De stem van den doodc.
NIEUWS mi DES OMIMÜ.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Kousen
Hunspeeter-Ksrïip brieven.
Au Bon Marché
„N oyons"
Haarlem Brussel.
Sokken
FEUILLETON
NIEUWE HflflRLEmSCHE COURANT ™£5L2*£
Zaterdagavond, 16811.
Schitterend blinken de sterretjes aan een
Bïachtigen avond-lucht. Moeder Luna zendt
teur stralen aardewaarts, en toovert de reeds
bekende omgeving in een mysterieus aanzien.
Onder dat zeldzaam-mooi baldakijn staan vree -
'aam, blauw-gek op te van verre wit-uitzien-
4e tentenrijen waaronder vaders, zonen ot
familieleden zich overgeven aan Morpheus, de
Kod die in ons leven een zoo voorname lol
speelt.
Toen ik zooeven sprak van vaders enz
was ik bepaald onduidelijk en onattent, want ik
vergat te spreken van „gelieven". Mogelijk ook
verzweeg ik zulks met opzet, wel wetend dat
ook andere dan familieharten voor hunne re
spectievelijke „lievelingen" thans in so a-
ten pak gestoken kloppen.
Ver van Haarlem en hare omstreken, ver
van Franseh-Duitsche oorlogskans, en naar
nieuws uit de dagbladen dorstende, zit 't Haar-
kmsehe 10de omsloten dooi' dennebosschen op
ie Nunspeetsehe heide en oefent zich, opdat
anneer eens de blauwe vlaggen en losse pa
tronen vervangen worden door sectieën en
scherpe piepers, het beproefde vaderland ver
trouwend naar zijn zonen zal kunnen opzien!
Onder den troep heerscht een vroolijke geest
niet vergald door een dezer dagen afgekomen
Koninklijk Besluit, waarin wordt bepaald dat
de lichtingen 1907 en 1908 voor herhalingsoefe
ningen onder de wapenen, in 't geheel 49 dagen
hioeten dienen. Aangezien de reden van dat
nablijven niet wordt genoemd, kunnen we-ie-
der-Voor-zïch 't zijne daarvan denken.
Hier hebben we ontzettend veel last van
vliegen, die in miniatuur-veldlegers ons bela
gen. Ik voor mijn persoon vang geregeld 50- a
van die beestjes per dag.
Gehoor gevend aan een kortgeleden in En
keland verspreide „oorlogs-proelamatie aan de
Vliegen", waarin hunne schadelijkheid werd
Woogd stop ik ze in een fleseh, waarin
^eoige benzine, alwaar zij een snellen dood
Vnden.
Kaar men zegt zijn de vliegen dc oorzaak der
diarrhee-gevallen, die zich hier bijna hij ieder
Voordoen.
Het leven is anders vroolijk hier en 't eten
uitstekend, de postverbinding voorbeeldig (we
bezitten een eigen postkantoor) de legering
zeer goed, de dienst geregeld en 't weer prach
tig behoudens nu en dan een bokkesprong
Van Pluvius, evenwel in dank aanvaard.
Aanspraak dus maken op uw medelijden is
Voor ons vernederend en voor onze autoriteiten
teleedigend. Dagelijks te 7 uur rukt de troep
bataljons-gewijze uit, voorzien van brood en
koffie, nuttigt 't laatste op 't oefenings-terein
°nder kwinkslagen en het zoet gevleem van
Zoetelaars, die hun koopwaren aan den man
^achten te brengen. Om pl.m. 3 uur keert de
troep kampwaarts en wanneer de „piepers"
zijn „gejasd" wordt 't middagmaal genuttigd.
Hoogst primitief is 't eetservies, als bord
^°et de in 't garnizoen zoo blank gepoetste
eetketel dienst; alleen de lepel en vork doen
"an een verleden weelde denken. Toch zijn die
Maaltijden gezellig. Gezeten of gelegen op het
"troohed is 't etensuurtje één der aangenaamste
van den dag, en dikwijls ontsnapt van de lip-
Pen onzer mannetjes een juichkreet, wanneer
kun spiedend oog een extra stukje vleesch ont
haart.
Na het eten is ieder vrij, sommigen begeven
zich naar Nunspeet (officieren en onderoffi
cieren) en slaan de voorbereidingen der
Maandag te beginnen legermanoeuvres ga
de. De telegraaf-afdeeling der genie heeft zich
daar gestationneerd, de post-auto is in actie en
vele officieren van den Generalen Staf en of
ficieren van vreemde mogendheden hebben in
den omtrek hun verblijf apgeslagen.
In de cantines is 't anders ook druk. Kalm
°nder 't genot van een pot hier of iets ander i,
Z'tten de onzen om een tafeltje geschiard, "i
klisteren met zichtbaar welgevallen naar den
of anderen „humorist" die zich laat hoo
ien
Als straks de taptoe om 9 uur ov de
kei de klinkt en in de dennebosschen echo't,
droomen velen Teeds over nu verre verwanten.
K. O.
Eon braaf heer. De Fransche Staatskast
wordt al met bijzondere genialiteit geplunderd.
Zoo is thans gebleken, dat de oud-afgevaar
digde Vigné d'Octon, na met vrucht voor den
minister van koloniën oen missie naar West-
Afrika volbracht to hebben, in het begin van
1910 met eene nieuwe opdracht naar Noord-
Afrika werd belast. Nadat maanden waren ver-
loopen, zonder dat het betrokken departement
taal of toeken van den heer d'Octon hoorde,
werden aan het door dezen opgegeven adres
brieven gezonden, met het bevel om terug te
keeren, welke echter onbeantwoord bleven. Ten
slotte stelde de minister den reiziger de keus
om: of om zijn rapport in to dienen, of het
hem verstrekte bedrag terug te betalen. Intus-
schen is men er echter gekomen dat de heer
d'O'ctron Frankrijk eenvoudig niet verlaten heeft.
De revolutionaire rot. In het paleis Zars-
koje-Selo, waar de Tsaar met zijn gezin de win
termaanden pleegt door te brengen, heerschte
dezer dagen ontsteltenis en angstige spanning
Een paleishec.mbte ontdekte in een der ver
trekken een rot, een hoogst merkwaardige rot,
een die geheel tegen rottengewoonte ia geen angst
voor mensehen toonde en rustig bleef zitten,
wanneer men hem naderde. De paleis!:oambte
vond hel eerst vreemd, daarna griezelig en ten
leste zéér verdacht. Hij riep er een collega bij
en deze ook geen raad wetende mei het geval,
deed een gendarme ontbieden. Met zijn sabel
wilde de krijgsman de vreemdsoortige rot dooden,
toen hem echter te binnen schooi, dat met pest
besmette rotten veel minder schuw zijn dan ge
zonde beesten, zelis hun schuwheid geheel ver
liezen. Dc gendarme deeide z.ijn gedachte aan
de paleisbeambten mede, deze waarschuwde col
lega's en hoogere geplaatsten en weldra stond
het geheele paleispersoneel angstig met bedrukte
gezichten bijeen. Want nu begreep men het ge
val: natuurlijk was deze rot errst met pest be
smet geworden en vervolgens door revolutionnai-
ren in het paleis losgelaten, ten einde de vor
stelijke familie te besmetten.
Een besluit was spoedig genomen: dc rot werd
gevangen l et zich gemoedelijk vangen en
opgezonden naar het laboratorium le Petersburg.
Daar hebben pro'essoren. het beest onderzocht en
bevonden, dat het weliswaar een oudé, doch zich
in een uitstekende gezondheid verheugende rot is.
'n Hond als postbeambte. De Amerikaan-
sche stad Brighton kan. er zich op beroemen,
den eenogen, als beambte erkenden hond te bé
zitten. Eigenlijk is de hond, die Jack heef, niet
aangesteld ,maar zijn. begeleidster, vrouw Pollock.
Vrouw Pollock had oorspronkelijk de opdracht
lederen dag, als de sneltrein door de stad reed,
naar het station, te gaan om den postzak, die
uit den rijdenden trein werd geworpen op te
nemen en naar het postkantoor te brengen. Da
gelijks was Jack daarbij haar trouwe begeleidster.
Nu gebeurde het op een keer, dat vrouw Pol
lock een verwonding aan den voet had en niet
loopen kon. Tegen den. tijd, dat zij gewoonlijk
niet Jack naar den trein ging, werd de hond
onrustig en huilde en jankte zoolang, tot men
hem de deur opendeed. Toen snelde hij spoor-
Iangs naar den trein, en kort daarna was hij
met den postzak in den bek weer thuis.
Als practischc Amerikaansdie trok vrouw Pol
lock hier nut uit en liet in 't vervolg den hond
alleen den postzak halen. De postautoritci'.en. we
ten het en dulden hel, want zij vragen alleen
naar het werk.
Vreemde doodstraf. In den staat Utah wordt
de doodstraf, die nog overal i:i de Ver. Stalen
wordt toegepast, op een eigenaardige wijze door
den scherprechter voltrokken.
De terdood veroordeelden worden gewoonlijk
gestraft met den kogel, en de ten uitvoer leg
ging van het doodvonnis geschiedt er als volgt:
Op een binnenplein van ctó gevangeni's wor
den vijf goede schutters geplaatst achter eengor
dijn, waarin vijf gaatjes zijn aangebracht, waar
door hun geweer'oopen steken. Aan den anderen
kant van het doek is de veroordeelde op een
stoel gezeten; de oogen zijn geblinddoekt, en
ter plaatse van zijn. hart is een wit stuk papier
in den vorm van een schietschijf bevestigd. De
schutters nemen hun geweren ter hand ,doch
zij hebben ze niet zelf mogen laden; dit deed
de beul ,en droeg zorg één geweer met een
losse patroon te laden. Geen der vijf schutters
weet echter welk geweer het ongevaarlijkste is.
En zoo kan elk hunner ge'ooven, wanneer
hij zijn schot loste, dat het de vier anderen
geweest zijn, die den ter dood veroordeelde om
het leven brachten, zoodat hij met het rustige
gevoel huiswaarts kan gaan, dat niet hij een
medemensch het tijdelijke mei het eeuwige deed
verwisselen. I
De pyramiden in Egypte. Het rapport is
verschenen van de gecombineerde Duitsch-
Italiaansch-Amerikaansehe expeditie naar de
pyramiden van Gizch.
De Amerikanen, aldus het verslag van hun
leider, G. A. Reisner, troffen het op hun ter
rein het best. Zij waren zoo gelukkig de groo-
te koninklijke begraafplaats te ontdekken,
die Cheops en zijn bouwmeesters gelijk met
de pyramide volgens een vast plan aanleg
den. In deze doodenstad vindt men de gra
ven van Cheops' zonen en dochters, van
voorname hovelingen enz. Het fraaiste graf
was dat van een van 'skonings zonen, ge
tooid met een fijn vlak relief in teedere
kleuren beschilderd. Weldra vond men ook
de begraafplaats van Chefren, den bouwer
der tweede pyramide.
Ook 't kerkhof behoorende tot de derde py
ramide, die van Mykerinus, werd uitgegra
ven. In de steengroeve, waaruit het materi
aal werd gedolven, bleken de graven te lig
gen der doodenpriesters, in terrassen boven
elkander. In de dertiende eeuw hebben Ara
bieren de pyramide van de granieten dek-
steenen beroofd, om er molensteenen van te
maken, de tempelruimte lag vol steeuenafval.
In eenige weken werd dit alles opgeruimd.
Er kwamen nu kostelijke beeldhouwwerken
aan bet licht, waaronder een albasten beeld
van Mykerinus, een der schoonste tot heden
gevonden stalen van Egyptische kunst.
De vondsten in den tempel der derde py
ramide waren zoo talrijk, dat de middelen
der expeditie geheel werden uitgeput aan
vindpremies voor de koelies. Meerendeels
werden de beeldhouwwerken door de Ame
rikanen naar hun land gebracht. De beelden
dagteekenen van de vierde dynastie.
De onderzoekingen hebben bewezen, dat bij
iedere pyramide een daltempel behoorde,
door lanen daarmede verbonden. Men houdt
nu den beroemden.sfinxtempel voor den dal-
teropel der tweede pyramide, die van Chef-
ren. Een sfinx is niets anders dan een leeu-
wenfiguur met het, hoofd van den regeeren
den farao. De koning wordt daarmee voor
gesteld als een wachter, die zijn vijanden ne-
derwerpt en van zijn territorium afhoudt.
Zoo is de groote sfinx de wachter van den
heiligen kring der tweede pyramide, met het
hoofd van Chefren, den koning die de pyra
mide bouwde en zichzelf als sfinx uit de rots
liet beeldhouwen.
HU kreeg zijn zin! Dezer dagen is de Pa-
rijsche brandweer op een vreemde manier
noodeloos gealarmeerd. In de Rue de Flan-
dres kwamen de groote wagens met hun be
manning aanbolderen-en de niensclien stoven
uiteen, niet anders denkende dan dat er eeu
grootë brand was. Maar de brandweer keek
vergeefs naar den rook en vuur. Onder de
brandschel, welke het signaal had gegeven,
stond een man, die er ontdaan en verschrikt
uitzag. Hij vroeg naar den commandant en
toen die bij hein kwam, fluisterde hij hem
vertrouwelijk in het oor: „Ik was bang dat u
niet komen zou, maar nu u er bent laat asje
blief gauw de pomp werken en licht de slang
op mij. Ik heb een douche noodig.
Het duurde eenigen tijd voor de comman
dant van zijn verbazing hekomen was. De
man werd meegenomen naar de brandweer-
kazerne en daar was spoedig uitgemaakt, dat
men met een krankzinnige te doen had. Hij
werd naar een gesticht, gebracht en daar
kreeg hij terstond zijn zin, want het eerste
wat men hem gaf, was een stortbad.
lWEST-FRIESOHE
ELEOTBISCHE CENTRALE
He Commissie van voorbereiding der ,West-
FriesdiB Electrisohe Centrale heeft haar
plannen uitgebreid.
{Werd oorspronkelijk een plan ontworpen
voor 12 gemeenten in de Streek, later strekte
zich dat uit tot een plan voor 27 gemeenten,
totdat ten slotte aan 7G gemeenten gelegen
heid werd geboden zich aan te sluiten
IDENTITEITSKAARTEN
Binnenkort kan de invoering verwacht
worden van identiteitsiïaarten, ten gobruike
bij de afdaling van aangeteekende stukken,
postwissels, telegrammen, enz. aan de post
en telegraafkantoren. (N.R.Ct.)
Oud-Saksische woningtoestanden. Men
schrijft uit Twente aan het „Hbld.": Ze be-
ginnen zoo langzamerhand een merkwaardig
heid te worden, die echt oud-Saksisebe wonin
gen, waarvan men er voor enkele tientallen
jaren nog vele in Twente aantrof. De hoogere
eischen welke men gaandeweg aan de verblijf
plaats van den menseb en zijn vee is gaan stel
len, hebben ook de oude, karakteristieke
Twentsche woningen doen verdwijnen of zoo
danig doen veranderen, dat al het eigenaardi
ge uit vroeger eeuwen er uit verdwenen is.
Hoogst zelden ziet men nog zoo'n woning „van
den ouden stempel", waar het boerenvolk met
zijn vee in één groot vertrek samenwoont, waar
de kippen, eenden, ganzen rond het groote
vuur, brandend in een groot gat in den lee-
men- of veldkeien vloer voor in het vertrek
scharrelen, waar de koeien in een rij aan den
kant het vrije uitzicht genieten door heel de
woning, waar een slaapkamer een al te groo
te weelde zou heeten en men zich 's avonds van
uit het groote vertrek in een zoogenaamde bed
stede ter ruste begeeft, na voor het uitkleeden,
behoedzaam het walmende ouderwetsche olie
lampje aan den wand te hebben uitgeblazen.
Zulke woningen worden thans een merkwaar
digheid.
Al is 't verdwijnen er van voor den boer en
zijn vee geenszins te betreuren, toch gaat hier
mede een stuk werkelijkheid in den woning
bouw tot de geschiedenis behooren. 't Zal toch
bezwaarlijk gaan, een dergelijke antiquiteit op
te nemen onder de merkwaardigheden eener
oudheidkamer. En toch zal een echte oud-Sak
sische woning steeds de belangstelling en be
wondering opwekken van allen, die hechten
aan hetgeen uit vroeger eeuwen dagteekent.
Wie kan zich in onzen tijd zelfs een woning
denken, zooals we er dezer dagen nog in een
afgelegen gehucht in de gemeente Weerselo
zagen, waar boven het knappend houtvuur de
schoorsteen totaal ontbrak en de rook een
„goed heenkomen" door reten en spleten moest
zoeken. Alle wanden waren van met leem be
streken dikke, gevlochten teenen; het dak ge
heel van stroo, de kleine ramen, voorzien van
door de zon roodachtig en groen gebrande ruit
jes en verder alles van door „den tand des
tijds" afgeknaagd hout. Het fraaiste meubel
stuk in de geheele woning was de prachtige
antieke Friesche klok; een paar blauwe borden
voor een liefhebber om van te watertanden
enkele tinnen drinkschalen, ook al merk
waardig, vormden met een paar onnoozele
schilderijtjes de totale wandversiering bij een
ouderwetsch jachtgeweer met kruithoorn. Mooi
waren de eikenhouten kisten van fraai snij
werk voorzien en meer dan. een eeuw oud.
weleer behoorende tot den bruidsschat van
overgrootmoeder, werden ze met bijzondere
zorg in eere gehouden, om nog steeds te die
nen tot garderobe van heel het gezin. We za
gen er reeds onder de merkwaardigheden der
Twentsche oudheidkamer, maar op verre na
niet zoo sierlijk bewerkt als deze. Een dikke,
eikenhouten balk in den voorgevel kondigde
ons: „Het ist beter benydet als beklaget, Wen
't Godt behaghet" Anno 1543. Met een zekeren
trots vertelde de bewoner ons, dat dit hnis
van ouder tot ouder steeds door dezelfde fa
milie was bewoond geweest en dat hij hoopte,
zijn oudsten zoon hier tot zijn opvolger te
zien, iets, wat we den eenvoudigen man,
wiens woning hem boven al 't nieuwe lief
was, van harte tctwenschen, al was 't ook
maar om 't behoud van dit interessante huisje
alleen.
Een historische goep. Boven, de poort van
het oude Spinhui', te Amsterdam, laatsleiijk als
hoofdbureau van politie gebe:igd, zag men voor
heen een berldeng oep, voorstellende twee tuchte-
liügen en e_\n vrouw die een hunner kastijdt.
Een welbekend onderschrift van P. C. Hooft gaf
dc toelichting:
Schrik niet, ik wreek geen quaat, maar dwing
lot goet,
Straf is mijn handt, maar lieflijk mijn gemoet.
Beeldhouwwerk en onderschrift hebben een
tijdlang de poort van het Armenhuis in de Nieu
we Kerkstraat versierd, waar zij minder op hun
plaats waren.
Dit is ten stadhuize ook ingezien en men heeft
besloten, nu de interessante oude architectuur
van het Spinhuis in het nieuwe hoofdbureau
van politie bewaard blijft, de tympanvulling we
der op haar oude plaats in den monumentalen.
ingang terug te brengen. De beelden zijn reeds
uit de poort in de N. Kerkstraat verwijderd en
het onderschrift zal weldra volgen.
De Arnienhuispoort zal worden gecompleteerd
met een gevelveld.
IJMUIDEN.
De Gymuastiekfeesten. Ter gelegenheid van
het 10-jarig bestaan onzer gymnastiekvereeni-
ging „IJmuiden" had deze vereeniging, in sa
menwerking met- het gewest Noord-Holland,
een wedstrijddag met daaraan verbonden gym-
nastiek-oefeningen uitgeschreven.
Het terrein aan den Rijksstraatweg bood
een gezelligen aanblik, gestoffeerd als het
was met vlaggen en toestellen.
Wegens de gesteldheid van het terrein, wa;
een ieder in de gelegenheid om ook zonder en-
trée van de uitvoering en wedstrijden te ge
nieten. De straatjeugd liet zich daardoor niet
onbetuigd en probeerde zoo nu en dan de ver
richtingen der gymnasten na te doen zoodra zij
aan het oog der orde-commissarissen konden
ontsnappen. Het gevolg bleef niet uit, want een
zeer jeugdig lid der bende moest zijn lucht
reisje aan het hoogrek met een elleboog-ont
wrichting betalen. Gelukkig was dr. Van der
Horst met eene zuster van Het Witte Kruis
aanwezig, die den onderarm in den normalen
stand terugbrachten.
Om elf uur namen de wedstrijden een aan
vang.
Driekamp (heeren). 100 meter haidloopen
steenstooten en lioog-vérspringen39 deelne
mers.
Uitslag: le prijs J. Breed („IJmuiden"), 29
punten; 2e pr. J. Heinis („De Halter", Alk
maar), 27 punten3e pr. F. J. Boon („IJmui
den") en A. van Sehaik („Sparta", Haarlem),
beiden met 26 punten.
Den koristen tijd voor de 100 M. hardioopen
was 12 2/5 see., wat, het bijzonder gladde ter
rein in aanmerking genomen, niet slecht te
noemen is.
Mét steenstooten, 15 kilo, maakte J. A.
Weimar de verste worp, n.l. 5.40 meter.
Estafettenloop voor heeren, afstand 500 me
ter, door groepen van 5 mandeelnemende
vereenigingen„IJmuiden", „Concordia" en
„Sparta" te Haarlem, „Concordia", Zaandam;
„De Halter", Alkmaar; „Turnlust", Beverwijk;
„Uitgeest", te Uitgeest.
Uitslag: le prijs „IJmuiden", met 67 sec.; 2e
prijzen: „Concordia", Zaandam, en „De Hal
ter", Alkmaar, beiden met 70 4/5 sec.; wegens
bijzondere omstandigheden behoefden deze bei
de laatsten niet over te kampen.
Etafettenloop voor dames, afstand 250 M.,
door groepen van 5 dames. Deelnemende ver
eenigingen„IJmuiden", te IJmuiden; „Achil
les", te Zaandam; „Carna", te Zaandam; „Uit
geest", te Uitgeest"; „Turnlust", te Beverwijk:
„Hollandia", te Amsterdam; „Kracht en Vlug
heid", Amsterdam.
Uitslag: le prijs „IJmuiden", 43 4/5 sec.;
2e prijs „Achilles", te Zaandam, tijd 44 sec.
Beide vereenigingen maakten in hunne se
ries 44 3/5 sec,, zoodat moest worden overge-
kampt met bovengenoemd resultaat.
Ook bij de estafettenloop bleek het terrein
niet geschikt voor betere tijden.
Bij het hoog-vèrspringen bereikten 7 deelne
mers een vèr-sprong van 2.70 bij eene hoogte
van 1.35 M.
De wedstrijden hadden een spannend verloop,
waarbij het estafettenloopen een warme be
langstelling bij het talrijk opgekomen publiek
opwekte, dat niet ophield om de loopers met
luide kreten aan te moedigen. Wij meenen, dat
een estafettenloop over grooteren afstand op
den weg b.v. van plaats tot plaats enorme pro
paganda zou maken.
Door de Vereeniging voor Vreemdelingen
verkeer was o.a. een zilveren medaille uitge
loofd.
Als juryleden fungeerden de technische com
missie, n.l. de heerenF. J. Verlaan, H. N. van
Leeuwen, J. F. Cramer en Jac. Teengs, de da
mes R. Coltof, W. S. Overkeek en C. W.
Schoor, bijgeestaan door de heeren L. J. A. van
Ekeren, W. F. Allan en P. Spaander, bestuurs
leden van het gewest, benevens de turners A.
W. Driessen, Jacob Bongertman en J. Hop.
Als starter trad op de bekende kampioen-
hoogspringer, de heer H. N. van Leeuwen.
Het weêr begon eerst in den namiddag raar
ta doen, zoo nu en dan een fijn motregentje met
een korte maar krachtige stortbui tot finale,
welke echter niet in staat was om het slot
nummer, dat juist door de damesturnsters
werd uitgevoerd, te verstoren, te verstoren.
J) door
M. Mc. DONNELL BODKIN.
De heer Strangley meende, dat hij in de
kamer hard hoorde schreeuwen en kwam in
jachtgewaad kijken wat er gaande was. De
^er Beek opende de deur voor zijn geklop.
„Ik dacht, dat ik hard hoorde schreeuwen",
^ide Strangley; „hebt, u iets gehoord?"
..Niets dat luider klonk dan miju eigen
Hem", antwoordde de heer Beek glimlachen
de.
..Wat hamei', waarom bent u niet naar uw
gegaan?" vroeg Strangiey> wat doet u
hier?"
»Ik denk na", antwoordde do heer Bock
lastig. „Ik hen er bijna".
»Nu, alle succes dan. Ik ga weer weg".
Den volgenden ochtend, toen de twee man-
da alleen zaten te ontbijten, op hijzonder
(je-"zoek van den heer Beck, in de nieuwe stu-
k'vi'kamer, kwam Strangley weer over het
°Orva] van den vorigen nacht te spreken.
V i/ou wel eens willen weten wat u denkt,
lio i zeido hij lachende. „Waar hebt u den
djeu nacht over zitten te broeden?"
jrVer het geheim van den dood van Ru-I
jMord", antwoordde de heer Beek ernstig.;
'ea oogenblik scheen de ander geheel van
streek gebracht door dit onverwachte ant
woord.
„Maar er is nu toch niets geheims meer",
bracht hij hiertegen in;, „het raadsel is op
gelost, dank zij uwe hulp; het is niet meer
dan een gewone zelfmoord geweest".
„Daar hen ik zoo zeker nog niet van", ant
woordde de heer Beek. „IIet is niet geble
ken hoe hij in het water gekomen is".
„Zijne voetstappen leidden immers recht
naar den oever".
„De afdrukken waren dieper dan zulk een
lieht man kon maken. Bovendien, heb ik
dicht bij de plaats het zwakke spoor van een
voet met een kous gevonden. Wat zou u er
van deuken, als de moordenaar, met de schoe
nen van den doode aan ,het lijk op zijn rug
naar de rivier gedragen en de schoenen aan
de voeten van dén doode verwisseld had, voor
hij het erin wierp."
De keer Strangley werd bleek hij deze
schrikkelijke gen ach te. „Maar de man is ver
dronken» gestikt stamelde hij.
„Hij was gestikt", antwoordde Beek, „maar
was hij verdronken? Er is geen water in de,
longen gevonden, en dan waren zijne handen i
gekneusd en gescheurd alsot de ongelukkige,
levend in een grat' opgesloten, ze vergeefs
tegen den ijzeren muur had geslageu". De
stem van den heer Beek trilde van ontroe-j
ring' over hetgeen hij zich voorstelde.
De ander was op een vreemde manier on
der den indruk gekomen. Zijn gezicht was j
verwrongen, zijne oogen staarden. Hij wisch-1
te het klamme zweet van zijn voorhoofd. Hii
scheen naar het een of andere vreeselijkc ge
luid te luisteren.
Het kwam! In de lange stilte kwam het
plotseling.
Men hoorde een driftig geklop van hauden
tegen iie deur van de groote brandkast, en
een zwakken kreet van „Help, help!" ge
dempt, gesmoord door den ijzeren muur".
Daarna verloor Mark Strangley alle zelf
bedwang.
„De doode spreekt!" riep hij uit, „de doode
spreekt! Ik zal bekennen! Ik zal bekennen!
Ik heb hem vermoord! Toen hij bij de brand
kast stond, heb ik hem erin geduwd eu de
deur dichtgeslagen eu op slot gedaan. Des
nachts daarop heb ik het lijk naar de rivier
gedragen. Ik heb hem vermoord zij heeft
er mij toe overgehaald. Zij had hem getrouwd
om zijn geld; zij haatte hem. Zij zwoer dat zij
mij zou trouwen als hij dood was!"
Het plotseling opengaan van de deur
maakte een einde aan zijne bekentenis. De
weduwe rende de kamer binnen, niet zacht
en lief nu, maar als eeu furie. De wildheid
van een bosehkat woest, ontembaar
vlamde uit hare oogen.
„Je liegt, lafaard!" schreeuwde zij, „lafaard
en dwaas! Als jij mijn man vermoord hebt,
zul je den strop krijgen. Ik weet van niets."
„Heb jij er mij niet toe aangezet?"
„Nooit! nooit!"
„Daar zul je voor hoeten", riep hij, „al moet
ik ervoor hangen".
„Ga je gang, dwaas, ga je gang! Je hebt
geen letter schrift van mij, geen schijn van i
bewijs. Jij bent de moordenaar -— daar heeft
de rechter alleen mee te rekenen. Ik ken de
wet. Niemand zal jouw leugens gelooven. Ilt
tart je! Ik tart je!" Zij wees met een kleinen
witten vinger naar hem en lachte spottend.
„Ik tart je en je knappen speurder en die
groote, domme boerenmeid zij mag ver
vloekt zijn. Ik tart jelui allemaal!" Zij wend
de zich tot Beek. Het kan mij geen zier
schelen, of je dien gek aa-n de galg brengt of
niet. Ik heb het testament. Alles hoort mij".
Hierop brak Mark Strangley op zijn beurt
in een luid, spottend gelach uit.
„Als ik kom te hangen, mevrouw, zul jij
gebrek lijden", riep hij uit. „Ken jij de wet,
jii Dan weet je ook, dat 't testament door 't
huwelijk ongeldig geworden is. Je hebt het
zelve ongeldig gemaakt, toen je den man
trouwde, dien je hebt laten vermoorden. Het
testament heeft niet meer waarde dan het
papier waarop het geschreven is.
In den wilden triomf van den man trilde
de waarheid.
De vrouw gluurde als een wild heest, dat
in de val was geloopeu klaar om te bij
len en de klauwen uit te slaan.
Zij wendde zich opnieuw tot den heer Beek.
„Is dat waar?"
„Volkomen waar".
Met een grauw sprong zij als een wilde kat
op Strangley af. Een mes vloog te voorschijn
eu flikkerde in het zonlicht, terwijl zij het
eens, tweemaal in zijn hart stak.
Op dat oogenblik werd er aan de deur ge
klopt.
/De heer Beek rende er heen, om den sleutel
in het slot om te draaien.
„Ik beu het, Jos Rutherford. U zeide, dat u
opzieubareuu nieuws voor mij zoudt hebben".
„Dat heb ik ook. Het geheim is ontsluierd,
het drama ten einde", antwoordde de heer
Beek door de dichte deur. „TT zult later alles
hooren".
De inmiddels ontboden politieagenten voer
den de moordenax-es zwaar geboeid weg.
Een maand later vertelde Beek de vreemde
geschiedenis in alle bijzonderheden aan Joe
Rutherford, erfgename, en Herbert Ross, ha
ren aanstaande.
„Ik had gelijk", fluisterde het meisje, met
bleekc lippen. „Ik wist dat die vi'ouw de
eigenlijke moordenares was. Het spijt mij
voor den armen Strangley.".
„Hij heeft zijn verdiende loon. Hij is de
gemeenste geweest van de twee", antwoord
de Ross verontwaardigd.
„Maar waar kwam de stem vandaan" vroeg
het meisje. „Hoe kwam het dat die stem van
den doode hem tot bekentenis dwong? Dacht
hij, dat hij een werkelijke stem boorde?"
„Het was een zeer werkelijke stem", ant
woordde de heer Beek. „Den uaebt te voren
heb ik die verrassing voor hem in gereedheid
gebi'acht. Ik zette een fonograaf in de brand
kast met een wekker, die op het goede oogen
blik afging. Het was er mij om te doen, om
de verschrikking volkomen te maken. Ik ver
moedde, dat de stem van den doode aan den
moordenaar een bekentenis zou ontlokken, en
ik heb mij daar niet in vergist".
EINDE.