TWEEDE BLAD
Opoffering beloond.
NIEUWS UIT OEN OMTREK.
Hu Eon Marché
oyons,
Occasions
Occasions
Haarlem-BrusseL
illANOAG 19 FEBRUARI 1912.
AUGUSTINUS JOSEPHUS CAHIER,
Bisschop van Haarlem.
IRGEZORDEH.
99
99'
99
feuilleton
Schets uit den tijd der Fransche
Revolutie.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
door de genade Gods en de gunst van den
Apostolisclien Stoel
'Assistent-Bisschop bi? den Pauselijken troon,
aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van
ons Bisdom
Zaligheid in den Heer.
In onzen Vastenbrief van 1909 kondigden
Wij IJ aan, B. G., dat onze H. Vader een
groote verzachting had verleend in de ont
houd ingswet, maar spraken Wij tevens naar
aanleiding daarvan onze bezorgdheid uit, dat
de geest van versterving, in onze dagen toch
reeds niet al te levendig, nog meer zou ver
zwakken, en Wij oordeelden het daarom wen-
echelijk U te onderhouden over de noodzake
lijkheid der versterving.
Nu is onlangs opnieuw in de Kerkelijke
-wetten door den H. Stoel eene verzachting
gebracht, en wel op het stuk der als Zondag
te vieren feestdagen; maar Wij zullen niet
wederom onze bezorgdheid uitspreken, dat
deze verzachting voor sommigen onder ons
tegen de bedoeling der H. Kerk in een
aanleiding zal zijn, om zonder noodzakelijk
heid of afdoende redenen minder tijd te be
steden aan de verheerlijking van God en aan
de heiliging hunner ziel, waarvoor de Zon
en Feestdagen oorspronkelijk zijn ingesteld;
Wij willen U liever herinneren aan de woor
den, waarmede onze H. Vader zijn schrijven
over deze zaak besluit: „Wij koesteren de stel
lige lioop," zoo schrijft de Paus, „dat alle ge
loovigen ook op die dagen welke Wij uit het
„getal der als Zondag te vieren feestdagen
„lieten wegvallen, van hun liefde tot God en
'„hun eerbied voor de Heiligen niet minder
„dan vroeger zullen doen blijken; en dat zij
„op de overige feestdagen, die in de Kerk te
„vieren overblijven, met meer ijver dan vroe
ger ,voor het onderhouden der verplichting
„zullen zorg dragen".
Met meerijverdan vroeger; ofschoon
zeker deze woorden werden ingegeven door
hetgeen onze H. Vader in de meer zuidelijke
Janden waarnam, zoo valt het toch niet te
ontkennen, dat ook hij ons in de latere jaren
veel ontbreekt aan dien ijver om de Zon- en
Feestdagen te heilïgeè; zoodat Wij ons reeds
verplicht hebben gezien om voor te schrijven,
'dat jaarlijks, op een door Ons aan te wijzen
uag, in alle HH. Missen zal gepreekt worden
legen een hoelangerzoomeerveldwninendmis-
bruik nl. tegen bet schenden van den Zondag,
vooral door het koopen en verkoopen. En dit
strijdt toch zooals gij allen weet *e^en
de wet Gods, die den Zondag allereerst tot
een rustdag maakte; immers wel wordt
door een enkelen inkoop de verplichte rust
van den koop er slechts in geringe mate
verbroken, maar doordat zoovelen dit doen,
wordt voor den verkooper en diens b e-
'dienden de Zondag tot een waren wege
rt a g gemaakt, en zoo worden de verkoopers
medeschuldig er aan, dat door de verkoopers
de Zondagsrust aanmerkelijk wordt ge
schonden. Daarbij komt nog, dat die inkoopen
uit gemakzucht worden gedaan vooral wan
neer men, om naar de kerk te gaan, toch van
huis moet naar het dorp of de naastbijzijnde
ttad, dus hij voorkeur des morgens; en daar
door wordt het verplichte Mishooren voor de
verkoopers, zoo niet onmogelijk gemaakt, al
thans zeer bemoeilijkt. En nu is het wel aller
eerst in hen af te keuren, dat zij hunne win
kels openstellen, en van hun bedienden ver
langen er aanwezig zijn, maar van den ande
ren kant blijft het waar: als wij, rekenend op
hun zucht naar gewin, hen tot die overtre
ding zedelijkerwijze dwingen, dan maken wij
ons aan hunne zonde medeplichtig. Zoo dui
delijk mogelijk leert ons dit onze Catechls-
jnus in de Les over het derde gebod: „Het is
„groot kwaad op Zondag een slafelijk werk
„te verrichten, als wij het zonder wettige re-
„den geruimen tijd doen of door ande-
,.ren laten doen". Wij zeiden: zedelijker
wijze dwingen, want in w e r k e 1 ij k e n zin
wordt bijna nooit iemand tot het openstellen
van zijn winkel gedwongen, als hij zich niet
dwingen laat; hij moest wijzer zijn en beden
ken, dat de aldus behaalde winst zoo gemak
kelijk door God kan worden gemaakt en
dat gebeurt dikwijls tot een waar verlies,
door ziekte en anderen tegenspoed; hij moest
vooral meer godsdienstig zijn, en aan eene
winst, die hem niet toekomt, omdat zij be
haald wordt op een door God aan Zich voor
behouden tijd, niet meer hechten dan aan de
goddelijke wet; hij is dus zelf allerminst vrij
te pleiten, en de zonde is allereerst z ij n zon
de, maar ook hij, die er de aanleiding toe
geeft, maakt zich door een zoogenaamde
„vreemde zonde" aan zijn overtreding schul
dig; beiden: en hij die zelf slafelijk werk ver
richt, en hij die het door anderen laat ver
richten, zondigen wanneer zij dit doen zonder
wettige redenen; en daarom vermanen wij al
len: de eenen om niet op Zondag te koopen,
en de anderen om niet hun winkels open te
stellen, want de eenen zoowel als de anderen
zondigen zeiven en verlokken elkander tot
zonde.
En al spraken wij hier telkens over koo
pen en verkoopen, omdat dit het meest voor
komend misbruik is, hetzelfde geldt natuur
lijk van iedere wijze waarop het derde gebod
wordt overtreden; van alle slafelijke werk,
dat men of zelf verricht of door anderen
verrichten laat; en het geldt eveneens la
ten wij uitdrukkelijk hierop uwe aandacht
vestigen niet slechts voor de eigenlijke
Zondagen, maar ook voor de als Zondag te
vieren feestdagen, wier getal juist daarom
door onzen H. Vader verminderd werd, opdat
wij in hunne talrijkheid niet een min of meer
wettige reden van al te groote schade zou
den vinden, om ons gemakkelijk heen te zet
ten over het niet onderhouden van dit gebod.
Daarom vermaant de Paus ons dan ook tot
grooteren ijver dan tot dusverre in het vie
ren niet alleen van de Zondagen maar ook
van die andere feesten, die Hij als geboden
heiligdagen behouden heeft. Wij herhalen
met opzet deze woorden van Z. H. omdat tot
dusverre hieraan hij onze geloovigen al te
veel heeft ontbroken, omdat velen onder ons,
overigens goed Katholiek, zich op die da
gen in het geheel niet als Katholiek gedroe
gen. Zij mogen met hun eigen geweten te
rade gaan, of daarvoor wel altijd genoegzaam
reden was, maar vooral of er nu, na de ver
zachting der wet, nog wel reden genoeg blijft.
En nu, B. G., nog een woord over het vaste
vertrouwen, wat de Paus zegt te koesteren,
dat ook de afgeschafte feestdagen in eere zul
len blijven. Herhaaldelijk waren vooral in de
laatste tijden hij den H. Stoel aanvragen in
gekomen om vermindering der verplichte
feestdagen, en als reden voor die aanvragen
werd aangevoerd een zekere noodzakelijkheid
om niet meer zoo dikwijls den arbeid af te
breken. De Paus vond die reden gegrond en
wilde daarom wel gehoor geven aan dat ver
zoek; maar opdat zooveel mogelijk over de
geheele wereld voor de Katholieken dezelfde
wetten zouden gelden, heeft Hij de verplich
ting opgeheven ook daar, waar tot dusverre
van die noodzakelijkheid nog niet was geble
ken; maar dan mocht Z. H. ook vertrouwen,
dat, waar geen reden voor die vermindering
is, de geloovigen vrijwillig nit godsdienstzin
zonden doen, wat zij tot nog toe nit verplich
ting gedaan hadden, en ook, dat niet zonder
die reden, niet zonder die betrekkelijke noo-
zakelijkheid, en alleen in zooverre, van deze
verzachting gebruik zou worden gemaakt.
Immers het is duidelijk: de H. Vader besloot
tot dien maatregel, niet omdat naar Zijne
meening te veel tijd werd besteed aan de ver
heerlijking van God en de heiliging der ziel,
maar omdat men meende dat er te weinig
tijd overbleef voor de noodzakelijke tij
delijke behoeften. In ons Bisdom nu bestaat
bijna nergens die noodzakelijkheid, en met
name zeker niet voor de afschaffing van den
tweeden Kerstdag en van Paaseh- en Pink
stermaandag. Daarom dan ook hebben wij
aan onze geestelijkheid voorgeschreven, dat
op de nu afgeschafte feestdagen de gods
dienstoefeningen voor zooverre dit moge
lijk is zullen gehouden worden als voor
heen; en Wij vermanen al onze geloovigen,
dat zij die dagen als heiligdagen zullen blij
ven beschouwen en, behalve wanneer het niet
gevoegelijk anders kan. zullen blijven onder
houden en vieren, al doen zij dan ook geen
zonde met gebruik te maken van de verleen
de verzachting. Maar vooral vermanen Wij n,
B. G„ om de overgebleven feestdagen en in
't hijzonder de Zondagen beter te besteden
voor het heilig doel, waarvoor zij zijn inge
steld, dan door velen uit lichtzinnigheid en
uit overmatige zucht naar ontspanning en
vermaken geschiedde.
Zeker, ontspanning en vermaak was nim
mer verboden op Zon- en feestdagen, maar
't is in de laatste tijden tooh wel treurig om
aan te zien, hoevelen onder de jongeren be
halve een enkel uur voor het hijwonen der
H. Mis, nagenoeg den gansclien Zondag be
steden aan spel en ontspanning, alsof dit
het voornaamste doel van den Zondag was,
en hoe dientengevolge de gansche ziel
wordt ingenomen in de week door hun ar
beid en a ar d sell e zorg, en dan des Zondags
door vermaken, spelen en reizen; en reeds
lang dachten wij er aan u te wijzen op de
treurige overeenkomst, die er in onze dagen
is tusschen het gedrag van vele christenen
en dat van het Joodsclie volk, toen het zon
digde in de woestijn. De H. Schrift verhaalt
ons, hoe op hetzelfde tijdstip waarop God
aan Mozes de wet gaf: „op den zevenden dag
is het Sabbat, de heilige rust voor den Heer",
het volk zich nederzette om te eten en te
drinken en opstond om te spelen. Thans on
derhoudt dat volk sinds eeuwen niet meer
het uitverkoren volk van God zijn Sab-
met bewonderenswaardige stiptheid, en zul
len nu de christenen, het nieuwe Godsvolk, in
een blijvend misbruik vervallen, waaraan
Israël zich slechts voorbijgaand schuldig
maakte! Beschaamt B. G. ons vertrouwen
niet, dat deze korte vermaning voldoende zal
zijn, om dit onder ons ingeslopen en steeds
meer voortwoekerend kwaad te stuiten, waar
onder zonder eenigen twijfel de godsdienst
zin van het volgend geslacht ernstige schade
zou lijden. Immers het noodzakelijk gevolg
daarvan zou zijn, dat de zorg voor het hoogere
voor het zieleleven wordt vergeten en alleen
gedacht wordt aan behoeften en genoegens
van langeren aard.
De aanstaande Vastentijd, waarin wij meer
dan anders worden herinnerd aan alwat onze
Goddelijke Aerlosser voor ons heeft gedaan
en geleden, moge in ons hart tot rijpheid
brengen het ernstige besluit, om voor Hem te
doen wat van ons wordt gevraagd en ver-
wacht en wat waarlijk niet te veel is.
Wij eindigen met een hartelijk en dikwijls
herhaald gebed te vragen voor de geheele H.
Kerk en al hare bedienaren en leden, vooral
voor onzen onder zoovele zorgen gedrukten
opperherder, en voor onze medebroeders in
die landen, waar de H. Kerk zoo hevig wordt
vervolgd, die nu lijden onder het te loor gaan
van den godsdienstzin, ook en niet het minst
als gevolg van het niet ernstig genoeg vieren
en heiligen der dagen des Heeren; bidden wij
veel voor hen opdat zij zegevierend den te-
genwoordigen 'strijd doorstaan, en voor ons
zeiven, dat ons niet iets dergelijks geschiede.
Bidt ook voor al uwe wereldlijke overheden,
inzonderheid voor H. M. onze geliefde Konin
gin, opdat de goede God haar beware en
trooste in hare beproevingen, en in het ver
volg door Zijn rijken zegen verblijde.
En zal dit ons herderlijk schrijven op den
Zondag Quinquagesima in alle tot ons Bis
dom behoorende kerken, alsmede in de ka
pellen waarover een Reetor is aangesteld, op
de gebruikelijke wijze worden voorgelezen.
Gegeven te Haarlem, 13 Februari 1912.
AUGUSTINUS JOSEPHUS,
Bisschop van Haarlem.
Op last van Z. D. Hoogwaardigheid,
H. A. Th. VAN DAM, Secretaris.
Voor den inhoud dezer rubriek «telt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de copy den inzender nlel
teruggegeven.
ZIEKE TANDEN, EEN GEVAAR VOOR
DE VOLKSGEZONDHEID.
III.
Ontaarding nu door te weinig gebruik
geldt niet alleen van de tanden, maar ook
van de kaken. Als men met enkele lijnen
een type zou moeten teekenen van een krach
tig man, zou men zijn toevlucht nemen tot
rechthoekige figuren: vierkante schouders,
vierkante kin en kaken, waarin de krachtige
tanden ruimschoots plaats vinden.
Hoe daarentegen schetst men het type van
de hoogbeschaafde en verfijnde Engelsehe
miss! Een lang smal gezicht met dito ka
ken, waarin de tanden geen plaats meer vin
den, maar lang en smal van stuk, naar vo
ren puilen, als ze niet door plaatsgebrek kris
en kras door elkaar staan en allerlei abnor
male schuilhoeken opleveren, waarin de ver-
zuringsprocessen der spyzenresten vreed
zaam kunnen geschieden.
En hiermede komen we tot het noodlottige
feit, dat het tegenwoordige voedsel door zijn
papperige, geaardheid veel meer resten in
den mond achterlaat, dan goed is vöor in
standhouding van het gebit. Een enkel voor
beeld slechts: Wie weet niet hij ervaring, dat
wittebrood veel meer slijmerig beslag ach
terlaat dan bruinbrood of roggebrood! En
zoo zijn de tanden van het tegenwoordige
geslacht aan veel schadelijker invloeden on
derhevig dan die onzer voorouders.
In het Zuiden van Zweden, waar het eigen
gebakken brood als volksvoedsel inheemsch
was, deed, zooals elders, de broodfabriek met
het fijne wittebrood haar intrede; de daar
gevestigde tandheelkundigen hadden den ge
lukkigen inval van en beginne af de toene
ming der fabrieken op de landkaart aan te
teekenen en zoo deed zich het interessante
verschijnsel voor, dat de lijnen waardoor op
de kaart de weg der broodkarretjes door het
land werden aangegeven, samenvielen met
die waaruit het toenemen der tandcaries
bleek.
Een poging van den beschaafden mensch
om de schade, door het weeke voedsel ge
sticht, ongedaan te maken, is te vinden in het
tandenpoetsen om de spijzeresten te verwij
deren. Een onontbeerlijk middel, dat echter
slechts kunstmatig datgene tracht te berei
ken, wat door den natuurmenseh en door de
dieren tegelijk geschiedt met het kauwen der
vaak harde schurende voedingsmiddelen.
Zoo zien we dus als resultaat van onzen
besehavingstoestand zwakke, slecht verkalk
te en vaak onregelmatig staande tanden,
waarop de verzurende werking der zachte
spijzeresten gemakkelijk vat heeft en waarin
het ziekte-proces snellen voortgang maakt.
Mijnheer de Hoofdredacteur.
In uw blad van j.l. Dinsdag komt onder hel
verslag van hét plaatselijk comité der K. S. A.
een mededeellng voor van den Eerwaarden Gees
telijk Adviseur, van voornoemd comité, omtrent
de Tooneelvereeniging „Liefde voor de Kunst",
dat deze vereen iging is overgegaan in de Tooneel
vereeniging „Vondel".
Dit bericht is onjuist, reden waarom onder-
geteekende een plaatsje verzoekt voor het vol
gende: I
Van de vereeniging „Liefde voiy de Kunst",
welke tot nog toe niet definitief is opgeheven,
zijn een gedeelte der leden overgeloopen naar
de Tooneelvereeniging „Vondel", de boeken en
bescheiden van „L. v. d. K." bevonden zich
echter niet in het bezit dier overloopers, zoodat
er in het geheel geen sprake kan wezen van
samensmelting van ,.L. v. d. K." met „Vondel".
Wat echter de Eerwaarde Adviseur zegt van
„Vondel", „dat deze vereeniging misschien wel
uit Katholieken bestaat, doch dat zij den steun der
Katholieken niet waardig zou zijn," onderstreep
ik hier geheel, alleen zou ik hier nog even aan
willen stippen dat een Katholieke Tooneelver
eeniging welke uit den aard der zaak zoo drin
gend noodzakelijk is, zoo weinig beoefenaars kan
vinden en mcnschen welke aan dr.za zaak hunne!
aandacht willen wijden.
Met dank voor de verleende plaatsruimte,
L. VAN RERKEL',
Frans Halsstraat 31. Haarlem.
BLOEMEND A AL.
Onbestelbare stukken gedurende de 1ste
helft der maand Februari 1912.
Briefkaart: W. de Greeve, Amsterdam.
IJ MUIDEN.
Kamer Van Koopliandel. In de Vrijdagavond
te Amsterdam gehouden openbare vergadering
der Kamer van Koophandel en fabrieken aldaar
kwam o.m. ook ter sprake de dienst op het
Noordzeekanaal. De heer Zwart wees er of, dat
door de betere verlichting van het Noordzeeka-
naal het nachtvaren zeer is toegenomen. Even
wel des nachts is de telephonische waarschu
wingsdienst op de IJembrug, die IJmuiden op de
hoogte houdt van de schepen die passeeren,
niet aanwezig. Daardoor gebeurt liet, dat schepen
niet tij Ig worden gerapporteerd en de sluizen juist
gestolen worden worden aLs schepen in aantocht
zijn. Deze moeten dan wachten en dat vordert
vaak een groot oponthoud, waardoor zelfs schade
kan ontstaan, doordat de bestemmingsplaats te
laat wordt bereikt. Met betrekkelijk wéinig kos
ten zou aan dien toestand verbetering zijn te
brengen.
De voorzitter de heer S. P. van Ee^hen, be
val de opmerking van den heer Zwart ter over
weging aan bij de commfssife van de haven en
handclsinrichting.
BURGERLIJKE STAND.
SCHOTEN. GetrouwdL. N. M VoS en
P. M. J. uilenbeek J. Jutten en
Bakker.
Geboren: z. 'van O. C. \f A ma ma
Timmerman. d. van J. v. d. Putten
Peijs. d. van A. G. H. VergersBeka
ve <ort. d. vain A. de MolieThijs.
d. van A. M. SchaafLipijn.
Overleden: M. A. M. Masteling, 1 j.
HAARL.LIEDE EN SPAARNW. Onder
trouwd: E. de Boer en A. Gravemaker.
Getrouwd: W. Lucke en C. Kouijzer.
Overleden: F. F. Meegdes, 14 maanden.
BLOEMENDAAL. Geboren: z. van P. J.
WilkeDolman. z. van W. LodderRink
z. van A. M. C. Rutte—Uiterdaal. z. van
J. Eiehenbergenvan de Wall. z. van J.
W. Herber—van der Veldt. z. van S. A
Langelaan—Lucassen. d. van J. M. E. C.
Swartsvon Mauw.
Overleden: J. J. Vlaskamp, 64 jaar.
HEEMSTEDE. Geboren: d. van E. Stroet
Stokman. d. van C. S. C. HuismanOn
derwater. d. van C. P. v. AmerongenNees-
kens. z. van H. N. Heldervan Twisk. d.
van J. M. v. d. Velden—Prins. z. van M
Bekkers—van Zurk. d. van E. A. K. Alta-
Hesselink. d. van J. SnoeksFelleman.
Overleden: A. H. van Wiekevoort "Erom-
melin, 47 jaar.
BEVERWIJK. Geboren: z. van M. H.
Schram—Burger. d. van S. Zutphen
Quist. van B. J. BoumansDe Best.
•Overleden: A. C. Ml Duiker, 2 mnd.
G. de Vries, 62 j., wed. v. Hl Ranse.
HEEMSKERK. Geboren: d. van J. de
Jcng en Al Kassen. z. van Mi de Buij-
ter en G. Bleeker. z. van S. P. Kossen
en M. G. Apeldoorn. z. v. P. Gerfenbaob
en J. D. Schollevis. z. van O. v. Xiies-
hcut en A. de Boer.
OASTRICUM'. Geboren: dl van L. Zoïme-
neveld en van Ml Delis. z. van P. de
Graaf en van D. Stuifbergen.
Getrouwd: S. J. Schram en A. Buur.
J. Groen en A. van Sehagen.
ALKMAABi Geboren 11 Febr. z. van D.
Hoekmeijer en A. Rike. 12 Febr. z. van
A. Tho'len en P. v. Latum. d. van [W.
J. Vrijhoef en J. Dekker. 13 Febr. d.
van O. F. D. Koknert en C. S. v. Es.
d. van Hi P. I. Melen brink en O. A. Ruiter.
dl v. Hl J. Gerritsen en H. J. M. van
Wezel. 14 Febr. z. v. C. Hes en C. Groot.
Getrouwd: 13 Febr. S. J. A. Kees m
en G. Ml IJpma. 14 Febr. Ml Sahoen-
m-aker, wedn. v. iWl v. Westerop en O. Bij-
waart. M. Rentenaar on N. Smit,
P. Stam en G. Kooijman, wed'. C. Suidema.
15 Febr. Hl Wi Luijsterburg en H. F. Ou
wenis. F. G. Hijman en W. Kuijt. S.
Ilooijboer wedh'. vlan T. Smit etn E.' U. v.
Dijk. A. Bak en T. Vos.;
Overleden: 10 Febr. O. 3®. Buuns, 6
jaar. 11 Febr. G. Boos 74 j. 12 Febr.
J. Smit 74 j. G. Ml Netten 65 j.
A. vak Slapte Ij. 14 Febr. A. J. Greet
10 mnd. 15 Febr. J. över, geh. met D.
Dalenberg 70 j. Z. J. M. Fleur 3 w.
BENNEBBiOEK. Geboren: z. van M- de
KlerkKoelemeyer. d. van L. Prins
De Theaje. 2 dl v. J, A. Van Bakel—
MenseJ.
Getrouwd: J. C. Van der Hulst en
H. M. Schoon©.
Overleden: Ji van Dijk, 4 maanden.
HILLEGOM. Geboren: z. van V. A. Breed-
veldde Graaf. z. van C. Seijsener—van
Diest.
Getrouwd: P. W. Casander en P. G. Tapper
Overleden: M. M. Uitendaal, 18 jaar.
LISSE. Geboren: z. van A. H. van Keste-
ren en M. Koppert. z. van J. H. de Wilde
en L. van Duijn.
Getrouwd: L. Boogmans en M. J. Kapteijn.
SASSENHEIM. Geboren: d. van B. Moole-
naar en J. Bergman.
Getrouwd: J. v. Kesteren en A. M. v. Dorp.
NOORDWIJK. Geboren: d. van J. van
Beelen en W. van Vliet. d. van H. O.
Lindhout en A. Barnboorn. z. van J. Plug
en J. H. Hagen. d. van G. J. Slats en M. W.
Vioen. J d. van S. Klepper en M. van Zwol.
Ondertrouwd: F. Etting te Noord wijk en
A. Miggels te Rotterdam.
Getrouwd: C. Meeuwenoord en S. v. Rhijn.
Overleden: J. J. van den Berg. 18 mnd., d.
van M. van den Berg en C. van den Berg.
N. Smit, 2 jaar, z. van C. Smit en M. Kor-
bee. J. C. Meeuwenoord, 1 jaar, z. van D.
Meeuwenoord en Th. de Haas. E. L. M.
Alkemake, d. van B. Alkemade en P. Steen
voorde.
SPAARiNDAMl Geboren z. van A. O, Har-
tendcirpBak.
99
99
99
Hij had gezworen, dat hij ook eenmaal
machtig en rijk zou ziju op zijne beurt, al
moest hij ook om dit doel te hereiken, csr
een stapel lijken heenschrijden.
En op dit oogenblik was hij goed op weg.
Hij waadde met zijne voeten door het bloed,
dat is zoo, maar hij bezat nu ook een gedeelte
van deze zoo begeerde macht, en op dit tijd
stip was de macht het voornaamste, wat men
begeeren kon. Het gold alleen maar ze te be
waren, als men ze eenmaal verkregen had.
Wilde men dat, dan moest men ook voor
geen enkel middel terugdeinzen, hoe ver
schrikkelijk het ook was.
Vaudeuil nu was nog nooit teruggedeinsd.
De afgunst had de enkele goede gevoelens,
die bij ieder man op den bodem zijner ziel
sluimeren, verstikt, al zijn doen en laten
werd beheerseht door deze eene gedachte: de
zelfzucht.
De dankbaarheid verplicht iemand tot we
derdienst en dwarsboomt hem somtijds in de
uitvoering van zijne plannen. Vaudeuil had
feeds meermalen bewezen, dat hü wel het
goede wist te ontvangen, maar nimmer te i
beloonen, nog nooit had hij het goede anders
dan met kwaad beloond.
Met een gewichtige zending naar de Ven-
belast, was hij onverwachts door de
„Witten" aangevallen, en had zijn behoud
a een te danken aan de toewijding van een
jong meisje, de zoogzuster van Gabrielle van
Meyron, die hem met gevaar van haar eigen
leven aan de woede der tegen-revolutio
nairen onttrokken had. Zij had liefde voor
hem opgevat, maar hij had hare toegenegen
heid beloond door baar lafhartig te 'verlaten, I
zoodra hij weder genezen was.
Zijne positie van advokaat had hem in aan
raking gebracht met den markies van Mey-
rou; hij had Gabrielle gezien en zich voorge
nomen haar tot zijne vrouw te maken; vroeg
of laat zou hij daarvoor wel gelegenheid
vinden.
Het was in het jaar 1792. De monarchie
bestond nog slechts in naam. Evenals een
schip dat door wind en golven heen en weer i
geslingerd, van roer en zeilen beroofd zijn
onvermijdelijken ondergang tegemoet gaat,
viel ze weldra onder de krachtige aanvallen 1
der revolutie.
Vaudeuil kwam toen in nauwere betrek
king tot den markies, verhinderde hem het
land uit te vluchten, beschermde hem met
zijn invloed in de Clubs en maakte het hem
gemakkelijk om in Frankrijk te blijven door j
hem eene burgerkaart te verschaffen, waarop
hij aangeduid werd met den naam van Per-J
ron.
Toen het Schrikbewind zijn bloedig vaan-'
del verheven had, dacht Vaudeuil er aan,
de vrucht van zijne zoogenaamde toewijding
te oogsten. Hij vroeg aan den ouden mar- j
kies hem zijne kleindochter tot vrouw te
geven.
De markies wees dit aanzoek met koele,
hooghartige beleefdheid af. Gabrielle maakte
er minder omslag mee; zij kon en wilde ook
de minachting niet verbergen, die dit zelf
zuchtig karakter haar mhoezemde, en den
afkeer dien zij gevoelde voor een man als
Vaudeuil.
Deze, die nu niets en niemand meer be
hoefde te ontzien, toonde zich weldra in zijue
ware gedaante.
Hij had zich opgeworpen als beschermer,
mj werd nu een tiran, hij begon te dreigen;
maar dank zij Loeien, zooals wij in den aan'
vang van dit verhaal verteld hebben, waren
de heide bannelingen aan de wraak van hun 1
vijand ontsnapt.
Voor zijn schrijfbureau gezeten, las Vau- i
deUil een brief, dien Marius hem uit Beau
mont geschreven had.
Er kwam een glimlach op zijn strak gelaat,
want deze brief meldde hem de gevangen-j
neming der beide vluchtelingen; maar wel
dra trokken zijne lippen zenuwachtig samen
en zijne oogen begonnen van toorn te fonke-j
len.
Marius- sprak van eene wandeling van
Gabrielle met Lucien in het bosch van Car-
nelle, en de bewijzen van liefde, die zij met
elkander gewisseld hadden.
Vaudeuil frommelde den brief, bevend van
woede in elkaar, maar met inspanning van
alle krachten bedwong hij zich.
Gabrielle had dus aan een man uit zijn
stand de voorkeur gegeven hoven hem; was
het een verwaand edelman geweest, iemand
die met schulden overladen, toch trotsch
was op zijn adellijken titel, dan zou hij het
hebben kunnen begrijpen; dat was logisch
van haar gehandeld, dan was zij immers
trouw gebleven aan haar standen. Maar
zonder schaamte, met verachting van elk
verschil in stand, was zij afgedaald tot de
laagste sport van de maatschappelijke lad
der; en aan een eenvoudig man uit het volk,
aan den zoon van een gewoon burger had
zij hare hand geschonken, en hem die door
zijne macht gelijk met of zelfs hoven dezen
adel stond, had zij met minachting afgewe
zen.
Hij hief de gebalde vuist op als eene be
dreiging, en liet bein zwaar op zijne schrijf
tafel vallen.
Door den dreun vloog een papier weg;
bet was een lijst met namen, een lijst voor_ de
guillotine, zooals hij er tegenwoordig bijna
dagelijks schreef.
Een soort van grijnslach trok over zijn
marmerbleek gelaat, dat zelfs door neze op
welling van toorn niet gekleurd werd.
Dit verschrikkelijke blad herinnerde ïrem
aan de macht, waarover hij beschikte.
Waren Gabrielle en haar grootvader thans
niet in hechtenis, en de guillotine^ die eene
heele natie deed gehoorzamen zou die den
wil van een jong meisje niet aan banden
kunnen leggen!
Op dit oogenblik werd er aan de deur ge
klopt, en de dienstdoende knecht van Vau
deuil trad de kleine, donkere kamer binnen.
In dozen tijd waren er eigenlijk geen
knechts meer, zooals wij weten; men predikte
immers vrijheid, gelijkheid en broederschap.
De een was dus niet meer dan de ander; maar
ook hier was schijn geen werkelijkheid ge
worden. Alleen de naam was veranderd, het
werk gebleven; men sprak niet meer van
knecht, maar van burger.
Burger commissaris, zeide de huisknecht
tegen Vaudeuil, er is in de wachtkamer een
jong meisje, dat u wenscht te spreken.
Heeft zij haar naam gezegd!
Neen, burger; zij zeide mij, dien alleen
aan u te willen bekend maken.
Vaudeuil was geen Marat, maar nij was
toch genoeg gevreesd, en hij werd toch ge
noeg verfoeid om een oogenblik aan een®
tweede Charlotte Corday te denken.
Ik kan op dit nur niemand ontvangen,
zeide hij op barschen toon.
Nauwelijks had hij het laatste woord ge
sproken, of de deur ging eensklaps open en
een jong meisje verscheen op den drempel.
En toch zult gij mij aanhooren, riep zij
uit.
Vaudeuil maakte eene ongeduldige be
weging.
Verwijder je, klonk het op gebiedenden
toon tegen den knecht.
Deze gehoorzaamde, maar wierp eerst noii
een nieuwsgierigen blik op de nieuw aange
komene.
Naar hare kleeding te oordeelen, was het