ALLERLEI. f
EEN LASTIGE VERMOMMING
-
oogenbTfk sfondon we er zwijgend te genieten
van het. uitzicht. Toen echter ging ik weer ver
der, want ais ik nog rijden wilde dien dag,
dan moest ik mij haasten. We gingen dan ook
zeer snei voort. Hij zag er werkelijk verdrietig
uit, zoodat ik er bijna- spijt o-ver gevoelde, want
dat was nu heelemaal niet iets voor hem, om zoo
neerslachtig te wezen.
Ik' w-ord nog liever door u afgesnauwd dan
door andere vrouwen gevleid, zei hij plotseling.
Afgesnauwd dóór mij, alsof het er niet
veel meer van weg had, dat hij 't mij deed.
Maar zoo bedoel ik het toch nooit, zeide hij.
Maar ge staat nu juist voor de grootste struikel
blokken. En gelukkig is de man, die het voor
recht geniet u daar veilig langs heen te voeren.
Nu begrijp ik u heelemaal niet, riep ik uit.
Ik wou maar dat ge nu eens wiLdet inzien, dat
t hoog tijd voor me wordt, om all die kwaad
aardige gewoonten van me af te zetten. Het zou
me werkelijk genoegen doen, als ik nu eens aan de
mensehen kon Laten zien, dat 't uit is met al
die dingen.
Kinderachtig? Wat is kinderachtig?
Ach Molly, kondet ge maar altijd een kind
blijven, 't Is jammer, dat zulks niet mogelijk lis.
Nu, maar dat zou niet prettig wezen. Kind
zijn, vind ik afschuwelijk. Iedereen' denkt maar,
dat hij commandeeren mag, en niemand heeft
zelfs maar een greintje eerbied voor u. Eigen
meeningen moogt ge er niet op nahouden, dat
is eenvoudig verboden. Kijk zelf maar eens.
Ge lacht me gewoonweg uit, op dit zelfde oogen
blik nog.
Eindelijk kwamen we aan het Ijs. Ik was blij,
dat we er waren, en ik vertelde hem dat, zonder
er [doekjes öm te (winden. Zoo snel' ik loopen kón,
ging ik er op af. Het ijs zag er prachtig uit; het
leek' wel één groote spiegel en er omheen ston
den pdjnboomen, kaarsrecht in hun donkergroen.
Mijnheer Sanford scheen toch Eet ijs niet te
vertrouwen. Hij hield onze schaatsen bij zich
en stapte Voorzichtig op de ijjjjorst om het te
pnobeeren. Het gaf een krakeSS geluid. Ik ge-
loüf, dat het onder zijne voeten zou zijn wegge
gleden, als hij nog een oogenblik had blijven
staan. Hij deed dit echter niet, maar sprong
vlug Op den vasten grond en vroeg toen:
Hebt u het nu gezien?
;Wel neen, zei ik. Dat zegt toch zeker niets?
Het ligt hier Ook veel te dicht onder de bedek
king der hoornen. Bovendien is het water zoo
ondiep, dat het nog niet veel zou geven, als men
er doorzakte. Maar, aan de kanten kraakt 't ah
tijd. Verderop, in 't midden, kraakt 't nooit.
Ik weet zeker, dat het nergens veillig is,
riep hij. Maar hij gaf me toch" imijne schaatsen,
töen ik' bleef aanhouden, -dat wil zeggen, hij bond
eerst zelf zijn schaatsen aan, en hielp toen look
mij, met ze onder te binden
Gaat ge toch rijden? vroeg ik1. Dat is toch
in het geheel' niet noodig. Ik wou eigenlijk, dat
ge mij eenvoudig mijn gang liet gaan. Wat ik
wil doen, behoeft ge immers niet na te doen.
Ik' wil u niet vlak achter mij hebben. Laat mij
maar rijden.
i— Als ge rijdt, dan rijd ik ook.
i—Best, als ge daar zin in hebt, hier is ruim
te genoeg voor twee. Welken kant neemt ge?
Als ge nu maar kiezen wilt, dan zal ik de andere
helft nemen.
Ik' zal gaan, waar gij gaat
Mijnheer Sanford, gij zijt onuitstaanbaar.
'Wil ik u eens wat zeggen? Ik denk er over
naar huis te gaan en tegelijk uwe schaatsen
mede te nemen.
Als ge dat durft doen, dan kijk ik u
nooit weer aan.
Nu, maak1 u niet zoo Boos. Ik ga nog niet
maja-r huis en kan dus vanzelf ook uwe schaatsen
niet meenemen. We gaan samen rijden. Waar
is bet ijs het sterkst, denkt ge?
We liepen met-onze schaatsen aan, langs den
oever, ik met den neus trotsch in den wind,
hij wit van ergernis. Het was niet gemakkelijk
hem uit zijn humeur te brengen, maar als dat
eens lukte, dan had men er ook eer van. Einde
lijk had Ik een punt gevonden, waar ik meende,
dat we het konden wagen.
Zou 't hier diep zijn:? vroeg ik hem.
Nogal! was zijn antwoord. Hier en daar
staat zeifis twintig voet water. Genoeg o-m te
verdrinken, zou ik meencn. Doch ik wil 't wa
gen. Als gij gaat, dan ga ik mee.
Och kom, 't Is sterk genoeg, hield ik vol.
Althans isterk genoeg, om mij alleen te dragen.
Misschien zakken we er juist nu door, omdat
gij wilt meegaan.
Hij blééf echter. Eerst hield hij mijn hand
in de zijne, doch met een rukje kwam ik los
"ii schoot vooruit. In een oogenblik was ik in
beweging. Ik gevoelde me koortsig, door al die
twistgesprekken, welke we den vorigen dag had
den gevoerd. Ik was vast besloten hém nu eens
te toonen, dat ik er slag van had, mijn zin door
te drijven, als het er op aankwam.
Zoo snel ik kon, bewoog ik mij voort over
het ijs. Zooals ik vermoed had, was het in uit
stekenden 'toestand. Het was soepel en toch sterk
genoeg om den druk van de plaats te weerstaan.
En bijna zonder te krassen, gleed 't staal er over.
Onwillekeurig geraakte ik in bewondering, toen
ik me daar zoo vrij bewoog. We gingen dwars
over het meer en hielden even rust, toen we aan
de overzijde waren gekomen.
Is het niet prachtig? vroeg ik.
We zijn er nog niet, antwoordde hij.
Maar 't is toch sterk, hield ik aan.
Luister maar eens, hernam hij en zag daarbij
angslig naar het dichtgevroren meer. Nauwelijks
had hij dit gezegd, of er klonk een zeer sterk,
krakend geluid. Ik wilde echter niet toegeven
en beweerde eenvoudig, dat zoo iets wel meer
voorkwam. Vooral met versch ijs, dat nog heel
niet bereden was.
Weer klonk intusschen dat geluid.
Och, suste ik, dat komt, omdat we hier
te lang blijven stilstaan. We moesten verder rij
den, dat is veel beter.
Al dien tijd waren we ongeveer een pas of
twaalf van den kanl verwijderd geweest. Toen
ik' nu deze laatste woorden zeide, maakte ik een
scherpe bocht en zwenkte naar het midden. Ik
had nauwelijks een paar streken gedaan, of dat
krakend geluid deed zich andermaal hooren en
nu nog véél angstwekkender dan den voorgaan-
den keer. Ik voelde het ijs onder mijn voeten
op en neer gaan. Hij was weer naast mij, wat
trouwens best te begrijpen was, want er was
niemand onder al onze tennissen, die zoo snel
kon rijden als hij.
We zijn op een slechte plek, zeide hij.
Sta voora-l niet stil. en tracht zoo snel mogelijk
vooruitte komen.
Ik kan niet sneller, antwoordde ik. Maar
't zal' wei zoo gaan.Ga maar voor als ge wilt.
Geef mij uw hand.
Neen.
Geef mij uw hand.
Ik gaf hem mijn hand niet, maar hij maakte
zich er meester van. Tegelijkertijd verdween er
iets. We bleven niet staan om te zien, wat ver
dween. Ik weet alleen maar, dat hij mijn hand
als in een ijzeren vuist gekneld hield, en dat we
in razende vaart vooruit schoten.
Voor ik het zelf nfet wist, stonden we weer
aan den oever, ik half buiten me zeiven van
boosheid.
Wat een onbeschaamdheid 1 riep ik uit.
Denkt ge te doen te hebben met een kind?
Wei, ik denk, dat ik uw leven gered heb,
luidde zijn antwoord.
Mijn leven gered? Uw eigen leven, meent
ge. Ge zijt nog lomper dan een olifant, weet
ge? Gij met uw zware lichaam fcoudt er door
-zijn gegaan, ik niet.
Molly, ga er nu niet weer op.
Ik ga wel en houd me n ueens tegen als
ge jkunt.
Waarschijnlijk" is hij geweken voor de uit
drukking ivan (mijn vertoornd gelaat. Hij was vlak
voor me gaan staan, maar toen hij mij daar zag
staan, met ©en gezicht alsof ik hem vermoorden
wilde, week hij terug. Van dat oogenblik maak
te ik' gebruik om langs hem 'heen te komen en
spoedde mij naar het midden.
Doch dat liep slecht af. Ik was nauwelijks een
eindje van den kant, of ik had al spijt over het
geen ik gedaan had. Het dreunde en kraakte
onder mijn voeten, en bij eiken streek dien ik
deed, ging 't ijs golvend op en neer. Elk oogen
blik kon het vaneen scheuren en dan zou ïk
verdrinken.
Molly kom toch terug! hoorde ik Sanford
achter mij roepen. Te Laat echter bemerkte ik,
dat hij gelijk had, maar juist die roep van hem
dreef me als 't ware nog aan.
Ik wist niet, wat te doen, of waar ik heen
moest. Wéér voelde ik', dat er iels verdween
onder mijne voeten, evenals daar straks met
Sanford. Maar nu ging ik zelf ook mee en zonk...
Voor zoover ik mij herinner, was ik even
verbaasd als bevreesd. Gelukkig was ik name
lijk door het ijs gezakt op een ondiepe plek,
zoodat ik, in plaats van kopje onder te gaan,
zooals ik verwachth ad, met mijn hals boven
het water bleef uitsteken.
Voelt ge den bodem? riep Sanford.
Hij vroeg dat blijkbaar zoo bekommerd, dal
ik werkelijk niet meer boos op hem kon zijn
en daardoor wat kalmeerde.
Ik geloof het wel, zeide ik.
Houdt uw armen boven het ijs, riep hij
me toe, en tracht er zoo uit te komen. Gaat
't niet? Wacht dan, waar kan ik hier een touw
krijgen?
Op de boerderij van Jennings antwoordde
ik. Maar dat is/ nog een héél eind. Kunt ge
me niet ai^istonds zoo helpen? Ik hen bang,
dat ik dieper zal zinken. Kunt ge nu niets
voor me d-oen
Hij deed wat hij kon, en ik zag maar toe.
Angstvallig zag ik toe, Hij koos een plekje uit,
waar het ijs nog niets te verduren had gehad
en er vrij sterk! uitzag en vandaar kwam hij
met de uiterste voorzichtigheid naar me toe.
Het droeg hem beter dan ik en hij gedacht
hadden.
't Gaaf al, riep hij uit. Ik kom naar u loe.
Houd u nog een oogenblik goed en vooral
rustig.
Zoo kwam hij op mij af, kruipend, en terwijl
telkens het ijs onder hem dreigend kraakte, na
derde hij. Langhaam ging het," uiterst langzaam.
Ten slotte was hij nog maar een paar voet
van mij verwijderd; een paar centimeters. Ein
delijk was hij onder mijn bereik, en toen mijn
handen rustten in de zijne, barstte ik in snik
ken uit.
Wilt ge me vergeven? vroeg ik.
Och liefste, spreek zoo niet, troostte hij.
Voorlaan zal ik alles doen, wat ge van
me verlangt, beloofde ik. Overigens heb ik
niet alles woordelijk onthouden, wat hij toen
tegen me gezegd heeft. Want dat gebeurde alles
terwijl ik nog half onder het ijs bedolven was.
Hij stak heide zijne armen onder de mijne
en lichtte me ;op, of ik een veertje ware.
Later ben ik nooit meer zoo gelukkig ge
weest -als op dat oogenblik. We bereikten geluk
kig den oever, en we liepen snel naar huis. We wa
ren wel bang, dat we een kou zouden vatten, maar
we zijn er geen oogcnblikje ziek van geweest.
Toen we thuis kwamen, scheen er niemand over
verwonderd, dat we zoo vertrouwelijk gewor
den waren eensklaps. En die vervelende Dick
had een poosje later toen we reeds getrouwd
waren en mijn man nog eens vertelde, hoe 't-
eigenlijk gegaan was, de aardigheid om te zeg
gen:
Waarom liet je haar niet thuis?
o
Frisby was een jong mam, met een klein
.inkomen. Hij wo-otnde op kamers en daar hij
een wispelturig karakter had, verhuisde hij
dikwijls. Zo-o had hij juist van woning ver
wisseld, toen het groote hal plaats had,
waarnaar hij reeds gKruimen tijd had uitge
zien. Zijn hospita* een verwelkte, hoesten
de juffrouw, Kidd genaamd, meende in hem
een bedaard, zachtmoedig jongmeinsoh te zien.
üVeinig kon de -arme vrouw vermoeden, wat
er in de eerst volgende dagen zou gebeuren.
Frisby dan, zou nlajar een "bal gaan, naar
een geoostumeerd. bal en meende een origi-
neele keus voor zijn vermomming te hebben
gedaan, een costuum, dat hij n-og nooit ge
zien had. Frisby zou verschijnen als agent
van politie.
Op den avond van het bal haid hii zich
in zijn kamer opgesloten en zich met Zorg
gekleed. Hij bekeek zichzelf in den spiegel:
er olntbrak niets aan. Toen otpende hij zacht
do deur, ging op liet trapportaal en keek
over de trapleuning, waht hij wilde onge
merkt het huis verlaten en op straat een
rijtuig nemen om naar de balzaal te rijden.
Spoedig evenwel bemerkte hij, dat zijn
vermomming zeer goed was, maar dat éen
politieagent zich niet kan gedraig'en als een
gewoon men-sch.
Hij had ,snel geloopen. om spoediger een'
rijtuig te vinden', maar nauwelijks was hij
uit het stille straatje waar hij woonde, of
zijn snelle gang wekte !de o-pmerkzalalmheid op
van een paar straatjongens. Een aigent, die
hard loopt, fnoet iets beteekenen en schreeu
wende vólgden zij hem. Wei-dra kwamen er
meer, ook een pa-ar haveloos gekleede meis
jes, een paiar straatslijpers op de stoep van
een kroeg klopten dé aisieh van hun pijpen,
riepen a angemoedigd
Vooruit, agent! niet opgeven! wc ga,ah
mee!"
„Er is niets gebeurd mannen. Geef u geen'
moeite vooir mij!"
,,0. we mogen niet mee, dan ga-ah wij
juist
Daiar kwam gelukkig een leegt rijtuig aan.
Frisby hief zijn hand op, maiar de koetsier,
die het oploopje Zag, deed alsof hij hem niet
zag en reed door.
He oploop werd hoe langer hoe grooter
en groeide evenredig met de verlegen lie id
van onzen vriend, toen een omnibus hom
vcorloopig opnam en redde.
Aangekomen op een plein dicht h-ij 'dé
plaats van bestemming, stapte Frisby int
en wandelde hu langzaam en deftig naar zijn
doel.
De agent aiah do deur Van liet gobóuw
keek hem vreemd aan on sprak:
„He wist niet, dat we hier met óns bei
don dienst hadden. Moet je soms op de hoe
den en jassen toezicht houden
„U vergist zich vriend, ik bén Van plan
naar binnen te gaan on oen dansje mee te
maken."
„Je bent een grappenmaker," -antwoord
de de ander en liet hem pÉ-seerea.
In die zaai trok zijn aanwezigheid spoe
dig ,de aandacht, jffiaarom eep agent in de
balzaal? Men had in den laaf-sten tijd veei
gehoord van .Russische anarchisten. Zouden
ze hier zijn In elk geval behoefde men de
politie niet in een besloten gezelschap toe
te laten. .Men stak de hoofden bij elkaar en
Frisby gevoelde zich erg eenzaam en ver
laten. Eindelijk naderde hem pen deftige com
missaris van orde en vroeg hem om inlich
tingen. Zijn verklaring .weid niet geloofd en
beleefd werd hem verzocht zich te verwij
deren, wijl zijn aanwezigheid anders onaan
gename gevolgen voor hem zo-u kunnen heb
ben.
In een minder aangename gemoedsstem
ming kwam de arme Frisby op straat. Gaar
ne had hij een glas bier gedronken o-m zijn
opgewondenheid te doen bedaren, doch hij
durfde geen café binnengaan uit vrees v-co-r
nieuwe moeite. Daarom besloot hij zoo- spoe
dig mogelijk naar huis te gaan om van klee
ding ,te verwisselen.
Langzaam liep hij door om de opmerkzaam
heid van het publiek niet te trekken en kwam
ook ongedeerd voor zijn woning. Daar be
merkte hij tot zijn schrik, -dat- hij zijn sleutel
in het andere pak had laten z'v' >11. a ,j
aan de bel, hij zo-u juffrouw Kbit wel uit
leggen hoe luj in dat costuum kwam.
Na- korten lijd werd cru vaster gaope-
e,n een hc-ofd omgeven door een dikken doek,
het hoofd van juffrouw Kidd, zag van bo
ven op hem neer.
„•Wat i.s er te doen," vroeg zij scherp.
„Niets van belang, juffrouw," antwoord
de Frisby, die zijn kleeding een oogenblik
vergat, 't Spijt me, dat ik u op dit Uur
lastig moet vallen."
„Ik laat mij op dit uur niet lastig val
len, alle deuren en vensters zijn goed geslo
ten," riep de juffrouw boos. „Ik heb niets
met de politie te maken, en dicht sloeg het
raam.
Da ar stond de arme Frisby en wist niet
1 je ter te doen, dan nog maar eens flink te
schellen. Het duurde lang, maar eindelijk
kwam het hoofd weer te voorschijn.
„,Wiat moet je dan toch?" riep juffroluw
Kidd nóg .boozer dan straks. Zijn de ven
sters niet gesloten
„Dan zou ik al lang binnen geweest zijn."
„Zoo, is- er dan brand
„Niet zoover ik weet. Maar kan u niet
raden, .wie ik ben?"
„Ja, een logé uit een gekkenhuis!" En
weer viel het raam dicht.
Flrisbyjsl (pioeitie was alles behalve ple
zierig. Daar etend hij met het aanbreken
van den nacht. Wat kan een agent in Lon
den. in den nacht niet overkomen. En hij
was volstrekt niet getraind. Hii behoefde niet,
te pro-beeren ergens anders .onder dak 1 e
komen en zich om hulp te wenden tot de
werkelijke politie durfde hii niet, want hij
wa-s er niet zeker (vlam, d-'at het dragen van een
uniform niet strafbaar wa-s. Hoe hij den
nacht door kwam, wis-t hij zelf niet meer
,te vertellen, maar eindelijk verscheen tot
zijn -onuitsprekelijke blijdschap de dag aan
den' hemel en richtte hij zijn schreden op
nieuw naar zijn woning.
Maar wat was dat? Dé strata-t was vdl
politie, 'althans in de pogen van Frisby,
in werkelijkheid waren er een stuk of tien'
agenten, die- voor het huis van juffrouw
Kidd stonden. Hij wilde zoo snel mogelijk
zich verwijderen, maar 't was reeds te laat,
want een hoofdagent, had bom reeds gezien
en riep„Kom spoedig mee 1"
„Wat is er te doen vroeg Frisby ahg-
st-ig.
„Wie moeten dit blok huizen omringen,
er zit een man op het dak."
„Wia.t moet die doen
„Zeker een lucht je scheppen. J'e Bent n-og
een nieuw broekje, anders zou je begrijpen,
dat het een inblreker is. Ik heb je gezicht
nooit ge-zien."
Intus. hmi had men herhaaldelijk aan het
huis gescheld, doch met even weinig succes
als den vorigen avond. Juffrouw Kidd ver
koos de politie niet binnen te Laten. ,Men
besloot van buiten af het huis te beklim
men on twee agenten gingen een lange lad
der halen, die tegen het huis weid geplaatst.
„Je ziet er uit, of je ongetrouwd bent,
sprak de hoofdagent, tot Frisby, „vooruit
naar boven."
„Ik klim slecht, wil u het niet liever
een ander laten doen
„Geen praatjes en als je c-p het dak komt,
tracht hem dan beet te pakken en laat je
vallen, je zult wel achter de borstwering blij
ven liggr"
„Kat cfenk' ik ook' weT," "stotterde Frïs-
by met klapper nde tanden.
„En als i 1; ij met een pan mocht gooien,
geef je hom een por voor zijn buik. Voor
uit!"
Met den doodsangst in het- hart, ging' Fris-
by naar boven. Hij meende da.t zijn laatste
uur geslagen was, toen hij bo-ven kwam;
wamt nauwelijks stak hij zijn hoofd boven de
borstwering, of een dakpan vloiog naar zijn
hoofd en viel beneden op straat te pletter.
Tot zijn vreugde zag hij evenwel tegelijk
een zwarte gedaante over de "daken vluch
ten .Uit de heftige beweging van de ladder
besloot Frisby, dat een ander agent naar
botven kwam tegelijk herinnerde hij zich,
dat hij zich bevond op het dak van het huis,
waar hij met alle geweld binnen wilde. Een
geopend dakraam ga,f hem gelegenheid er in
te komen en hij viel op een zolder.
Hier voelde hij zich betrekkelijk yeilig;
het daglicht wees hem den weg naar bene
den en na eenig .aingstig ztoeken, vond hij
zijn kamer. Het eerste, wat hij deed, .wias
zijn clostuum in een diepen koffer stappen
en toen la,g hij in een ommezien veilig .en
wel orider de dekens.
Op 'den dag .kreeg .hij een vreeselijk ver
haal van juffrouw Kidd over de onrust van
den nacht en haar verwondering, da.t mijn
heer daar doorheen had kunnen slapen. De
inbreker was ontsnapt, maiar het allerakeligst
was, dat een agent geheel verdwenen en
nergens te vinden was. Hij was zeker door
1 dien inbreker vermoord en zou nog wel er
gens liggen. De politie zo-u dien dag alles
grondig afzoeken.
MENSCHEN MET STRUISVOGEL
MAGEN.
Verhalen, dat in de maag van een niensch
spijkers, naalden of andere dingen, die er
niet in behooren, gevonden zijn, worden ge
woonlijk. met gerechtvaardigd wantrouwen
opgenomen. Het over 't algemeen wel te
vertrouwen geneeskundig weekblad „Lan
cet" publiceert nu een pa-ar gevallen, waar
in men werkelijk spreken kan van „menschen
met struisvogelmagen". Het- onbegrijpelij lo
ste geval va,n dien aard is afkomstig van de
geneesheeren dr. Vamdervot en dr. Mills.
Hun patiënte, een Mulattin, werd pp den
leeftijd van 30 ja-ren wegens plotselinge ra
zernij in he-t krankzinnigengesticht gebracht
zeven jaar later stierf zij. Gedurende den
heden tijd was haat maag gezond geweest;
men haid wel dikwijls opgemerkt -dat zij
spijkers, spelden cn naalden in de hand nam
maar men ha|d haar nooit bij het inslikken
vOn zulke voorwerpen betrapt. Na, ha-ar dood
bleek bij lijkopening, dat zij ijzeren voorwer
pen in bepaald afschuwelijke hoeveelheden
ha.d ingeslikt. Deze waren alle in de maag
blijven liggen, waarin een soort verzamel
plaats ontstaan was. Hierin vond. men nas
gels, naalden, schroeven en andere metalen
voorwerpen, in 't geheel .niet minder dan
1400 stuks, welke te zamen meer dan 2000
gram wogen. Eenige spitse voorwerpen had
den ook den maagwand 'doorboord, doch hier
waren ze als 't ware ingemetseld geworden,
zoodlat het leven der patiënte er geen verder
gevaar door liep. Dé andere gevallen, welke
„Lancet" meedeelt, zijn niet zóó verbazing
wekkend, maar in elk geval is het toch
merkwaardig -als men in de mensche-lijke
maag naalden vindt, die behalve büj aanra
king, in 't geheel g'eön last veroorzaken.
In één der gevallen -vond men in de m'alalg
van eep vrouw 43 naalden.
DE KUNST VAN GRIMEEREN.
Hóe mén het moet afleggen om zijn ge
zicht te veranderen, weten de tooneelspe-
lers het best. Dilettanten moeten zich na
tuurlijk met eenvoudige middelen behelpen,
waarbij schmink en koolstift drnder meer een
groote rel spelen.
Van een mager gezicht, kan men een dik
makenmen logt- ter hoogte der jukbeen
deren een roln-dc vlek va,n rooid en laat die
naar onderen lichter warden en verloiopen.
Een groote neus maakt men kleiner dioor
de wangen dicht naar de neusvleugel toe
te schminken dn zelfs nog een gedeelte van
den neusvleugeldan schijnt het, da,t dit
gedeelte van den neusvleugel nog wang is,
zoodat de neus zelf kleiner lijkt. Om een
kleine neus grooter te doen schijnen iraa-t
pyen precies omgekeerd te werk.
Een korten" hens vemoemgf men door op
het puntje van dén neus eenvoudig een wit
plekje aan te brengen.
Een groote mond wordt kleiner gemaaki
dolor de lippen aan' ide mondhoeken met de
vleeschkleur dér wangen te schminken eli
de grenzen dclor een klein streepje alatn te
geven. Moet dé mond vergroot worden, dan
trekt men met lippenstift- ide mondhoeken
door en geeft eveneens door een denker
streepje het einde aan. De glafns dér oiogen
wordt verhoogd door langs de onderste
cogwimpers eeni dunne zwarte streep te
trekken met een dim koolstift of een
zwartgemaakte haarspeld, die men natuur
lijk eerst moet liaten afkoelen. iWil men een
weemoedige uitdrukking, aan de 'ooigen ge
ven, dian schminkt men de vrimpers met
teint-sehmink en legt op het onderste oog
lid eveneens een rosen toota. Dan riet men
er verschrikkelijk jammerlijk uit.
ALEXANDER] DE GROOTE
Alexander de Grcote, die in' korten tijd het
geheele Perzische rijk aan zich onderwierp,
heeft den naam verworven een der grootste
oorlogshelden geweest te zijn. Het is te be
grijpen, dat zulk een man geen lafheid her
dragen kon. Nu geschiedde het eens, toen
hij zijn soldaten inspecteerde, da,t hij er één
aantrof, die ook Alexander heette, doch die
zich zeer laf gedragen had. De koning werd
boos, toen hij dit vernomen had.
Hoor eens, sprak hij tolt den söMalat,
je moet óf een anderen naam kiezen óf
voortaan dapperder vechten. Als. je Alexan
der he-eten wilt, dan moet je ook op Alexan
der gelijken.
'ONS PAPIER.
Bekend is, dat in de 15e eeuw papierfa
brieken opgericht werden in Vlaanderen en
dat in 1598 de eerste fabriek in ons land.
bij Hat-tem verrees. De papierfabricage ir
katoen werd in de tiende eeuw. reeds in
Spanje en Sicilië uitgeoefend; de baker
mat dezer kunst schijnt men in China, te
moeten zo-eken, vanwaar ze omstreeks de
achtste eeuw naar Alekka doordrong. De
Arabieren (Mooren) zorgden voor de verde
re verbreiding en het nieuwe product ver
drong aldra- het oude, uit 'de papyrus-plant
vervaardigde. Hét oudste document op pa
pier, dat gevonden is, is een brief van de
gemalin Van Roger I, gbaaf van Sicilië; de
ze brief is omstreeks het jaar 1000 geschre
ven op een dikke geelachtig .gekleurde pa
piersoort en is 25 bij 35 c.M. groiot. In Ge
nua wordt een acten-register bewaard, ge
dateerd. 1154 en in Napels een brief van
Frederik II uit 1340: .verder vindt- men in
Barcelona een papier en re git er uit den tijd
van Jay me I van Arm gen met het jaartal
1237 en in Parijs een ditoi, gedateerd 1248.
Neg enkele la,tere documenten, belangrijk
voor de kennis valn de Verbreiding valn het
papier-gebruik, wclrden vermeld. Echter is
het merkwaardig te noemen, dat, waar be
wezen iiS', dat de oud e papiersoorten Ij en
bekenden „tand des tijkls" zoo goed wisten
te weerstaan, nóg niet oudere stukken be
waard zijn gebleven.
DE NA ALD VAN CLEOPATRA.
„De Aarde en baar Volk n" schrijft, dat de
naald van Cleopatra te Londen, lie eeuwen
lang ongedeerd bleef bij het, klimaat van
No-ord-Afrika nu al Volor de tweede maal
sinds hal: verblijf in Europa in handen van
restaurateurs is. Ze staiat van top t-ot teen
ingehulid in steigers, en de deskundige ar
beiders van den L-ondenschen Gra-afsehaps-
ralad zijn er ajato' het. wasschen en bestrijken
met preservatieve middelen, om het gevaarte
te helpen, dat, het weer voor een nieuw twin
tigtal jaren iden aalnval zlal kunnen weerstaan
van Re Lomdeinsche atmosfeer met Tia!ar rook
en roet en dampigheid, die de oppervlakte
in teen Onkelen menschen!eeftijd meer bescha
digt dan dé zón en de lucht van Egypte
in dui zcndeU jaren deden
Als het z-oó- gaat met syeUitisch* graniet-
den hard 1 bekenden steen, kan men zich de
uitwerking Van het Londen-ehe klimaat op
gewontem bouwsteen voorstellen. Een onder
zoek Vat, de obelisk heeft alan het licht ge
bracht, diat de opschriften op den puntigen
top het. meest hebben geleden, omdat de
regen en het roet daarin konden .blijven
staanmaar ook de geheele oppervlakte Van
de obelisk vertoont sporen van verval en
moet worden Overtrokken met een waspre
paraat of met een oplossing van barium mo-
noxyde. bekend onder den naam van blariet-
water. na een degelijke a-fwassching met- of
afspuitini ,met stoom".
fif drG. CPyA >.!*3 ,Z*Z>jMr&rXl fl {fl P" r« t3 c-% 8»^ 13 .Mw V r-*> V *4 v^^—i '\j
s** <C HU-H r—I J W t W P—i «J v* S*
sus w -v> oj r nsjs ja q