der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen r»" Ksaml, Venn, „Brntterij de Spaaroestad." _QEL ÖQFS V ERDE DIGINIT"" Ring-king. Ifef wonder van den H. Januarius. EEN LIED PER WEEK. Dit nummer behoort bij de .Nieuwe Haarl. Courant" van 2 SEPTEMBER. Het Auteursrecht op den Inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1831 (Staatsblad No. 124.) Zondag 3 Sept. Dinsdag 5 Woensdag 6 Donderdag 7 Vrijdag 8 Zaterdag 9 H 13de Zondao na Pink steren. H. H. Engelbe waarders. H. Rosa van Viterbo? Maagd. Laurentius Justinia nus, Bisschop en Be lijder. H Rosalia, Maagd. H. Leo, Paus, Bisschop en Kerkleeraar. Geboortefeest der Allerh. Maagd Maria. H. Anselmus, Kerk. ieeraar, Bisschop en Belijder. Evan^eiieverklaring, UIÏQAVS VAi» D fü KINDSSHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM. Di reotourF. E, M. v. d. GBIKWDT, Van 1 tot 8 rogais 1 L80» Elke regel m.er 0.20. Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst t n minute 5 regels f L50: elke regel meer 0.80. 13de ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit deu brief van den II. Apostel Paulus aan de Galaten; III, 1622. Broeders! De beloften zijn toegezegd gewor den aan Abraham en zijnen Nakomeling. Niet zegt ZijEn aan uwe nakomelingen, als van velen; maar als van éénen: en aan uwen Na komeling; en deze is Christus. Dit nu zeg ik: een door God bekrachtigd Verbond wordt door de Wet, die vierhonderd en dertig jaren later ge geven werd, niet krachteloos gemaakt, zoodat de belofte te niet gedaan zou worden. Immers, zoo de erfenis uit de Wet is, dan is zij niet meer uit belofte; en toch lieeft God ze aan Abraham door belofte geschonken. Waartoe is dan de Wet? Om wille der overtredingen is zij gege ven, totdat de Nakomeling, aan wien Hij de belofte gedaan bad, zou komeu; en zij werd verordend door engelen in de hand eens midde laars. Een middelaar nu is het niet van éénen; God echter is één. Is de Wet dan in strijd met Gods beloften? Dat zij verre! Want indien de Wet gegeven ware, als die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid waarlijk uit de Wet zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, opdat aan hen die ge- looven de belofte zou gegeven worden uit het geloof in Jezus Christus. Evangelie volgens den H. Lucas; XVII, 1119 In dien tijd, toen Jezus naar Jeruzalem trok, ging ITij door hét midden van Samaria en Galilea. En als Hij zeker vlek binnenging, kwa men Hem tien melaatsche mannen te gemoet, die van vere bleven staan en hunne stem ver hieven, zeggende: Jezus, Meester! ontferm TJ onzer! Toen Hij hen nu zag, zeide Hij: Gaat eu vertoont u aan de priesters! En het ge schiedde dat zij, terwijl zij gingen, gereinigd werden. Een nu van hen keerde, zoodra hij zag dat hij gereinigd was, terug, God verheerlij kend met luide stem; en dankzeggend viel hij voor Zijne voeten op zijn aangezicht neder; en deze was een Samaritaan. Jezus nu antwoordde en zeide; zijn niet de tien gereinigd geworden? En waar zijn de negen? Er is niemand gevon den, die terugkeerde en eer gaf aan God, be halve deze vreemdeling. En tot hem sprak Hij Sta op, ga! Want uw geloof heeft u beliou den. 13de ZONDAG NA PINKSTEREN. De wetten van het Joodsche volk ten opzich te van hen die dooi> melaatschheid waren aan getast, waren zeer streng. Uit vrees hunne i- smetting op anderen over te brengen, waren ZÜ uit de dorpen en steden verbannen, moesten ia bet open veld leven, en om allen van iedere, °°k onwiUe]jeurjge) aanraking met hen terug *e houden, moesten zij bij de nadering van toezonden met luider stem hen toeroepen, opdat zich op een veiligen afstand konden houden. Hem af te bidden, maar van vo geZ°ndheid van en Hem uit de verte toeriep^ ter, ontferm TJ onzer. Die tien melaatschcn ;!e gezamenlijk hunne stem tot Jezus ver- ,:'.i4Cv°n onf'Hem de gezondheid terug te vra- 2everi ons gg^ beeld van. de kracht van het zoo1 ieiiscilaPpelijk gebed, dat ons door r^us tot ZiinUtlbevolen- Waar twee uwer, zeide ij oir jetsVe6rlingen, °P aarde overeenstemm n seven Wa?' v.JaSen, zal Mijn Vader hun alles drie in Mijn10 Veidangen> want waar twee of hu» midden.naaih vergaderd zijn ben Ik in P? melaatse!, Zyuo hulp h gaven aan Jezus, toen zij dat wil 2 °Pen> twee titels, dien van Je- 1 oester; Onder8p611 Zaligmaker, en dien fan Mi Hem aanroe dubbelen titel moeten ook rjIJjIe. klacht moma' ^J'ne Barmhartigheid en ii ioboezsto, ons vertrouwen en nede- 8 moeten 0T) en' en Juist die twee ge/jj. "aam 2-. s gebed bezielen, wil het aan- toen Man God- J'ert°ont n tlken zag, zeide Hij: gaat en er wijl zij p. Priesters. En het geschiedde Sguèen' dat gereinigd wa- e ter hunne jrU1 Keen enkel uitwendig mid- Uan- zooals H'1' ^eileziDo j Hij raakte hen niet 11 anders deed; Hij lende bun de 'en ons vertrouwen en nede- liand niet op; Hij zeide zelfs niet dat Hij heil wilde genezen, nij wilde, en bet wonder ge schiedde. Door bende bevelen zich aan de pries ters te gaan vertoonen, verklaarde Hij hc.i genezen, want de priesters waren aangesteld om de genezing te verklaren. Door aan de me laatsehen te bevelen zich aan de priesters te vertoonen, wilde Jezus ons leeren door welk middel wij in Zijne wet de genezing kunnen verkrijgen van de zonde, die geestelijke me laatschheid, waarvan de lichamelijke eene af beelding is. Hij heeft aan Zijne Apostelen en hunne opvolgers, en aan de priesters aan wie zij die macht zouden mededeelen, de macht ge geven de zonden te vergeven. Om die verge ving te verkrijgen is volstrekt noodzakelijk zich aan hen te vertoonen. Toen de melaatschen op weg waren naar de priesters, toen zij dus be gonnen waren aan het bevel des Meesters te voldoen, werden zij genezen. Dit leert ons dat om de vergeving der zonden te verkrijgen, het niet genoeg is ze van God af te sineeken, wij moeten ten minste beginnen Zijnen Wil te doen, wij moeten de eerste sporten beklimmen van die ladder, die van de aarde naar den he mel reikt, wij moeten beginnen Zijne gebo den te onderhouden, voor zoover wij het vermo- gen. „Eén nu van hen, als hij zag dat liij gerei nigd was, keerde terug, met luider stemme God verheerlijkend. En hij viel op zijn aange zicht voor Zijne voeten, Hem bedankende, en deze was een Samaritaan." Treffend voorbeeld van diep gevoelde dankbaarheid. Vooreerst om den spoed dien hij maakte. Geen oogenblik laat hij verloopen tusschen het bemerken zij ner genezing en het opgaan ter dankzegging. Van dralen, en nog minder van uitstellen, is bij hem geen sprake. Wel was hem bekend dat hij niet eerder tot het maatschappelijk leven werd toegelaten, dan nadat hij door het be voegde gezag was rein verklaard, maar daar aan dacht hij voor het oogenblik niet. De drang om zijn dankbaar hart uit te storten was sterker dan het verlangen om van de te ruggegeven gezondheid te genieten. En niet in zijn hart bicven die loffelijke gevoelens beslo ten, op zijn terugweg naar Jezus, zonder tus- sclienpoozing', totdat bet vlek was. bereikt waar t'ti den Zaligmaker gezien had, hield hij niet op Gods weldaden te verkondigen, Jezus met luider stem te verheerlijken. En toen hij zijn goddelijken Geneesheer gevonden had, toen kon zijn mond ternauwernood eenige woorden van dank uitbrengen, maar zijn diep nederige hou- d'mg getuigt wat er omgaat in zijn hart. „Hij viel op zijn aangezicht voor Jezus' voeten, Hem bedankende." Hoe treurig steekt daarte gen af de ondankbaarheid der andere genezo- nen. Jezus wilde dan ook Zijne afkeuring daar van niet verzwijgen. „Zijn niet de tien gereinigd geworden? En de negen, waar zijn zij?" Het v/as Hem geenszins verborgen dat de negen an deren achterbleven uit onverschilligheid,uic ongevoeligheid voor de weldaad, die zij zoo even ontvangen hadden, maar luid, omdat het door alle volgende eeuwen gehoord moest worden, wilde Jezus Zijne verontwaardiging over hun ondankbaarheid uiten. Helaas, mochten zij de eenigen zijn, over wier tekortkoming God te i ogen beeft. Maar van hoevele Christenen moet hetzelfde gezegd worden. Allerlei gunsten hebben zij van God ontvangen, vooral de ver geving hunner jonden is hun zoo dikwijls ge schonken, en zij herinneren zich die weldaden nooit, zij denken er nooit aan om God daar voor hun welgemeenden dank te brengen. Van hoeveel gunsten berooven zij zich daardoor aan hoe groote zonden maken zij zich daardoor schuldig, want altijd blijft waar het woord van den H. Bernardus: „De ondankbaarheid is de vijand der ziel, zij vernietigt de verworvene verdiensten, zij is de ondergang der deugden, en doet de weldaden verliezen die reeds ontvan gen waren." Leeren wij dus uiht eEtav vbgqkjtcmfwpy Leeren wij dus uit het Evangelie van dezen Zondag vooral dankbaar te zijn voor de welda den van Gods Goedheid ontvangen. Dan zul len wij ons daardoor ook steeds meerdere en grootere weldaden waardig maken, volgens het woord van den godvruchtigen Thomas a Kem- Pis. „Meest dankbaar voor het geringste, en ZU waardig bevonden worden dat u groo- feaven worden gegeven." XXX. Maakte de H. Kerk zich aan wreedheden schuldig? Wij hebben in het vorig artikel reeds gespro ken over de houding van de II. Kerk tegenover de ketters en gezien dat er niet veel waar is van de bewering, dat zij in haar recht is de on gehoorzame en afvallige zonen te straffen en dat haar geen wreedheden verweten kunnen worden. Dit laatste kunnen wij misschien nog wel wat beter onder de oogen zien. Op de eerste plaats de St. Bartholomeus- nacbt. Daarover is al wat te doen geweest, zijn reeds heel wat pennen in beweging gebracht. Wat is er dan wel gebeurd? Er heeft oen vreeselijk bloedbad plaats gehad in Frankrijk, waarbij zeer velen om bet leven zijn gebracht, welke feiten ieder weldenkend mensch met afschuw moeten vervullen. Het is natuurlijk te begrijpen» dat de cij fers, van het aantal der ter dood gebrachten door de ongeloovigen schromelijk overdreven zijn, terwijl het daarenboven vast staat als een paal boven water, dat de H. Kerk tegenover deze feiten zoo onschuldig mogelijk staat. Het gebeurde onder de regeering van den Franschen koning Karei IX, dat de Hugeno ten, een groote macht vormden in Frankrijk, zoo zelfs, dat er gevaar voor scheen, dat zij de godsdienstige en staatkundige heerschappij zouden kunnen bemachtigen. Catharine de Medicis, de moeder van Erank- rijks' koning, hitste dezen op tegen De Oolig- ny, de leider van de Hugenoten, zoodat de on gelukkige koning toestemming dezen De Ooligny met al zijne volgelingeu te doen ver moorden. Het is duidelijk, dat de H. Kerk, als zoodanig met dit feit niets te maken heeft. Zeker: de Fransche koning wras Katholiek, maar dat bloedbad stond geheel buiten allerlei kerkelijke kwesties om en bad plaats voor eerst en voornamelijk om zuiver staatkundige redenen. De naam „St. Bartholomeusnacht werd aan dit feit gegeven, omdat deze moordpartij plaats had te Parijs in den nacht van 23—24 Augus tus, feestdag van den H- Apostel Bartholo- meus. Het gebeurde in 't jaar 1572 en 't meest bedroevende van dit feit was, dat het treurige voorbeeld van de hoofdstad in de overige ste den van Frankrijk gevolgd werd. Dat die Hugenooten niet vervolgd werden om hun geloof, moge ook hieruit eenigszins duide lijk worden, dat Karei en zijne moeder alles behalve vurige en ijverige Katholieken waren, zoodat zij de Hugenoten zeker met rust zou den gelaten hebben, wanneer zij slechts op 't punt van geloof met hen zouden verschild heb ben. Men heeft er Paus Gregorius XIII een ver wijt van willen maken., dat hij een Te Deum liet zingen; maar dit was niet uit blijdschap over den moord, doch omdat hem bericht was, dat de koninklijke familie van Frankrijk aan een groot gevaar ontsnapt was en in dat geval was het niets bijzonders, dat Z. H. de Paus voor een Christenkoning bijzondere gebeden liet verrichten. Andersdenkende geschiedschrijvers zeggen, dat de plannen van Karei en zijne moeder met opzet voor den Pauseiijken gezant verborgen gehouden waren, terwijl de Paus niet zoo spoe dig de ware toedracht der zaak kon vernemen wegens de slechte verbindingen in die dagen. Tegenwoordig is zulk een misverstand, als men 't tenminste zoo noemen mag, geheel en al uit gesloten. Door niemand of nooit is de Fransche gees telijkheid van medeplichtigheid aan dit bloed bad beschuldigd geworden. Wij behoeven dus geen pogingen te doen om deze te verdedigen. Ja, vele Hugenoten vonden zelfs bescherming bij Katholieke bisschoppen of priesters. Wat de Inquisitie betreft, geldt wederom betzelfde: er wordt schromelijk overdreven bij liet aangeven van het aantal der^'enen, die door deze rechtbank ter dood veroordeeld zijn. We geven slechts één voorbeeld: Een der meest bekende schrijvers over de Spaansehe In quisitie vertelt, dat lorquemada in één jaar in de diocesen Cadix en Sevilla twee duizend personen liet verbranden. Op de door hem bedoelde plaats in het werk van een anderen schrijver vinden we dan, dat „er in geheel Spanje, tijdens het bestuur van Torquemada, wat een tijdruimte van vijf tien jaar beslaat, twee duizend personen ter dood werden gebracht! Waar we nu zulke schandelijke onwaarheden zien neergeschreven, wat voor waarde moeten wij dan hechten aan het overige in zulk een boek vervat 1 We gaven het reeds ia 't algemeen aan: de Spaansehe Inquisitie was geen kerkelijke in stelling, doch door den Spaanschen koning in het leven geroepen. De aanleiding waarom deze instelling in het leven geroepen werd, moet gezocht worden in de innerlijke verdeeldheid van het land, dat be volkt word door Spanjaarden, Mooren en Jo den, welke laatsten een afkeer hadden van de Spaansehe regeering, zoowel op staatkundige, als op godsdienstige gronden. Een inquisitie was, in dien lijd, werkelijk gebiedend noodzakelijk, zooals alle schrijvers toegeven; er was gevaar voor de regeering niet alleen, doch ook voor het geloof, terwijl ket terij, zooals wij reeds zeiden niet alleen een overtreding van kerkelijke wetten, maar ook van die tegen de staat was. Do Spaansehe inquisitie is dus een gemeng de instelling: een politieke, zoowel als kerke lijke, en nu verschillen de schrijvers in de be oordeeling hiervan: welke zijde het meest op den voorgrond treedt, doch wat hiervan ook zijn moge: liet was zeker geen kerkelijke instel ling. No. 48 uit „De Leeuwerk". Woorden van Muziek van RENé'DE CLERCQ. JEF RHEINHARD. Hoort gij dien ronk van ijzer, Ring-king-king? Nu dan luider en dan lijzer, Ring-king-king? 't Is in die smidse, ring-king-king. Dat ik te vrijen ging, (bis.) Het aanbeeld spuwde gensters, Ring-king-king; Een meisje wiesch de vensters, Ring-king- king; En ik vergat den ring-king-king, Al om dat lieve ding. (bis.) Ik volgd' haar in de kamer, Ring-king-king; Daarnevens viel de hamer, Ring-king k'ng; Haar vader smeedde, ring-king-king, Zijn dochterken een ring. (bis.) Hij smeedd' hem, dat hij vaste, Ring-king-king; Op mijnen vinger paste, Ring-king-king; En dat er met 'nen ring-king-king, Zij dochterk enaan hing. (bis.) Nu dicht ik voor mijn vrouwke, Ring-king-king; Een aardig douw-douw-douwke, Ring-king- (king; En zie, 't is van den ring-king-king, Dat ik haar wieglied zing. (bis.) De H. Januarius werd geboren te Napels, en werd bisschop verkozen van de stad Bene- ventum, in Zuid-Italië. Gedurende de groote vervolging onder keizer Diocletianus, werd hij in het aar 305, in de omstreken van Napels gedood voor het geloof, en begraven op de plaats der terechtstelling. Tien jaren later, toen na het edikt van Milaan door keizer Constan- tijn, de vrijheid van bestaan geschonken werd aan de Kerk, werd door de inwoners van Na pels het lijk van 'den H. Januarius naar hunne stad overgebracht. In eene der kerken van Napels worden nu nog drie relikwieën van den Heilige bewaard: het hoofd, het lichaam, en twee fleschjes of ampullen met gestold bloed. Het lichaam rust onder het hoofdaltaar: de twee andere over blijfselen worden bewaard in de schatkamer der kerk. De twee bloedvazen zijn van ongelijke groot te, goed gesloten, en tezamen in een relikwie schrijn vereenigd. Het grootste fleschje is on geveer lialf gevuld met bloed: het andere heeft een veel kleinere hoeveelheid. In zijn gewonen toestand is dat bloed gestold en heeft een den kerroodo tint. Waarin bestaat nu het wonder van den U. Januarius? Dat wonder bestaat hierin, dat op enkele oogenblikken van het jaar, wanneer de vazen met bloed in de nabijheid van het hoof l van den H. Januarius worden gebracht, het bloed opnieuw vloeibaar wordt: de zwarte kleur verandert in een helroode: dikwijls is het dui delijk merkbaat, hoe het bloed zich beweegt, bruischt, stijgt in de ampullen en soms den geheelen inhoud vult. Een licht schuim ver toont zich aan de oppervlakte, en het geheel doet zich voor al3 versch bloed, alsof het zoo pas uit eene wonde was gevloeid. Het Januarius-wonder geschiedt bestendig in drie tijdperken van het jaar: gedurende acht dagen in het midden der maand Septembe., wanneer de feestdag van den Heilige wordt ge vierd, en op den 16en December. Berekeningen, die hieromtrent gemaakt zijn, töonen aan dat de vloeibaarheid in middelniaat zich voordoet gedurende 17 of 18 dagen x>p een jaar. Het fait gebeurt in de kerk, die toegewijd is aan den H. Januarius, ten aanzien van een groot aan tal geioovigen, die hunne diepe, maar dikwijls eigenaardige godsvrucht op ondubbelzinnige wijze openbaren, met aandrang bidden en te ken, opdat het wonder moge geschieden, en. juichen en jubelén wanneer hot gebeurt. J. uor jaar brengt nieuwe bezoekers aan: niet alleen uit Italië, maar ook uit andere landen worat de toeloop van volk steeds grooter, vooral de laat ste jaren, nu de wetenschap zich met de zaak ging bemoeien. Ontwikkelden, geioovigen eu ongeloovigen, gaan gedurende de feeesteu naar Napels, sommigen om 'te voldoen aan hunne godsvrucht, anderen uit nieuwsgierigheid, of met de bedoeling een bedrog aan het licht te kunnen brengen. Hetgeen in Napels gebeurt is natuurlijk een dankbaar onderwerp tot spot voor hen, hie met kerk en godsdienst afgedaan hebben. De eerste veronderstelling die men maakt om in eens van alles af te komen, is deze, dat de in houd der vaasjes geen gestold bloed i3. He' geestelijk bestuur der schatkamer is er begrij pelijkerwijze niet toe te brengen, den inhon' af te staan en te laten onderzoeken, zoo 3aar< aan het gevaar verbonden is, dat de relikwiA geschonden, onteerd werd of op onherroepelijk ke wijze verloren zou gaan. De wijze van weten schappelijk onderzoek heeft echter den laat sten tijd zulken grooten vooruitgang gemaakt, dat deze gemakkelijk kan geschieden, zonder dat de ampullen of inhoud maar op de gering ste wijze behoeven geschonden te worden. Nauwkeurige proeven, te lang en te ingewik keld om hier te vermelden, hebben uitgemaakt, dat het op zijn minst genomen een aanzien lijk gedeelte mensckenbloed moe zijn. Na getwijfeld te hebben aan den inhoud der fleschjes heeft men nog eene geheele reeks van mogelijke en onmogelijke veronderstellingen gemaakt, om het feit van het vloeibaar worden op natuurlijke wijze uit te leggen. Eene der meest verspreide is deze: in de vaasjes bevindt zich eene zekere opzettelijk gekozen stof, die de hoedanigheid bezit vloeibaar te worden bij eenen bepaalden graad van warmte. De feeste lijke plechtigheden hebben plaats gedurende de warme maanden Mei en September. Door de groote en opgepakte mensehenmenigte, die in het kerkgebouw aanwezig is, stijgt de warmte tot den berekenden graad, en heeft zoodoende tot natuurlijk gevolg bet vloeibaar worden van datgene wat in de fleschjes is. Deze uitlegging is waardeloos, omdat zij geen rekening houdt met de feiten. Als het vloei baar worden afhangt van de warmt gesteld heid, dan moet ook noodzakelijkerwijze en al tijd, de inhoud vloeibaar worden, wanneer de vereischte warmtegraad aanwezig is, en nooit tevoren. Dit nu gebeurt niet. Het vloeien van het bloed geschiedt op zeer regelmatige wijze. Nu eens treedt het in, bijna oogenblikkelijk, nadat de ampullen by het hoofd geplaatst wor den; andere keeren duurt het lang, soms uren, voordat zulks gebeurt; zelfs valt het voor, maar dit is zeer zeldzaam, dat het op een der bcvooi> rechte dagen heelemaal niet plaats heeft, hoe veel volk er ook in de kerk zij. tot groot onge noegen en ontevredenheid der inwoners van Napels, die dan allerhande gissingen gaan ma ken, waarom hun geliefkoosd wonder niet ge beurt. Maar of bet vloeibaar worden korter of langer duurt, nooit heeft men bemerkt een be stendig verband daartusschen en een grooteren of kleineren graad van warmte. Ieder verstandig mensch overigens ziet in, dat eenig verschil van warmte zoo maar niet dadelijk gestold bloed tot vloeibaarheid brengt. i Er is ten slotte nog iets anders, dat deze en dergelijke uitleggingen, geheel onaannemelijk maakt. De hoeveelheid bloed in de fleschjes schuimt en stijgt niet alleen, neemt niet alleen toe in omvang, maar ook nog in gewicht. Deze bijzonderheid is misschien wel het minst be kend, en het meest wonderlijk. Nog na het jaar 1900 zijn zeer nauwkeurige_opnamen gemaakt met juiste en volmaakte balansen, en men heeft bevonden een merkbaar en ook geregeld ver schil in zwaarte, naar gelang het bloed was in gestolten of in vloeibaren toestand Het allerlaatste, maar tevens ook het minst belangrijke dat wordt ingebracht tegen het bovennatuurlijke der voornoemde feiten, is dat hier bedrog achter schuilt van de Napelsche geestelijkheid. De geheele vertooning zegt men, wordt handig voorbereid, en is eigenlijk niets anders dan een kunstgreep, die zorgvul dig geheim gehouden wordt. Zij die zoo spreken bekennen eigenlijk hunne onmacht om eene mogelijke natuurlijke oplos sing te geven, en nemen daarom hun toevlucht tot verdachtmaking. Het doen en laten der geestelijken, vooral van hen die over de schat kamer zijn aangesteld, wordt sinds geruimen tijd zoo angstvallig nagegaan, zoowel vóór als onder de plechtigheid, dat aan geen bedrog van hun kant te denken is. Het vloeibaar wor den van het bloed op bepaalde tijden des jaars, dagteekent overigens niet van vandaag of gis teren: men kan met zekerheid bewijzen, dat die feiten zich reeds in 1389 voordeden: zelfs vóór dit jaar moeten zij plaats gehad hebben. Men zou zoodoende bijna moeten gaan denken aan een op wonderbare wijze bewaard geheim, om dat nooit iets is uitgelekt over de middelen dia zij gebruiken, om 3e- vloeibaarheid te verkrij gen. Het voorgaande zal voldoende zjjn, om den lezer eene gedachte te geven van den ernst dier feiten, die tegenwoordig zooveel geesten bezig houdt. De kansen om alles op natuurlijke wijze uit te leggen, worden ieder jaar geringer t die van bedrog zijn geheel uitgesloten. De Kerk heeft hierin geen uitspraak gedaan: het is ook hare gewoonte niet in zulke zaken eene beslissing te geven. Maar al laat de Kerk ook toe vrijheid van handelen en denken, er zijn uocb grenzen die gesteld worden door het men- sclielijk verstand, en die niet overschreden mo gen worden. Alles ontkennen of gewichtig de schouders ophalen zonder reden gaat zeker daarbuiten; spotten of verdacht maken, wan neer mensehen van gezag, onbevooroordeeld, en met groote wetenschappelijke kennis toege rust met eerbied daarover spreken, gaat -ook daarbuiten, STRIJBOSCH. m. S. .0.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 7