TWtEDE BLAD öe ridderlijke roover van Derbyshire. Schandelijke volksmisleiding. BUITENLAND. BINNENLAND. Rond de Liturgie. isCtccasioras". Hu Bssra Hftarcfcé Haarlem-Brusssel. Occasions VRIJDAG 5 Jf«r<3UA§3l 1912, „II o y o n Si IV NIEUWE COURANT Aldus betitelt ïn het „K. S. Vde hoofd redacteur Mr. A. het voorstel of de motie, door Mr. Troelstra in do Tweede Kamer voorgesteld, in zake pensioneering van ouden van dagen. Schandalige volksmisleiding mogen wij te recht noemen de motie, door mr. Troelstra in de Tweede Kamer voorgesteld, waarhij de Ka mer aan de Regeering verzoekt „zoo spoedig mogelijk een eenvoudig wetsontwerp in te die nen, waarbij met gebruikmaking van de post kantoren of van andere bestaande administra tieve lichamen, dc regeling in art. 357 van het ontwerp tor verzekering van geldelijke-gevolgen van invaliditeit en ouderdom voorgesteld, wordt ingevoerd om to werken tot dat de wet, ■•egelende de materie in haar geheel, in werking is getreden." De schrijver noemt deze motie, zooals gezgd, schandelijke volksmisleiding", en motiveert dit volkomen cp de navolgende wijze: „1. Die motie is op zichzelf onzin. Immers in art. 357 stelt Minister Talma voor, dat aan hem, „die bij het in werking treden van art. 1 (der Invaliditeitswet) den ouderdom van 10 jaar heeft bereikt," onder bepaalde voor waarden recht op een rente wordt toegekend. Het is dus pure'onzin te vragen, dat deze regeling thans reeds worde ingevoerd. Ge schiedde dat, dan kreeg niemand ook maar één dag vroeger de rente, daar immers volgens art. 357 dat Mr. Troelstra thans wil invoeren, de rente eerst ingaat op den dag, waarop art. van de gehêele wet dus de* Invaliditeitswet zélve, in werking treedt. Natuurlijk heeft Mr. T. het anders bedoeld. Maar zijn motie is zóó slordig geredigeerd, hit zijn bedoeling er niet in uitgedrukt staat, en dat, ook al werd de motie aangenomen en al werd ze door de llegeering uitgevoerd, het prac- tixch resultaat tot nihil zou zijn." Doch wat bedoelde Mr. T.? Dit, dat in af wachting eener latere wettelijke regeling alvast aan iedereen, die thans reeds ouder dan 70 ja ren is of in 't vervolg 70 jaar wordt, een ouder domspensioen door den Staat wordt uitgekeerd. Vatten wij de motie aldus op, dan is zij, 2. on logisch. Immers, waarom stelt Minister Talma art. 357 voor? Omdat, wordt eenmaal het Invaliditeitsont- werp wet, er verschillende overgangsbepalingen noo'ig- zijn. Want, om de inval iditeitsrente t -> kunnev krijgen, moet men 1248 weken in reke ning kunnen doen brengen (art. 61). Werd er, nu niets vérders bepaald, dan zouden dus allen, die b'-i 't in werking treden der wet, reeds 46 jaren oud waren, er buiten vallen. Daarom worden voor dezen overgangstijd uit- '-ondanugebepalmgen voorgesteld, ten gunste, 'au deze oudere werklieden. Doch, wat aan i.e vangen met hen, die bij 't in werking treden der wet reeds 0 jaar, of ouder zijii, en dus in 't geheel ge premie meer te betalen hebben? Op deze vraag nu geeft art. 357 antwoord. Hier wondt uitgegaan van de gedachte voor dé t domst- is nu gezorgd, de invaliditeit?-"cn ouder* omsverzekering is nu voor goed geregeld. Laten wij thans ook zorgen voor die ouden, die overigens reeds te oud zijn, om van deze nieuwe wet te profiteeren. Men voelt liet: dat is een zeer exceptioneel ge val, dat nooit meer kan voorkomen. Omdat nu door de wet voor de toekomst van allen is ge zorgd, daardoor is 't wenschelijk om nu voor die 70-j.arigen ook wat te doen. Dit is een geheel tijdelijke zaak, die binnen betrekkelijk weinige, jaren afloopt." Wat is nu 't onlogische in het voorstel van Mr. Troelstra? vraagt de schrijver verder. Dat hij-de zaak eenvoudig op haar kop zet. Dat hij thans wil gaan invoeren, wat alleen zin heeft, als voor al de anderen reeds is gezorgd. Op een oogenblik, waarop de reden, waarom art. 357 wordt voorgesteld niet aanwezig is, wil hij, juist cm dat niet-aanwezig zijn, dat artikel gaan in voeren! Ieder, die zijn hersens gebruikt, be grijpt, dat dit voorstel lijnrecht met de logica strijdt Doch het meest misleidende van deze motie is, dat de voorsteller ervan zelf zeer goed be grijpt, dat zij „3. absoluut onaannemelijk is voor de tegen- standers van Staatspensioneering, en dus niet de minste kans heeft van aangenomen te wor den. Art, 357 in het systeem van den Minister niet onlogisch, hoewel, wij erkennen, het, niet geheel vrij van alle bedenking kan toch ver dedigd worden als een zeer tijdelijke en spoedig afloopende .uitzonderingsbepaling, en als zijnde een voorziening in een noodstand, waarin op andere wijze niet kan warden Voorzien. Maar een kind kan begrijpen, dat, indien,be paald wordt: ieder, die 70 jaar wordt, krijgt, zonder dat li ij er ook maar één cent voor heeft betaald, de ouderdomsrente, en dit blijft zoo, zoolang de' Invaliditeits-wet niet aangenomen is, een kind kan begrijpen, dat zeer- vele ar beiders dan zullen gaan redeneeren: dank je wel voor de Invaliditeits-wet, -ik krijg liever pen sioen, zonder er rets voor te betalen! En zoo hadden we, zonder liet zelf te weten, schijnbaar als tijdelijke, maar werkelijk als blij vende maatregel: de zuiverste Staatspensionee ring. Daar nu staan wij principiëel tegenover met de groote meerderheid in Tweede en Eerste Kamer. Mr. Troelstra kon dus van te voren weten, dat zijn motie niet voor aanneming vatbaar is, ■en- daarom kunnen wij er niets anders in zien dan een st.uk van de ergerlijkste demagogie. Hier Hebben we weer een misbaksel, volgens het Bebelsehe recept: dat het er voor dé sociaal democraten minder op aan komt, of ze iets voor do arbeiders bereiken, want flat. voor beo de hoofdzaak is, eisc-hen te stellen, welke geen an dere partij stellen kan, Dat dit niet 't pensioen de Werkelijke bedoeling is dezer motie, bleek overduidelijk op de- Utfechtsche contra-meeting. Daar werd zij al gebruikt, om verwarring te stichten in de vast aaneengesloten ri.jau der katholieke geor ganiseerde arbeiders." Toch vergist zich Mr. Troolstra, wanneer hij onze Koomsche arbeiders voor zulke uilskuikens aanziet, dat zij zich op zulk een wrak stokje laten lijmen Do vlucht van ka-pilein. Lux. Er hccrscht in Frankrijk groote vreugde over de welgeslaag de ontvluchting van kapitein Lux uil de citadel te Glatz. En niets loont beier de gevoelens die de Fransehen nog steeds jegens den „erfvijand" bezielen, dan deze blijschap over den poels, die den Prassiers is gespeeld. Kapitein Lux is op hei oogenblik de held van den dag en die meest chauvinistisch gezinden steilen zijn daad, „die de hoogste kwaliteiten van ons ras" aan 'het licht bréngt, aan het opkomend geslacht ten voorbeeld. Men kan zicli de uitgelatenheid der chauvinisten cn ook de „Schadenfreude" dei- meer b'eza-dig-Jcn begrijpen. Geen wonder dat de bladen „uitvoerige -verhalen- doen over de ont vluchting en mei graagte de bijzonderheden ver- lellen van de-ontsnapping en-de omstandiglhe 'en die haar mogelijk maakten. Kapitein Lux, die op den Nieuwjaarsdag zijn opwachting maakte bij den minister van oorlog cn daar aan dezen, aan den chef van den ge neraten staf en andere autoriteiten, verleide hoe nj ei in slaagde uit de Duitsche-gevangenis te on iometi, heeft aan de journalisten hierom trent geen mecledeeling willen doen. Maar voor biaden a s de „Maan is dat geen bezwaar, dat blad vond wel eenige góedingeiichién die- bereid waren, wel iels te verte len en zoo |gee,ft dan de „Ma-tin' een uitvoerig relaas van de vlucht en de voorbereiding hiertoe. Reeds dadelijk na de vlucht werd verklaard, dat de ontvluchte gevangene geen Duitsche mede plichtigen zou hebben gehad, blijkens het ver haal van het Fransche blad is dat volkomen juist. De kapitein had alleen medeplichtigen in Frankrijk, die dadelijk na zijn veroordeeling zich met hen in verbinding stelden" om zijn ont snapping mogelijk Ie maken. En met buitenge wone slimheid en groo: overleg ging men hierbij te werk. Zooals we meedeelden was in de cita del Ie G'.atz eveneens geïnterneerd de wegens spionnage veroordeelden Engelsche officier Trench. Het is echter niet juist dat deze beide buitenlandsche spionnen mei elkaar konden ver- keeren. Integendeel kapiiein Luis [was in een geheel ander deel van de citadel opgeislofeh en werd nauwlettend bewaakt. Het lag dan ook niet aan zorgeloosheid van wege de Duitschers, dat de vlucht ten slotte kon slagen. Kapitein Lux werd, welke voorrechten ook een lot vestingsiral veroordeelden gevangene worden verleend, wel waarlijk als gevangene be handeld. Hij was voortdurend opgesloten op zijn kamer, die hij slechls twee malen daags voor een vrij korle verpóozing in de buitenlucht mocht verlaten. Des morgens en des middags kon liij eenige uren wandelen op de binnenplaatsen, waar hij zich met de eveneens tot vestingstraf veroordeelde Duilschc officieren kon onderhou den. Dan echter Werd hij weer opgestoten en een schildwacht, met gevulde palroontaseli, wan delde Onder zijn venster heen en weer. Het scheen dus vrij hopeloos een plan lot ontvluchting te beramen. Echter de -vrienden van den gevangene gaven de hoop niet op, en zij bestoten hem althans de noodigc middelen le verschaffen, die een vlucht tegelegenertijd mo gelijk zouden kunnen- maken. Het was den ge- gevangene vergund te lezen en te studeeren, terwijl hem vrijheid was .gegeven de noodige lectuur uit zijn vaderland te doen komen. Dat stelde de vrienden in Frankrijk in staat hem hel noodige te doen toekomen. In de eerste plaats zonden zij dagelijks dén gevangene een pak couranten en tijdschriften, -zorgvuldig ver pakt en bijeengebonden door een sterk koord. Zonder verdenking werd dagelijks dit pak aan kapitein Lux overhandigd, men snuffelde het wel even na, maar daar de inhoud steeds slechts bestond uit zeer onschuldige bladen en tijdschrif ten, kreeg niemand eenig vermoeden, dat achter die dage'ijksche zending pog iels bijzonders slak. Toch was dat het gevat.. Z-oodra de kapitein zich onbespied kon a.chteiï, verborg hij het koord, dat om.de cpuVanten wasf gpbonden. Aldus kreeg hij de beschikking overeen flink louw, dat hem le pas zou kunnen komen, daar immers zijn kamer vijf zes meier boven den grond was gelegen. Een belangrijk hulpmiddel kwam zoo, zónder dat eenige verdenking bij de be wakers van den gevangene kon opkomen, in diens handen. Maar daarmee was hij nog niet geholpen, voor hel overige vonden de slimme vrienden e'chier eveneens een weg. Eens per week ongeveer zonden zij behalve de couranten, ook nog een dik pak boeken, en lussc-hen de banden van deze boeken, meest werken over Napoléon boa zouden de Duitschers kun nen gaan twijfelen aan de belangstelling van een T.fansch officier voor den groolen veldheer was Duiisch geld verborgen of ingenieus be werkte vijltjes en zaagjes, die den gevangene tot hulpmiddel zouden móeten dienen om' de traliën van zijn gevangenis te verbreken. Op de enveloppen der brieven, die kapitein Lux wer den toegezonden, was dan met een speciale on zichtbare inkt aangegeven in welk der deelen van de weldra le verwachten boek-enzending geld of werktuigen waren verborgen. Door de enve loppen even te verwarmen werd de inkt zicht baar en kon kapitein Lux kennis nemen van de mededeelingen zijner vrienden, zonder dat een der bewakers eenige verdenking kon gaan koesteren. Deze geheime correspondentie maakte het mo gelijk het plan der ontvluchting nader voor te bereiden. De gevangene werd langs den gebruik e- lijken weg levens een paspoort toegezonden, ter wijl hem eindelijk in het laatst van December de mededeeling toekwam, dat in den nacht van 27 op 28 December een automobiel, met een IIongaarschen chanteur, hem zou opwachten, in dien hij er in kop,, slaffivi, uil de citadel te ont komen. Dien nacht, zoo besloot kapitein Lux, zou dus de vlucht worden ondernomen. Dat was een onderneming, die ongetwijfeld groote vindingrijkheid en koelbloedigheid vereischte. De kapitein moest n,l. twee sterke binnendeuren forceeren, vervolgens een twee centimeter dikke tralie doorvijlen, en dan trachten dotor het hier mede afgesloten venster buiten te komen. Dank zij zijn langzamerhand bijeengebrachte zaagjes en vijlen slaagde de kapitein er in de hinder palen uit den weg te ruimen. Het sterke koord, dat hij uit de ineengewonden en aaneengeknoop te ooiurantentouwties had weten te fabrioeeren maakte het hem mogelijk zich uit het venster omlaag le laten zakken. Zoo kwam hij in den tuin. In vrijheid was hij toen echter nog niet. Voor een op eenigen afstand geplaatst hek, dat hij (nog Over moest klimmen wandelde een schild wacht heen en weer. Echter het geluk is imet den stoutmoedige, kapitein Lux slaagde er in achter den rug van den schildwacht weg te sluipen, -over het hek te klimmen.... en hij be vond zicli buiten de citadel. Op de afgespro ken plaats vond hij dc automobiel die hem in snelle vaart naar de Gos'.enr'jksche grens bracht. Aan een klein station, waar de sneltrein van Weeuen naar Mi'aan stopt, kwam hij tijdig genoeg aan om dezen trein te kunnen nemen. En eer zijn vlucht te Glatz ontdekt was be vond de kapitein zich dus in veiligheid. Aldus het verhaat van den Matin." Zooals gezegd de daad van kapitein Lux vindt in Frankrijk groote bewondering en vooral ook in EIzas-I.oIharingen, daar Lux van Elzassische afkomst is. iDe „Nouvelliste d'ALsaee Lorraine" viert de ontsnapping door de plaatsing van een gefin- geerden brief van Lux aan den gouverneur der citadel te Glatz, waaruit de vrootijke verrassing spreekt die de geslaagde vlucht van den kapi tein ook onder zijn eigenlijke landslieden wekte. In enkele Duitsche bladen is beweerd dat kapitein Lux op parool gevangen zat. Ka pitein Lux spreekt dit zelf verontwaardigd legen en de Fransche bladen wijzen er op (dat dit trouwens onmogelijk zou zijn, daar geen Fransch officier het recht heeft zijn eerewoord te geven. Dat is, zegt de Matin", in strijd met de reglementen en de eer van ons legier. Kapitein Lux heeft dus zijn woord niet ge broken, hij had volkomen het recht, zoo mer ken de Franschen op, om te pogen uit zijn ge vangenis te ontkomen. Een Berlijnsche berichtgever meldt: Nu door de autoriteiten te Glatz een onder zoek wordt ingesteld naar de ontvluchting van den Fr;) G-hen spion Lux, heeft het de aandacht getrokken, 'at begin December zich in Glatz vestigde een Fransche taalleeraar, die met oen Engetschman taallessen wilde geven. Deze Franschman logeerde in hetzelfde hotel, waaruit Lux zijn eten kreeg. De vraag is thans gerezen of de taalleeraar iets te maken heeft met Üe vlucht. In elk geval is het opgevallen, dat ook hij dadelijk na de vlucht van den kapitein Glatz verlaten heeft, onder het voorwendsel dat hij niet langer wilde blijven nu zijn Engelsche col lega niet gekomen was. De veronderstelling van de Parijsche bladen hoe het Lux getukt is te ontvluchten is door de autoriteiten te Glatz te- gespróken. Van alle paketten welke hij kreeg werd het touw afgenomen, zooiat hij op die manier geen touw in zijki bezit gekregen kan hebben. Waarschijnlijk is het touw hem gegeven door mililairen achter den rug van den com mandant om. De levensmiddelen die Lux liet komen werden vrij nauwkeurig onderzocht, doch niet altijd, omdat men veronderstelde dat Lux als man van eer niet aan een vlucht zou den ken. HET GALABAL EN EEN HAAGSCHE KRONIEK(?)-SCHRIJYER. De schrijver van de Haagsche Kroniek in de „Nieuwe Grom Ct." vertelt: „Vanavond is 't hofbal of de eigenlijke groote Nieuwjaarsreceptie ten Hove gehouden. Het was er stampvol en nog zelden was er in Noordeinde en alle omliggende straten zoo'n file van rijtuigen en auto's. De groote balzaal en de omliggende vertrekken waren smaakvol versierd en maakten in de schitterende electri- sclie verlichting een tooveraclitig effect. Men schat 't getal genoodigden op circa 1000, zoodat 't maar goed is, dat zij over vele zalen waren verdeeld. Gedanst is er zoo goed als niet. schoon de Kon. kapel opwekkende balmuziek ten gehoore bracht. De toiletten waren als steeds prachtig en de keur van gala-costuums, vooral van de diplomaten, de rijke uniformen van le ger- en marine-autoriteiten en de pracht van decoraties vet hoogden den aanblik. Onder de dames waren er, die zeer de aandacht trokken door den exejuisen smaak barer sieepkleeden en den rijkdom van haar diamanten tooi. H. M. deKoningin, die met den Prins en H. M. de Koningin-Moeder te 9 uur in de z-aal verscheen en een paar uren cercle hield om de gelukwenschen van tal van genoodigden, spe ciaal daartoe door haar geroepen, in ontvangst te nemen en die tegenover enkelen op recht har telijke wijze te reciproceeren, de Koningin zag er verrukkelijk uit. Zjj droeg een kleed van witte brocaatzijde met zilver gegarneerd, de schitterende diadeem op 't fraai gecoiffeerde hoofd en een verblindend scboone riviere om den hals. De Koningin-Moeder was in licht lila- satijn, met kanten overkleed verschenen. Beide vorstinnen hadden 't g roote li ut van den Ned. Leeuw om de schouders, evenals de Prins, die in ■admiraalsuniform was. Zeer laat in den avond, na een tournee langs de opgestelde rijen van gasten, verlieten de vor stelijke personen de zalen; toen werd er nog een weinig gedanst en aan de welvoorziene buf fetten veel eer bewezen. Tegen 12 uur waren ongeveer de laatste rijtuigen vóór. Men was er algemeen over uit, hoe prachtig 't feest was en hoe de beide vorstinnen en Prins zich met groo te beminnelijkheid met de gasten hadden onder houden." Men zou zoo zeggen, dat de Kroniekschrijver alles wel heel nauwkeurig heeft opgenomen. LX XXV. WIJDIXGSFORMULIER VAN EEK BEELD OF MEDAILJE. Voor Ide wijding van een beeld of medalje heeft de Kerk het volgende formulier voor geschreven De 'priester, staande en met ontbloot hoofd, bekleed met superplie, en stool, zegt: ,On,zt hulp is in den naam des Heeren. Die he mel en aarde gemaakt heeft. De Heer zij met u. En met uwen geest. Laten wij loei den. Almachtige, eeuwige God. die het niiet laakt, dat men de beelden (of afbeeldsels) uwer heiligen graveert of schildert, opdat, zoo dikwijls vftj ze met de ciogen des li- chaams aanschouwen, wij hunne handelingen en heiligheid ter navolging aan de ocgen' van ons geheugen voorhoudengewaardigl U, smeeken wij, te zegenen en te heiligen dit beeld (of afbeeldsel) vervaardigd tot eer en gedachtenis van uwen eengeboa-en Zoon onzen Heer Jezus Christus (of van de allerzaligste Maagd Maria-, de moeder van onzen Heer Jezus Christus, of van den zaligen X. uwen Apostel, of van den za ligen N. .Martelaar, of Belijder, of Opper priester. of Maagd): en vei-leen, dat ai wie met dit beeld voor oogen ootmoedig tracht te eeren en te vereeren nwen eengeboretn Zoon (of de allerzaligste Maagd, of uwen roemvoller) Apostel, of den Martelaar, of den Belijder of de Maagd), docr diens ver diensten en voorspraak van U genade voor thans en de eeuwige gelukzaligheid voor de toekomst verkrijge. Door Christus onzen Heer. Amen." Daarna, besproeit de priester het beeld of de medalje met wijwater. Jammer voor hem, dat de Koningin niet op het galabal is verschenen! ONBESCHAAFD PUBLIEK. De Hagenaars klagen er over, dat IT. M. de Koningin het grootste deel van het jaar op het Loo vertoeft. Maar, reeds meer is het opgemerkt dat dit zoo is, dit mag- niet verwonderen, zoolang het.Haag sche publiek zich zoo onbehoorlijk en onbe schaafd gedraagt. Zoo hadden H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins op Eersten Kerstdag zieh te voet naar de kerk begeven, om ook weer te voet naar het Paleis terug te keeren. Over deze wandeling schrijft het „Yad.": „Onzerzijds een opmerking naar aanleiding van het gedrag van het publiek, nadat H. M. de Koningin de Kloosterkerk had verlaten. „Zooals gewoonlijk had zich voor den hoofd uitgang een groote menschen-menïgte verza meld. Ergerlijk was het echter, dat velen van dezen met de Koningin medeliepen, terwijl an deren zich bij hen voegden, zoodat H. M. weldra geëscorteerd werd door een groote mensohen- menigte, die de Vorstin volgde op hare geheele wandeling langs bet Voorhout, den Langen Vijverberg, den Kneuterdijk en de Heulstraat naar het Paleis in het Noordeinde. Het was een ergerlijk schouwspel, en wij zouden het volkomen kunnen begrijpen, indien FT. M. de Koningin voor de genoegens van zulk eene wandeling verder bedankte." REDDINGWEZEN. De Minister van Binnenlandsche Zaken hectt zijne medewerking verleend voor een door den bond „Het Oranjekruis" te houden enquête in zake het reddingwezen in Nederland en daartoe de burgemeesters der gemeenten door tusschen- komst der Commissarissen der Koningin uitge- noodigd een vragenlijst in te vullen. Vragenlijst, betrekking hebbende op bestaan de organisaties, inrichtingen of regelingen op het gebied van liet reddingswezen en eerste hulp bij ongelukken (aan de kust, aan de bin nenwateren, bij de spoorwegen, de mijnen, eerst»; hulp bij ongelukken in engeren zin). Voor de grap. Een koloniaal, die sedert eeni gen tijd uit zijn garnizoen wordt vermist en die onder verdenking staat van het verbrijzelen van een ruit en diefstal van een paar schoenen, was op Oudejaarsavond met een paar jongens uit Zutfen uit geweest; hij stelde aan een hunner UMjILLfc. i O Ni 99 99 99 4) «Ik smeek u, mylord, blijf daar niet aan de deur, bet is uiet veilig, waarlijk, het is niet veilig", drong John herhaaldelijk. „Waarom wilt ge mo dan niet zeggen wie tniju brief naar Slrctton beeft gebracht?" vroeg de jonge man met koortsig ongeduld. „Mylord „Zeker, de een of andere lomperd, die den W()g 'dót heeft kunnen vindenof wtissebien mij verraden heeft." „Mylord, antwoordde de.smid, heb ik u niet gezworen dat uw briel' is toevertrouwd aan handen, waarin ze even veilig zijn als in de houten?" „Maar ik heb geen rust voor ik weet wie mof 1 v Ik wil liet weteu". voegde hij er bij ■et dien plotseling bevelenden blik, welken i bp7i t - - rettons, vele geslachten door, hebben 136 oude eerbied van den onderge- i kai-f- n--V0<T Mjn lieer leefde sterk in John's nail; h,j zwichtte. zuchHn1U"Itntli aIs Ke "iet eer tevreden zi.it", mei weet 7? 'tu 7eggeu> sclioon de ho- baar is als m»2'jn veiU^h.eJd m.« dior- waard dun mijn e7ge~»b£udea z,Jl1 m,J meerj „Wie was liet?" vroeg de jonge mail gretig. „Ik vertrouwde uw brief voor Lady Pa tience, aan Beau Brocade, den struikroover. In een oogenblik was Pliilip opgesprongen; schrik, verbazing, afschuw, beletteu hem voor eenige oogenblikken het spreken, maar oen greep },jj tjen smid bij zijn arm eu als snikte °hipnti' Rf'f'achteloos. onredelijk kind, „Beau Brocadpi' ,j„ leven, mijn eer in ïiandeu vpTI Zijt ge gek of dronken, Jobn Itichr r°°V01'' „Geeu van beiden, Mylord", antwoordde Jolin eerbiedig, intusschen den jongen Lord onbevreesd aankijkend. „U kent Beau Bro cade niet; er zijn geen vertrouwder handen dan de zijne. Hij kent eiken duimbreed van de beide en bij vreest mensch nocli duivel". In weerwil van zichzelf kwam Philip onder den indruk van den overtuigenden toon van den smid waardoor zijn opgewondenheid .vat bedaarde; toch bleef hij nog onder den in vloed van niet begrijpen, en een vaag ver moeden van gevaar en verraad. „Doch eeu roover!" herhaalde hij werktuigelijk. Ja, eu tevens een edelman!" antwoordde John niet vaste overtuiging, „zoo goed een heer als er ooit een was, en niet de eenige die in deze harde tijden langs den weg meet zwerven", volgde hij er in stilte bij. „Maar hij is een dief, John! Een man die misschien mijn brief verkocht lieeft, of mijn verblijfplaats verraden! „Een man, Mylord, die eer onder de groot ste martelingen atop sterva^. dan zoo iets doen." De vaste en ernstige toon van den smid scheen het laatste overblijfsel van Philips toorn te verjagen; toch was hij nog niet ge heel overtuigd. „Een romanheld, John, deze roover van je", lachte hij bitter. De goede John krabde zicli in bet donkere krullende baar. „Neen", zeide bij wat verlegen. ,ïk weet van romanhelden, zooals u 't noemt, niets af. Maar ik weet wel dat Beau Brocade een vriend van de armen is, en dat niemand uit ons dorp de hand op hem zou leggen, al kou hij dit, zelfs niet voor de honderd guinjes, die de regeering als prijs op zijn hoofd heeft gesteld. 'Het schijnt dat liij vijfmaal meer waard is da.n ik", zei Philip zuchtend. Maar, voeg de hu er hij met een plotseling terugkeeren van zijn koortsigen schrik, „indien hij in den afgeloopen nacht eens gepakt was met mijn brief in zijn bezit „Gepakt- Beau Brocade gepakt!" lachte Jolin Stich, neen Mylord, dat zouden al de soldaten van den hertog van Cumberland niet gedaan krijgen! Daarenboven weet ik dat bij niet gepakt is; ik zag hem op zijn kastanjebruin paard juist vóór dat de korpo raal hier kwam. Ik boorde hem lachen, waar schijnlijk om de roodrokken. Neen Mylord, wees niet bevreesd, uw brief is op dit oogen blik in banden van uw zuster, daar wil ik mijn leven op verwedden. Ik moest iemand in vertrouwen nemen, Mylord", voegde hij er na een poos bij, daar Lord Stretton opnieuw in somber stilzwiigeh verzonken was. „Ik kon alleen niets voor u doen, en die brief van u moest aan Lady Patience bezorgd worden. Ik wist bijna geen raad, maar Beau Brocade kou ik vertrouwen, en uw geheim was bi.i hem even veilig als bij mij". Philip zuchtte diep. „In orde, vriend John! ik geloof 't. Ik ver- troi#v n en uw vriend, en ik zal u beiden! dankbaar zijn; heb daar geen vrees voor! Wie ben ik-, slechts een ellendig schepsel, dat door eiken schurk mag worden doodgeschoten", i Maar John Stich was ten einde met ziju beweringen; nooit een man van veel woor den zijnde, was hij alleen spraakzaam gewor den toen bet zijn vriend gold. Philip trachtte zich vriendelijk en overtuigd voor te doen, maar inwendig vervloekte hij zijn gedwon- j gen werkeloosheid en het zijn in die donkere stoffige smederij. Hij had twee dagen doorgebracht onder het j dak van den smid en het scheen hem toe als of de uren voorbij kropen; toch deed elk gc-i luid, elke voetstap, zijn zenuwen trillen van ziekelijke vrees en ook nu, bij het liooren van een hakkelende stem op den weg, kroop hij treurig en moedeloos in den donkersten htfek vau de hut JOCK MIG GS, DE SCHAAPHERDER. „Ben je thuis, baas Stich?" Een kluchtig, ineengeschrompeld mannetje stond aan de deurpost en keek voorzichtig door een kier naar binnen. In een oogenblik was Jolin Stich op zijn hoede. „Sst!" fluisterde hij snel, „wees niet bang Mylord, bet is maar een onnoozele man uit het dorp". M „Zei je dat je niet thuis waart, baas Sticli? zeurde dezelfde hakkelende stem. „Ik eer- stond je niet." „Jawel, jawel, ik ben bier Jock Miggs. kom binnen", zei de smid hartelijk. Jock Miggs kwam binnen, zoo weinig k- ven makend en zoo weinig plaats innemend als maar mogelijk was. Hij droeg een versle ten kiel en smerige fluweclen broek, en toen bij zijn' gedeukten vilten hoed afzette en iu zijn dunne (ouwkleurigc baren begon te i,:n li- ben, lag er over zijn heele verschrompelde, verlegen persoonlijkheid iets dat de lachlust opwekte; ofschoon nog jong, waarschijnlijk niet ouder dan dertig, vertoonde zijn gezicht evenveel naden en groeven als de doorploeg de wegen der Brassinger heide. „Morgen, baas Stich, morgenzei hij weifelend en als om zieh te verontschuldi gen; toen bleef hij staan om met duidelijke bewondering te kijken naar den breeden rug van den smid en zijn sterke armen die den zwaren hamer hanteerden. ,,'nMorgen, Miggs," antwoordde John zin der op te kijken van zijn werk, ,hoe gaat het met de oude vrouw?" „Weet niet, baas Stich", zei Miggs bet hoofd schuddend. „Ik geloof slechthelzellde als gisteren", voegde hij er wat vroolijkerbu „Wel, wat is er gaande?" „Weet niet, baas Stich of er mts ga-'11 is", verklaarde Joek Miggs na lang/r

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5