6e stem van den dooie.
BUITEN
NIEUWS UIT DEN UITREK.
Vrageribus.
V
Kousen
Au Bon Marché
„Noyon s"
Haarlem-Brussel.
Sokken
i-cülLLLi UN
fWRLEMSCHE COURANT
Castro. Men schrijft uit Curasao aan de
«Maasbode":
Waar is Castro? Dat is een vraag, die wy
tier meermalen daags vernemen. Maar ieaei'
een blijft 'nbeslist antwoord schuldig. Men
Weet bet niet. Nu hoort gy: hy op Haiti
of op Cuba; dan weer: hu zwerft rond op zee
op een motorboot of ander vaartuig, -U
door de golf van Mararaibo Begaan en heelt
rich in de „Estada Los Andes aao waUaten
zetten; daar is hij bezig soldaten aan te wei
ven, om met ben op te trekke
&I)it verbaal is al zooveel dagen oud, zonder
dat men iets boort van het optrekken naar
de hoofdstad van Venezuela, zoodat men «n
van gevoelen is, dat hij nog niet in V -
is, maar bij de Indianen in de Duajira. Dit
Vermoedde Gomez ook een paar we v
den. Daarom heeft hij de Cacmaender^n
dianen hij zich te Caraccas m geMO g
Edtedêrnk.»5foaStto voor I» rijn. Moor ook
sinds dat praatje zijn zooveel dagen vooibij,
dat velen bet naar het rijk der labelen ver
klaar waar is Castro dan? Dat is liet ^ge
heim der goden. Men kan van Castro zegge
Wat men wil, maar ontkennen dat hu een
slimme vogel is, die weet wat hy wil, zal
niemand. Geen Venezoleaan zal daarom ver
wonderd staan als plotseling bet bericht
Wordt rondgeseind: Castro met een groote
troepenmacht om zich heen trekt op naar
Caraccas; gevolgd door een tweede bericht:
Castro is onder uitbundig gejuich van „Viva
Castro" Caraccas binnengetrokken. Venezue
la zal dan verbluft staan te kijken ,doch zich
öiet verwonderen.
De eerste maal heeft liij op die wijze, de
Andes overtrekkende, den presidentszetel
Veroverd. Wat hindert hem een herhaling
Van hetzelfde heldenfeit.
En wat dan?Dan zullen van alle kan
ten des lands wederom de zoogenaamde ver
dedigers van het vaderland te voorschijn ko
men.... om Gomez te herstellen? Neen, cat
Met, maar om èn Gomez èn Castro te verdrij
ven'en een anderen vriend den presidents-
ïetel aan te bieden.
Er gaan tegenwoordig zooveel stemmen op
tegen Gomez' regeering, dat men hem kwijt
Wil. Hij is al lang genoeg aan het roer en
heeft ontzettend veel kwaad bloed gezet door
zijn monopolies, die nog uitgebreider zijn dan
onder Castro.Men zegt: Castro had ook groote
'monopolies, maar hij deed het werk zeil;
daarvoor had hij genoeg verstand en ener-
Bie; doch Gomez is dom en zonder ervaring
en stuurt zijn ministers op vangst uit, die
natuurlijk het hunne moeten hebben; de eene
dienst is den andere waard.
Castro is gevallen om zijn monopolies, zijn
Wreedheid en het ongenoegen met verschil
lende groote Europeesche mogendheden. Go-
,inez moet vallen ook om zijn monopolies,
maar tevens om zijn onbekwaamheid en ge
brek om zelf de teugels in de hand te nemen.
Algemeen verwacht men dan ook, wanneer
Castro voet aan wal zet, dat men hem in Ve
nezuela zal ridderen voor een man van ijzer
en bloed en hem zal helpen en steunen om
te Caraccas te komen, ten einde Gomez te
doen vallen.
En dan zal er opnieuw een algemeene op
stand komen, om Castro door een ander te
Wervangen, want men wil Castro slechts om
Coxnez weg te krijgen, niet om hem het Be
stuur wederom in handen te geven, daar men
Voorziet, dat hij een bloedige wraak zal ne
men op zijn tegenstanders en het volk dat
hem zoo vernederd heeft.
Wat zullen de mogendheden doen? Wel
licht volgen dan wederom: een blokkade zon
der succes, lange beraadslagingen zonder
doelmatige conclusies, en Venezuela, een Jan a
too rijk en vermogend, zal verpletterd wor
den onder de opeenvolgende besturen van
tirannen, die in plaats van Gods zegen, Zijn
Hoek erover doen komen.
God geve, dat Amerika hu machte zy om
«eb van dit land meester te maken of ten
minste er zijn voogdijschap over uit te oefe
nen. Maar het heeft reeds zooveel aan forto
ïtico, de Pliilippijnen, Panama en zijn voog
dijschap over Cuba. dat het de Yankees te
machtig zal zijn ook Venezuela te regeeren.
De brand te Antwerpen.
De groote brandramp die Antwerpen en
meer hijzonder het Antwerpsche havenbedrijf
heeft getroffen, hebben we in verschillende
berichten reeds vermeld.
Wij laten, thans van de volledige ramp een
aaneengeschakeld verhaal volgen.
Dinsdagavond omstreeks 10 uur brak de
brand uit en reeds om half elf kleurde de gloea
in het noorden het hemelgewelf boven de stad
met een vurig rood. De brand woedde in de
groote houtstapels, die waren opgeslagen in
den Ferdïnanduspolder. Het terein van den
brand is gelegen achter het Mexieodok en wordt
begrensd door den rijweg naar het Kattendpk-
dok, de Oostkade, het in aanbouw zijnde droog
dok en de Eeekerenstraat. Dit terrein is ver
scheidene hectaren groot en was bebouwd met
loodsen, die vol hout lagen, terwijl er groote
stapels hout in het middenvak waren. In die
groote houtstapels moet het vuur zijn oor
sprong hebben gevonden.
Zoodra de brand was ontdekt, werd alarm
gemaakt en van alle kanten snelde de brand
weer toe, zoowel de rijdende als de drijvende
spuiten, maar doordat de brand in 't midden
der reusachtige houtstapels woedde en een ver
zengende hitte om zich heen verspreidde, was
het voor de blusschers uiterst moeilijk, zoo niet
ondoenlijk, den brandhaard te naderen. Daar
aan wordt het toegeschreven, dat, ondanks het
feit dat in zeer korten tijd de geheele brand
weermacht van Antwerpen ter plaatse was,
men er niet in is kunnen slagen den brand te
stuiten. Het vuur, dat hier in het door-en-door
droge hout overdadig voedsel vond, greep met
schrikwekkende snelheid om zich heen. De eene
houtstapel na den anderen ontvlamde en het
duurde niet lang of de geheele oppervlakte van
het terrein was een vuurmassa, waaruit bun
dels hemelhooge vlammen oplaaiden, die uren
ver in den omtrek zichtbaar waren en die in
den sterken Z.O.-wind de grilligste vormen en
kronkelingen aannamen. Dikke, opeengepakte
rookwolken, doorweven met milliarden von
ken, gaven aan het geheel een roogrijzen ach
tergrond. Het was een schouwspel van ijzing
wekkende, maar onvergetelijke schoonheid.
De brandweer greep het vernielend element
krachtig aan, met allo macht waarover zij be
schikte, maar die tegen zulk een vuurgloed
weinig vermocht. De taak der brandweer moest
zieh dus beperken tot het beschermen der om
liggende terreinen en daarvoor kwam allereerst
het Kattendijkdok in aanmerking, dat slechts
door den rijweg van het brandterrein was ge
scheiden en welks loodsen dus ernstig gevaar
liepen. Een rijdende en 2 drijvende stoomspui
ten richtten te zamen 7 stralen op dit bedreigde
punt en overgoten het met een stortvloed van
water, waarmee zij voortgingen, zoolang de
brand duurde. En met goed succes, want aan
die zijde werd het vuur in zijn verpletteren
den loop gestuit. Naar de andere kanten even
wel breidde het zieh steeds verder uit, gehol
pen door den wind. Loods na loods werd aan
gegrepen en ging in vlammen op, stortte in
een met donderend geweld en deed een regen
van vonken hoog in de lucht opspatten. De
brandweer zag liet machteloos aan, al het wa
ter, dat zij in den brand wierp, verdampte,
reeds voordat bet 't vuur bereikt had. Zoo vrat
het vuur door naar den kant van het Mexico-
dok, dat door een stoom- en een automobiel-
spuit werd beschermd, maar waarvan ook ver-
scheidene loodsen in de asch gelegd werden.
I'Iet eenige huis, dat aan het Mexieodok staat,
de „Antwerpsche Gaarkeuken" werd ernstig be
dreigd, maar de spuiten zijn er nog in geslaagd
dit te behouden.
De bewoners hadden het wijselijk reeds lang
ontruimd en van have en goed, al wat draag
baar was, meegenomen. Heele tonnen bier wer
den uit het huis gerold en aan de blussc:
uitgetapt. Het kwam hun wel toe, want de
helden, die hier met het vuur kampten, werden
aan een waren hellegloed blootgesteld.
Het vuur ging regelrecht naar de Eeekeren
straat en de daarin uitkomende De Clercq-
steeg. De wind wakkerde de in brand staande
houtstapels zoodanig aan dat men er hoege
naamd niet kon uithouden. Men moest het ge
zicht bedekken, om het niet te voelen ver
schroeien.
Deze huizen, alle werkmanswoningen, wor
den door een groot getal arme gezinnen be
woond. Het was den diep ongelukkige lieden
totaal onmogelijk langs de Eeekerenstraat nog
weg te komen.
Alleen langs de De Clercqstraat moest een
uitkomen gezocht worden, maar een steenen
muur belette allen uitweg. Daar was echter
spoedig een middel voor gevonden en in enkele
minuten was er een bres in gemaakt.
Hier' deed het gewone droeve schouwspel
zich voor, dat men gewoonlijk voor oogen
krijgt, wanneer brand uitbreekt in een wijk
van arme lieden.
Allen, mannen, vrouwen en kinderen, brach
ten al buiten wat ze bezaten. In een lange rij
werd hun poovere huisraad door de gemaakte
bres en dan over een noodbrug, die over een
gracht lag, naar de daarachter gelegen gron
den gebracht. Het grootste deel der meubelen
kwam er half gebroken en beschadigd aan.
En terwijl men aldus bezig was huisraad te
redden, waren tal van schepen doende om de
schepen uit de dokken te verhalen ten einde
ook deze tegen het vuur te beveiligen.
Om half twee uur 's nachts kwamen
600 soldaten der genie uit Ber-
chan aangerukt om hun krachten
aan die der brandweer te paren, terwijl er
reeds militairen van het 5e en 7e linieregiment
waren, die de politie de behulpzame hand bo
den bij het afzetten der terreinen, want naar
zich denken laat was verreweg het meerendeel
der Antwerpenaars naar het terrein van de
ramp gesneld en een menigte van vele duizen
den sloeg de grootsche werking van het ele
ment gade.
De geniesoldaten togen spoedig aan den ar
beid om nog niet aangetaste houtstapels af te
breken en weg te dragen, hetgeen met bewon
derenswaardige snelheid en regelmaat ge
schiedde. Het houtstation, dat ernstig be
dreigd werd, is door de genie eveneens be
schermd. Met bijlen en houweelen hakten de
soldaten de houten schutting, die het station
afsloot, weg en verwijderden al wat brandbaar
was, teneinde het vuur van de Merxemsche-
straat terug te houden. Van de huizen daar
werd al het hout weggekapt en daarna weden
zij met natte zeilen afgedekt.
Ook de brandweer van Brussel is naar Ant
werpen gezonden om bij het blusschen van den
brand behulpzaam te zijn. Zij kwam om kwart
voor drieën aan met automobielspuiten, maar
om 2 uur was alle gevaar voor verdere uit
breiding van den brand reed3 geweken. Toch
kwam de hulp der Brusselaars good van pas,
want de Antwerpsche spuitgasten waren dood-
af van vermoeidheid en verheugd, dat men nea
kwam aflossen. De Brusselsche spuiten werden
dus dadelijk in werking gesteld en zoodoende
kon men voortgaan met stroomen water in den
uitgestrekten vuurgloed te werpen. Ofschoon
om 2 uur de brand was ingesloten, woedde deze
toch met volle heftigheid nog voort. Van alles
wat zich binnen die afsluiting bevond, is mets
overgebleven en van de 15 huizen der^ Eeeke
renstraat werd er slechts één door t vuur
gespaard. Persoonlijke ongelukken zijn niet te
betreuren, met uitzondering van een geniesol
daat, die ernstige brandwonden bekwam en
naar het militaire hospitaal is vervoerd.
Ook boven Brussel was de lucht door den
Antwerpsehen brand rood gekleurd en te Gent
kon men van den toren der brandweer-kazer
ne duidelijk oen vuurgloed zien.
De schade, die de brand aan den opgesla
gen boutvoorraad heeft toegebracht, wordt op
3 millioen francs geschat. Zij is verdeeld over
5 firma's, die te zamen voor 4 millioen francs
verzekerd waren.
Naar aanleiding van den brand maakt Eet
„Hbld. van Antw." nog de volgende opmerkin
gen:
„Deze brand is een ramp onder meer dan één
opzicht: ook voor de toekomst van den bout-
handel te Antwerpen.
De brand tijdens de werkstaking van 1907,
de volgende mindere houtbranden en nu de
groote ramp van 12 September 1911, zullen
aan onze haven, voor het opstapelen van hout,
een doorslechte reputatie geven.
Men zal, zegde iemand, die op de Hoogte der
zaken is, geen verzekeraars meer vinden om
hout te Antwerpen te assureeren.
Men herinnert zich, dat na de ramp van 1907
de verzekeringsmaatschappijen voor Antwer
pen reeds veel hooger premiën eischten en de
houthandel toen reeds last ondervond om het
verzekerd te krijgen.
Wat zal het nu zijul
En welke is de reden, dat hier zoo dikwijls
Houtstapels op groote schaal vernield worden?
Men stapelt veel hout op te Gent, men heeft
groote stapels te Dordrecht en daar heeft men
in jaren geen branden gehad.
En hier te Antwerpen brandt het alle vijf
voet.
Dit is een kwestie waar toch eens goed moet
over gedacht worden, want er moet dan hier
toch iets haperen.
Een onderzoek is absoluut noodig, want nu
reeds is het verlies voor de haven, van moree-
len kant beschouwd, misschien onherstelbaar.
De brand van 12 September 1911 zal in zwar
te letteren aangeteekend blijven in de geschied-
boeken onzer haven, nevens de ramp van Corvi-
lain, de brand van het Oostersch Huis, de brand
van den Entrepot en de ramp van 1907.
Er moet aan die zwarte reeks kost wat kost
een einde komen, of wij krijgen de reputatie
dat slordigheid, zorgeloosheid en gemis aan toe
zicht hier de groote rol spelen."
ZANDVOORT,
Burg. Stand. Ondertrouwd: G. de Boei
en G. van. der Mije.
Geboren: z. van E. Kerkman—Zwemmer.
z. van C. C Dr.aijer—van Duivenboden.
HEEMSTEDE.
Burg. Stand. Geboren: d. van E. de Her
der—de Bas. z. van M. A. A. Vesten—van
der Horst.
Overleden: C. van Steenwijk—Zwaan, 51 j.
W. van der Klashorst, 10 d.
Ondertrouwd: H. J. Ka tee en W. Milatz.
Getrouwd: J. J. Beere en G. M. van Ton
geren. G. J. de Zwaan en M. F. Noll.
HILLEGOM.
Burgerlijkb Stand.- Geboren:
d. van A. M:. LWhrmierdaimvtan dier Klugt.
z. van M;. van dep Laanviajn Berkel.
1 d. van C. J. SpekStijn man. d. van
M. ^YiidsehutHuisman. d. va,n J. O.
KocfcelkorenWijfjes. d. van J- S. Loer
akkervan Looij.
Overleden: A. Has ter, 31 j. P-
Heemskerk 10 maanden. M. O. Pijpers,
3 maanden, te Haarlem.
Ondertrouwd: G. Verbrugge en C. M-
van Lieröp. G. v|an der Zaal en P. A.
ÖH. van Hensbergen.
LISSE.
Burg. Stand- Geboren: d. van Joh. van Dijk
en M. Lodder. z. van B. Molkenboer (em B. C.
Verhaar. d. van J. Glasbergen en A. van
Duijn. z. van G. Dolieslager en M. (E. Jansen.
z. van P. van Diest en M. Boergonje. e- z.
van A. Buurman, en P. On.os. z. !van Joh.
van gteijn en M. E. Stiennen.
Ondertrouwd: W. E. de Mol en E. Rijn-
veld. J. de Vreede en M. Balkenende.
Getrouwd: P. 'Gardenier en V. Moesker-
kten.
Overleden: A. M. .Wijsman, 1 mud.
NOORD WIJKERHOUT.
Burgerl. Stand. Geboren: d. van N. Th.
Dauphin en J. W. Zegeling.
Overleden: A. Duivenvoorden, m., 11 m.
H. van den Berg, vr., 19 m. A. P. Warmerdam,
m., 3 m. Cb. yan dei Tang, vi„ 2 m.
HAARLEMMERMEER.
Burg. Stand. Geboren: d. van J. Schalk-
Van der PoJ. z. van A. VerschoorMalipaard.
Overleden: P. S. Jansen, 11 j. C. Bos,
5 m. N. BeerepootAppelman, 90 j. A.
M, A. van Mil, 1 m. J. van Keulen, 27 j.
V r. a. Welke is de kortste weg van bier
naar Alfen aan den Rijn. Ik zou de reis
per fiets willen maken.
b. Welke is de mooiste weg van hier naar
Alfen aan den Rijn, per zelfde gelegenheid?
Antw. a. De kortste weg naar Alfen aan
den Rijn is Haarlem, Heemstede, door den
Haarlemmermeer naar Oude Wetering, ver.
volgens naar Alfen aan den Rijn.
b. De mooiste weg is Haarlem, Hillegom,
Lisse, Sassenbeim, Leiden, Leiderdorp en
Alfen aan den Rijn.
V r.: Zoudt u mij ook kunnen zeg
gen wie de Zeereerw. heer Rector Nierman
is onder de Eerw. beeren Geestelijken in het
Zondagsblad van 10 September jl.ï
A n t w.: U bedoelt de EE. HH. geestelijken
op de. foto's van de inwijding der R.-K. school
te Oud-Beierland. De Zeereerw. heer Nier
man staat links van den Hoogeerw. beer
Deken Coppens. Het portret van den bedoel
den priester is wel wat onduidelijk.
V r.: Ik ben aangeslagen in de belasting
B. G. voor 2.20. Nu varieert mijn weekloon
tusschen 9 en 10 gulden per week, dat is dus
ongeveer 450 per jaar. Is dit correct of ben
ik te hoog aangeslagen?
Antw.: Ziehier uw vraag letterlijk weer
gegeven. Wij begrijpen niet wat u bedoelt.
■Wat. is dat voor een belasting B. G.?? Wilt
u niet zoo vriendelijk zijn uw vraag wat dui
delijker te stellen?
V r.: Ik wil eenige lokalen verwarmen mei
heetwaterverwarming. Moet nu de const rue-
tie der machine zwaarder zijn. als de gebou
wen met mastiek daken zijn bedekt, of is bij
eene overkapping mindere constructie noo
dig om dezelfde verwarming te bekomen,
aangenomen dat over de balklagen van den
zolder geen vloer zou komen bij overkapping
met schuine daken?
Antw.: Naar onze mecning zult u niet
zulk eene groote machine voor uwe verwar
ming noodig hebben als het gebouw met een
mastiek-dak is overdekt. Voor gebouwen met
schuine daken is grootere warmtebron noo
dig om dezelfde warmte te verkrijgen.
V r.: Eenigen tijd geleden kwam onder de
Vragenrubriek een antwoord voor inhouden
de, dat „viermaanders" der militie bij do
landweer niet voor herhalingsoefeningen
zouden behoeven op te komen. In de Land-
weerwet kan ik hieromtrent niets vinden,
terwijl in 1910 bij de theorie (dus officieel)
den verlofgangers bij verschillende compag
nieën verschillende verklaringen werden ge
geven, een dubium schijnt te bestaan. t:
zoudt mij ten zeerste verplichten, door mij
hieromtrent eenige inlichtingen te willen
verschaffen.
Antw.: Bij de beantwoording van de doox
u bedoelde vraag hebben wij ons gehouden
aan de wet van 1901. Toen uwe vraag ods in
het bezit kwam, zijn wij echter eens gaan
informeeren bij deze en gene militaire auto
riteiten. Het 'is ons toen gegaan als den ver
lofgangers, die in 1910 theorie kregen. Nie
mand wist het zeker. Iedereen geloofde juist
het tegenovergestelde. Toen hebben wij ons
gewend tot den kolonel-commandant van dit
landweerdistriet en bleek ons dat wij ver
keerd deden met ons aan de wet van 1901 te
houden. Deze wet is veranderd en nu moeten
de viermaanders even zoo vroolijk als hur
wapenbroeders, de achtmaanders, wanneer zij
bij de landweer zijn overgegaan, voor herha
lingsoefeningen onder de wapenen komen.
Wij danken u intusschen voor de aanleiding,
die n gegeven hebt onze wetboeken-verzame
ling te verbeteren.
Vr. van K. te Schoten. Voor hoeveel kan
ik aangeslagen worden in „bedrijfs- en andere
inkomsten"-belasting, als ik een vast loon
verdien van 700.— per jaar, en een kind
heb en per week 0.20 betaal voor levens
verzekering? Ik ben aangeslagen voor 2.20
Is dit te hoog?
A n t w.: Die wekelijksche contributie voor
uwe levensverzekering heeft, voor zoover wij
uit uwe vraag kunnen nagaan, niets met uw
aanslag in de bedrijfsbelasting te maken.
Wij zouden echter meenen dat uw aanslag
juist goed is. Vervoeg u echter eens om in
lichtingen bij den inspecteur der Dir. Belas
tingen van de buitengemeenten aan bet Wil-
sonsplein, hoek Sophiastraat te Haarlem.
V r.: Beleefd verzoek ik UEd. mij wel to
willen mededeelen de nitgeloten nummers
van de Antwerpsche loten 1887 der op 11
September jl. plaats gehad hebbende loting.
Antw.: De nummers van deze loting zijn
nog niet in de bladen gepubliceerd. Ook wij
kennen ze nog niet. Zoodra ze in ons bezit
zijn, worden ze afgedrukt.
Den vragenstellers, die ons nummers ter
eontroleering opzonden, zij medegedeeld, dat
wij ben van wie nummers zijn uitgeloot, dit
hebben gemeld per brief.
V rKunt u mij ook zeggen of hier in de
omtrek een inrichting is, waar man en vrouw
zieh in kunnen koopen en welke de conditiën
daarvoor zijn?
Antw.: Het eenige gesticht, dat wij van
dien aard in onze omgeving kennen is het
St. Bavo Gesticht te Heemstede. De eerste
klasse kost daar 15 per week; de tweede
9.— per week.
Een geacht lezer van ons blad doet ons de
volgende raadgeving geworden om mede te
deelen aan de ouders, die ons verleden week
in de vragenbus een middel vroegen tegen
het bedwateren hunner kinderen. De schrij
ver beveelt aan een eenvoudig, onschadelijk
middel, dat meestal genezing aanbrengt. Het
bestaat in bet gebruik van aftreksel of thee
van St. Janskruid, ook wel beksenkruid
(Hypericum perforatum) genoemd, met bij
voeging van een weinig Aioepoeder. Voor
kinderen van 8 tot 13 jaar en ouder is er nog
2) door
M. Mc. DONNELL BODKIN.
„Dus moet hij door de glazen deur naar
buiten gegaan zijn?'
- „Dat schijnt wel, tenzy hy door den schoor
teen gegaan is".
De heer Beek gaf geen acht op cle spotten-
(le opmerking. „Ja," zeidö bij, „bet schijnt
boor de band te liggen, maar uien moet daar-
Du het meest voor de handliggende niet zon
der meer dadelijk aannemen".
Hij had de glazen deur geopend en keek
Haar buiten. Langs het pad had men ten
minste 500 meter ver een vrij uitzicht.
„Indien hij dien kant opgegaan was, moest
h hem gezien hebben, toen u terugkwam,"
1eide hij tegen den heer Strangley, die naar
r® deur was gekomen en over zijn schouder
heenkeek.
I. „Tenzij hij het gras op is geloopen, langs
£at boschje heen, naar rechts", antwoordde
phi'angley.
1 «Ja zeker", zeide de heer Beck met instem-
„Ik verwachtte, dat u dit zoudt zeg-
Ik hen benieuwd of het te laat, is, om
°„S eenig spoor te vinden? Kom mee",
a Met gebogen hoofd nam hij het gras van
veld onder het voortloopen met' een on-
Rekenden blik op. Tweemaal vond bij een
bts waar de glad geschoren oppervlakte
een moet vertoonde, onderzocht haar nauw
keurig en liep verder. De derde maal vond
bij bet indruksel van een rubberhak in de
zoden. De grond was zacht geweest toen bet
indruksel erin kwam te staan nu was hij
bard. De bak was er diep en duidelijk in af
gedrukt.
„Mijnheer Rutherford droeg rubber onder j
zijn hakken", zeide hij tegen den ander, meer
op den toon van iemand die een mededeeling
doet dan van iemand die een vraag stelt.
Strangley knikte. De heer Beek lag op zijn
knieën op het gras met een vergrootglas dicht
bij den grond. Hij baalde het gras voorzich
tig uiteen, zooals een chirurg het haar naar
twee kanten uiteen trekt om een scbedelwond
te onderzoeken.
"rTa? meeheer Rutherford een zware man?"
De heer Strangley hoorde hem in het eerst
met, en hij herhaalde de vraag: „Neen, hij
was veeleer licht en tenger; maar hij had
groote voeten, als u dat bedoelt".
„Juist zeide de heer Beek, „hier is een
volle afdruk van zijn voet". Hij stond op uit
zijn geknielde houding en stapte vlug voort,
het spoor volgende als een jachthond die de
lucht heeft gekregen, of Strangley's oogen
slechts een paar vage afdrukken in het gras
konden hespeuren. Het spoor liep langs den
rand van het bosch en leidde hem naar den
oever van een diepe, stille rivier die lang
zaam voortstroomde, op gelijke hoogte met
haren oever. Langs de oevers van de rivier
voerde het spoor ongeveer 1600 meters ver
tier, steeds meer van het huis af.
Onder de schaduw van een bosèhje hield
de heer Beek stil en begon heen en weer te
loopen alsof hij vlak hij zijn doel moest zijn.
Hij onderzocht alle sporen op die plaats zoo
nauwgezet mogelijk, ging ongeveer twintig
meters voort tot waar een nieuwe ijzeren
brug over de rivier was geslagen, en liep nog
een wijle met gebogen hoofd aan de overzijde.
De heer Strangley sloeg hem al dien tijd
nieuwsgierig gade, tot hij eindelijk terug
kwam naar de plaats waar hij eerst lont had
geroken en keek met een strakken blik naar
het water.
Daarna zeide hij doodkalm tegen den heer
Strangley: „Het lijk van den heer Ruther-
ford ligt daar ginds, onder water."
De heer Strangley verschoot van kleur.
Hij staarde den heer Beck met stomme ver
bazing aan.
„Bent n er zeker van?" vroeg hij ten slotte
verschrikt fluisterend.
„Zoo zeker ervan als u en ik hier aan den
oever staan. Wij kunnen voor bet oogenblik
niets meer doen. Laten wij nu teruggaan om
wat te eten. Na het noenmaal zullen wü het
lijk ophalen en thuis brengen".
Ze liepen zwijgend voort langs den rand
van het water en naar het huis terug. Temid
den van het mooie landschap, dat in de zon
schitterde, vervolgde hen het drama dat het
donkere water van den diepen langzaam
voortglijdenden stroom onder de boomen ver
borgen hield.
„Zeg niets tegen de dames", fluisterde de
heer Strangley, toen zij door de glazen deur
terugkwamen, „voor n er volstrekt zeker van
bent".
„Ik ben volkomen zeker van mijn zaak",
antwoordde de heer Beek, „maar ik zal niets
zeggen."
Zijne zekerheid was gerechtvaardigd. Uit
de donkere diepte van de rivier, precies op
de plaats die hij aan had gewezen, vischten
de mannen het doornatte lijk van den mil-
lionair Rutherford op. De zakken van de jas
van den doode puilden uit van de steenen,
die er in zaten. Het was afschuwelijk om het
lijk daar op het zachte gras te zien liggen
onder de boomen, terwijl de heen en weer
wuivende takken den zonneschijn doorlieten
en de vogels hun lied zongen.
Weer dacht de heer Strangley dadelijk met
bezorgdheid aan de dames.
„Wij moeten hem stil in huis zien te krij
gen".
De heer Beek knikte.
„Laat den lijkschouwer ontbieden voegde
hij er bij, „wü moeten morgen het onderzoek
k Het'lü'k werd behoorlijk neergelegd, de sta
rende oogen werden toegedrukt, de grijze
handen over de borst gevouwen, voor men
zijne vrouw en dochter met de afgrijselijke
ontdekking in kennis stelde.
De heer Beek sloeg hen nauwkeurig gade
toen zij, de een na den ander, de kamer waai
de doode lag, binnenkwamen.
De dochter legde geen hevige smart aan
den dag. Zij ging zacht naar den kant van
het bed en kuste het zielige, koele voorhoofd
met een kus, die evenveel vergevensgezind
heid als liefde scheen uit te drukken. Zij
knielde een oogenblik naast het bed neer en
ging kalm heen toen de andere vrouw bin
nenkwam.
De weduwe daarentegen was buiten zïch-
zelve. „Ik heb zooveel van hem gehouden, ik
heb zooveel van hem gehouden", riep zij aan
houdend, „en nu zal ik hem nooit meer zien.
Ik beb er hem toe gebracht. Ik ben niet aar
dig tegen hem geweest. Ik heb hem den dood
aangedaan".
Dadelijk nam zij aan, dat hü zelfmoord ge
pleegd had, en de beslissing van de gezwore-
nen rechtvaardigde hare ondersclieuhng.
Zb kleedden de bevinding in den gebruike-
lüken vorm, dat de zelfmoord gepleegd was
in een toestand van tijdelijke krankzinnig
heid. Het werk van den heer Beck was ge
daan, maar op verzoek van de weduwe bleef
hij nog een paar dagen. Nadat de eerste uit
barsting van smart voorbij was, wist zij geen
woorden te vinden om hare bewondering en
erkentelijkheid te uiten.
„Zonder u", riep zij uit, „zouden wij hem
nooit gevonden hebben. Mijn leven lang zou
ik in een toestand van angst en spanning
verkeerd hebben. Hoe vreeselijk de waarheid
■ook, is, de onzekerheid zou nog vreeselijker
i geweest ziin. Ik zon zijn graf nooitjnet mijne
tranen hebben kunnen besproeien."
i Niet alleen zij, maar de heele buurt was vol
j verbazing en bewondering over de bekwaam-
heid waarmee de speurder regelrecht op de
ontdekking van het geheim af was gegaan.
Er was maar één uitzondering juffrouw
j Joe Rutherford was heeiemaal niet geest-
i driftig. Indien de heer Beck van haar gemk-
wenschen had verwacht toen zij hem in bare