De stem van den doodc. NIEUWS mi DES OMIMÜ. BUITENLAND. BINNENLAND. Kousen Hunspeeter-Ksrïip brieven. Au Bon Marché „N oyons" Haarlem Brussel. Sokken FEUILLETON NIEUWE HflflRLEmSCHE COURANT ™£5L2*£ Zaterdagavond, 16811. Schitterend blinken de sterretjes aan een Bïachtigen avond-lucht. Moeder Luna zendt teur stralen aardewaarts, en toovert de reeds bekende omgeving in een mysterieus aanzien. Onder dat zeldzaam-mooi baldakijn staan vree - 'aam, blauw-gek op te van verre wit-uitzien- 4e tentenrijen waaronder vaders, zonen ot familieleden zich overgeven aan Morpheus, de Kod die in ons leven een zoo voorname lol speelt. Toen ik zooeven sprak van vaders enz was ik bepaald onduidelijk en onattent, want ik vergat te spreken van „gelieven". Mogelijk ook verzweeg ik zulks met opzet, wel wetend dat ook andere dan familieharten voor hunne re spectievelijke „lievelingen" thans in so a- ten pak gestoken kloppen. Ver van Haarlem en hare omstreken, ver van Franseh-Duitsche oorlogskans, en naar nieuws uit de dagbladen dorstende, zit 't Haar- kmsehe 10de omsloten dooi' dennebosschen op ie Nunspeetsehe heide en oefent zich, opdat anneer eens de blauwe vlaggen en losse pa tronen vervangen worden door sectieën en scherpe piepers, het beproefde vaderland ver trouwend naar zijn zonen zal kunnen opzien! Onder den troep heerscht een vroolijke geest niet vergald door een dezer dagen afgekomen Koninklijk Besluit, waarin wordt bepaald dat de lichtingen 1907 en 1908 voor herhalingsoefe ningen onder de wapenen, in 't geheel 49 dagen hioeten dienen. Aangezien de reden van dat nablijven niet wordt genoemd, kunnen we-ie- der-Voor-zïch 't zijne daarvan denken. Hier hebben we ontzettend veel last van vliegen, die in miniatuur-veldlegers ons bela gen. Ik voor mijn persoon vang geregeld 50- a van die beestjes per dag. Gehoor gevend aan een kortgeleden in En keland verspreide „oorlogs-proelamatie aan de Vliegen", waarin hunne schadelijkheid werd Woogd stop ik ze in een fleseh, waarin ^eoige benzine, alwaar zij een snellen dood Vnden. Kaar men zegt zijn de vliegen dc oorzaak der diarrhee-gevallen, die zich hier bijna hij ieder Voordoen. Het leven is anders vroolijk hier en 't eten uitstekend, de postverbinding voorbeeldig (we bezitten een eigen postkantoor) de legering zeer goed, de dienst geregeld en 't weer prach tig behoudens nu en dan een bokkesprong Van Pluvius, evenwel in dank aanvaard. Aanspraak dus maken op uw medelijden is Voor ons vernederend en voor onze autoriteiten teleedigend. Dagelijks te 7 uur rukt de troep bataljons-gewijze uit, voorzien van brood en koffie, nuttigt 't laatste op 't oefenings-terein °nder kwinkslagen en het zoet gevleem van Zoetelaars, die hun koopwaren aan den man ^achten te brengen. Om pl.m. 3 uur keert de troep kampwaarts en wanneer de „piepers" zijn „gejasd" wordt 't middagmaal genuttigd. Hoogst primitief is 't eetservies, als bord ^°et de in 't garnizoen zoo blank gepoetste eetketel dienst; alleen de lepel en vork doen "an een verleden weelde denken. Toch zijn die Maaltijden gezellig. Gezeten of gelegen op het "troohed is 't etensuurtje één der aangenaamste van den dag, en dikwijls ontsnapt van de lip- Pen onzer mannetjes een juichkreet, wanneer kun spiedend oog een extra stukje vleesch ont haart. Na het eten is ieder vrij, sommigen begeven zich naar Nunspeet (officieren en onderoffi cieren) en slaan de voorbereidingen der Maandag te beginnen legermanoeuvres ga de. De telegraaf-afdeeling der genie heeft zich daar gestationneerd, de post-auto is in actie en vele officieren van den Generalen Staf en of ficieren van vreemde mogendheden hebben in den omtrek hun verblijf apgeslagen. In de cantines is 't anders ook druk. Kalm °nder 't genot van een pot hier of iets ander i, Z'tten de onzen om een tafeltje geschiard, "i klisteren met zichtbaar welgevallen naar den of anderen „humorist" die zich laat hoo ien Als straks de taptoe om 9 uur ov de kei de klinkt en in de dennebosschen echo't, droomen velen Teeds over nu verre verwanten. K. O. Eon braaf heer. De Fransche Staatskast wordt al met bijzondere genialiteit geplunderd. Zoo is thans gebleken, dat de oud-afgevaar digde Vigné d'Octon, na met vrucht voor den minister van koloniën oen missie naar West- Afrika volbracht to hebben, in het begin van 1910 met eene nieuwe opdracht naar Noord- Afrika werd belast. Nadat maanden waren ver- loopen, zonder dat het betrokken departement taal of toeken van den heer d'Octon hoorde, werden aan het door dezen opgegeven adres brieven gezonden, met het bevel om terug te keeren, welke echter onbeantwoord bleven. Ten slotte stelde de minister den reiziger de keus om: of om zijn rapport in to dienen, of het hem verstrekte bedrag terug te betalen. Intus- schen is men er echter gekomen dat de heer d'O'ctron Frankrijk eenvoudig niet verlaten heeft. De revolutionaire rot. In het paleis Zars- koje-Selo, waar de Tsaar met zijn gezin de win termaanden pleegt door te brengen, heerschte dezer dagen ontsteltenis en angstige spanning Een paleishec.mbte ontdekte in een der ver trekken een rot, een hoogst merkwaardige rot, een die geheel tegen rottengewoonte ia geen angst voor mensehen toonde en rustig bleef zitten, wanneer men hem naderde. De paleis!:oambte vond hel eerst vreemd, daarna griezelig en ten leste zéér verdacht. Hij riep er een collega bij en deze ook geen raad wetende mei het geval, deed een gendarme ontbieden. Met zijn sabel wilde de krijgsman de vreemdsoortige rot dooden, toen hem echter te binnen schooi, dat met pest besmette rotten veel minder schuw zijn dan ge zonde beesten, zelis hun schuwheid geheel ver liezen. Dc gendarme deeide z.ijn gedachte aan de paleisbeambten mede, deze waarschuwde col lega's en hoogere geplaatsten en weldra stond het geheele paleispersoneel angstig met bedrukte gezichten bijeen. Want nu begreep men het ge val: natuurlijk was deze rot errst met pest be smet geworden en vervolgens door revolutionnai- ren in het paleis losgelaten, ten einde de vor stelijke familie te besmetten. Een besluit was spoedig genomen: dc rot werd gevangen l et zich gemoedelijk vangen en opgezonden naar het laboratorium le Petersburg. Daar hebben pro'essoren. het beest onderzocht en bevonden, dat het weliswaar een oudé, doch zich in een uitstekende gezondheid verheugende rot is. 'n Hond als postbeambte. De Amerikaan- sche stad Brighton kan. er zich op beroemen, den eenogen, als beambte erkenden hond te bé zitten. Eigenlijk is de hond, die Jack heef, niet aangesteld ,maar zijn. begeleidster, vrouw Pollock. Vrouw Pollock had oorspronkelijk de opdracht lederen dag, als de sneltrein door de stad reed, naar het station, te gaan om den postzak, die uit den rijdenden trein werd geworpen op te nemen en naar het postkantoor te brengen. Da gelijks was Jack daarbij haar trouwe begeleidster. Nu gebeurde het op een keer, dat vrouw Pol lock een verwonding aan den voet had en niet loopen kon. Tegen den. tijd, dat zij gewoonlijk niet Jack naar den trein ging, werd de hond onrustig en huilde en jankte zoolang, tot men hem de deur opendeed. Toen snelde hij spoor- Iangs naar den trein, en kort daarna was hij met den postzak in den bek weer thuis. Als practischc Amerikaansdie trok vrouw Pol lock hier nut uit en liet in 't vervolg den hond alleen den postzak halen. De postautoritci'.en. we ten het en dulden hel, want zij vragen alleen naar het werk. Vreemde doodstraf. In den staat Utah wordt de doodstraf, die nog overal i:i de Ver. Stalen wordt toegepast, op een eigenaardige wijze door den scherprechter voltrokken. De terdood veroordeelden worden gewoonlijk gestraft met den kogel, en de ten uitvoer leg ging van het doodvonnis geschiedt er als volgt: Op een binnenplein van ctó gevangeni's wor den vijf goede schutters geplaatst achter eengor dijn, waarin vijf gaatjes zijn aangebracht, waar door hun geweer'oopen steken. Aan den anderen kant van het doek is de veroordeelde op een stoel gezeten; de oogen zijn geblinddoekt, en ter plaatse van zijn. hart is een wit stuk papier in den vorm van een schietschijf bevestigd. De schutters nemen hun geweren ter hand ,doch zij hebben ze niet zelf mogen laden; dit deed de beul ,en droeg zorg één geweer met een losse patroon te laden. Geen der vijf schutters weet echter welk geweer het ongevaarlijkste is. En zoo kan elk hunner ge'ooven, wanneer hij zijn schot loste, dat het de vier anderen geweest zijn, die den ter dood veroordeelde om het leven brachten, zoodat hij met het rustige gevoel huiswaarts kan gaan, dat niet hij een medemensch het tijdelijke mei het eeuwige deed verwisselen. I De pyramiden in Egypte. Het rapport is verschenen van de gecombineerde Duitsch- Italiaansch-Amerikaansehe expeditie naar de pyramiden van Gizch. De Amerikanen, aldus het verslag van hun leider, G. A. Reisner, troffen het op hun ter rein het best. Zij waren zoo gelukkig de groo- te koninklijke begraafplaats te ontdekken, die Cheops en zijn bouwmeesters gelijk met de pyramide volgens een vast plan aanleg den. In deze doodenstad vindt men de gra ven van Cheops' zonen en dochters, van voorname hovelingen enz. Het fraaiste graf was dat van een van 'skonings zonen, ge tooid met een fijn vlak relief in teedere kleuren beschilderd. Weldra vond men ook de begraafplaats van Chefren, den bouwer der tweede pyramide. Ook 't kerkhof behoorende tot de derde py ramide, die van Mykerinus, werd uitgegra ven. In de steengroeve, waaruit het materi aal werd gedolven, bleken de graven te lig gen der doodenpriesters, in terrassen boven elkander. In de dertiende eeuw hebben Ara bieren de pyramide van de granieten dek- steenen beroofd, om er molensteenen van te maken, de tempelruimte lag vol steeuenafval. In eenige weken werd dit alles opgeruimd. Er kwamen nu kostelijke beeldhouwwerken aan bet licht, waaronder een albasten beeld van Mykerinus, een der schoonste tot heden gevonden stalen van Egyptische kunst. De vondsten in den tempel der derde py ramide waren zoo talrijk, dat de middelen der expeditie geheel werden uitgeput aan vindpremies voor de koelies. Meerendeels werden de beeldhouwwerken door de Ame rikanen naar hun land gebracht. De beelden dagteekenen van de vierde dynastie. De onderzoekingen hebben bewezen, dat bij iedere pyramide een daltempel behoorde, door lanen daarmede verbonden. Men houdt nu den beroemden.sfinxtempel voor den dal- teropel der tweede pyramide, die van Chef- ren. Een sfinx is niets anders dan een leeu- wenfiguur met het, hoofd van den regeeren den farao. De koning wordt daarmee voor gesteld als een wachter, die zijn vijanden ne- derwerpt en van zijn territorium afhoudt. Zoo is de groote sfinx de wachter van den heiligen kring der tweede pyramide, met het hoofd van Chefren, den koning die de pyra mide bouwde en zichzelf als sfinx uit de rots liet beeldhouwen. HU kreeg zijn zin! Dezer dagen is de Pa- rijsche brandweer op een vreemde manier noodeloos gealarmeerd. In de Rue de Flan- dres kwamen de groote wagens met hun be manning aanbolderen-en de niensclien stoven uiteen, niet anders denkende dan dat er eeu grootë brand was. Maar de brandweer keek vergeefs naar den rook en vuur. Onder de brandschel, welke het signaal had gegeven, stond een man, die er ontdaan en verschrikt uitzag. Hij vroeg naar den commandant en toen die bij hein kwam, fluisterde hij hem vertrouwelijk in het oor: „Ik was bang dat u niet komen zou, maar nu u er bent laat asje blief gauw de pomp werken en licht de slang op mij. Ik heb een douche noodig. Het duurde eenigen tijd voor de comman dant van zijn verbazing hekomen was. De man werd meegenomen naar de brandweer- kazerne en daar was spoedig uitgemaakt, dat men met een krankzinnige te doen had. Hij werd naar een gesticht, gebracht en daar kreeg hij terstond zijn zin, want het eerste wat men hem gaf, was een stortbad. lWEST-FRIESOHE ELEOTBISCHE CENTRALE He Commissie van voorbereiding der ,West- FriesdiB Electrisohe Centrale heeft haar plannen uitgebreid. {Werd oorspronkelijk een plan ontworpen voor 12 gemeenten in de Streek, later strekte zich dat uit tot een plan voor 27 gemeenten, totdat ten slotte aan 7G gemeenten gelegen heid werd geboden zich aan te sluiten IDENTITEITSKAARTEN Binnenkort kan de invoering verwacht worden van identiteitsiïaarten, ten gobruike bij de afdaling van aangeteekende stukken, postwissels, telegrammen, enz. aan de post en telegraafkantoren. (N.R.Ct.) Oud-Saksische woningtoestanden. Men schrijft uit Twente aan het „Hbld.": Ze be- ginnen zoo langzamerhand een merkwaardig heid te worden, die echt oud-Saksisebe wonin gen, waarvan men er voor enkele tientallen jaren nog vele in Twente aantrof. De hoogere eischen welke men gaandeweg aan de verblijf plaats van den menseb en zijn vee is gaan stel len, hebben ook de oude, karakteristieke Twentsche woningen doen verdwijnen of zoo danig doen veranderen, dat al het eigenaardi ge uit vroeger eeuwen er uit verdwenen is. Hoogst zelden ziet men nog zoo'n woning „van den ouden stempel", waar het boerenvolk met zijn vee in één groot vertrek samenwoont, waar de kippen, eenden, ganzen rond het groote vuur, brandend in een groot gat in den lee- men- of veldkeien vloer voor in het vertrek scharrelen, waar de koeien in een rij aan den kant het vrije uitzicht genieten door heel de woning, waar een slaapkamer een al te groo te weelde zou heeten en men zich 's avonds van uit het groote vertrek in een zoogenaamde bed stede ter ruste begeeft, na voor het uitkleeden, behoedzaam het walmende ouderwetsche olie lampje aan den wand te hebben uitgeblazen. Zulke woningen worden thans een merkwaar digheid. Al is 't verdwijnen er van voor den boer en zijn vee geenszins te betreuren, toch gaat hier mede een stuk werkelijkheid in den woning bouw tot de geschiedenis behooren. 't Zal toch bezwaarlijk gaan, een dergelijke antiquiteit op te nemen onder de merkwaardigheden eener oudheidkamer. En toch zal een echte oud-Sak sische woning steeds de belangstelling en be wondering opwekken van allen, die hechten aan hetgeen uit vroeger eeuwen dagteekent. Wie kan zich in onzen tijd zelfs een woning denken, zooals we er dezer dagen nog in een afgelegen gehucht in de gemeente Weerselo zagen, waar boven het knappend houtvuur de schoorsteen totaal ontbrak en de rook een „goed heenkomen" door reten en spleten moest zoeken. Alle wanden waren van met leem be streken dikke, gevlochten teenen; het dak ge heel van stroo, de kleine ramen, voorzien van door de zon roodachtig en groen gebrande ruit jes en verder alles van door „den tand des tijds" afgeknaagd hout. Het fraaiste meubel stuk in de geheele woning was de prachtige antieke Friesche klok; een paar blauwe borden voor een liefhebber om van te watertanden enkele tinnen drinkschalen, ook al merk waardig, vormden met een paar onnoozele schilderijtjes de totale wandversiering bij een ouderwetsch jachtgeweer met kruithoorn. Mooi waren de eikenhouten kisten van fraai snij werk voorzien en meer dan. een eeuw oud. weleer behoorende tot den bruidsschat van overgrootmoeder, werden ze met bijzondere zorg in eere gehouden, om nog steeds te die nen tot garderobe van heel het gezin. We za gen er reeds onder de merkwaardigheden der Twentsche oudheidkamer, maar op verre na niet zoo sierlijk bewerkt als deze. Een dikke, eikenhouten balk in den voorgevel kondigde ons: „Het ist beter benydet als beklaget, Wen 't Godt behaghet" Anno 1543. Met een zekeren trots vertelde de bewoner ons, dat dit hnis van ouder tot ouder steeds door dezelfde fa milie was bewoond geweest en dat hij hoopte, zijn oudsten zoon hier tot zijn opvolger te zien, iets, wat we den eenvoudigen man, wiens woning hem boven al 't nieuwe lief was, van harte tctwenschen, al was 't ook maar om 't behoud van dit interessante huisje alleen. Een historische goep. Boven, de poort van het oude Spinhui', te Amsterdam, laatsleiijk als hoofdbureau van politie gebe:igd, zag men voor heen een berldeng oep, voorstellende twee tuchte- liügen en e_\n vrouw die een hunner kastijdt. Een welbekend onderschrift van P. C. Hooft gaf dc toelichting: Schrik niet, ik wreek geen quaat, maar dwing lot goet, Straf is mijn handt, maar lieflijk mijn gemoet. Beeldhouwwerk en onderschrift hebben een tijdlang de poort van het Armenhuis in de Nieu we Kerkstraat versierd, waar zij minder op hun plaats waren. Dit is ten stadhuize ook ingezien en men heeft besloten, nu de interessante oude architectuur van het Spinhuis in het nieuwe hoofdbureau van politie bewaard blijft, de tympanvulling we der op haar oude plaats in den monumentalen. ingang terug te brengen. De beelden zijn reeds uit de poort in de N. Kerkstraat verwijderd en het onderschrift zal weldra volgen. De Arnienhuispoort zal worden gecompleteerd met een gevelveld. IJMUIDEN. De Gymuastiekfeesten. Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan onzer gymnastiekvereeni- ging „IJmuiden" had deze vereeniging, in sa menwerking met- het gewest Noord-Holland, een wedstrijddag met daaraan verbonden gym- nastiek-oefeningen uitgeschreven. Het terrein aan den Rijksstraatweg bood een gezelligen aanblik, gestoffeerd als het was met vlaggen en toestellen. Wegens de gesteldheid van het terrein, wa; een ieder in de gelegenheid om ook zonder en- trée van de uitvoering en wedstrijden te ge nieten. De straatjeugd liet zich daardoor niet onbetuigd en probeerde zoo nu en dan de ver richtingen der gymnasten na te doen zoodra zij aan het oog der orde-commissarissen konden ontsnappen. Het gevolg bleef niet uit, want een zeer jeugdig lid der bende moest zijn lucht reisje aan het hoogrek met een elleboog-ont wrichting betalen. Gelukkig was dr. Van der Horst met eene zuster van Het Witte Kruis aanwezig, die den onderarm in den normalen stand terugbrachten. Om elf uur namen de wedstrijden een aan vang. Driekamp (heeren). 100 meter haidloopen steenstooten en lioog-vérspringen39 deelne mers. Uitslag: le prijs J. Breed („IJmuiden"), 29 punten; 2e pr. J. Heinis („De Halter", Alk maar), 27 punten3e pr. F. J. Boon („IJmui den") en A. van Sehaik („Sparta", Haarlem), beiden met 26 punten. Den koristen tijd voor de 100 M. hardioopen was 12 2/5 see., wat, het bijzonder gladde ter rein in aanmerking genomen, niet slecht te noemen is. Mét steenstooten, 15 kilo, maakte J. A. Weimar de verste worp, n.l. 5.40 meter. Estafettenloop voor heeren, afstand 500 me ter, door groepen van 5 mandeelnemende vereenigingen„IJmuiden", „Concordia" en „Sparta" te Haarlem, „Concordia", Zaandam; „De Halter", Alkmaar; „Turnlust", Beverwijk; „Uitgeest", te Uitgeest. Uitslag: le prijs „IJmuiden", met 67 sec.; 2e prijzen: „Concordia", Zaandam, en „De Hal ter", Alkmaar, beiden met 70 4/5 sec.; wegens bijzondere omstandigheden behoefden deze bei de laatsten niet over te kampen. Etafettenloop voor dames, afstand 250 M., door groepen van 5 dames. Deelnemende ver eenigingen„IJmuiden", te IJmuiden; „Achil les", te Zaandam; „Carna", te Zaandam; „Uit geest", te Uitgeest"; „Turnlust", te Beverwijk: „Hollandia", te Amsterdam; „Kracht en Vlug heid", Amsterdam. Uitslag: le prijs „IJmuiden", 43 4/5 sec.; 2e prijs „Achilles", te Zaandam, tijd 44 sec. Beide vereenigingen maakten in hunne se ries 44 3/5 sec,, zoodat moest worden overge- kampt met bovengenoemd resultaat. Ook bij de estafettenloop bleek het terrein niet geschikt voor betere tijden. Bij het hoog-vèrspringen bereikten 7 deelne mers een vèr-sprong van 2.70 bij eene hoogte van 1.35 M. De wedstrijden hadden een spannend verloop, waarbij het estafettenloopen een warme be langstelling bij het talrijk opgekomen publiek opwekte, dat niet ophield om de loopers met luide kreten aan te moedigen. Wij meenen, dat een estafettenloop over grooteren afstand op den weg b.v. van plaats tot plaats enorme pro paganda zou maken. Door de Vereeniging voor Vreemdelingen verkeer was o.a. een zilveren medaille uitge loofd. Als juryleden fungeerden de technische com missie, n.l. de heerenF. J. Verlaan, H. N. van Leeuwen, J. F. Cramer en Jac. Teengs, de da mes R. Coltof, W. S. Overkeek en C. W. Schoor, bijgeestaan door de heeren L. J. A. van Ekeren, W. F. Allan en P. Spaander, bestuurs leden van het gewest, benevens de turners A. W. Driessen, Jacob Bongertman en J. Hop. Als starter trad op de bekende kampioen- hoogspringer, de heer H. N. van Leeuwen. Het weêr begon eerst in den namiddag raar ta doen, zoo nu en dan een fijn motregentje met een korte maar krachtige stortbui tot finale, welke echter niet in staat was om het slot nummer, dat juist door de damesturnsters werd uitgevoerd, te verstoren, te verstoren. J) door M. Mc. DONNELL BODKIN. De heer Strangley meende, dat hij in de kamer hard hoorde schreeuwen en kwam in jachtgewaad kijken wat er gaande was. De ^er Beek opende de deur voor zijn geklop. „Ik dacht, dat ik hard hoorde schreeuwen", ^ide Strangley; „hebt, u iets gehoord?" ..Niets dat luider klonk dan miju eigen Hem", antwoordde de heer Beek glimlachen de. ..Wat hamei', waarom bent u niet naar uw gegaan?" vroeg Strangiey> wat doet u hier?" »Ik denk na", antwoordde do heer Bock lastig. „Ik hen er bijna". »Nu, alle succes dan. Ik ga weer weg". Den volgenden ochtend, toen de twee man- da alleen zaten te ontbijten, op hijzonder (je-"zoek van den heer Beck, in de nieuwe stu- k'vi'kamer, kwam Strangley weer over het °Orva] van den vorigen nacht te spreken. V i/ou wel eens willen weten wat u denkt, lio i zeido hij lachende. „Waar hebt u den djeu nacht over zitten te broeden?" jrVer het geheim van den dood van Ru-I jMord", antwoordde de heer Beek ernstig.; 'ea oogenblik scheen de ander geheel van streek gebracht door dit onverwachte ant woord. „Maar er is nu toch niets geheims meer", bracht hij hiertegen in;, „het raadsel is op gelost, dank zij uwe hulp; het is niet meer dan een gewone zelfmoord geweest". „Daar hen ik zoo zeker nog niet van", ant woordde de heer Beek. „IIet is niet geble ken hoe hij in het water gekomen is". „Zijne voetstappen leidden immers recht naar den oever". „De afdrukken waren dieper dan zulk een lieht man kon maken. Bovendien, heb ik dicht bij de plaats het zwakke spoor van een voet met een kous gevonden. Wat zou u er van deuken, als de moordenaar, met de schoe nen van den doode aan ,het lijk op zijn rug naar de rivier gedragen en de schoenen aan de voeten van dén doode verwisseld had, voor hij het erin wierp." De keer Strangley werd bleek hij deze schrikkelijke gen ach te. „Maar de man is ver dronken» gestikt stamelde hij. „Hij was gestikt", antwoordde Beek, „maar was hij verdronken? Er is geen water in de, longen gevonden, en dan waren zijne handen i gekneusd en gescheurd alsot de ongelukkige, levend in een grat' opgesloten, ze vergeefs tegen den ijzeren muur had geslageu". De stem van den heer Beek trilde van ontroe-j ring' over hetgeen hij zich voorstelde. De ander was op een vreemde manier on der den indruk gekomen. Zijn gezicht was j verwrongen, zijne oogen staarden. Hij wisch-1 te het klamme zweet van zijn voorhoofd. Hii scheen naar het een of andere vreeselijkc ge luid te luisteren. Het kwam! In de lange stilte kwam het plotseling. Men hoorde een driftig geklop van hauden tegen iie deur van de groote brandkast, en een zwakken kreet van „Help, help!" ge dempt, gesmoord door den ijzeren muur". Daarna verloor Mark Strangley alle zelf bedwang. „De doode spreekt!" riep hij uit, „de doode spreekt! Ik zal bekennen! Ik zal bekennen! Ik heb hem vermoord! Toen hij bij de brand kast stond, heb ik hem erin geduwd eu de deur dichtgeslagen eu op slot gedaan. Des nachts daarop heb ik het lijk naar de rivier gedragen. Ik heb hem vermoord zij heeft er mij toe overgehaald. Zij had hem getrouwd om zijn geld; zij haatte hem. Zij zwoer dat zij mij zou trouwen als hij dood was!" Het plotseling opengaan van de deur maakte een einde aan zijne bekentenis. De weduwe rende de kamer binnen, niet zacht en lief nu, maar als eeu furie. De wildheid van een bosehkat woest, ontembaar vlamde uit hare oogen. „Je liegt, lafaard!" schreeuwde zij, „lafaard en dwaas! Als jij mijn man vermoord hebt, zul je den strop krijgen. Ik weet van niets." „Heb jij er mij niet toe aangezet?" „Nooit! nooit!" „Daar zul je voor hoeten", riep hij, „al moet ik ervoor hangen". „Ga je gang, dwaas, ga je gang! Je hebt geen letter schrift van mij, geen schijn van i bewijs. Jij bent de moordenaar -— daar heeft de rechter alleen mee te rekenen. Ik ken de wet. Niemand zal jouw leugens gelooven. Ilt tart je! Ik tart je!" Zij wees met een kleinen witten vinger naar hem en lachte spottend. „Ik tart je en je knappen speurder en die groote, domme boerenmeid zij mag ver vloekt zijn. Ik tart jelui allemaal!" Zij wend de zich tot Beek. Het kan mij geen zier schelen, of je dien gek aa-n de galg brengt of niet. Ik heb het testament. Alles hoort mij". Hierop brak Mark Strangley op zijn beurt in een luid, spottend gelach uit. „Als ik kom te hangen, mevrouw, zul jij gebrek lijden", riep hij uit. „Ken jij de wet, jii Dan weet je ook, dat 't testament door 't huwelijk ongeldig geworden is. Je hebt het zelve ongeldig gemaakt, toen je den man trouwde, dien je hebt laten vermoorden. Het testament heeft niet meer waarde dan het papier waarop het geschreven is. In den wilden triomf van den man trilde de waarheid. De vrouw gluurde als een wild heest, dat in de val was geloopeu klaar om te bij len en de klauwen uit te slaan. Zij wendde zich opnieuw tot den heer Beek. „Is dat waar?" „Volkomen waar". Met een grauw sprong zij als een wilde kat op Strangley af. Een mes vloog te voorschijn eu flikkerde in het zonlicht, terwijl zij het eens, tweemaal in zijn hart stak. Op dat oogenblik werd er aan de deur ge klopt. /De heer Beek rende er heen, om den sleutel in het slot om te draaien. „Ik beu het, Jos Rutherford. U zeide, dat u opzieubareuu nieuws voor mij zoudt hebben". „Dat heb ik ook. Het geheim is ontsluierd, het drama ten einde", antwoordde de heer Beek door de dichte deur. „TT zult later alles hooren". De inmiddels ontboden politieagenten voer den de moordenax-es zwaar geboeid weg. Een maand later vertelde Beek de vreemde geschiedenis in alle bijzonderheden aan Joe Rutherford, erfgename, en Herbert Ross, ha ren aanstaande. „Ik had gelijk", fluisterde het meisje, met bleekc lippen. „Ik wist dat die vi'ouw de eigenlijke moordenares was. Het spijt mij voor den armen Strangley.". „Hij heeft zijn verdiende loon. Hij is de gemeenste geweest van de twee", antwoord de Ross verontwaardigd. „Maar waar kwam de stem vandaan" vroeg het meisje. „Hoe kwam het dat die stem van den doode hem tot bekentenis dwong? Dacht hij, dat hij een werkelijke stem boorde?" „Het was een zeer werkelijke stem", ant woordde de heer Beek. „Den uaebt te voren heb ik die verrassing voor hem in gereedheid gebi'acht. Ik zette een fonograaf in de brand kast met een wekker, die op het goede oogen blik afging. Het was er mij om te doen, om de verschrikking volkomen te maken. Ik ver moedde, dat de stem van den doode aan den moordenaar een bekentenis zou ontlokken, en ik heb mij daar niet in vergist". EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5