der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
r»"
Ksaml, Venn, „Brntterij de Spaaroestad."
_QEL ÖQFS V ERDE DIGINIT""
Ring-king.
Ifef wonder van den H. Januarius.
EEN LIED PER WEEK.
Dit nummer behoort bij de
.Nieuwe Haarl. Courant" van 2 SEPTEMBER.
Het Auteursrecht op den Inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1831 (Staatsblad No. 124.)
Zondag 3 Sept.
Dinsdag 5
Woensdag 6
Donderdag 7
Vrijdag 8
Zaterdag 9
H
13de Zondao na Pink
steren. H. H. Engelbe
waarders.
H. Rosa van Viterbo?
Maagd.
Laurentius Justinia
nus, Bisschop en Be
lijder.
H Rosalia, Maagd.
H. Leo, Paus, Bisschop
en Kerkleeraar.
Geboortefeest der Allerh.
Maagd Maria.
H. Anselmus, Kerk.
ieeraar, Bisschop en
Belijder.
Evan^eiieverklaring,
UIÏQAVS VAi» D fü
KINDSSHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Di reotourF. E, M. v. d. GBIKWDT,
Van 1 tot 8 rogais 1 L80»
Elke regel m.er 0.20.
Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst t n
minute 5 regels f L50: elke regel meer 0.80.
13de ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit deu brief van den II. Apostel Paulus
aan de Galaten; III, 1622.
Broeders! De beloften zijn toegezegd gewor
den aan Abraham en zijnen Nakomeling. Niet
zegt ZijEn aan uwe nakomelingen, als van
velen; maar als van éénen: en aan uwen Na
komeling; en deze is Christus. Dit nu zeg ik:
een door God bekrachtigd Verbond wordt door
de Wet, die vierhonderd en dertig jaren later ge
geven werd, niet krachteloos gemaakt, zoodat
de belofte te niet gedaan zou worden. Immers,
zoo de erfenis uit de Wet is, dan is zij niet meer
uit belofte; en toch lieeft God ze aan Abraham
door belofte geschonken. Waartoe is dan de
Wet? Om wille der overtredingen is zij gege
ven, totdat de Nakomeling, aan wien Hij de
belofte gedaan bad, zou komeu; en zij werd
verordend door engelen in de hand eens midde
laars. Een middelaar nu is het niet van éénen;
God echter is één. Is de Wet dan in strijd met
Gods beloften? Dat zij verre! Want indien de
Wet gegeven ware, als die in staat was levend
te maken, dan zou de gerechtigheid waarlijk
uit de Wet zijn. Maar de Schrift heeft alles
onder de zonde besloten, opdat aan hen die ge-
looven de belofte zou gegeven worden uit het
geloof in Jezus Christus.
Evangelie volgens den H. Lucas; XVII, 1119
In dien tijd, toen Jezus naar Jeruzalem trok,
ging ITij door hét midden van Samaria en
Galilea. En als Hij zeker vlek binnenging, kwa
men Hem tien melaatsche mannen te gemoet,
die van vere bleven staan en hunne stem ver
hieven, zeggende: Jezus, Meester! ontferm TJ
onzer! Toen Hij hen nu zag, zeide Hij: Gaat
eu vertoont u aan de priesters! En het ge
schiedde dat zij, terwijl zij gingen, gereinigd
werden. Een nu van hen keerde, zoodra hij zag
dat hij gereinigd was, terug, God verheerlij
kend met luide stem; en dankzeggend viel hij
voor Zijne voeten op zijn aangezicht neder; en
deze was een Samaritaan. Jezus nu antwoordde
en zeide; zijn niet de tien gereinigd geworden?
En waar zijn de negen? Er is niemand gevon
den, die terugkeerde en eer gaf aan God, be
halve deze vreemdeling. En tot hem sprak Hij
Sta op, ga! Want uw geloof heeft u beliou
den.
13de ZONDAG NA PINKSTEREN.
De wetten van het Joodsche volk ten opzich
te van hen die dooi> melaatschheid waren aan
getast, waren zeer streng. Uit vrees hunne i-
smetting op anderen over te brengen, waren
ZÜ uit de dorpen en steden verbannen, moesten
ia bet open veld leven, en om allen van iedere,
°°k onwiUe]jeurjge) aanraking met hen terug
*e houden, moesten zij bij de nadering van
toezonden met luider stem hen toeroepen, opdat
zich op een veiligen afstand konden houden.
Hem af te bidden, maar van vo geZ°ndheid van
en Hem uit de verte toeriep^
ter, ontferm TJ onzer. Die tien melaatschcn
;!e gezamenlijk hunne stem tot Jezus ver-
,:'.i4Cv°n onf'Hem de gezondheid terug te vra-
2everi ons gg^ beeld van. de kracht van het
zoo1 ieiiscilaPpelijk gebed, dat ons door r^us
tot ZiinUtlbevolen- Waar twee uwer, zeide ij
oir jetsVe6rlingen, °P aarde overeenstemm n
seven Wa?' v.JaSen, zal Mijn Vader hun alles
drie in Mijn10 Veidangen> want waar twee of
hu» midden.naaih vergaderd zijn ben Ik in
P? melaatse!,
Zyuo hulp h gaven aan Jezus, toen zij
dat wil 2 °Pen> twee titels, dien van Je-
1 oester; Onder8p611 Zaligmaker, en dien fan
Mi Hem aanroe dubbelen titel moeten ook
rjIJjIe. klacht moma' ^J'ne Barmhartigheid en
ii ioboezsto, ons vertrouwen en nede-
8 moeten 0T) en' en Juist die twee ge/jj.
"aam 2-. s gebed bezielen, wil het aan-
toen Man God-
J'ert°ont n tlken zag, zeide Hij: gaat en
er wijl zij p. Priesters. En het geschiedde
Sguèen' dat gereinigd wa-
e ter hunne jrU1 Keen enkel uitwendig mid-
Uan- zooals H'1' ^eileziDo j Hij raakte hen niet
11 anders deed; Hij lende bun de
'en ons vertrouwen en nede-
liand niet op; Hij zeide zelfs niet dat Hij heil
wilde genezen, nij wilde, en bet wonder ge
schiedde. Door bende bevelen zich aan de pries
ters te gaan vertoonen, verklaarde Hij hc.i
genezen, want de priesters waren aangesteld
om de genezing te verklaren. Door aan de me
laatsehen te bevelen zich aan de priesters te
vertoonen, wilde Jezus ons leeren door welk
middel wij in Zijne wet de genezing kunnen
verkrijgen van de zonde, die geestelijke me
laatschheid, waarvan de lichamelijke eene af
beelding is. Hij heeft aan Zijne Apostelen en
hunne opvolgers, en aan de priesters aan wie
zij die macht zouden mededeelen, de macht ge
geven de zonden te vergeven. Om die verge
ving te verkrijgen is volstrekt noodzakelijk zich
aan hen te vertoonen. Toen de melaatschen op
weg waren naar de priesters, toen zij dus be
gonnen waren aan het bevel des Meesters te
voldoen, werden zij genezen. Dit leert ons dat
om de vergeving der zonden te verkrijgen, het
niet genoeg is ze van God af te sineeken, wij
moeten ten minste beginnen Zijnen Wil te
doen, wij moeten de eerste sporten beklimmen
van die ladder, die van de aarde naar den he
mel reikt, wij moeten beginnen Zijne gebo
den te onderhouden, voor zoover wij het vermo-
gen.
„Eén nu van hen, als hij zag dat liij gerei
nigd was, keerde terug, met luider stemme
God verheerlijkend. En hij viel op zijn aange
zicht voor Zijne voeten, Hem bedankende, en
deze was een Samaritaan." Treffend voorbeeld
van diep gevoelde dankbaarheid. Vooreerst om
den spoed dien hij maakte. Geen oogenblik
laat hij verloopen tusschen het bemerken zij
ner genezing en het opgaan ter dankzegging.
Van dralen, en nog minder van uitstellen, is
bij hem geen sprake. Wel was hem bekend dat
hij niet eerder tot het maatschappelijk leven
werd toegelaten, dan nadat hij door het be
voegde gezag was rein verklaard, maar daar
aan dacht hij voor het oogenblik niet. De
drang om zijn dankbaar hart uit te storten
was sterker dan het verlangen om van de te
ruggegeven gezondheid te genieten. En niet in
zijn hart bicven die loffelijke gevoelens beslo
ten, op zijn terugweg naar Jezus, zonder tus-
sclienpoozing', totdat bet vlek was. bereikt waar
t'ti den Zaligmaker gezien had, hield hij niet
op Gods weldaden te verkondigen, Jezus met
luider stem te verheerlijken. En toen hij zijn
goddelijken Geneesheer gevonden had, toen kon
zijn mond ternauwernood eenige woorden van
dank uitbrengen, maar zijn diep nederige hou-
d'mg getuigt wat er omgaat in zijn hart. „Hij
viel op zijn aangezicht voor Jezus' voeten,
Hem bedankende." Hoe treurig steekt daarte
gen af de ondankbaarheid der andere genezo-
nen. Jezus wilde dan ook Zijne afkeuring daar
van niet verzwijgen. „Zijn niet de tien gereinigd
geworden? En de negen, waar zijn zij?" Het
v/as Hem geenszins verborgen dat de negen an
deren achterbleven uit onverschilligheid,uic
ongevoeligheid voor de weldaad, die zij zoo even
ontvangen hadden, maar luid, omdat het door
alle volgende eeuwen gehoord moest worden,
wilde Jezus Zijne verontwaardiging over hun
ondankbaarheid uiten. Helaas, mochten zij de
eenigen zijn, over wier tekortkoming God te
i ogen beeft. Maar van hoevele Christenen
moet hetzelfde gezegd worden. Allerlei gunsten
hebben zij van God ontvangen, vooral de ver
geving hunner jonden is hun zoo dikwijls ge
schonken, en zij herinneren zich die weldaden
nooit, zij denken er nooit aan om God daar
voor hun welgemeenden dank te brengen. Van
hoeveel gunsten berooven zij zich daardoor
aan hoe groote zonden maken zij zich daardoor
schuldig, want altijd blijft waar het woord
van den H. Bernardus: „De ondankbaarheid is
de vijand der ziel, zij vernietigt de verworvene
verdiensten, zij is de ondergang der deugden,
en doet de weldaden verliezen die reeds ontvan
gen waren."
Leeren wij dus uiht eEtav vbgqkjtcmfwpy
Leeren wij dus uit het Evangelie van dezen
Zondag vooral dankbaar te zijn voor de welda
den van Gods Goedheid ontvangen. Dan zul
len wij ons daardoor ook steeds meerdere en
grootere weldaden waardig maken, volgens het
woord van den godvruchtigen Thomas a Kem-
Pis. „Meest dankbaar voor het geringste, en
ZU waardig bevonden worden dat u groo-
feaven worden gegeven."
XXX.
Maakte de H. Kerk zich aan wreedheden
schuldig?
Wij hebben in het vorig artikel reeds gespro
ken over de houding van de II. Kerk tegenover
de ketters en gezien dat er niet veel waar is
van de bewering, dat zij in haar recht is de on
gehoorzame en afvallige zonen te straffen en
dat haar geen wreedheden verweten kunnen
worden.
Dit laatste kunnen wij misschien nog wel
wat beter onder de oogen zien.
Op de eerste plaats de St. Bartholomeus-
nacbt.
Daarover is al wat te doen geweest, zijn
reeds heel wat pennen in beweging gebracht.
Wat is er dan wel gebeurd?
Er heeft oen vreeselijk bloedbad plaats gehad
in Frankrijk, waarbij zeer velen om bet leven
zijn gebracht, welke feiten ieder weldenkend
mensch met afschuw moeten vervullen.
Het is natuurlijk te begrijpen» dat de cij
fers, van het aantal der ter dood gebrachten
door de ongeloovigen schromelijk overdreven
zijn, terwijl het daarenboven vast staat als een
paal boven water, dat de H. Kerk tegenover
deze feiten zoo onschuldig mogelijk staat.
Het gebeurde onder de regeering van den
Franschen koning Karei IX, dat de Hugeno
ten, een groote macht vormden in Frankrijk,
zoo zelfs, dat er gevaar voor scheen, dat zij
de godsdienstige en staatkundige heerschappij
zouden kunnen bemachtigen.
Catharine de Medicis, de moeder van Erank-
rijks' koning, hitste dezen op tegen De Oolig-
ny, de leider van de Hugenoten, zoodat de on
gelukkige koning toestemming dezen De
Ooligny met al zijne volgelingeu te doen ver
moorden.
Het is duidelijk, dat de H. Kerk, als zoodanig
met dit feit niets te maken heeft.
Zeker: de Fransche koning wras Katholiek,
maar dat bloedbad stond geheel buiten allerlei
kerkelijke kwesties om en bad plaats voor
eerst en voornamelijk om zuiver staatkundige
redenen.
De naam „St. Bartholomeusnacht werd aan
dit feit gegeven, omdat deze moordpartij plaats
had te Parijs in den nacht van 23—24 Augus
tus, feestdag van den H- Apostel Bartholo-
meus. Het gebeurde in 't jaar 1572 en 't meest
bedroevende van dit feit was, dat het treurige
voorbeeld van de hoofdstad in de overige ste
den van Frankrijk gevolgd werd.
Dat die Hugenooten niet vervolgd werden om
hun geloof, moge ook hieruit eenigszins duide
lijk worden, dat Karei en zijne moeder alles
behalve vurige en ijverige Katholieken waren,
zoodat zij de Hugenoten zeker met rust zou
den gelaten hebben, wanneer zij slechts op 't
punt van geloof met hen zouden verschild heb
ben.
Men heeft er Paus Gregorius XIII een ver
wijt van willen maken., dat hij een Te Deum
liet zingen; maar dit was niet uit blijdschap
over den moord, doch omdat hem bericht was,
dat de koninklijke familie van Frankrijk aan
een groot gevaar ontsnapt was en in dat geval
was het niets bijzonders, dat Z. H. de Paus
voor een Christenkoning bijzondere gebeden
liet verrichten.
Andersdenkende geschiedschrijvers zeggen,
dat de plannen van Karei en zijne moeder met
opzet voor den Pauseiijken gezant verborgen
gehouden waren, terwijl de Paus niet zoo spoe
dig de ware toedracht der zaak kon vernemen
wegens de slechte verbindingen in die dagen.
Tegenwoordig is zulk een misverstand, als men
't tenminste zoo noemen mag, geheel en al uit
gesloten.
Door niemand of nooit is de Fransche gees
telijkheid van medeplichtigheid aan dit bloed
bad beschuldigd geworden. Wij behoeven dus
geen pogingen te doen om deze te verdedigen.
Ja, vele Hugenoten vonden zelfs bescherming
bij Katholieke bisschoppen of priesters.
Wat de Inquisitie betreft, geldt wederom
betzelfde: er wordt schromelijk overdreven bij
liet aangeven van het aantal der^'enen, die
door deze rechtbank ter dood veroordeeld zijn.
We geven slechts één voorbeeld: Een der
meest bekende schrijvers over de Spaansehe In
quisitie vertelt, dat lorquemada in één jaar
in de diocesen Cadix en Sevilla twee duizend
personen liet verbranden.
Op de door hem bedoelde plaats in het werk
van een anderen schrijver vinden we dan, dat
„er in geheel Spanje, tijdens het bestuur
van Torquemada, wat een tijdruimte van vijf
tien jaar beslaat, twee duizend personen ter
dood werden gebracht!
Waar we nu zulke schandelijke onwaarheden
zien neergeschreven, wat voor waarde moeten
wij dan hechten aan het overige in zulk een
boek vervat 1
We gaven het reeds ia 't algemeen aan: de
Spaansehe Inquisitie was geen kerkelijke in
stelling, doch door den Spaanschen koning
in het leven geroepen.
De aanleiding waarom deze instelling in het
leven geroepen werd, moet gezocht worden in
de innerlijke verdeeldheid van het land, dat be
volkt word door Spanjaarden, Mooren en Jo
den, welke laatsten een afkeer hadden van de
Spaansehe regeering, zoowel op staatkundige,
als op godsdienstige gronden.
Een inquisitie was, in dien lijd, werkelijk
gebiedend noodzakelijk, zooals alle schrijvers
toegeven; er was gevaar voor de regeering niet
alleen, doch ook voor het geloof, terwijl ket
terij, zooals wij reeds zeiden niet alleen een
overtreding van kerkelijke wetten, maar ook
van die tegen de staat was.
Do Spaansehe inquisitie is dus een gemeng
de instelling: een politieke, zoowel als kerke
lijke, en nu verschillen de schrijvers in de be
oordeeling hiervan: welke zijde het meest op
den voorgrond treedt, doch wat hiervan ook
zijn moge: liet was zeker geen kerkelijke instel
ling.
No. 48 uit „De Leeuwerk".
Woorden van Muziek van
RENé'DE CLERCQ. JEF RHEINHARD.
Hoort gij dien ronk van ijzer, Ring-king-king?
Nu dan luider en dan lijzer, Ring-king-king?
't Is in die smidse, ring-king-king.
Dat ik te vrijen ging, (bis.)
Het aanbeeld spuwde gensters, Ring-king-king;
Een meisje wiesch de vensters, Ring-king-
king;
En ik vergat den ring-king-king,
Al om dat lieve ding. (bis.)
Ik volgd' haar in de kamer, Ring-king-king;
Daarnevens viel de hamer, Ring-king k'ng;
Haar vader smeedde, ring-king-king,
Zijn dochterken een ring. (bis.)
Hij smeedd' hem, dat hij vaste, Ring-king-king;
Op mijnen vinger paste, Ring-king-king;
En dat er met 'nen ring-king-king,
Zij dochterk enaan hing. (bis.)
Nu dicht ik voor mijn vrouwke, Ring-king-king;
Een aardig douw-douw-douwke, Ring-king-
(king;
En zie, 't is van den ring-king-king,
Dat ik haar wieglied zing. (bis.)
De H. Januarius werd geboren te Napels,
en werd bisschop verkozen van de stad Bene-
ventum, in Zuid-Italië. Gedurende de groote
vervolging onder keizer Diocletianus, werd hij
in het aar 305, in de omstreken van Napels
gedood voor het geloof, en begraven op de
plaats der terechtstelling. Tien jaren later, toen
na het edikt van Milaan door keizer Constan-
tijn, de vrijheid van bestaan geschonken werd
aan de Kerk, werd door de inwoners van Na
pels het lijk van 'den H. Januarius naar hunne
stad overgebracht.
In eene der kerken van Napels worden nu
nog drie relikwieën van den Heilige bewaard:
het hoofd, het lichaam, en twee fleschjes of
ampullen met gestold bloed. Het lichaam rust
onder het hoofdaltaar: de twee andere over
blijfselen worden bewaard in de schatkamer der
kerk.
De twee bloedvazen zijn van ongelijke groot
te, goed gesloten, en tezamen in een relikwie
schrijn vereenigd. Het grootste fleschje is on
geveer lialf gevuld met bloed: het andere heeft
een veel kleinere hoeveelheid. In zijn gewonen
toestand is dat bloed gestold en heeft een den
kerroodo tint.
Waarin bestaat nu het wonder van den U.
Januarius? Dat wonder bestaat hierin, dat op
enkele oogenblikken van het jaar, wanneer de
vazen met bloed in de nabijheid van het hoof l
van den H. Januarius worden gebracht, het
bloed opnieuw vloeibaar wordt: de zwarte kleur
verandert in een helroode: dikwijls is het dui
delijk merkbaat, hoe het bloed zich beweegt,
bruischt, stijgt in de ampullen en soms den
geheelen inhoud vult. Een licht schuim ver
toont zich aan de oppervlakte, en het geheel
doet zich voor al3 versch bloed, alsof het zoo
pas uit eene wonde was gevloeid.
Het Januarius-wonder geschiedt bestendig
in drie tijdperken van het jaar: gedurende acht
dagen in het midden der maand Septembe.,
wanneer de feestdag van den Heilige wordt ge
vierd, en op den 16en December. Berekeningen,
die hieromtrent gemaakt zijn, töonen aan dat
de vloeibaarheid in middelniaat zich voordoet
gedurende 17 of 18 dagen x>p een jaar. Het fait
gebeurt in de kerk, die toegewijd is aan den
H. Januarius, ten aanzien van een groot aan
tal geioovigen, die hunne diepe, maar dikwijls
eigenaardige godsvrucht op ondubbelzinnige
wijze openbaren, met aandrang bidden en te
ken, opdat het wonder moge geschieden, en.
juichen en jubelén wanneer hot gebeurt. J. uor
jaar brengt nieuwe bezoekers aan: niet alleen
uit Italië, maar ook uit andere landen worat de
toeloop van volk steeds grooter, vooral de laat
ste jaren, nu de wetenschap zich met de zaak
ging bemoeien. Ontwikkelden, geioovigen eu
ongeloovigen, gaan gedurende de feeesteu naar
Napels, sommigen om 'te voldoen aan hunne
godsvrucht, anderen uit nieuwsgierigheid, of
met de bedoeling een bedrog aan het licht te
kunnen brengen.
Hetgeen in Napels gebeurt is natuurlijk een
dankbaar onderwerp tot spot voor hen, hie
met kerk en godsdienst afgedaan hebben. De
eerste veronderstelling die men maakt om in
eens van alles af te komen, is deze, dat de in
houd der vaasjes geen gestold bloed i3. He'
geestelijk bestuur der schatkamer is er begrij
pelijkerwijze niet toe te brengen, den inhon'
af te staan en te laten onderzoeken, zoo 3aar<
aan het gevaar verbonden is, dat de relikwiA
geschonden, onteerd werd of op onherroepelijk
ke wijze verloren zou gaan. De wijze van weten
schappelijk onderzoek heeft echter den laat
sten tijd zulken grooten vooruitgang gemaakt,
dat deze gemakkelijk kan geschieden, zonder
dat de ampullen of inhoud maar op de gering
ste wijze behoeven geschonden te worden.
Nauwkeurige proeven, te lang en te ingewik
keld om hier te vermelden, hebben uitgemaakt,
dat het op zijn minst genomen een aanzien
lijk gedeelte mensckenbloed moe zijn.
Na getwijfeld te hebben aan den inhoud der
fleschjes heeft men nog eene geheele reeks van
mogelijke en onmogelijke veronderstellingen
gemaakt, om het feit van het vloeibaar worden
op natuurlijke wijze uit te leggen. Eene der
meest verspreide is deze: in de vaasjes bevindt
zich eene zekere opzettelijk gekozen stof, die
de hoedanigheid bezit vloeibaar te worden bij
eenen bepaalden graad van warmte. De feeste
lijke plechtigheden hebben plaats gedurende de
warme maanden Mei en September. Door de
groote en opgepakte mensehenmenigte, die in
het kerkgebouw aanwezig is, stijgt de warmte
tot den berekenden graad, en heeft zoodoende
tot natuurlijk gevolg bet vloeibaar worden van
datgene wat in de fleschjes is.
Deze uitlegging is waardeloos, omdat zij geen
rekening houdt met de feiten. Als het vloei
baar worden afhangt van de warmt gesteld
heid, dan moet ook noodzakelijkerwijze en al
tijd, de inhoud vloeibaar worden, wanneer de
vereischte warmtegraad aanwezig is, en nooit
tevoren. Dit nu gebeurt niet. Het vloeien van
het bloed geschiedt op zeer regelmatige wijze.
Nu eens treedt het in, bijna oogenblikkelijk,
nadat de ampullen by het hoofd geplaatst wor
den; andere keeren duurt het lang, soms uren,
voordat zulks gebeurt; zelfs valt het voor, maar
dit is zeer zeldzaam, dat het op een der bcvooi>
rechte dagen heelemaal niet plaats heeft, hoe
veel volk er ook in de kerk zij. tot groot onge
noegen en ontevredenheid der inwoners van
Napels, die dan allerhande gissingen gaan ma
ken, waarom hun geliefkoosd wonder niet ge
beurt. Maar of bet vloeibaar worden korter of
langer duurt, nooit heeft men bemerkt een be
stendig verband daartusschen en een grooteren
of kleineren graad van warmte.
Ieder verstandig mensch overigens ziet in,
dat eenig verschil van warmte zoo maar niet
dadelijk gestold bloed tot vloeibaarheid brengt.
i
Er is ten slotte nog iets anders, dat deze en
dergelijke uitleggingen, geheel onaannemelijk
maakt. De hoeveelheid bloed in de fleschjes
schuimt en stijgt niet alleen, neemt niet alleen
toe in omvang, maar ook nog in gewicht. Deze
bijzonderheid is misschien wel het minst be
kend, en het meest wonderlijk. Nog na het jaar
1900 zijn zeer nauwkeurige_opnamen gemaakt
met juiste en volmaakte balansen, en men heeft
bevonden een merkbaar en ook geregeld ver
schil in zwaarte, naar gelang het bloed was in
gestolten of in vloeibaren toestand
Het allerlaatste, maar tevens ook het minst
belangrijke dat wordt ingebracht tegen het
bovennatuurlijke der voornoemde feiten, is dat
hier bedrog achter schuilt van de Napelsche
geestelijkheid. De geheele vertooning zegt
men, wordt handig voorbereid, en is eigenlijk
niets anders dan een kunstgreep, die zorgvul
dig geheim gehouden wordt.
Zij die zoo spreken bekennen eigenlijk hunne
onmacht om eene mogelijke natuurlijke oplos
sing te geven, en nemen daarom hun toevlucht
tot verdachtmaking. Het doen en laten der
geestelijken, vooral van hen die over de schat
kamer zijn aangesteld, wordt sinds geruimen
tijd zoo angstvallig nagegaan, zoowel vóór
als onder de plechtigheid, dat aan geen bedrog
van hun kant te denken is. Het vloeibaar wor
den van het bloed op bepaalde tijden des jaars,
dagteekent overigens niet van vandaag of gis
teren: men kan met zekerheid bewijzen, dat die
feiten zich reeds in 1389 voordeden: zelfs vóór
dit jaar moeten zij plaats gehad hebben. Men
zou zoodoende bijna moeten gaan denken aan
een op wonderbare wijze bewaard geheim, om
dat nooit iets is uitgelekt over de middelen dia
zij gebruiken, om 3e- vloeibaarheid te verkrij
gen.
Het voorgaande zal voldoende zjjn, om den
lezer eene gedachte te geven van den ernst dier
feiten, die tegenwoordig zooveel geesten bezig
houdt. De kansen om alles op natuurlijke
wijze uit te leggen, worden ieder jaar geringer t
die van bedrog zijn geheel uitgesloten.
De Kerk heeft hierin geen uitspraak gedaan:
het is ook hare gewoonte niet in zulke zaken
eene beslissing te geven. Maar al laat de Kerk
ook toe vrijheid van handelen en denken, er zijn
uocb grenzen die gesteld worden door het men-
sclielijk verstand, en die niet overschreden mo
gen worden. Alles ontkennen of gewichtig de
schouders ophalen zonder reden gaat zeker
daarbuiten; spotten of verdacht maken, wan
neer mensehen van gezag, onbevooroordeeld,
en met groote wetenschappelijke kennis toege
rust met eerbied daarover spreken, gaat -ook
daarbuiten,
STRIJBOSCH. m. S. .0.