ALLERLEI. f EEN LASTIGE VERMOMMING - oogenbTfk sfondon we er zwijgend te genieten van het. uitzicht. Toen echter ging ik weer ver der, want ais ik nog rijden wilde dien dag, dan moest ik mij haasten. We gingen dan ook zeer snei voort. Hij zag er werkelijk verdrietig uit, zoodat ik er bijna- spijt o-ver gevoelde, want dat was nu heelemaal niet iets voor hem, om zoo neerslachtig te wezen. Ik' w-ord nog liever door u afgesnauwd dan door andere vrouwen gevleid, zei hij plotseling. Afgesnauwd dóór mij, alsof het er niet veel meer van weg had, dat hij 't mij deed. Maar zoo bedoel ik het toch nooit, zeide hij. Maar ge staat nu juist voor de grootste struikel blokken. En gelukkig is de man, die het voor recht geniet u daar veilig langs heen te voeren. Nu begrijp ik u heelemaal niet, riep ik uit. Ik wou maar dat ge nu eens wiLdet inzien, dat t hoog tijd voor me wordt, om all die kwaad aardige gewoonten van me af te zetten. Het zou me werkelijk genoegen doen, als ik nu eens aan de mensehen kon Laten zien, dat 't uit is met al die dingen. Kinderachtig? Wat is kinderachtig? Ach Molly, kondet ge maar altijd een kind blijven, 't Is jammer, dat zulks niet mogelijk lis. Nu, maar dat zou niet prettig wezen. Kind zijn, vind ik afschuwelijk. Iedereen' denkt maar, dat hij commandeeren mag, en niemand heeft zelfs maar een greintje eerbied voor u. Eigen meeningen moogt ge er niet op nahouden, dat is eenvoudig verboden. Kijk zelf maar eens. Ge lacht me gewoonweg uit, op dit zelfde oogen blik nog. Eindelijk kwamen we aan het Ijs. Ik was blij, dat we er waren, en ik vertelde hem dat, zonder er [doekjes öm te (winden. Zoo snel' ik loopen kón, ging ik er op af. Het ijs zag er prachtig uit; het leek' wel één groote spiegel en er omheen ston den pdjnboomen, kaarsrecht in hun donkergroen. Mijnheer Sanford scheen toch Eet ijs niet te vertrouwen. Hij hield onze schaatsen bij zich en stapte Voorzichtig op de ijjjjorst om het te pnobeeren. Het gaf een krakeSS geluid. Ik ge- loüf, dat het onder zijne voeten zou zijn wegge gleden, als hij nog een oogenblik had blijven staan. Hij deed dit echter niet, maar sprong vlug Op den vasten grond en vroeg toen: Hebt u het nu gezien? ;Wel neen, zei ik. Dat zegt toch zeker niets? Het ligt hier Ook veel te dicht onder de bedek king der hoornen. Bovendien is het water zoo ondiep, dat het nog niet veel zou geven, als men er doorzakte. Maar, aan de kanten kraakt 't ah tijd. Verderop, in 't midden, kraakt 't nooit. Ik weet zeker, dat het nergens veillig is, riep hij. Maar hij gaf me toch" imijne schaatsen, töen ik' bleef aanhouden, -dat wil zeggen, hij bond eerst zelf zijn schaatsen aan, en hielp toen look mij, met ze onder te binden Gaat ge toch rijden? vroeg ik1. Dat is toch in het geheel' niet noodig. Ik wou eigenlijk, dat ge mij eenvoudig mijn gang liet gaan. Wat ik wil doen, behoeft ge immers niet na te doen. Ik' wil u niet vlak achter mij hebben. Laat mij maar rijden. i— Als ge rijdt, dan rijd ik ook. i—Best, als ge daar zin in hebt, hier is ruim te genoeg voor twee. Welken kant neemt ge? Als ge nu maar kiezen wilt, dan zal ik de andere helft nemen. Ik' zal gaan, waar gij gaat Mijnheer Sanford, gij zijt onuitstaanbaar. 'Wil ik u eens wat zeggen? Ik denk er over naar huis te gaan en tegelijk uwe schaatsen mede te nemen. Als ge dat durft doen, dan kijk ik u nooit weer aan. Nu, maak1 u niet zoo Boos. Ik ga nog niet maja-r huis en kan dus vanzelf ook uwe schaatsen niet meenemen. We gaan samen rijden. Waar is bet ijs het sterkst, denkt ge? We liepen met-onze schaatsen aan, langs den oever, ik met den neus trotsch in den wind, hij wit van ergernis. Het was niet gemakkelijk hem uit zijn humeur te brengen, maar als dat eens lukte, dan had men er ook eer van. Einde lijk had Ik een punt gevonden, waar ik meende, dat we het konden wagen. Zou 't hier diep zijn:? vroeg ik hem. Nogal! was zijn antwoord. Hier en daar staat zeifis twintig voet water. Genoeg o-m te verdrinken, zou ik meencn. Doch ik wil 't wa gen. Als gij gaat, dan ga ik mee. Och kom, 't Is sterk genoeg, hield ik vol. Althans isterk genoeg, om mij alleen te dragen. Misschien zakken we er juist nu door, omdat gij wilt meegaan. Hij blééf echter. Eerst hield hij mijn hand in de zijne, doch met een rukje kwam ik los "ii schoot vooruit. In een oogenblik was ik in beweging. Ik gevoelde me koortsig, door al die twistgesprekken, welke we den vorigen dag had den gevoerd. Ik was vast besloten hém nu eens te toonen, dat ik er slag van had, mijn zin door te drijven, als het er op aankwam. Zoo snel ik kon, bewoog ik mij voort over het ijs. Zooals ik vermoed had, was het in uit stekenden 'toestand. Het was soepel en toch sterk genoeg om den druk van de plaats te weerstaan. En bijna zonder te krassen, gleed 't staal er over. Onwillekeurig geraakte ik in bewondering, toen ik me daar zoo vrij bewoog. We gingen dwars over het meer en hielden even rust, toen we aan de overzijde waren gekomen. Is het niet prachtig? vroeg ik. We zijn er nog niet, antwoordde hij. Maar 't is toch sterk, hield ik aan. Luister maar eens, hernam hij en zag daarbij angslig naar het dichtgevroren meer. Nauwelijks had hij dit gezegd, of er klonk een zeer sterk, krakend geluid. Ik wilde echter niet toegeven en beweerde eenvoudig, dat zoo iets wel meer voorkwam. Vooral met versch ijs, dat nog heel niet bereden was. Weer klonk intusschen dat geluid. Och, suste ik, dat komt, omdat we hier te lang blijven stilstaan. We moesten verder rij den, dat is veel beter. Al dien tijd waren we ongeveer een pas of twaalf van den kanl verwijderd geweest. Toen ik' nu deze laatste woorden zeide, maakte ik een scherpe bocht en zwenkte naar het midden. Ik had nauwelijks een paar streken gedaan, of dat krakend geluid deed zich andermaal hooren en nu nog véél angstwekkender dan den voorgaan- den keer. Ik voelde het ijs onder mijn voeten op en neer gaan. Hij was weer naast mij, wat trouwens best te begrijpen was, want er was niemand onder al onze tennissen, die zoo snel kon rijden als hij. We zijn op een slechte plek, zeide hij. Sta voora-l niet stil. en tracht zoo snel mogelijk vooruitte komen. Ik kan niet sneller, antwoordde ik. Maar 't zal' wei zoo gaan.Ga maar voor als ge wilt. Geef mij uw hand. Neen. Geef mij uw hand. Ik gaf hem mijn hand niet, maar hij maakte zich er meester van. Tegelijkertijd verdween er iets. We bleven niet staan om te zien, wat ver dween. Ik weet alleen maar, dat hij mijn hand als in een ijzeren vuist gekneld hield, en dat we in razende vaart vooruit schoten. Voor ik het zelf nfet wist, stonden we weer aan den oever, ik half buiten me zeiven van boosheid. Wat een onbeschaamdheid 1 riep ik uit. Denkt ge te doen te hebben met een kind? Wei, ik denk, dat ik uw leven gered heb, luidde zijn antwoord. Mijn leven gered? Uw eigen leven, meent ge. Ge zijt nog lomper dan een olifant, weet ge? Gij met uw zware lichaam fcoudt er door -zijn gegaan, ik niet. Molly, ga er nu niet weer op. Ik ga wel en houd me n ueens tegen als ge jkunt. Waarschijnlijk" is hij geweken voor de uit drukking ivan (mijn vertoornd gelaat. Hij was vlak voor me gaan staan, maar toen hij mij daar zag staan, met ©en gezicht alsof ik hem vermoorden wilde, week hij terug. Van dat oogenblik maak te ik' gebruik om langs hem 'heen te komen en spoedde mij naar het midden. Doch dat liep slecht af. Ik was nauwelijks een eindje van den kant, of ik had al spijt over het geen ik gedaan had. Het dreunde en kraakte onder mijn voeten, en bij eiken streek dien ik deed, ging 't ijs golvend op en neer. Elk oogen blik kon het vaneen scheuren en dan zou ïk verdrinken. Molly kom toch terug! hoorde ik Sanford achter mij roepen. Te Laat echter bemerkte ik, dat hij gelijk had, maar juist die roep van hem dreef me als 't ware nog aan. Ik wist niet, wat te doen, of waar ik heen moest. Wéér voelde ik', dat er iels verdween onder mijne voeten, evenals daar straks met Sanford. Maar nu ging ik zelf ook mee en zonk... Voor zoover ik mij herinner, was ik even verbaasd als bevreesd. Gelukkig was ik name lijk door het ijs gezakt op een ondiepe plek, zoodat ik, in plaats van kopje onder te gaan, zooals ik verwachth ad, met mijn hals boven het water bleef uitsteken. Voelt ge den bodem? riep Sanford. Hij vroeg dat blijkbaar zoo bekommerd, dal ik werkelijk niet meer boos op hem kon zijn en daardoor wat kalmeerde. Ik geloof het wel, zeide ik. Houdt uw armen boven het ijs, riep hij me toe, en tracht er zoo uit te komen. Gaat 't niet? Wacht dan, waar kan ik hier een touw krijgen? Op de boerderij van Jennings antwoordde ik. Maar dat is/ nog een héél eind. Kunt ge me niet ai^istonds zoo helpen? Ik hen bang, dat ik dieper zal zinken. Kunt ge nu niets voor me d-oen Hij deed wat hij kon, en ik zag maar toe. Angstvallig zag ik toe, Hij koos een plekje uit, waar het ijs nog niets te verduren had gehad en er vrij sterk! uitzag en vandaar kwam hij met de uiterste voorzichtigheid naar me toe. Het droeg hem beter dan ik en hij gedacht hadden. 't Gaaf al, riep hij uit. Ik kom naar u loe. Houd u nog een oogenblik goed en vooral rustig. Zoo kwam hij op mij af, kruipend, en terwijl telkens het ijs onder hem dreigend kraakte, na derde hij. Langhaam ging het," uiterst langzaam. Ten slotte was hij nog maar een paar voet van mij verwijderd; een paar centimeters. Ein delijk was hij onder mijn bereik, en toen mijn handen rustten in de zijne, barstte ik in snik ken uit. Wilt ge me vergeven? vroeg ik. Och liefste, spreek zoo niet, troostte hij. Voorlaan zal ik alles doen, wat ge van me verlangt, beloofde ik. Overigens heb ik niet alles woordelijk onthouden, wat hij toen tegen me gezegd heeft. Want dat gebeurde alles terwijl ik nog half onder het ijs bedolven was. Hij stak heide zijne armen onder de mijne en lichtte me ;op, of ik een veertje ware. Later ben ik nooit meer zoo gelukkig ge weest -als op dat oogenblik. We bereikten geluk kig den oever, en we liepen snel naar huis. We wa ren wel bang, dat we een kou zouden vatten, maar we zijn er geen oogcnblikje ziek van geweest. Toen we thuis kwamen, scheen er niemand over verwonderd, dat we zoo vertrouwelijk gewor den waren eensklaps. En die vervelende Dick had een poosje later toen we reeds getrouwd waren en mijn man nog eens vertelde, hoe 't- eigenlijk gegaan was, de aardigheid om te zeg gen: Waarom liet je haar niet thuis? o Frisby was een jong mam, met een klein .inkomen. Hij wo-otnde op kamers en daar hij een wispelturig karakter had, verhuisde hij dikwijls. Zo-o had hij juist van woning ver wisseld, toen het groote hal plaats had, waarnaar hij reeds gKruimen tijd had uitge zien. Zijn hospita* een verwelkte, hoesten de juffrouw, Kidd genaamd, meende in hem een bedaard, zachtmoedig jongmeinsoh te zien. üVeinig kon de -arme vrouw vermoeden, wat er in de eerst volgende dagen zou gebeuren. Frisby dan, zou nlajar een "bal gaan, naar een geoostumeerd. bal en meende een origi- neele keus voor zijn vermomming te hebben gedaan, een costuum, dat hij n-og nooit ge zien had. Frisby zou verschijnen als agent van politie. Op den avond van het bal haid hii zich in zijn kamer opgesloten en zich met Zorg gekleed. Hij bekeek zichzelf in den spiegel: er olntbrak niets aan. Toen otpende hij zacht do deur, ging op liet trapportaal en keek over de trapleuning, waht hij wilde onge merkt het huis verlaten en op straat een rijtuig nemen om naar de balzaal te rijden. Spoedig evenwel bemerkte hij, dat zijn vermomming zeer goed was, maar dat éen politieagent zich niet kan gedraig'en als een gewoon men-sch. Hij had ,snel geloopen. om spoediger een' rijtuig te vinden', maar nauwelijks was hij uit het stille straatje waar hij woonde, of zijn snelle gang wekte !de o-pmerkzalalmheid op van een paar straatjongens. Een aigent, die hard loopt, fnoet iets beteekenen en schreeu wende vólgden zij hem. Wei-dra kwamen er meer, ook een pa-ar haveloos gekleede meis jes, een paiar straatslijpers op de stoep van een kroeg klopten dé aisieh van hun pijpen, riepen a angemoedigd Vooruit, agent! niet opgeven! wc ga,ah mee!" „Er is niets gebeurd mannen. Geef u geen' moeite vooir mij!" ,,0. we mogen niet mee, dan ga-ah wij juist Daiar kwam gelukkig een leegt rijtuig aan. Frisby hief zijn hand op, maiar de koetsier, die het oploopje Zag, deed alsof hij hem niet zag en reed door. He oploop werd hoe langer hoe grooter en groeide evenredig met de verlegen lie id van onzen vriend, toen een omnibus hom vcorloopig opnam en redde. Aangekomen op een plein dicht h-ij 'dé plaats van bestemming, stapte Frisby int en wandelde hu langzaam en deftig naar zijn doel. De agent aiah do deur Van liet gobóuw keek hem vreemd aan on sprak: „He wist niet, dat we hier met óns bei don dienst hadden. Moet je soms op de hoe den en jassen toezicht houden „U vergist zich vriend, ik bén Van plan naar binnen te gaan on oen dansje mee te maken." „Je bent een grappenmaker," -antwoord de de ander en liet hem pÉ-seerea. In die zaai trok zijn aanwezigheid spoe dig ,de aandacht, jffiaarom eep agent in de balzaal? Men had in den laaf-sten tijd veei gehoord van .Russische anarchisten. Zouden ze hier zijn In elk geval behoefde men de politie niet in een besloten gezelschap toe te laten. .Men stak de hoofden bij elkaar en Frisby gevoelde zich erg eenzaam en ver laten. Eindelijk naderde hem pen deftige com missaris van orde en vroeg hem om inlich tingen. Zijn verklaring .weid niet geloofd en beleefd werd hem verzocht zich te verwij deren, wijl zijn aanwezigheid anders onaan gename gevolgen voor hem zo-u kunnen heb ben. In een minder aangename gemoedsstem ming kwam de arme Frisby op straat. Gaar ne had hij een glas bier gedronken o-m zijn opgewondenheid te doen bedaren, doch hij durfde geen café binnengaan uit vrees v-co-r nieuwe moeite. Daarom besloot hij zoo- spoe dig mogelijk naar huis te gaan om van klee ding ,te verwisselen. Langzaam liep hij door om de opmerkzaam heid van het publiek niet te trekken en kwam ook ongedeerd voor zijn woning. Daar be merkte hij tot zijn schrik, -dat- hij zijn sleutel in het andere pak had laten z'v' >11. a ,j aan de bel, hij zo-u juffrouw Kbit wel uit leggen hoe luj in dat costuum kwam. Na- korten lijd werd cru vaster gaope- e,n een hc-ofd omgeven door een dikken doek, het hoofd van juffrouw Kidd, zag van bo ven op hem neer. „•Wat i.s er te doen," vroeg zij scherp. „Niets van belang, juffrouw," antwoord de Frisby, die zijn kleeding een oogenblik vergat, 't Spijt me, dat ik u op dit Uur lastig moet vallen." „Ik laat mij op dit uur niet lastig val len, alle deuren en vensters zijn goed geslo ten," riep de juffrouw boos. „Ik heb niets met de politie te maken, en dicht sloeg het raam. Da ar stond de arme Frisby en wist niet 1 je ter te doen, dan nog maar eens flink te schellen. Het duurde lang, maar eindelijk kwam het hoofd weer te voorschijn. „,Wiat moet je dan toch?" riep juffroluw Kidd nóg .boozer dan straks. Zijn de ven sters niet gesloten „Dan zou ik al lang binnen geweest zijn." „Zoo, is- er dan brand „Niet zoover ik weet. Maar kan u niet raden, .wie ik ben?" „Ja, een logé uit een gekkenhuis!" En weer viel het raam dicht. Flrisbyjsl (pioeitie was alles behalve ple zierig. Daar etend hij met het aanbreken van den nacht. Wat kan een agent in Lon den. in den nacht niet overkomen. En hij was volstrekt niet getraind. Hii behoefde niet, te pro-beeren ergens anders .onder dak 1 e komen en zich om hulp te wenden tot de werkelijke politie durfde hii niet, want hij wa-s er niet zeker (vlam, d-'at het dragen van een uniform niet strafbaar wa-s. Hoe hij den nacht door kwam, wis-t hij zelf niet meer ,te vertellen, maar eindelijk verscheen tot zijn -onuitsprekelijke blijdschap de dag aan den' hemel en richtte hij zijn schreden op nieuw naar zijn woning. Maar wat was dat? Dé strata-t was vdl politie, 'althans in de pogen van Frisby, in werkelijkheid waren er een stuk of tien' agenten, die- voor het huis van juffrouw Kidd stonden. Hij wilde zoo snel mogelijk zich verwijderen, maar 't was reeds te laat, want een hoofdagent, had bom reeds gezien en riep„Kom spoedig mee 1" „Wat is er te doen vroeg Frisby ahg- st-ig. „Wie moeten dit blok huizen omringen, er zit een man op het dak." „Wia.t moet die doen „Zeker een lucht je scheppen. J'e Bent n-og een nieuw broekje, anders zou je begrijpen, dat het een inblreker is. Ik heb je gezicht nooit ge-zien." Intus. hmi had men herhaaldelijk aan het huis gescheld, doch met even weinig succes als den vorigen avond. Juffrouw Kidd ver koos de politie niet binnen te Laten. ,Men besloot van buiten af het huis te beklim men on twee agenten gingen een lange lad der halen, die tegen het huis weid geplaatst. „Je ziet er uit, of je ongetrouwd bent, sprak de hoofdagent, tot Frisby, „vooruit naar boven." „Ik klim slecht, wil u het niet liever een ander laten doen „Geen praatjes en als je c-p het dak komt, tracht hem dan beet te pakken en laat je vallen, je zult wel achter de borstwering blij ven liggr" „Kat cfenk' ik ook' weT," "stotterde Frïs- by met klapper nde tanden. „En als i 1; ij met een pan mocht gooien, geef je hom een por voor zijn buik. Voor uit!" Met den doodsangst in het- hart, ging' Fris- by naar boven. Hij meende da.t zijn laatste uur geslagen was, toen hij bo-ven kwam; wamt nauwelijks stak hij zijn hoofd boven de borstwering, of een dakpan vloiog naar zijn hoofd en viel beneden op straat te pletter. Tot zijn vreugde zag hij evenwel tegelijk een zwarte gedaante over de "daken vluch ten .Uit de heftige beweging van de ladder besloot Frisby, dat een ander agent naar botven kwam tegelijk herinnerde hij zich, dat hij zich bevond op het dak van het huis, waar hij met alle geweld binnen wilde. Een geopend dakraam ga,f hem gelegenheid er in te komen en hij viel op een zolder. Hier voelde hij zich betrekkelijk yeilig; het daglicht wees hem den weg naar bene den en na eenig .aingstig ztoeken, vond hij zijn kamer. Het eerste, wat hij deed, .wias zijn clostuum in een diepen koffer stappen en toen la,g hij in een ommezien veilig .en wel orider de dekens. Op 'den dag .kreeg .hij een vreeselijk ver haal van juffrouw Kidd over de onrust van den nacht en haar verwondering, da.t mijn heer daar doorheen had kunnen slapen. De inbreker was ontsnapt, maiar het allerakeligst was, dat een agent geheel verdwenen en nergens te vinden was. Hij was zeker door 1 dien inbreker vermoord en zou nog wel er gens liggen. De politie zo-u dien dag alles grondig afzoeken. MENSCHEN MET STRUISVOGEL MAGEN. Verhalen, dat in de maag van een niensch spijkers, naalden of andere dingen, die er niet in behooren, gevonden zijn, worden ge woonlijk. met gerechtvaardigd wantrouwen opgenomen. Het over 't algemeen wel te vertrouwen geneeskundig weekblad „Lan cet" publiceert nu een pa-ar gevallen, waar in men werkelijk spreken kan van „menschen met struisvogelmagen". Het- onbegrijpelij lo ste geval va,n dien aard is afkomstig van de geneesheeren dr. Vamdervot en dr. Mills. Hun patiënte, een Mulattin, werd pp den leeftijd van 30 ja-ren wegens plotselinge ra zernij in he-t krankzinnigengesticht gebracht zeven jaar later stierf zij. Gedurende den heden tijd was haat maag gezond geweest; men haid wel dikwijls opgemerkt -dat zij spijkers, spelden cn naalden in de hand nam maar men ha|d haar nooit bij het inslikken vOn zulke voorwerpen betrapt. Na, ha-ar dood bleek bij lijkopening, dat zij ijzeren voorwer pen in bepaald afschuwelijke hoeveelheden ha.d ingeslikt. Deze waren alle in de maag blijven liggen, waarin een soort verzamel plaats ontstaan was. Hierin vond. men nas gels, naalden, schroeven en andere metalen voorwerpen, in 't geheel .niet minder dan 1400 stuks, welke te zamen meer dan 2000 gram wogen. Eenige spitse voorwerpen had den ook den maagwand 'doorboord, doch hier waren ze als 't ware ingemetseld geworden, zoodlat het leven der patiënte er geen verder gevaar door liep. Dé andere gevallen, welke „Lancet" meedeelt, zijn niet zóó verbazing wekkend, maar in elk geval is het toch merkwaardig -als men in de mensche-lijke maag naalden vindt, die behalve büj aanra king, in 't geheel g'eön last veroorzaken. In één der gevallen -vond men in de m'alalg van eep vrouw 43 naalden. DE KUNST VAN GRIMEEREN. Hóe mén het moet afleggen om zijn ge zicht te veranderen, weten de tooneelspe- lers het best. Dilettanten moeten zich na tuurlijk met eenvoudige middelen behelpen, waarbij schmink en koolstift drnder meer een groote rel spelen. Van een mager gezicht, kan men een dik makenmen logt- ter hoogte der jukbeen deren een roln-dc vlek va,n rooid en laat die naar onderen lichter warden en verloiopen. Een groote neus maakt men kleiner dioor de wangen dicht naar de neusvleugel toe te schminken dn zelfs nog een gedeelte van den neusvleugeldan schijnt het, da,t dit gedeelte van den neusvleugel nog wang is, zoodat de neus zelf kleiner lijkt. Om een kleine neus grooter te doen schijnen iraa-t pyen precies omgekeerd te werk. Een korten" hens vemoemgf men door op het puntje van dén neus eenvoudig een wit plekje aan te brengen. Een groote mond wordt kleiner gemaaki dolor de lippen aan' ide mondhoeken met de vleeschkleur dér wangen te schminken eli de grenzen dclor een klein streepje alatn te geven. Moet dé mond vergroot worden, dan trekt men met lippenstift- ide mondhoeken door en geeft eveneens door een denker streepje het einde aan. De glafns dér oiogen wordt verhoogd door langs de onderste cogwimpers eeni dunne zwarte streep te trekken met een dim koolstift of een zwartgemaakte haarspeld, die men natuur lijk eerst moet liaten afkoelen. iWil men een weemoedige uitdrukking, aan de 'ooigen ge ven, dian schminkt men de vrimpers met teint-sehmink en legt op het onderste oog lid eveneens een rosen toota. Dan riet men er verschrikkelijk jammerlijk uit. ALEXANDER] DE GROOTE Alexander de Grcote, die in' korten tijd het geheele Perzische rijk aan zich onderwierp, heeft den naam verworven een der grootste oorlogshelden geweest te zijn. Het is te be grijpen, dat zulk een man geen lafheid her dragen kon. Nu geschiedde het eens, toen hij zijn soldaten inspecteerde, da,t hij er één aantrof, die ook Alexander heette, doch die zich zeer laf gedragen had. De koning werd boos, toen hij dit vernomen had. Hoor eens, sprak hij tolt den söMalat, je moet óf een anderen naam kiezen óf voortaan dapperder vechten. Als. je Alexan der he-eten wilt, dan moet je ook op Alexan der gelijken. 'ONS PAPIER. Bekend is, dat in de 15e eeuw papierfa brieken opgericht werden in Vlaanderen en dat in 1598 de eerste fabriek in ons land. bij Hat-tem verrees. De papierfabricage ir katoen werd in de tiende eeuw. reeds in Spanje en Sicilië uitgeoefend; de baker mat dezer kunst schijnt men in China, te moeten zo-eken, vanwaar ze omstreeks de achtste eeuw naar Alekka doordrong. De Arabieren (Mooren) zorgden voor de verde re verbreiding en het nieuwe product ver drong aldra- het oude, uit 'de papyrus-plant vervaardigde. Hét oudste document op pa pier, dat gevonden is, is een brief van de gemalin Van Roger I, gbaaf van Sicilië; de ze brief is omstreeks het jaar 1000 geschre ven op een dikke geelachtig .gekleurde pa piersoort en is 25 bij 35 c.M. groiot. In Ge nua wordt een acten-register bewaard, ge dateerd. 1154 en in Napels een brief van Frederik II uit 1340: .verder vindt- men in Barcelona een papier en re git er uit den tijd van Jay me I van Arm gen met het jaartal 1237 en in Parijs een ditoi, gedateerd 1248. Neg enkele la,tere documenten, belangrijk voor de kennis valn de Verbreiding valn het papier-gebruik, wclrden vermeld. Echter is het merkwaardig te noemen, dat, waar be wezen iiS', dat de oud e papiersoorten Ij en bekenden „tand des tijkls" zoo goed wisten te weerstaan, nóg niet oudere stukken be waard zijn gebleven. DE NA ALD VAN CLEOPATRA. „De Aarde en baar Volk n" schrijft, dat de naald van Cleopatra te Londen, lie eeuwen lang ongedeerd bleef bij het, klimaat van No-ord-Afrika nu al Volor de tweede maal sinds hal: verblijf in Europa in handen van restaurateurs is. Ze staiat van top t-ot teen ingehulid in steigers, en de deskundige ar beiders van den L-ondenschen Gra-afsehaps- ralad zijn er ajato' het. wasschen en bestrijken met preservatieve middelen, om het gevaarte te helpen, dat, het weer voor een nieuw twin tigtal jaren iden aalnval zlal kunnen weerstaan van Re Lomdeinsche atmosfeer met Tia!ar rook en roet en dampigheid, die de oppervlakte in teen Onkelen menschen!eeftijd meer bescha digt dan dé zón en de lucht van Egypte in dui zcndeU jaren deden Als het z-oó- gaat met syeUitisch* graniet- den hard 1 bekenden steen, kan men zich de uitwerking Van het Londen-ehe klimaat op gewontem bouwsteen voorstellen. Een onder zoek Vat, de obelisk heeft alan het licht ge bracht, diat de opschriften op den puntigen top het. meest hebben geleden, omdat de regen en het roet daarin konden .blijven staanmaar ook de geheele oppervlakte Van de obelisk vertoont sporen van verval en moet worden Overtrokken met een waspre paraat of met een oplossing van barium mo- noxyde. bekend onder den naam van blariet- water. na een degelijke a-fwassching met- of afspuitini ,met stoom". fif drG. CPyA >.!*3 ,Z*Z>jMr&rXl fl {fl P" r« t3 c-% 8»^ 13 .Mw V r-*> V *4 v^^—i '\j s** <C HU-H r—I J W t W P—i «J v* S* sus w -v> oj r nsjs ja q

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 8