der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
NaamL ¥enn. „Drukkerij de Spaarnestad."
GELOOFSVERDEDiGING.
EEN LIED PER WEEK.
Liedeken
van Jesus en Sintlanneken,
die speelden met het Lammeken.
D8S Dichters zonde.
Pater Theobald iathew
een weldoener der
Menschheid.
Dit nummer behoort bij de
.Nieuwe Haarl. Courant" van 16 DECEMBER,
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1831 (Staatsblad No. 124.)
Zondag 17 December. 3üe Zondag van dan
Advent.
Maandag 18 Q.L.Vr.Yerwachting.
Dinsdag 19 Van den dag.
Woensdag 20 Quatertemper.Gebo
den Vastendag Vigi
lie van den H.Thomas.
Donderdag 21 H. Thomas.
Vrijdag 22 Quatertemper Gebo-
d n Vastendag.
Zaterdag 23 Quatertemper Gebo
den Vastendag.
DEEDE ZONDAG VAN DEN ADVENT.
Ef8ngeiïewerklari!ig>
3de ZONDAG VAN DEN ADVENT.
SPEUILLETON
DE OFFIC
KERKLIJST
J i 1' 4ïi ïiN Dje.
KIND£RHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Directeur; -6*. H. M. v. d. QRIBNUT.
ADFSBÏfill T-üHi
Van 1 tot 6 regels
Mfee regel m er
Ingezonden mededeelingen tussohen den tekst t c
uil ai e t> regels 11^0; elke reg i meer 0.30.
LSO.
0^0.
Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan
de PhilippensenIV, 47.
Broeders! Verblijdt u in den Heer te allen
tijde I nogmaals zeg ik u: verblijdt u! Uwe zedig
heid zy allen menscken bekend; de Heer is nabij.
Weeft in niets bekommerd, maar Iaat in alles
ducr bidden en smeeken met dankzegging uwe
begeerten bekend worden bij God. En de vrede
GoJ=. die alle begrip te boven gaat, beware uwe
harten en uw verstand, in Christus Jezus onzen
Fe
Evangelie volgens den H. Joannes; I, 19—28.
In dien tijd zonden de Joden uit Jeruzalem
priesters eu l.cvieten tot Joannes, om hem te
vragen; Wie zijt gij? Hij nu beleed en loochen
de bet niet; en hij beleed: Ik ben de Christus
niet. En zij vroegen hem: Wat dan? zijt gij
Elias? En hij zeide. Ik ben het niet. Zijt gij de
Profeet? En hij antwoordde: Neen. Zij zeiden
dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord
geven aan degenen die ons gezonden hebben
wat zegt gij van u zeiven Hij zeideIk ben do
stem eens roependen inde woestijnmaakt recht
den weg des Hoeren! gelijk de profeet Isaiasge
zegd heeft. De afgezondenen nu waren uit de
Pharizeeën. En zij vroegen hem en zeiden tot
hem: Wat doopt gij dan, indien gij de Christus
niot zijt, noch Elias,'noch de Profeet? Joannes
antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water;
docli midden onder u staat Hij dien gij niet
kent; Hij is degene, die na mij komen zal, die
vóór mij geweest is, wiens schoenriem ik niet
waardig beu te ontbinden. Dit is geschied te
Bethania, aan de overzijde van den Jordaan,
waar Joannes doopte.
Een geheel ander gezantschap dan wij den
vorigen Zondag gezien hebben, wordt ons heden
voorgesteld. Niet de H. Joannes zendt zijne ge
trouwe leerlingen, maar de hooge raad vaardigt
priesters en levieten af. Niet Jezus wordt ge
vraagd wie Hij is, maar aan den Boetgezant
wordt de vraag voorgesteld of hij de Messias is.
He hooge raad had recht hem te vragen wie hij
was, want hij predikte en diende een doopsel
toe, en deze handelingen vielen onder de dingen
wuarover hij te waken had; maar niet het be
lang van den godsdienst dreef hen aan, doch
slechts hun nijd over den aanhang die hem volg
de. Zij wilden trachten uit zijne antwoorden een
wapen te smeden tegen hem en tegen Jezus. Zij
vroegen hem dan: „Wie zijt gij? En hij beleed en
loochende het niet, en hij beleed: ik ben de
Christus niet." Eigenlijk hadden zij den Mes
sias niet genoemd, maar zulks was toch hunne
bedoeling. Tot drie maal toe, in verschillende
bewoordingen, wijst Joannes die eer af, en
verklaart de Christus niet te zijn. De toeleg der
Phariseeën was aldus verijdeld. Zij konden Joan
nes niet beschuldigen dat bij zieh aanmatigde
te zijn wat hij niet was. Zij gaven daarom echter
hun plan nog niet op. Cp een andere wijze
zochten zij uit te vorscken voor wien hij zich
uitgaf. Onder den schijn van oprechtheid vroe
gen zy verder: „Wat dan? Zijt gij Elias? En hij
zeide ik ben het niet. Zijt gij de propheet? En
hij antwoordde: neen." Algemeen, hoewel ten
onrechte, werd door de Joden Elias als voor-
iooper van den Messias verwacht. Zij deden dit
naar aanleiding eener verkeerd begrepen voor
spelling van Malachias, waar de komst van
Elias voorspeld was vóór de tweede komst van
Ohristus ten oordeel. Met de vraagzijt gij de
propheet? bedoelden zij den propheet den Mozes
voorspe11 had, en die Christus zelvo was. Op bei
de vragen, in dien zin opgevat, kon en moest
Joannes dus neen antwoorden. Intusschen wa
ren de afgezondenen nog niet verder gekomen.
Op hunne drie vragen hadden zij niets dan een
kort en bondig: neen ten antwoord gekregen.
Zij drongen dus verder aan, en zeiden hem„wie
zijt gij? opdat wij een antwoord geven aan hen
die on3 gezonden hebben. Wat zegt gij van u
zeiven?" Nu is hij gedwongen een antwoord te
geven, maar weet de getuigenis der waarheid
toch in overeenstemming te brengen met zijn
nederigheid. „Hij zeideik ben de stem eens roe
penden in de woestijn: maakt recht den weg des
Heeren, gelijk Isaias de prophe.t gezegd heeft.
Van alle eernamen, die hij kon aannemen, kiest
hij den geringste. Hij had zieh propheet,
Voorlooper en Heraut van den Messias kunnen
noemen, maar hij noemt zich niets anders dan
eene stem, de klank eens anderen, die door zijn
mond ter bekeering aanmaant. De afgevaardig
den waren weder teleurgesteld door het ant
woord van Joannes. Daarom werpen zij hem
de bitse en spijtige vraag voor: „wat doopt gij
dan indien gij de Christus niet zijt, noch Elias,
noch de propheet?" Zij gingen herbij van deze
stelling uit: wij kennen een doopsel, dat door de
propheten voorspeld is, en vergiffenis van zon
den geven zal, maar wij weten ook, dat zulk een
doop niet mag toegediend worden dian alleen
door dengene die zieh de waardigheid van een
der drie genoemde peronen rechtens mag toe
schrijven. Joannes had hun daaroj> zeer gemak
kelijk kunnen antwoorden dat zijn doopsel niet
dat was dat doorde propheten voorspeld was en uit
eigen kracht vergiffenis der zonden gaf, maar
slechts een boetedoop, die diende om zieh voor
te bereiden tot het ware doopsel van den Mes
sias, dien hij aankondigde. Doch die uiteenzet
ting zou toch nutteloos geweest zijn voor die ge
veinsden. Hij vergenoegde zich daarom met te
wijzen op het groote onderscheid dat er bestond
tusschen zijn doopsel en dat hetweLk de Chris
tus zoude geven. „Ik doop met water, zeide hij,
doch midden onder u staat Dien gij niet kent,
die na mij komen zal, die vóór mij geworden is,
wiens schoenriem ik niet waardig ben te ontbin
den." Heerlijk getuigenis van Joannes over de
eeuwige Godheid van Christus. Na Joannes zou
Christus komen om Zijne leer te prediken, maar
voor hem is Hij geworden, van alle eeuwigheid
bestaat Hij, en Joannes was niet waardig de
geringste slavendienst Hem te bewijzen.
Leeren wij uit liet Evangelie van dezen Zon
dag de waardigheden en voorrechten, die God
ons geschonken heeft, wel nederig te erkennen
XLV.
Nog meer bezwaren?
Ofschoon we nu reeds eenige bezwaren, die
tegen de veelvuldige en dagelijksche H. Com
munie worden ingebracht, behandeld hebben,
zijn we nog niet aan het einde.
De mensch is vindingrijk, wanneer het geldt
bezwaren bijeen te brengen tegen iets wat
iemand niet bijzonder aanstaat, of althans,
waaraan eenige moeilijkheden verbonden schij
nen en men is dan spoedig geneigd die moeilijk
heden te overdrijven en hooger te schatten, dan
ze inderdaad zijn.
We zullen trachten ook nu weer eenige bezwa
ren op zoo afdoend mogelijke wijze te weer
leggen.
De H. Franciscus van Sales zegt zoo kernach
tig en juist: „Wie weinig zaken heeft, moet
dikwijls communieeeren, omdat het hem zoo ge
makkelijk, en wie er veel heeft, moet het doen,
omdat het hem zoo noodzakelijk is."
Dit is eigenlijk al een afdoend antwoord aan
degenen, die met het bezwaar komen, dat zij
geen tijd hebben om veel tot de H. Tafel te
naderen.
Geen tijd?
Sinds 19Ü5, toen Paus Pius X ziju heerlijk de
creet uitvaardigde, is het aantal dergenen, die
veelvuldig de H. Communie ontvangen, zeer
toegenomen. Was dit vroeger een uitzondering,
thans is dit, zöoal nog niet regel, dan toch niets
bijzonders meer, en meer en meer raakt men
eraan gewoon niet in iemand, die veel de H. Com
munie ontvangt, daarom alleen, een heilige te
zien, wat vroeger ongeveer de algemeene opvat
tin was.
Die velen hebben dan toch wel den tijd om
Christus dikwijls in hun hart te ontvangen en
onder die menschen bevinden er zich van alle
standen en klassen.
Wij moeten natuurlijk redelijk zijn en daar
om willen wij aanstonds-toegeven dat iemand,
die bijv. iederen dag onj zes uur met zijn arbeid
beginnen moet en dus voor dien tijd geen gele
genheid heeft om naar de kerk te gaan, geen
tijd heeft om iederen dag de H. Communie te
ontvangen, maar wel is zoo iemand in de gele
genheid om dit meermalen te doen, want het
bezwaar dat wij hier geven en erkennen, dat be
staan kan, geldt natuurlijk niet op de Zon- en
Feestdagen, waarop die arbeid niet verricht be
hoeft te worden.
En gaan dezulken op al dergelijke dagen,
waarop het hun mogelijk is, naar de kerk om
zich te spijzen met het Waarachtige Brood des
levens
God gave dat we dit met vreugde konden
constateeren, doch zoover zijn we nog lang niet.
We moeten ook dit niet vergeten: Er is een
oud spreekwoord dat zegt: „Waar een wil is,
is een weg". De practijk en bijna ieders erva
ring heeft voortdurend en meermalen bewezen,
dat dit gezegde een groote waarheid in zich be
vat.
Zeker, we willen niet overdrijven, er zijn om
standigheden, dat het volstrekt onmogelijk is,
troon, dat we onderhanden hadden, dat iemand
nl. waarlijk geen tijd en gelegenheid heeft, on
danks zijn waaraentig verlangen om Christus
in zijn hart te ontvangen.
In dat geval van volstrekte onmogelijkheid
is Christus ook met het verlangen en den goe
den wil tevreden en dan zijn we in staat het
geen we missen moten te vergoeden door een
Geestelijke H. Communie.
Er bestaat nog een mogelijkheid.
Iemand zal b.v. wel naar de kerk kunnen
gaan, maar nooit in de week de gelegenheid
daartoe kunnen vinden op de uren, dat er een
H. Mis gelezen wordt.
In zulk een geval bestaat er natuurlijk nog
wel gelegenheid om de H. Communie te ont
vangen en iedereen weet heel goed, dat onze
geestelijkheid tegenwoordig op dit punt zoo
gemakkelijk mogelijk zijn, zoodat het misschien
niet bijzonder veel moeite zou kosten om wan
neer men dat wenscht toch de H. Communie te
ontvangen, al is men dan niet in de mogelijk
heid de H. Mis bij te wonen.
Het bezwaren dat men zoo dikwijls zal moe
ten biechten kunnen we bier ook nog wel even
beantwoorden. Iedereen toch weet, dat de biecht
alleen noodzakelijk is, wanneer men
doodzonden op 't geweten heeft en dat, al
verdient het natuurlijk aanbeveling met zoo
zuiver mogelijk hart tot de H. Tafel te naderen,
men gerust de H. Communie mag ontvangen,
als men slechts niet in staat van doodzonde ver
keert.
Dit bezwaar kan dus ook niet zoo zwaar
wegen.
UI1S w „„eu™ om> ondanks den besten wil, waarmede men
om God er voor te bedanken, maar toch Hem bezield is, ten volle te voldoen aan het verlan-
alleen alle eer te geven en Zijne Glorie steeds, gen des Pausen, we willen dit hier nogmaals
waar het in ons vermogen is, te bevorderen, dan herhalen, doch tevens er ronduit bij verklaren,
zal God ook ons eenmaal als de zijnen erkennen dat dit in vele gevallen maar „een doekje voor
voor Zijn Hemelschen Vader, en ons eer géven het Woeden is".
voor de Engelen en menschen. ve'en ontbreekt net aan den ernstigen
wil, zoodat, wanneer zij waarlijk zouden wil
len, ook de tijd ertoe vvel gevonden zou worden.
Laten we nog even
voortbord
uren op bet pa-
o
No. 21 uit de Leeuwerlc.
Woorden van Pater Adr. Poirt'ers 1).
Laatst op een schoonen zomerdag;
Hoort wat mijn geest bevalligs zag:
Van Jezus 't heilig kindeken
En van Sint Jan zijn vrindeken,
Die speelden in het klaverland,
Een lammeken aan een rooden band.
Met voetjes mollig, blank en bloot,
Lippekens als koraal zoo rood.
Zoo zaten by de watevkens
De zoete, lieve praterkens.
Een kommeken melk ging om en om
Daar 't zonneken altoos warmer glom.
D'een- wiegde 't sebaapjen op zijn schoot,
H'ander kittelde schaapkens poot.
Sint Janneken ging zingen.
Het lammeken ging springen,
En huppelde en trippelde door de wei,
De twee krullebollekens dansten daarbij.
En als bet dansen wss gedaan,
Toen moest het lammeken eten gaan.
j En Jezus gaf wat hooiken,
Joannes gaf wat brooiken.
Ter wereld was nooit grooter vreugd
Dan deze twee vriiidekens waren verbengu.
Joannes zijn klein Neefken nam,
En zette hem boven op dat lam.
„Schoon Manneken moet rijden,
Ik zal naar huis u leiden,
Want Moederke die zal zijn in pijn
Waar wij zoo lang gebleven zijn."
Zij reden, 't lammeken aan de hand,
En rolden en tuimelden in het zand.
En lees twee kleine jongskes, -
Die deden zulke sprongskes,
Dat al de kindjes bleven staan
Totdat zy ten leste naar huis zijn gegaan.
De Moeder maakte op staanden voet,
Van suiker en melk een papken zoet,
Daar zaten de twee engeltjes,
Daar aten de twee bengeltjes,
En waren zoo vroolijk, en zoo blij.
Een koningsmaal haalt er zeker niet bij*.
Na tafel dankten zij onzen Heer,
En velen op hun kniekens neer,
Maria gaf een kruizeken,
Daarbij een suikerhuizeken.
En zong ze stillekens in slaap,
En naar zijn stalleken ging het schaap.
1) De Jezuiet Adrianus Poirters, te Oister>.
wijk (N.-Br.) in 1605 geboren, onderwees de
letteren te Maastricht, Roermond en Medhelen,
waar hij den 6en Juli 1075 overleed.
Zoo lang reeds zuchtte eene ziel in de duis
ternissen, in de vlammen des Vagevuurs.
En als haar Engelbewaarder nu en dan
afdaalde in haren kerker, en haar hiermede
trachtte te troosten, dat op aarde voor haar
gebeden werd door eenige goede vrienden,
dan vroeg zij immer:
„Zal ik nog lang moeten boeten?"
Het was de ziel van iemand, die immer
gedweept had met en gestreefd naar al wat
schoon, grootsch, goed en waar was; maar
die op zekeren dag voor tijdverdrijf en zon
der er erg in te hebben, in eenige bladzijden
een min of meer zinnelijk tooneeltje had be
zongen, zonder nog te bedenken, dat die blad-
zijde aanstoot kon geven aan teedere, schul-
delooze harten.
En zoo lang. zoo ontzettend lang was zij
teeds dadr, om te lijden, ter uitboeting dier
bladzijden.
Ga met mij mede, gaf haar cle engel ku
antwoord op hare vraag.
Eensklaps voelde zij zich in de plooien van
een langen witten mantel gehuld, en ver
plaatst te midden eener groote stad in da
nederige kamer van een werkman.
Bij eene wieg, waarin een kindje lag te
slapen, zat een jong mesje te bladeren in een
boek, dat haar vader had meegebracht, en
dat zij zoo even in de hand had genomen.
De Engel gaf aan de ziel een teeken om
dichter bij te komen, en de dichter herkende
met ontzetting een zijner werken, eene ver
zameling van gedichten, waarin eenige blad
zijden voorkwamen, welke een jong meisje
niet moest lezen. Dat begreep hij nu.
Ach, zeide hij tot zijn Engelbewaarder,
konde ik haar doen ophouden!
Neen, 6prak deze, dat moogt ge niet; zü
is vrij.
De dichter zag droevig toe, en wachtte
angstig af wat gebeuren zou,
Het jonge meisje las eenige verzen; dan
vloog plotseling een blos over hare wangen
en zij sloeg het boek dicht.
Zij ging het neerleggen op de tafel, waar
zij het genomen had, toen zij het eensklaps
als 't ware door eene onzichtbare macht ge
drongen, het hoek weer opende. Nu verwij
derde zij zich eenigszius van de wieg, die
haar zou behoed hebben, ging hij het venster
zitten, las eerst met eenige wijfeling, dan
met belangstelling, eindelijk met hartstocht.
En wat de lezing van die bladzijden uit
werkte in die reine en onschuldige ziel, dat
10)
Aan zijn gehoor deelde Pater Mathew eens
het volgend onderhoud mede, dat hij met een
zeer rijken whisky-stoker had gehad. Toen deze
den priester vroeg, hoe het toch mogelijk was,
dat hij zoo koelbloedig het brood uit den mond
stiet van personen, die bem nooit iets misdaan
hadden, toen hij hem smeckend bad dit hard
vochtig bedrijf toch te staken, gaf hij het vol
gende ten antwoord: „Een zeer vette eend ging
Sens zeer vroeg in den morgen uit om wormen
te zoeken en keerde eindelijk 's avonds van baar
Jacht terug met een krop rijkelijk gevuld met
*ormen. Bij haar terugtocht had zij het ongeluk
een vos te ontmoeten, die haar terstond aan
kondigde, dat hij tot stilling van zijn honger,
£aar het leven ging benomen. De oude eend'
^vam tegen dit plan in verzet; zij pleitte en
^eekte zooveel zij kon en zeido tot den vos:
l '.i kunt toch onmogelijk zoo slecht zijn, mij het
duld: n en riep uit: Zwijg, leugenachtig vrouws- lijke toestanden ook O'Lonnell s politieke onder-
persoon, al draagt gij nog zulke mooie veeren neming op buitengewone wijze. Deze aarzelde
te koop, ja, gij zijt wel de aangewezen persoon dan ook niet lid te worden van zijn bond en dien
om mij te bestraffen, wijl ik mijn hongerige overal te verdedigen en te Prijzen,
maag eens met u denk te goed te doen! Schijn- Met Paschen 1842 zou er te Cork een grooten
heilige daar ge zijt, is uw krop niet boordevol optocht van den geheelonthoudersbond plaat3
met wormen gevuld? Gij maakt om uw honger hebben. Zeven en vyftiff onderafdeelingen, een
te stillen meer slachtoffers op één dag dan ik en veertig muziekcorpsen, tezamen ongeveer
in één maand! - 10,000 personen tellend, waren naar die stad
Ofschoon Pater Mathew alles deed om aan- getrokken om zich bii den optocht aan te slui-
hangers te werven, bleef zijn ijver toch altijd ten. Van deze gelegenheid wilde Ierland's poli-
binnen de grenzen der wellevendheid en van het tieke leider gebruik maken om den verdieuste-
gezond verstand. Nooit liet ilij een woord van lijken Pater zijn hoogachting te betuigen: liij,
afkeuring hooren over ben, die zich niet bij zijn besloot, het feest met zijn tegenwoordigheid op J
bond aansloten of op matige wijze van wijn of te luisteren. O'Counell hij was destijds bur-j
sterke dranken gebruik maakten. Het toetre- genieester van Dublin -— en de burgemeester!
den van voorname personen, zooals bijv. van den van Cork lieten op een bepaald punt°den bijna j
jongen hertog van Norfolk of van Daniël eindeloozen stoet voorbijtrekken er, 1
O Oonnel verheugde hem niet om hun persoon, toen eindelijk pater Mathew kwam, liep O'Cott- j
maar om het heerlijk voorbeeld, dat zij aan den uell naar hem toe en omarmde hem. De menigte
minderen standen gaven; daarom was ook een hief een oorverdooveiid gejubel aan cn de twee;
journalist, die zich over zijn beu,
gin-
junstig mannen werden onder een massa van bloemen
uitliet, ziju liefste vangst. j letterlijk bedolven. Bij het voorttrekken van
'r°rC tJjclsenoot!Sroote Daniël den stoet namen dc beide burgemeesters den
O'Oonueil, ce xedt. van Ierland, stelde liet Pater in hun midden. entbusiasme van het
werk van den eenvoudigen Capucijnerpater op volk steeg ten top, toen bij het slot de Bevrijde
zeer
Iftw u Al f
1 en te benemen, my, een geheel weerlooze en
^schadelijke eend, die niemand ooit eenig
^aad deed! Voorts vermaande zij hem zulk een
j^oote zonde toch niet te bedrijven en zich met
l^ar schuldeloos bloed te bevlekken. Op het
"tr-t kon de vos haar loos gesnater niet langer
hoogen prijs. Meer dan alle anderen was hij I vuri Ierland voor al het volk op straat neer-
overtuigd van het groot gewicht der geheelont-j knielde om van don Apostel der matigheid den
houdersbeweging, meer dan wie ook kende hij 'zegen tc ontvangen.
den gunstigen invloed, welke zij op zijn landge- j Kau eenvoudige Gapueijn bekeert in korten
nooten uitoefende. Alhoewel Pater Matli
'°w tijd eenige milliocncn tot geheelonthoud
ing en
zich buiten Jue politiek hield, stelde hij hern verandert om zoo te spreken een volk van drin-
toeh duizende mannen met helderen kop, rus- 1 kers in een volk van enthouders. Waar schuilde
tigen polsslag en gezonde zenuwen ter beschik- het geheim van dit wondervol succes? Mgr. Eg-
king en schraagde door de verbetering der zede- g r antwoordt:
Het Tc rsche volk erkende en vereerde in P.
Tehobald den vromen priester, den vurigen pa
triot, Uit zijn woorden sprak het onwankelbaar
geloof aan de goede zaak, de offervaardige lief
de tot zijn volk. Hij vertoonde zich aan het volk
als boetprediker, die meedoogeuloos de wonden
blootlegde, waaruit het bloedde, maar hij ver
toonde zich tegelijkertijd ook als de barmhar
tige Samaritaan, die zijn krachten en zijn leven
ten offer bracht om die wonden te heelen. Als
priester verkondigde hij den geloovigen Ieren
het vermanend woord van Christus en zijne
Kerk, wier diónaer li ij was, en als patriot ijver
de hij voor do redding van zijn volk. Daarbij
mogen wij ook Je genade niet vergeten, die de
verkondiging van Gods woord vergezelt.
Oiu al deze redenen heeft zijn woord de har
ten doordrongen en geschokt en begeesterd, en'
nadat eenmaal duizenden gewonnen waren,
deelde de beweging zich mede aan honderddui
zenden en millioenen: zij omvatte bet gansche
volk evenals tijdens de kruistochten de predi
king van Petrus van Amiëns het geheele Westen
begeèsterde. Pater Mathew was een werktuig
der Voorzienigheid en der genade, waardoor de
Heer het ïersehe volk op zijn langen lijdensweg
zedelijke vernieuwing, troost en verkwikking
wilde bieden.
IV.
De Matigheidsapostel in Schotland, Engeland
en Amerika.
Pater Theobald stelde er zich niet mede te
vreden slechts den Ieren in Ierland zelf een
redder te zijn, neen, hij zou ook zijn landslieden,
die in Schotland, Engeland en Amerika verble
ven, te hulp komen.
Daarom ging hij in 1842 naar Schotland en
wel vooreerst naar Glasgow, waar de drank
zucht onder de Iersche arbeiders, aldaar werk
zaam, ongehoorde schade aanrichtte. Zijn suc
ces was weer buitengewoon. Hij werd de afgod
der arbeiders, die onder den indruk zijner per
soonlijkheid in overgroote menigte de belofte
van geheelonthouding aflegden. Zóó gunstig
was de verandering van hun gedrag, dat een
protestantsch geestelijke rondweg verklaarde,
dat de Ieren, wier omgang tot dan toe eea
steen des aanstoots was geweest voor hun Pro-
testantsclie makkers, na de oprichting van den
bond, hun een zeer navolgbaar voorbeeld gaven.
Toen men deze goede tijdingen in Cork hoor
de, bereidde de stad den sympathieken pater bij
zijn terugkeer een hartelijke ontvangst en voer-
de hem als in zegepraal zijn woning binnen. Tot
laat in den avond bleef het volk voor zijn huis,
zegeliederen zingend, welke afgewisseld werden
door muziekuitvoeringen. Luide vreugdekreten
klonken door de lucht, zoo dikwijls de eerbied
waardige priester zich voor het open raam zij
ner kamer vertoonde om zich in de blijdschap
zijner kinderen te verheugen-
(Wordt vervolgd.)