ALLERLEI.
De vinder zal beloond
worden.
Een verschrikkelijk drama,
lust erin komt miasctnien weer; Wij den vlie
ger kan het noodlot terugkeer en. Maar hoeft
de moed hem verlaten Zou de man, eenmaal
in de lucht zijnde, daarom een minder be
kwaam vlieger zijn, als hij geen lust in 't
vliegen had bij 't opstijgen. Ik zeg: neen.
liet zoogenaamde verliezen van den moed
ts de afkeer tegen het opzettelijk gevaar-
Ioopen. waarin men zich vroeger opzette
lijk heeft begeven.
Deze lust, om de gevaren in alle ta,kken
van epert te weerstaan, is nu wat men in
't gewone spraakgebruik onder moed ver
staat. Het is een eigenaardig verschijnsel,
dat hetgeen de een met genoegen doet, de an
der vreest en omgekeerd. Ik ken iemand,
die beslist pleizier heeft in een ba-llontocht
en met genoegen een auto met een 80 mijl-
vaart bestuurt en toch bij de aansporing
cm een paard te bestijgen en eenige hinder
nissen te nemen, verbleekt. Insgelijks zijn
er kranige ruiters, die alles liever doen dan
in een ballon stappen of in een auto zitten,
die een vaart van 80 mijl in 't uur heeft.
Hoe kan men in deze zaak tot de kern
doordringen Mjant terwijl A. den moed
heeft verloren om te vliegen, volgt daaruit
nog niet dat hij den moed om te rijden
kwijt is of omgekeerd. Ik herinner mij. dat
vroeger vototr de groote autowedstrijden al
tijd tientallen ongelukken, waaronder een
paar met no'odlottigen afloop gebeurden,
door te snel rijden van privé-auto's. Deze
gebeurtenissen hadden op mijn verbeelding
altijd de uitwerking, dat ik mij voornam dat
dit de laatste auto-wedstrijd zou zijn, als
hij voorbij was, zou ik deze sport er aan
geven. Ik „verloor den moed" zoozeer, dat
ik er akelig van was bij den start. Maar
gleed de straatweg eenmaal als een banid
ender mijn .auto weg en Zag ik voor mij uit
een andere auto, dan was 't gevoel weg en
niets was nu sterker dan de hoop, dat als
deze wedstrijd achter den rug was, er een
nieuwe mocht komen, waarbij ik ineer ge
luk had.
Ik heb' het geluk gehad de pioniers der
vliegkunst in Europa aan het werk te zien
en met hen aan het werk te arbeiden, dat
door hen jaren als een onmogelijkheid werd
beschouwd en met den steen der wijzen en
't maken van goud gelijk gesteld werd. Het
ligt niet in den opzet van dit artikel het
karakter van menschen als Santos Dumont,
Parmant. Blériot, Ferber, Del a,grange te
analyseereneenigen van hpn vatten 't werk
als sport, anderen beschouwen ze Vajn een
zniver wetenschappelijk standpunt, weer an
deren dachten aan mogelijk te behalen winst
maar allen waren 't er over eens, da.t er
een groot gevaar in was; zij ignoreerden
evenwel het gevaar, spraken er luchtigjes
erverheen. maar zij wisten, diat zij zich met
de verovering van een element bezighiel
den. dat onder hen menig offer z'ou eisehen.
LWjat echter den moed betreft, staJat in
mijn geest aian het hoofd en in Volkomen
klaarheid de figuur van den meester der
vliegkunst: [Wilburg /WHght. Jaren lahlg
hadden hij' en zijn broeder van zhiver weten
schappelijk standpunt het probleem bestu
deerd door bijna iedereen werden zij uitge
lachen en toch waren zij vol goed vertrou
wen. [Men stelle zich hen voor, toen hun
eerste mechanisch gedreven glijiapparaat, on
dersteund door een gnoot, gewicht en drij
vende kracht van den schroef da rails af
liep. jOp het papier theoretisch dus, moest
3e machine vliegen; een van hen zet den
elevator aan'. ,de machine stijgt in de hoog
te en voor de eerste maal sedert de wereld
bestond.heeft een fhensch uit kracht zijher
beheersching der mechanica een dynamische
vlucht gemaakt.
Ik zie Wilburg WHght neg, zdolals toen
maals bij Le Mans, onverstoorbaar, de dui
zenden van toeschouwers ignoreerend, alle
gedachten bij zijne machine, een man wiens
lichaam door een hoofd wordt bestuurd, da.t
hem den dienaar Van, Zijn geringsten wenscth
maakt.
Een telegram uit Amerika meldt, diat 'Or-
vile Wright, zijn birocder, bij een, met lui
tenant Selfridge voor het leger gedane proef
neming gevallen en bijna gedood is, terwijl
Selfridge het leven erbij gelaten heeft. Ho©
werkt nu zulk een bericht op dezen man
in? Twijfelt hij aan de mogelijkheid van zijn
machine en van 't vliegen in 't, algemeen?
[Wóndt hij vodr korten tijd angstig? Wordt
er invloed op zijn moed geoefend? Laten
wij hem volgen en we zullen zien, hoe hij
den avond doorbrengt, waarop de vreeselijke
mogelijkheid bestond, dat zijn broeder, zijn
deelgenoot bij al zijn pogingen, ligt te ster
ven. Hij gaat naar zijn machine, ziet den
motor na, laa.t hem een tijdlang loopen, ver
bindt de draden van 't roer aan de machine
(men meende indertijd dat het ongeval van
zijn broeder was veroorzaakt doordat deze
draden dc schroef in het ongereede hadden
gebracht) en g-ing toen naar bed.
Den volgenden dag heeft Wilburg Wright
den langsten, toen nog ooit met een vliegma
chine gedanen. tocht gemaakt, waarbij hij
meer dan een uur in de lucht is gebleven.
Als voorbeeld van moed is deze prestatie
naar mijn gevoelen een van de meest bui
tengewone, die men zich denken kan. Ana
lyseert men ze, dan zal men toegeven, dat
alle verschillende vormen van moed hier
werden aangetroffen maar gelaten, zander
vertoon of gemoedsb-ewegnig heeft een man
zich meester getoond over al die vormen, die
man was Wilburg Wright!
De heer Johan Moor stond, met den hu -« ra
tel in de hand, peinzend te kijken naar een
tamelijk vullen foxterrièr, die met vragendenn
blik vóór hem bleef staan.
Ik kan dat kleine leel-ijke monster maar niet
weg krijgen," riep hij uit.
„Honden hebben toch belachelijk veel! van de
menschen. Klopt men ze even op den kop, idan
meenen ze voor hun leven geborgen te zijn.
Ik heb dat dier in het park even met mijn
stok gestreeld, en nu is hij niet van mij af te
slaan."
De kleine hond keek op naar Moor en be
gon zenuwachtig te janken.
„Hij heeft wel iets van Robinson, die één
van zijn theatrale gedichten voordraagt, peins
de Moor. „Mijn beste vriend ben je zoo (dich
terlijk of heb je alleen maar honger'?"
De terrier liet een kort vroolijk geblaf hoo-
ren en sprong het huis in.
„Je bent toch een alleraardigst b'eest, dat is
zeker," zeide Moor, „ook al ben je wat vuil.
Nu, je zult je middagmaal hebben, terwijl ik tmij
kleed voor het mijne", en nog steeds door (den
hond gevolgd, betrad hij zijn vrijgezellenwoning.
„Zie eens, Schuurman," zeide hij tot zijn be
diende, „ik1 heb dezen hond ten eten gevraagd.
Geef hem al wat hij noodig heeft en als je hem
dan het huis uitjaagt, moet je hem niet al te
ruw behandelen."
Schuurman keek alles behalve vriendelijk te
gen den gast, die aldus bij hem werd geïntro
duceerd. „Mijnheer is toch een zonderling
mensch," zeide hij bij zichzelf; „altijd brengt
hij een of ander ondier mede om zijn mooie
nette kamers in wanorde te brengen."
Johan Moor vond in het hotel waar hïj ging
dineeren, een aangenaam gezelschap, zoodat hij
al zeer spoedig den kleinen foxterrier vergat.
Toen hij 's avonds laat thuiskwam evenwel, vond
hij den gewoonlijk zoo kalmen Schuurman bui-
gewoon opgewonden.
„Och, mijnheer," stamelde hij', „u herinnert u
zeker wel den hond, dien u vanmiddag mede
naar huis hebt genomen ?'-' i
Moor herinnerde het zich.
Wel, mijnheer, die hond is een vreesdijk beest.
Toen ik hem wilde wegzenden, verkoos dat
beest toch maar niet te gaan en verstopte zich
onder de sofa. Ik riep de kinderen toe, dat zij
hem er onderuit moesten halen, maar de arme
stakkers kregen niets te zien dan zijn tanden.
Wij konden er hem werkelijk niet onder van
daan krijgen, mijnheer. We. daar komt hij nu
aan, alsof er niets gebeurd is. Weg leelijkerd!"
Moor lachte, want hij was in een bijzonder
goede stemming, „Zóó, ben jij zoo koppig," zei
de hij tot den hond. Nu dat doet cr niets toe.
Als je dan toch zoo gaarne hier wilt blijven,
zal ik' je nog maar een poos houden, maar je
moet eerst gewasschen worden, Schuurn i, zie
iemand te krijgen, die den hond wil wasschen
en breng hem dan naar de schuur. Goeden nacht,
mijn beste hond; ik ga naar bed."
Toen Schuurman den volgenden morgen de
kamer van zijn heer betrad, was het hem dui
delijk aan te zien, dat hij zich zeer gegriefd voel
de. „Die hond, mijnheer, begon hij, „wij moes
ten hem met ons drieën vasthouden, terwijl hij
gewasschen werd. En ten slotte heb ik hemt
nog zelf moeten wasschen. En toen hij schoon
tvas, wilden wij hem in de schuur opsluiten,
maar wij konden hem dien kant niet uitkrij
gen. Hij gaat naar hoven en vlijt zich neer
op de mat vóór uw kamerdeur."
Schuurman opende de kamerdeur, en daar
lag de hond werkelijk nog.
„Mijn hemel I" zeide de jonge man, „die wasch-
partij heeft je goed gedaan, oude jongen, 't Is
een echle rashond Schuurman; ik geloof, dat het
een lersche terrier is."
Op hem toetredende pakte hij den hond bij
één oor op en tilde hem in de hoogte. Dat
„vreeselijke beest" liet weliswaar zijn tanden
zien, maar het verzette zich in 'i minst niet.
„Een lersche terrier, dat is zeker," zeide Moor
hem eer o;> den grond zeilende, 't Lijkt we)
een echte rashond, en hij is dapper genoeg om
een grooien hond aan te vallen. Mijn kleine
vriend, je bent een wonder. Schuurman, dek
voor twee."
Onder 't ontbijt keek Johan Moor de cou
ranten door. Toevallig viel zijn oog op de koLom
„Verloren", en daar ontdekte hij ongeveer mid
den in, de volgende advertentie.
Verloren: een grijze lersche terrier, luisterend
naar den naam „Quick." De vinder zal be
loond worden, Adres Minerva B, Heerengracht
455c.
Moor keek naar den hond, die juist een lek
ker kluifje oppeuzelde, ,,'k Zou wel eens wil
len we'en of dit de terrier is van Minerva BA
zeide hij. Dan plotseling en bijna fluisterend
zeide hij, „Quick."
De hond liet zijn kluifje vallen, ging rechtop
staan en spitste zijn ooren.
„Quick," mompelde Moor nog eens, en nu
sprong de terrier op zijn schoot.
„Wat is een courant toch een wonderlijk ding,"
peinsde Moor, zijn ontbijt vervolgende. „Nu ben
ik wel genoodzaakt Minerva B. te doen weter.
dat haar lieveling gevonden is. Minerva is zekei
een oude juffrouw, die er een heele verzameling
honden op na houdt. Alleen een oude juffrouw
adverteert onder den naam „Minerva". Is dat
niet waar, Quick?"
Quick knikte met zijn oogejn, als om zijn
instemming met die woorden te kennen te geven.
Moor s'chreef een briefje aan Minerva B., oir
haar mede te deelen, dat hij een hond gevon
den had geheel overeenkomende met de door
haar gegeven beschrijving. Indien mej. B-. iemand
kon zenden oan het dier te identificeren, zou
hij den hond dadelijk mede geven.
Nadat hij den brief op de post had laten
brengen, ging Moor op weg naar de sociëteit.
Maar nauwelijtks was hij bij den hoek van den
straat of de onafscheidelijke Quick was vlak ach
ter hem. Hij nam nu den hond mede naar een
winkel en kocht een mo-oien koperen halsband
voor hemdaarna gingen ze te zamen naar de
sociëteit. 1 t
Thuisgekomen van hun gemeenschappelijk uit
stapje, vonden zij Schuurman in de spreekkamer.
„Mijnheer", zeide hij, „boven is een dame, die
zegt, dat deze hond haar toebehoort."
't Was hem aan te zien, dat hij het aanstaan
de vertrek van „dat vrees el ij|ke beest" volstrek'
niet betreurde. i_
„Zoo, een dame?" dacht Moor. „Dan is Mi
nerva B. zeker zelf gekomen. Zog aan die diame,
dat ik dadelijk bij haar kom", vervolgde hij
tot Schuurman.
Onder dat gesprek was Quick naar boven ge
slapt en de zitkamer ingegaan, vanwaar nu uit
roepen van vreugde en liefkozingen weerklonken.
„Minerva heeft haar verloren lieveling terug
gevonden," zeide Moor. „Ik dien n-u wel naar
boven te gaan en haar te zeggen op welke wijlze
de hond hier is gekomen. Vervelend genoeg te
genover zoo'n oude juffrouw."
De zitkamer binnenkomende, was Moor even
wel één en al verbazing. Op de sofa, met haai
armen om den ontrouwen foxterrier geslagen zat
een jong meisje, het mooiste en aardigste jonge
meisje, dat hij ooit had gezien. Zij stond ver
legen op toen hij binnenkwam en zij zeide; „Mijn
heer Moor, niet waar?"
Moor maakte een buiging- en gaf een wanhopif
verward verslag van het gebeurde met Quick.
„Hoe vriendetijk van u om zoo goed voor
hem te zorgen," zeide zij. „Hij is bijna drie
dagen weg geweest. 'Mijn vader, professor Biel-
mont, nam hem mede naar de plantage en heeft
later geheel vergeten naar hem om te zien."
„Toch niet, professor Behnont, de Egypto
loog? Dien ken ik wel, maar ik denk niet, dat
hij mij zal herkennen.'-'
„Vader heeft een zeer slecht geheugen," zeide
het jonge meisje glimlachend. U weet niet., hoe
blij ik was, toen ik zoo straks uw schrijver
ontving. Ik was geheel alleen thuis; en daar ik
verlangde naar mijn lieven Quick) ben ik dade
lijk hierheen gegaan. Uit uw schrijven had il
tevens opgemaakt dat u een goedige oude heer
waart" v -
,-,-Dat is grappig," hernam Moor, want ik flac.ht
dat u een oude dame was. Ik gelóóf dat het
kwam door den naam waarmede u uwe adver
tentie onderteekende."
„Maar ik heet werkelijk Minerva," zeide zij.
Mijn vader heeft mij dien n'aam gegeven, in de
hoop dat ik zeer verstandig zou opgroeien. Ik
vrees evenwel, dat hij daarin teleurgesteld is.
want hij noemt mij nu maar eenvoudig Minnie."
„Ik heb Quick vanmorgen aan verscheidcr
kenners laten zien," merkte Moor op, „en zi
vonden het allen een bijzonder mooicn hond."
„Ik geloof dat hij van echt ras is," hernam
mejuffrouw Belmont. „Maar hoe dat ook zij, u
hebt er toch maar een geduc!hten last mee genad,
hoewel ik ter eere van Quick móet zeggen, dat
lij zich -nooit vuil maakt."
Moor kon een g'imlach niet weerhouden, toen
lij er aan dacht, hoe innig vuil de hond er
3en vorigen avond had uitgezien. Maar dat was
een geheim tusschen hem en Quick.
,,'t- Is mij een groote eerj dat Quick mij
als zijn pleegvader heeft aangenomen," zeide hij,
„en ik hoop, dat onze vriendschap, die zoo on
willekeurig is ontstaan, niet voor goéd zal worden
afgebroken.
Ik zal vragen of professor Belmo-nt mij wil
toeslaan dat ik nu en dan eens naar mijn klei
nen vriend kom informeeren."
Ja, dat moet u doen," hernam mejuffrouw Bel
mont levendig. „Daar doet u Quick en mij zeer
veel genoegen mede. Maar nu moet ik heengaan,
anders zal vader zich misschien nog ongeruster
maken of hij mij ook evenals Quick hier of daar
heeft achtergelaten."
Toen het rijtuig wegreed, had Minerva haar
arm om den h-ond geslagen.
Moor volgde dat bekoorlijke groepje, to-tdat het
rijtuig een hoek omsloeg.
Dan zijn huis binnentredende mompelde hij
glimlachende: „Dat is inderdaad een ruime be
looning. Wat een bijzonder lief meisje is, dat
en daarbij zoo hoogst eenvoudig."
„Onze hond", zooals de heer en mevrouw
Moor Quick noemen, heeft na dien tijd nooit
meer in de schuur behoeven te slapen. Hij (geniet
integendeel alle voorrechten, die r»en een hond
maar kan geven. En hij draagt zijn voorspoed
met de noödige waardigheid, maar iedereen er
kent ook dat hij het volle recht heeft om
trotsch te zijn op de wijze waarop hij den heer
en mevrouw Moor met elkaar in kennis heeff
gebracht.
D© Gleneajstop had te 'CalcPtte een ijze
ren kooi met vier prachtige Benga-alsche tij
gers en .een kist met drie zeer vergiftige
slangen aan boord genomen, alle bestemd
voor den zoölogischen tuin te Berlijn. De.
kooien, werden tusischendeks geplaatst. In den
beginne ging' alles opperbest, de o-ppasser,
sen Indiër uit Bengalen, voederde twee of
driemaal daags, de aaln .zijn zorg' toever
trouwde dieren, die zich heel rustig hiel
den. klaar op zekeren dag toen men de straat
van Malakka zou invaren:, had de Indiër
zich bedronken en vergeten de dieren hun
voedsel te geven. 1
Den volgenden nacht hoordé meri plotse
ling tusBCihendeks een verschrikkelijk gebrul.
De uitgehongerde tijgers trachtten op die
manier, het hun toekomende Voedsel te krij
gen. 't Scheen wel of .zij elkander wilden
verslinden, en hun woede nam al brullende
tce. Plotseling braken de ijzeren stoven van
hun kooi en de woedende dieren stormden
naar buiten, in een paar sprongen' waren zij
o-p het dek.
De tijgers 'zijn los!.... de tijgers zijn
Los! klonk het. van alle kanten.
Die kreet wekte ook de passagiers, die
rustig in hun hutten sliepen, maar kapitein
Ba-lton verloor geen oogenblik zijn "tegen
woordigheid van geest en dreigde ieder neer
te schieten', 'die het durfde wagen zijn hut
te verlaten.
De geheele Bemanning aJatn dekd Beval
hij. Men gehoorzaamde. D'e vier tijgers Blijk
baar verwonderd niets dan de onstuimige
zee rondom zich te zien, waren naar ajoh-
ter gevlucht en kapitein Ba-lton wapende
zijn v-olk.
Met liw Verlof, mijnheer zei-de 3e twee
de stuurman, laat mij de jacht leiden, ik ken
die dieren.
Ga uw gang! zeide de kapitein.
Dan moeten acht mannen, de Beste
scherpschutters in het want klimmen, lang
zaam richten, en op een gegeven teek en.
allen tegelijk Vuur geven/
Het voorstel van den tweeden' stiiuman
werd uitgevoerd; de vier tijgers) half ver
suft door 'de ongewone beweging rondom
hen'. Bewogen zich niet. Acht mannen klom
men langs de touwladders naar Bo-ven.
Vuur! kommandeeiide ka-pitein Balton.
Vcht -schoten knalden tegelijk door de lucht.
Twee der tijgers vielen dcodelijk1 getroffen
neer: de derde die gewend werd. sprong
r-p het dek, terwijl 'de vierde, die dicht, Bij
zich een matroos op een ladder gewaag werd,
den man in een enkelen ruk naar Beneden
wierp.
Het arme slachtoffer was spoedig uit- zijn
lijden', want de schok, die het vreeseliike
andier hem toebracht, was-zoo geweldig, dat
man en dier in zee melen en verdronken;
de andere tijger, werd niettegenstaande hij
zich wanhopig verdedigde, met revolver
schoten en bijlslagen afgemaakt, terwijl be
neden de pa-ssagiers rildenvan ontzetting
en met ingehouden adem na,ar het drama-, dat
zich boven hun hoofden afspeelde, luisterden.
Eindelijk was de tijger dood en kon de
tceistand der gekwetsten opgemaakt warden
negen matrozen warengewond, waaronder 4
heel ernstig, terwijl kapitein Balton zelf
een vleeschwond a-an den linkerarm gekre
gen had. De passagiers werden gerustgesteld
en de -doode dieren weer maar hun kooi terug
gebracht. Ma,ar daar tusschendeks, wachtte
een nieuwe schrik
De tijgers hadden door hun woeste Bewe-
1 gingen ude kist van de slangen ingetrapt,
en twee van die kruipende dieren waren
reeds ontsnapt. De kapitein deed de ma
trozen onder cede beloven, die ontdekking
geheim te houden om de passagiers niet te
verontrusten en nu begon een langzame, ge
duldige jacht op de gevaarlijke dieren. 'Over
al werd gezocht; in eiken ho-ek van het
tuisschendek werden schotels met melk ge
plaatst, maar drie dagen lang was al die
moeite tevergeefs de slangen waren niet
te vin-den. De kapitein bewaarde een som
ber stilzwijgen en z;aig er z-o-o- bezorgd uit,
dat het de aandacht van de passagiers trok,
die op ,a! hun vragen „wat hem toch scheel
de", slechts een kort „och nietsten ant
woord kregen.
'Op zekeren nacht, toen hij1 met een der
passagiers. .Barbrez genaamd, op het dek
stond te praten, kwam de hofmeester naar
hem toé en fluisterde hem iets in het oor.
De kapitein kon een kreet van schrik niet
weerhouden en Volgde den man op den voet.
Helaas! er w-as reden voter, wapt mijnheer
BarBrez had, toen hij maar Boven ging, zijn
hut opengelaten," de twee slangen waren maar
binnen gekropen en hadden zijin zoop, pen
jongen van twtalf jaar, geheten,
't Is onmogelijk, om den doodstrijd van den
knaap en de smart van den vader te Be-
scrijven. De kapitein doodde de ondieren
met eigen hand. Green wonder voorwaar, dat
kapitein Balton hardnekkig weigerde in het
vervolg ,ooit meer verscheurende dieren aan
boord te nemen.
DE ACHTERUITGANG EN ONT
BINDING VAN. HET JO.ODSDHE BAS.
Het tijdschrift„Vragen van den Diag"
geeft interessante beschouwingen aangaande
het hand over hand toenemende ontbindings
proces :van het Jooldsohe ras. Ziederoogen
bespeurt men, hoe het eens zoo vaste geho-uw
van het Joodsehe ras, hetwelk zich staande
heeft gehouden gedurende alle eeuwen der
geschiedenis, begint af te Brokkelen. Doop
en gemengde huwelijken dunnen de rijen der
Joden in toenemende mate, en te zwaarder
wordt dit verliest, wijl wegens den achteruit
gang der geboorten ander de Joden de ge
dunde [rijen niet meer warden aangevuld. Tot
nog toe was dit afbrokkelingsproccs alleen
tot midden- en west-Europa beperkt; voor
enkele jaren kon men noig de meening koes-
teren, dat "de zes millioen Joden aian den
overkant van iden (Wieicihsel er niet door wer
den aangetast. Sedert is de revolutie, over
Rusland gevaren, en zij heeft aangetoond,
hoezeer de maatschappelijke bovenlaiag der
Joden bereid is, door het opofferen van hun
nationaliteit zich in het Russendom op te
lossen. Door dit proces wordt het laatste
hechte bolwerk van het Jodendom in Ojost-
Enropa ondermijnd.
Vele momenten werken samen, om het ver
loop van dit proces te begunstigen. Met de
Voortgaande uitbreiding van handel en nij
verheid onder de Christenen heeft de con
centratie der Joden tot enkele bcdrijiven op
gehouden. De tijd, dat sommige beroepen
bepaald eigenaardig .Jotod-sche bcro-cpen wa
ren. is voorbij, in het Westen reeds langer,
en in het Oosten gaat da,t voort. Het samen
gaan van Joodsehe kinderen met Christelijke
op 'dezelfde scholen, wat vroeger minder hei;
geval was. omdat zij daar geweerd werden,
heeft eveneens tot afslijting der Joodische
eigenaardigheden geleid. Bovendien wordt
door den verminderden eerbied voor de over
geleverde religie, door het wegslinken van
het .Joodische jargon voor de landstalen, en
door de aanzienlijke emigratie van Joden -uit
Oost-Europa naar Amerika,, de band, die de
individuen aap de Joodsehe gemeenschap
hechtte, losser gemaakt. Dalardoolr wotrdh' dc
verleiding voor" de Joden stcelds grooter, om
geheel in andere natiën o-p te g-aiap en daar
door hun kinderen de vond celen te verze-'
keren, welke er aan .verbonden zijn, to-t de
heërschen-de bevolking en religie van der
staat te behooren.
Overziet men het huidige Jodendom oindei
de inwerking van het ontbindingsproces, dan
z-ijn hierbij vier klassen te, onderscheiden.
De eerste en talrijkste zes millio-er
zielen bevattend wordt gevormd door de
Joden, die eerst in den laat sten tijd met de
moderne ontwikkeling in aanraking zijn gje-
komen, (Joden uit Rusland, Galicdë, .Marok
ko, Azië, Turkije). Zij bezitten nog éen -eiger
omgangstaal, putten hun wetenschap uit dc
oud-Jo-cdsche literatuur. Meest zijn het klei
ne kooplieden en handswerklui, die in so
bere omstandigheden leven. Het aantal kin-
deren is er zeer hoog.
De tweede groep op drie millioen ge
schat spreekt naast het Joodsehe- jargon
oo-k de landstaal. Zij zijn minder onverdraag
zaam en volgen ©enigs,zips de Christelijke
gewoonten en opvattingen. Hun kinderen
gaan notg o-p de Joodsehe scholen, maar opt-
vangen naast het godsdienstig ook weten-,
schappelijk onderwijs.
Dc dorde groep die twee millioen zie
len telt heeft zich groe tend eels, losge
maakt van de J-ood-sche ritualiën. Ze spreekt
uitsluitend de landstaal., de kinderen bezoe
ken openbare scholen.' 'Op hoo-ge feestdagen
wordt nog de synagoge bezochtmeestal
wordt een Jodin totechtgenoot© gekozen.
Eveneens, wordt de besnijdenis in eere g*e-
houden.
De vierde categorie op een millioien ge
schat heeft met het Jodendom geheel ge
broken. Gemengde huwelijken of overgang
tót het Christendom komt onder hen veel
voor. In dezen kring, waartoe de rijke J'oden
in de groote steden en de academisch ge
vormde Joden van alle landen behooren.
wordt voorts het twe-ekindrrstolsel veel ge
hul'digd.
Hoe gpoiot de toename ën afname der Jo
den steeds geweest is, valt niet juist te zeg
gen. eerst in den laatst en tijd kent men het
aantal Joden eenigszins nauwkeuriger. Rup-
pin schat het aantall op ruim 11.5 mildioepl,
1 waarvan 104.000 in Nederland
Van die 11.5 millioen woont, er 76 pOt.
in Europa en daarvan 44.2 pC't in Rusland.
Ongeveer 16.4 pCt.. woont in Amérika. to
taal 1.898 000. Als men bedenkt, dat' voor
een halve eeuw nog* slechts 50.00') Joden
in Amerika woonden en sinds 25 jaren niet
meer dan 230.000 of 2.5 pCt. van alle Jo
den, dan Blijkt hieruit een belangrijke ge-
ographische verplaatsing der Joden, Azië,
het oer-vadërland der- Joofdsche natie, heeft
slechts 3.7 pCt. 'van alle Joden. Afrika 3.1
pCt. en Australië 0:12 pCt.
"De verstrooiing der Jolden is thans ver
der gegaan dan ooit. In vroeger tij-den der
verstrooiing hadden zij n-og altijd één land,
waar zij meest samenwoondenBabylcpië,
[Spanje, Polen enz. nog vóór anderhalve eeuw
waren zij meest in Polen gÊconcentreerd, en
de Joden, die buiten Polen en Turkije, Ita
lië,'Nederland, Engeland en Duitsehlanü
woonden, maakten slechts een klein gedeelte
van het geheel uit-. Doch een groot 'deel der
Joden zijn uit Polen verstr-ojoid geworden
na-ar alle hoeken der aiarde, en dit proces
der versrtp-oimg neeint nog steeds toe. Daar
mede geraken zij onder de Christenen ver
spreid en meer met dezen versmolten.
In enkele plaatsen is die versmelting Zeer
sterk, als geyólg van een groot aaptal .ge
mengde huwelijken. In Kopenhagen bedroeg
hét aantal gemengde huwelijken der Joden
van 19001905 zelfs 82.9 pCt. van de zrii-
ver Joiódische huwelijken. In Duitschlapd,
wa'ar de gemengde huwelijken ie -nomen,
maakten zij van 190-11908 gemiddeld 22.2
pCt. der zuiver Joodsehe huwelijken uit,
en het meest komen die vóór van Joden met
Protestanten, veel minder met Boom U 'la
the! Leken.
In Amsterdam BedrOeg. Van 1899—1908' ge
middeld jaarlijks het aantal der zuiver Jood
sehe huwelijken 381, en liet aantel gemengde
huwelijken 43 d. i. 11.3 pCt. der eerste.
Is het gemengde huwelijk meesta l een over
gangsvorm tot- liet, uittreden uit het Jo
dendom, het werkelijk overgaan van,de Jond
ache tot een andere kerk komt ook in,be
langrijken getale v-oior. Volgens een matige
berekening hadden in do 19e eeuw ruim
200.000 overgangen tot het Ohri-tcr.dom
plaats, walapvan 1800 in Nederland.
Uit deze feiten valt- te ac.i todeornn. dat
O