloofde, terwijl Hij traéhtfe geest driftiger te schijnen dan hij was. „Nu, daar zullen we voor zorgen,"1 Her nam 't meisje. „Niets is gemakkelijker. ®0e bieden eenvoudig hooger op." Den volgenden dag had d© verkooping plaats. De stem' van den verkoop er vulde eentonig de ruimte. Na verloop ,van 'n uur kwam' 't tapijt onder den hamer. „Nu, dames en hoeren," riep de verkoo- per, „nu komt iets hocl bijzonders aan dö beurt.... Een oud Perzisch tapijt, praohtig geconserveerd, een unicum. 3Vjat zal 't 'zijn 1.'400 franken?. 8 honderd?.. 2 honderd? gij, honderd Honderd franken geboden.... Honderd... Honderd tien... honderd twintig homderddertig.... Er zit geld in dit tapijt, heeren." Ella, die in' de elerslte rij' zat, werd bleek. „dVaarom zei hij daf toch?" fluisterde Ze tot Jaeques. „Ik weet 't. niet," antwoordde dezje, „mis schien zoo maar terloops.'' „Tweehonderd franken gebedeln." „Tweehonderd tien," riep Jaeques. Men liep alp tot drieh omdprd. „Driehonderd tien...." 't Bod was aa|n ESLlaL „Driehonderd twintig,'* „Vijfhonderd." 't ÖVias Jaeques' bold. „AI zaten er m'aar franken ito', dain mole't het nolg ,meer waard zijn," fluisterde Ella „Ik ga tot zevenhonderd.'' En middelerwijl liep 't bod op'. „O, Jacques," sprak Ellal. „Zopden we 't nu nog ,ganm verliezen.'' „Zeshonderd veertig geboden...," .„Zeshonderd vijftig.'' Toen hokte i't. „Zevenhonderd," riep EUal „Zevenh'onderd franken geboden," ant woordde de verkoopier. „Zevenhonderd..,.,^ (Wie mieer dan Zevenhonderd frainken? Niemand meer dan Zeven... honderd.... frain ken? Niemand niet? Eenmaal, andermaal, voor de laatste maal."-' Then' viel de hamter. 't Tapijt was 't eigendom van Ella gewor den. Met klappend hart. en bonzend hoofd verliet Jacques 't vterkoöplokajal, nadat hij a,an «en klerk jhtet verschuldigde betaald Haid. ...Ella lietp naast hem'.... met ëen gezicht vol vertrouwen, en n»g vtermoeid. „Wie hebben 't, Jacques", sprak' ze. 5,0, hoe heerlijk'!- „Ja," antwoordde hij, met een vage uitdruk king van hoop in zijn stem. „Nu zullen iwie gauw een rijtuigje nemen, en dan snel naar mijn Werk huis rij dien." Jaeques riejp een koetsier aan, e'n votfrt ging het. Het werd reeds donker toen Jaeques en EILa daar aankwamen. Zorgvuldig werd het tapijt uit het rijtuig geladen', en naar boven gebracht Ella spreidde 't uit, nam een mesje. Ook Jaeques begon den zoom los te maken, toen daar plot seling een luid gebel in 't huis weerklonk. Wat was dat? Ella en Jaeques zagen elkaar verwonderd aan, en Jaeques ging niaar de deur, om open te Idoen. In 't volgend oogenJblik stond een kleine, dikke heer voor hem, die zich' voorstelde als de con sul van Perzië. „En waaraan dank' ik de eer van uw bezoek?" vroeg Jaeques kalm. „Dat zal ik' u zeggen," sprak de gewichtige vreemde. „Gij zijt op de verkoop van Golf and Co. in 't bezit gekomen van een Perzisch tapijt'' „Ja, mijnheer.4' „En dat moet ik' hebben, mijnheer.... Het koste, wat 't wilde. Daar helpt geen moedertje lief aan... Ik moet dat van u terug hebben." „Ja, mijnheer," antwoordde Ella, „dat hangt er heelemaal van af wat ge er voor geeft." En zacht fluisterde ze tegen Jaeques: „Voor geen 120.000 franken geven, hoor!" Daarna verliet zij het vertrek. Jaeques zat kalm in een stoel. De vreemde stond wanhopg voor het uitgespreide tapijt, met de armen zwaaiende. Jaeques zag hem onderzoekend aan. Deze man wist blijkbaar van den in !t tapijt verborgen schat. Daarvan zou hij Jaeques, profitoereon! „Kijk eens," zei hij, „ik heb dat tapijt zoo even voor een bespottelijk prijsje gekregen. ?t Is misschien 200 maal meer waara." „O, geen kwestie van," zeidc de vreemde, „Ieder vond dat ge bekocht waart." „Maar ik dan niet," zei Jaeques, „en In elk geval verkoop ik h'et niet voor minder dan 200» maal de gegeven som." „140 duizend franken!?!"' sprak de vreemde- ling- i J „Voor volstrekt niet minder1' „"Maar, mijnheer. Ik moet 't hebben." „Dat is best mogelijk, maar dan zult ge het .toch moeten k'oopen." „Maar ge begrijpt toch „Voor den prijs dien ik er voor vraag.4' De vreemde .was de wanhoop nabij, maar juist het feit, dat hij per se het tapijt scheen te moeten hebben, deed Jaeques op zijn stuk staan. Dat 't een schat bevatte, was hem nu klaar als de dag.... Of die meer dan 140.000 frankten zou bedragen, liet hem koud. Voor 120.000 zou hij toestemming van Ella's vader krijgen. Dat was hem voldoende. De koop werd gesloten; Jaeques ontving een chéque voor 140.000 frankten. En hij heeft geen centime aan den verkoop verloren ook. Want, naar hij later vernam, was 't bewuste tapijt gestolen uit een Perzischen tempel. Het volk' hechtte er genezende kracht aan; vandaar dat het tapijt, het kostte wat 't wilde, in der tempel terug moest keeren, en dat 4t Perzisch gouvernement, door bemiddeling van zijn consul, het tegen den prijs die 'van Ella en. Jaeques een gelukkig paartje maakte terug deed koo- pen. Ook de oude heer Jerons is nu tevreden. DIEEEN ALS HELPEES VAN MISDADI- GEES. Heeft de politie meer en meer in de honden schrandere medewerkers gevonden, ook de mis dadigers bedienen zich in den laatsten tijd meermalen van dieren bjj de uitoefening van hun schelmstukken. Zoo werden te Parijs pogingen gedaan tot af persing met behulp van postduiven. Een rijke koopman ontving een dreigbrief, waarin men hem meedeelde, dat de schrijver bekend was met strafbare feiten/door den geadresseerde be dreven en dat hij die zou bekend maken, tenzij de koopman voor 4000 francs zijn stilzwijgen wilde koopen. Dit bedrag moest op de volgende wijze worden betaald: Eenige dagen na ontvangst van den brief zouden aan den koopman 4 postduiven worden toegezonden. Aan elk dier duiven moest hij dan een couvert met een bankbiljet van 1000 francs bevestigen, dat de duiven dan aan hun meester zouden terugbrengen. De duiven werden ontvangen, maar de koop man stelde de politie met een en ander in ken nis, wie het gelukte den afperser in handen te krijgen. Het bleek toen, dat deze al verscheide ne Barijzenaars met behulp van zijn duiven had „laten zingen". Een vrouwelijke langvinger, die met slan gen werkte, werd eveneens te Parijs ontdekt. Zij noemde zich mej. Stilza en als zij een slachtoffer had uitgekozen, schreef zij hem een briefje met verzoek bij haar te willen komen om over zaken te spreken. De bezoeker werd zeer vriendelijk ontvangen, hoed en jas werden aangenomen en in de anti-chambre neergelegd. Als de bezoeker dan, na met de dame gespro ken te hebben, wilde weggaan, zag hij een paar slangen, die zich nabij zijn hoed en jas kronkel den. Angstig nam hij de vlucht en lieit alles ach ter, waarna mej. Stilza de jas doorzocht en zich toeëeigende, wat daar aan waarde in was. Eens bedacht een bezoeker, dat hij, als een ridderlijk Franschman, een dame niet in zulk een gevaar alleen mocht laten. Hij keerde daar om terug, nog voor hij 't huis had verlaten, en zag nu, dat mej. Stilza haar lieve diertjes met de hand opnam en in een mand opborg. Zijn portefeuille, die goed van geld voorzien was, was al uit zijn overjas verdwenen. Terstond snelde hij naar de politie, die do beminnelijke slangenbezweerster inrekende. Te Londen werd een sluwe gauwdief gesnapt, die met een hond „werkte". Fijn gekleed bracht hij bezoeken aan de ver schillende juweliers, die hij over zaken kwam spreken. Hij was vergezeld van een hondje dat, terwijl hij met den juwelièr sprak, in diens winkel rondliep en waar niemand op lette. Als de man vertrokken was miste men telkens klei ne diamantjes, terwijl de zaken, waar hij over gesproken had, later bleken gefingeerd te zijn. Men hield den man scherp in het oog maar kon niets aan hem ontdekken, tot dat men ten slotte op den hond ging letten. Toen kwam de truc aan het licht: Dc kleine hond, die bewonderenswaardig gedreseerd was, snuffelde in den winkel en werkplaats rond, en wanneer hij kleine diamantjes vond, slikte hij zo in. A VOOR DE HUISKAMER Dte kloosterkerk kondigt met haar driewerf „wees gegroet" den naderenden avond aan; het bootje, met een drietal personen beyracht, dat door de gespierde hand van den grijzen schip per bewogen, zachtkens over het spiegelgladde meer gleed, ligt eensklaps stil; de vrome mon nik buigt het hoofd, vouwt de handen, en lis pelt eerbiedig: Ave Maria!" De jonge maagd, wier rozeroode wangen en levendige oogen, waaruit levenslust en zorgeloosheid stralen, zeer in tegenspraak zijn met het bleeke geiaat van den monnik, waarop onthouding en ver sterving zetelen, sluit de oogen en. doet als hij; ook de ruwe schipper Iaat den roeispaan zinken en ontbloot het hoofd. Alle aardsche bezigheden, alle zorgen en moeiten, alle lus ten en lasten rusten, want de aardbewoner houdt zich op dit oogenblik alleen met zijnen God bezig. Dia vrome bede-klok heeft voor de derde maal geklept, hare melancholische tonen sterven, op den adem des winds voort gestuwd, ftangzaam in de ruimte weg; de boot schuift opnieuw over het heldere meer; de jonge maagd heeft weder het liefelijke gelaat .opgehe ven en hare blikken zweiven over het schilder achtig oord, naar den top van den nabijgelegen berg, welke allengs in de avondschemering be gint te verdwijnen. Het klooster, boven, welks heilige muren de toppen der boomen en'de toren der kapel vreedzaam het hoofd verheffen, is nog duidelijk zichtbaar aan den oever van het meer; het ligt daar zoo stil, zoo vreedzaam, als kond© de smart er geene huisvesting vin- dein, als moest daar voor elk aardsch leed ge nezing te vindien zijn. Doch de bewoner van dit Gode gewijd oord houdt het hoofd nog gebogen; hij bidt nog altijd voort; zijne kennis, zijne ondervinding over leven en dood zeggen hem, dat in de oogenblikken, waarop de vrome be woners dezer landelijke streek aan de Moeder des Heeren hunne groete brachten, de stervend^ van wien hij zoo even terugkomt, en aan wiemsi sponde hij gezeten had,het tijdelijke met hef eeuwige heeft verwisseld. Kan dit in hem echter zluk ©ene hooge aandoening verwekken? Zijin plicht roept hem zoo vaak aan het sterfbed; hij zélf is oud en des levens moede, pok zijn sterfuur kan niet ver meer ai zijn!... Is (het'dan deze gedachte, welke hem op dit oogenblk beziig houdt? Want hoor! nogmaals zweeft met eene zucht het „Ave Maria" van zijne: lippen. Neen, het is iets anders wat geheel zijne ziel boeit! Het Ave Maria, dat vrome gebed van den katholieken christen, dat, voor het aller eerst, over de onsterfelijke lippen eens llenielings der Hooggezegende toegevloeid, nog dagelijks, door duizenden monden wordt herhaald, trad zoo dikwijls beslissend in zijn leven voor; het' had hem eens van een gewissen dood gered; het stond met de voornaamste herinneringen van zijn stormachtig leven in betrekking; de ge dachten aan dat gebed, hetwelk allicht het laat ste van zijn leven zou zijn, deed hem in vrome mijmering wegzinken. Wij zullen de boot haren weg laten vervolgen, en intusischen eenige jaren terug tellen, om ©en blik te slaan op een minder bekoorlijk, een minder vreedzaam tooneel, Met den dood van Ferdinand den. zevenden, koning van Spanje, die de wet, welke de vrou welijke nakomelingen van den Spaanschen troon uitsloot, ten voordeele zijner dochter Isabella had opgeheven, ontstond in Spanje de vreese- lijke burgeroorlog. Het is bekend hoe Don Car los heel Spanje te wapen riep; hoe het ver schil van staatkundige meeningen de hartstoch ten opwekte en de tweedrachtstakkel in de vreed zaamste oorden, in familiekringen en huisgezin nen wierp, waardoor vriendschap in haat ver keerde, broeders elkander uit partijwoede naar het leven stonden, ja zelfs kinderen in de ge lederen van de vijanden hunner ouders streden. Geheel Europa s taarde mei afschuw naar dien onzalgien strijd, welke de geheiligde banden van bloedverwantschap verscheurde, het land ver woestte en de inwoners deed verarmen. Het waren vooral de Guerilla-bendcn. kleine troepen, welke naar willekeur de zaak van Don Carlos verdedigden, die met een onversaagdheid streden, welke aan waanzinnigheid grensde. Zavala, een welvarend edelman uit Biscaye, had het zwaard voor Don Carlos getrokken en stond aan het hoofd van zulk een bende. Het was daarom, dat zijne vijanden zijn verderf hadden gezworen; zij roofden zijne bezittingen, vernielden zijne have, verbrandden zijn huis en voerden zijn dochters, twee onschuldige meisjes, met zich mede. t Zijn vaderhart werd bij het vernemen dezer tijding diep getroffen; doch hij zou wellicht even- zoo gehandeld hebben; want in dien noodlot- tigen strijd schenen alle mensohelijke gevoelens uitgebluscht; en ofschoon hij wist welk een nood lot zijne kinderen bedreigde, wankelde hij niet in datgene wat hij zijn heilig recht noemde, en voer hij voort met rusteloozen ijver voor de zaak van Don Carlos te strijden. Hij was ides- t ij cis. het gevaarlijkste Guerilla-opperhoofd; alles wat de Christino's deden, om hem meester te worden en zijne scharen te verdelgen, was te vergeefsch Het.zij hij overwinnaar of overwon nene was ,na eiken bloedigen strijd trok hij naar zijne bijna ongenaakbare schuilhoeken te rug, werwaarts zijne vijanden hem niet durfden volgen. Dezen nu, hem op deze wijze niet kun nende bemachtigen, hamen hunne toevlucht tot eene voorbeeldelooze gruwzaamheid. .Wanneer zij uittogen om Zavala te bestrijden, sleepten zij zijne beide kinderen, mede, en stelden hetn in de En de woeste krijgers, in wie de pjartijzucht de stem van den godsdienst niet had verdoofd, waren insgelijks op de knieën gezonken en baden als hijAve Maria Daar richtte hij, die Zavala's kinderen in den strijd had gevoerd, zich nog eenmaal op, en zonder zijne oogen te openen stamelde ook hij Ave Maria! Zavala huiverde; de stervende, die zoo gruw zaam tegen hem misdaan had, was de vriend zijner jeugd; hij had hem eens met geheel zijne ziel bemind! Het was geen ongewoon verschijnsel in dezen hardnekkigen oorlog, dat de broeder tegenover den broeder stond, en de zoon het zwaard tegen den vader verhief, maar nog nooit had Zavala de gevolgen der tweedracht zoo als thans ge voeld; en ofschoon hij en zijne kinderen gered waren, verliet hij toch geheel ontmoedigd het slagveld. Verscheidene jaren waren in deze Bloedige bedrijven voorbijgegaan; Zumaiacarregui, Span- je's tweede Gid, was dood; en met dézen veld heer verloor Don Carlos tevens zijne kroon. De strijd voor zijne taajk werd steeds hopeloozer velen zijner aanhangers verlieten hem toen zijne gelukster begon te tanen. Zavala was hem ech ter getrouw gebleven. Door honger en ellende als het ware uitgeput, moest hij, met de Weinige getrouwen, welke hem volgden, elk oogenblik het leven wagen, zelfs om een dronk' waiter, eene bete broods te erlangen. In zulk een vertwijfe- eerste rijen aan het hevigste vuur bloot. Hef lings vollen tijd werd hij eens van de zijnen dappere opperhoofd moest nu vreezèn, dat hij gescheiden, en door de Gfnristino's gevangen ge uit de geweren zijner krijgers zijn kinderen den nomen. dood zou toezenden. Deze gedachte brajk den, anders onwrilkharen moed van den dapperen kampvechter; en om het leven zijner kinderen, te sparen, begon hij den strijd met zijne 'vijanden te vermijden. Doch de gehoorzaamheid van de Guerilla hangt alleen af van den persoonlijken moed des aanvoerders. Zavala's bende begon daarom te morren en hij word niet onduidelijk van lafhartigheid beschuldigd. Nooit had de trot- sche man eene vlek op zijne eer geduld; ideze smaad, deze miskenning, gaf hem zijne geest kracht terug. Hij verliet zijne schuilplaats en voerde de Guerilla's den vijand te gemoet. Doch deze verwachtten hem reeds en schaarden zich in slagorde, met de beide gevangene dochters ana de spits. Hij kon de bleeke wangen zijner kinderen zien, en vermeende hare angstjkrelein in zijne ooren te hooren weerklinken. Het getal vijanden overtrof dat zijner krijgers, docfh dit schrikte hem niet af, maar wel het denkbeeld, dat wellicht de eerste kogels zijner wapenbroe ders, de harten zijner kinderen zouden doorbo ren. Eenige oogenblikken stond hij besluiteloos in den vreesdij ken strijd tusschen zijn gevoel en plicht als Guerilla-hoofd; eenigen zijn.erben.de fluisterden hem toe; „laat ons wijken, het ge- lal vijanden is te groot:" Zavala begreep den j do soldaten wachtten slechts naar het commando Een half uur later stond Zavala voor den, krijgsraad; hij wist wat hem te wachten' sfonld hij, het gevreesde guerilla opperhoofd mocht op geene zachte uitspraak hopen. Wat hij ver wachtte gebeurde; na eene korte beraadslaging riep de voorzitter: uri confesor luego! Met deze woorden: „een biechtvader voor hem," was zijn doodvonnis uitgesproken. Zavala hoorde zijn doodvonnis uitspreken, zonder eenige ontroering te laten blijken, en vroeg slechts: „Wanneer?" „Een half uur voor den Angelus4', antwoordde de rechter, „verlangt gij ook nog iets vóór uwen dood, Sennor ?'-' „Een Cigarillo," zeide Zavala bedaard; en de man, die zoo even zijn dood vonnis uitgesproken had, reikte hem met ridder lijke hoffelijkheid een sigaar toe. Het was twee uren later; de avond naderde; de wacht wekte Zavaila, die uitgeput was van Vermoeidheid, uit zijne sluimering om hem ter dood te voeren. Rustig, men zou haast zeggen vroolijk, ging hij den dood te gemoet. De nieuws gierige menigte, welke het gevreesd© guerilla- hoofd wilde zien sterven, verspreide zich woe dend door de straten; het gedrang werd gedurig sterker, voor dat de treurige stoet aan de straf plaats genaderd was. De kring werd gesloten; zin dezer woorden; zijn oog schitterde weder als vroeger, hij wendde zich tot zijne bende en riep met een vaste stem: „vuur!" f Op hetzelfde oogenblik knalden de geweren der guerilla's en hunne kogels joegen dood en verderf in de rijen der Christino's, die in kruit damp gehuld eenige oogenblikken onzichtbaar waren. Het is geene verdichting die ik hier neder- schrijfcle gruwelen van den burgerkring liggen nog 'versch in het geheugen, en de geschiedenis bevestigt mijne woorden. I De Carl is ten drongen, nadat zij gevuurd had- I den, met den degen in de vuist vooruit en'spoe-. dig waren de Christine's geslagen en naar alle kanten verstrooid. Op de strijdplaats lagen slechtjs J dooden en gekwetsten. De ongelukkige vader J zocht de lijken zijner kinderen, doch hij vond j dezelve nieteene hoogere macht had den loop der kogels geleid; hij die de kinderen aan van den officier. Zavala wees den doek, waar mede men hem de oogen wilde bedekken met verachting van zich af: „Ik heb", zeide hij, „den dood zoo dikwijls in de oogen gezien, en zal ook thans voor hdm niet verbleeken." Toen trad de officier ter zijde en commandeer de: „Legt aan!'-' Dit bevel werd voltrokken: zeven vuurmonden waren op Zavala's borst ge richt. De officier opende juist de lippen, om bet dojodelijk bevel tegeven, toen de toren van die nabijgeicgcne kerk het Ave Maria klepte. Het zal den vriendelijken lezer bekend zijn, dat in Spanje elke bezigheid wordt gestaakt bij het kleppen van het Angelusklokje; zoo geschiedde het ook hier: de soldaten lieten de geweren zinken, de officier ontblootte't hoofd, en Zavala, diep ontroerd door de vermaning des Hemels, zonk' op de knieën, om nog eenmaal vóór zijn dood het troostrijke „Ave Maria" te bixlden. De nieuwsgieiige menigte en de woedende Christino's, de spits der zijnen hacl gevoerd, lag met geslotene welke hem nog eenige oogenblikken te voren oogen en eene zware borstwonde op den grond; 'versmaad en gelasterd hadden, zonken als hij de beide onschuldige kinderen waren ongekwetst, j op de knieën, én zonden insgelijks hun gebed Toen werd het koele hart van den onverschrok- tot de Moeder des Heeren op. j ken partijganger week, het zwaard ontviel aan J En toen de klok, voor de derde maal geklept zijne hand, tranen ontvloden zijne oogen, hij had en het gebed geëindigd was, en Zavala pp- zonk op de knieën, drukte met beide armen j stond om den dood te ontvangen, zag men een zijne lievelingen aan do borst en stamelde:: Ave I ruiter op een schuimend ros naderen: hij zwaaide Maria! ieen wi,tten doek boven zijn hoofd. Een vroolijke

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 7