der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Liturgische Wegwijzer. De Klooster-orden. l Venn. „Drukkerij de FRANCESCO. Eerste Communielied L EEN LIED PER WEEK Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl. Courant" van 9 MAART. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124 V Evangelie ver klaring. fEUILLETON DE OFFICIEELE KERKLIJST ÜXTÖAVK VA» DJS KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM. UireotouTi tf. H. M. V. d. OBIMETDT. AD YJfiBTEHT^JBXïj Van 1 tot fl regels f LSO. Elke regel m-er 0.20. Ingesondea mededeelingen tussohen den tekst t n minste 6 regels fLBO; elke reg:ï meer O.SO. tL. KNIP DIT UIT en leg het in uw Mis- en Vesperboek. o Zondag 10 Maart. 3e Zondag van de Vasten, blz. 493—497. Vóór de Hoogmis: Zegening met wijwater, 69. Na de Hoogmis: Gebed voor Hare Majesteit, 122. N.B. Gedurende de geheele Vasten kan de priester dagelijks (hooge feesten uit gezonderd) de H. Mis lezen ofwel van den dag (in het paars) ofwel van den Heilige (in het wit of rood) van dien datum. Maandag 11 Maart. Van den dag (paars), blz. 497501. Ofwel: Mis der H.H. Enge len, 1455. Groenm., Kleverp. en Velseroord: ofwel: H. Franeisca Ro- mana, Weduwe, 1140 en 256. Dinsdag 12 Maart. Van den dag (paars), blz. 501505. Ofwel: H. Gregorius I, Paus, Be lijder en Kerkleeraar, 1142 en 175. Woensdag 13 Maart. Van tien dag, (paars), blz. 505509. Ofwel: Mis van den H. Jozef, 996. Groenm. en Kleverp. Ofwel: H. Petrus Nolaseus, Belijder, 1104 en 230. Velseroord. Ofwel: Z. Rogarius, 230. Donderdag 14 Maart. Van den dag, (paars), blz. 509—512. Ofwel: Mis van liet H. Sa crament, 1459. Groen m., Kleverp. en Velseroord: Z. Petrus de Treja, Be lijder der Eerste Orde, 227. Vrijdag 15 Maart. Van den dag, (paars), blz. 512—517. Ofwel: Feest van de Vijf Won den O. H. J. Chr., 988. Zaterdag 16 Maart. Van den dag (paars), blz. 517524. Ofwel: Mis der Onbevl. Ontv., 1059. Groen m., Kleverparl en Velseroord: Ofwel: Z. Petrus van Sc- nen, Belijder der Eerste Orde, 227. N.B. De aangegeven bladzijden verwijzen naar bet Mis- en Vesperboek (uitgave Desclée). tn iedere Mis bidde men van blz. 7194, waar zicli bevindt de „Gewone orde der H. Mis". DERDE ZONDAG VAN DE VASTEN. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Ephesiërs; V, 19. Broeders! Weést navolgers van God, als zeer geliefde kinderen, en wandelt in liefde, gelijk ook Christus ons liefgehad en Zich zelven voor ons gegeven heeft als eene offerande en een slachtoffer Gode tot een aangenamen geur. Doch ontucht en allerlei onreinheid of gierig heid worde zelfs niet genoemd onder u, gelijk het heiligen betaamt; noch schandelijkheid, noch dwaze praat, noch onbetamelijke scherts, die niet past, maar vealeer dankzegging. Want weet dit en beseft, dat geen ontuchtige, noch onreine, noch gierigaard, hetgeen afgodendienst is, erfdeel heeft in het Rijk van Christus en God. Dat niemand u verleide door ijdele rede nen; want om die dingen komt de toorn Gods over de kinderen des ongeloofe. Wordt dus hunne deelgenooten niet. Want gij waart eens duisternis, nu echter licht in den Heer. Wan delt als kinderen des lichts! de vrucht toch des lichts is in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid. Evangelie volgens den H. LucasXI, 1428. In dien tijd dreef Jezus een en duivel uit, en deze was stom. En toen Hij den duivel had uit gedreven, sprak de stomme, en de scharen ston den verbaasd. Doch sommigen van hen zeiden; In Beëlzebub, den vorst der duivelen, drijft Hij dc duivelen uit. En anderen, Hem op de proef stellend, vroegen v,an Hem een teeken uit den Hemel. Hij nu, hunne gedachten ziende, sprak tot hen: Elk Rijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, zal verwoest worden, en het eene huis zal op het andere vallen. Indien nu ook de satan tegen zich zelven verdeeld is, hoe zal zijn Rijk stand houden daar gij zegt, dat Ik in Beëlzebub de duivelen uitdrijf. Doch zoo Ik in Beëlzebub de duivelen uitdrijf, door wien dan drijven uwe zonen ze uit? Zij derhalve zullen uwe rechters zijn. Maar, zoo Ik door den vinger Gods de dui velen uitdrijf, dan is waarlijk het Rijk Gods tot u gekomen. Wanneer een sterke, gewapend, zijn hof bewaakt, is hetgeen hij bezit in veiligheid. Doch als een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, zal hij hem al zijne wapenen, waarop digt Jezus hier dat Hjj de verwachte Messias hij vertrouwde, ontnemen en zijnen buit verdee- len. Die niet met Mij is, ie tegen Mij; en die niet met Mij vergadert, verstrooit. Wanneer de onreine geest van den mensch is uitgegaan, waart hij rond door dorre plaatsen, zoekend naar rust; en ze niet vindend, zegt hij: Ik zal terugkeeren in mijn huis, van waar ik hen uitgegaan. En gekomen zijnde, vindt hij het schoon geveegd en opgesierd. Alsdan gaat hij en neemt met zich zeven andere geesten, boozer dan hij zelf; en binnengegaan zijnde, wonen zij daar. En het laatste van dien menscli wordt er ger dan het eerste. Het geschiedde nu, toen Hij dit sprak, dat zekere vrouw uit de schare hare stem verhief en tot Hem zeideZalig de schoot, die U gedragen heeft, en de borsten, welke Gij gezogen hebt! Doch Hij sprak: Jia, zalig zij, die Gods woord hooien en het bewaren! 3de ZONDAG IN DE VASTEN. „In dien tijd wierp Jezus een boozen geest uit, en deze was stom." De Evangelist wil bier- was, want sprak God door die wonderen ter be vestiging van Jezus' leer, dan moest Hij ook voor dengene gehouden worden voor wien Hij Zich uitgaf, voor den Verlosser der wereld. Hoe heerlijk zou Jezus Zijne onweerstaanbare macht ontwikkelen, wat rijke vruchten zou de geheele menschheid plukken uit Zijne overwinning op satan. „Wanneer een sterke gewapend zijn hof bewaakt, dan is w,at hij bezit in zekerheid. Maar wanneer een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, ontneemt li ij hem al zijn wapentuig waarop hjj vertrouwde, en zijnen buit verdeelt hij." De sterke is satan, de sterkere de God- menseh. De zwakke mensch bukte voor den duivel, maar de duivel wordt op zijne beurt overwonnen door Jezus Christus. Zijn rijk in de zielen wordt vernietigd, en Christus alleen zal daar als koning heerschen. Allen kunnen die heerlijke vruchten deelachtig worden, mits zij zich bij Jezus aansluiten en Zijne partij kiezen. oor tweeslachtigheid of onzijdigheid is geen plaats. Ieder moet een partij kiezen, geen neu traliteit is mogelijk. „Die niet met Mij is, is tegen Mij, en die niet met Mij vergadert, ver strooit. De oversten en voornamen der Joden Bid voor uw ouders, voor uw vrienden, Dat God hun zegen moge geven! Gij zijt nu rein gelijk een engel, Blijf, blijf een engel, heel uw leven! Geen mensch kan 't zoet mysterie peilen: God Het zijn gouden hemelzalen, Om voor een kind, Zijn nietig schepsel, Met al Zijn liefde neer te dalen! Bid voor uw ouders, voor uw vrienden, enz. Wil God nu reine wederliefde, En eeuwig trouwen dank bewijzen: Zijn hartebloed kwam u verkwikken, Zijn edel dierbaar vleesch u spijzen! Bid voor uw ouders, voor uw vrienden, enz. 't Was een bitter Icoude dag in Januari. Maar in weerwil dalaïvain wlairen vele men sch en óp de beein, want het was Zaterdag avond. Op de malrkt heers-chte de gewone m.,ia ri0f <Ja duivel die zich van het-4. i wekelijksehe drukte en ook de winkels wa rned® zeggen, dat de duivel, d e zich van het wMen met met Jezus zijn_ Vermanend en be- ren vól kooplustigen lichaam van dien ongelukkige had meester ge- dreigend spreekt Jezus hen daarom toe: „Als Eeü flinke, rijzige man bewoog zich ónder maakt, hem van het gebruik der spraak beroo d de onreine geest van een mensch is uitgegaan, de voetgangers. Het was de oïtgeveer veer- liad. „En toen Hij den boozen geest had uitge- waart hij rond door waterlooze plaatsen, rust tigjairige dokter Hendrik Wlilman, 1 eeraar aan het gymnasium. Hij had vóór zijn bijna worpen sprak de stomme; en de scharen waren verwonderd." Door geene vooroordeelen ver blind, door geen haat tegen Jezus ingenomen, erkennen zij Ilem voor den beloofden Messias, zooals de andere Evangelisten ons verhalen. zoekende en haar niet vindende, zegt hijik zal terugkeeren naar de woning van waar ik ben uitgegaan. En daar gekomen vindt hij haar uit- Selmf°met zich zev^' ga&t x*"3' lieen' eu j vierd zóu worden. Man kón op zijn gezicht neemt met zich zeven andere geesten, nog boo- m hjj g£Jde, dat de taiehtigj-airige moeder, die met hem samen woonde, eelnige geschenken gekocht voor haar verjaarfeest, dat den volgenden dag ge- Helaas hunne oversten en de Phariseën, de 1 zer dan hij zelf is, en zij gaan binnen en wonen'f®'" u £e™ig gevóelde üatüe voornaamsten uit het volk, deelden niet in die'daar. en de laatste toestand van dien mensch' C'orzlenigheid de_ trouwe, liefdevolle be- goede gezindheid. Ook zij hadden het wonder erger dan üTishet V^msterz^ner jeugdige jaren zoo lang gezien, maar mets dan haat en nijd wekte het iot vall ieder die de genade Gods verwaarloost, op in hunne harten. „Sommigen van hen zei- j die na bekeerd te zijn in zijne vroegere zonden den: door Beëlzebub, den overste der booze gees- vervalt. „En het geschiedde terwijl Jezus dit ten, drijft Hij de booze geesten uit." Hatelijker sprak, dat eene zekere vrouw, hare stem v^rhef- en lasterender woord werd nooit tegen den Zaligmaker gesproken. Jezus, de oneindig Hei lige, in vereeniging mot en de dienaar van den fende uit de schare, tot Hem zeidezalig de schoot die U gedragen heeft, en de borsten die U gevoed hebben." Dat was een heerlijke lofzang vorst der duivelen. En Jezus strafte hen niet, ter ecre van Maria en haren goddelijken Zoon maar wilde in Zijne oneindige goedheid nog trachten hen van hun boozen weg terug te voe ren. Daarom deed Hij, in woorden die zoo klem mend waren dat zij den hardnekkigsten tegen stander moesten doen verstommen, hen het on gegronde van hun beschuldiging zien. Voor eerst, dan stond satan tegen satan, dan ware li ij de grootste vijand van zich zelven, verdeeld tegen zich zelven. Dan kon ook het rijk, door hem op aarde gesticht, niet blijven bestaan. Immers elk rijk, elke familie, elk huisgezin waar tweedracht heerscht, moet ten gronde gaan. „Alle koninkrijk, dat tegen zich zelven verdeeld is, zal verwoest worden, en het eene huis zal op het andere vallen. Zoo nu de satan tegen zich zelven verdeeld is, hoe zal dan zijn rijk stand houden? Want gij zegt, dat Ik door Beëlzebub de duivelen uitdrijf." Nog meer brengt de Zaligmaker Zijne tegenstrevers in aangeheven door die eenvoudige vrouw, een eerbiedige buide aan Hem gebracht, die zooeven op dc schandelijkste wijze gelasterd was. Nog vóór dat Hij op die lofrede antwoordde, zal Jezus met een blik van dankbaarheid den moed en het geloof van die vrouw beloond hebben. Het antwoord van Jezus luidde: „Ja, zalig zij die hot woord Gods hooren en het bewaren." Hiermede ontkent Jezus geenszins de voorrech ten, die de vrome vrouw in hare geestdrift aan Maria had toegekend. Integendeel, Hij beves tigt ze, want niemand heeft zóó aan die eerste voorwaarde om zalig geprezen te worden beant woord als juist Maria, van wie de H. Lucas zegtZij bewaarde al die dingen in haar hart. Maar tevens wees Jezus op het geluk waaraan voor hem in 't leven spaande. Opeens verspreidde zich echter een don kere wolk over ziijn gelaat. Op den hoek van een stille straat klonk hem een kinderstem als een jammerklacht in de oor en. „Signore! O Signorekóóp wat van mij," klotnk hem smeekend in de oóren. Onwille keurig wendde liij zijln heofd in de richting, Van waar die klaagtoon kwatm, en zijn blik viel óp een ongeveer elf-jarigen Italiaansohen jcngeln, die in 2Üjn verkleumde handen een kistje hield met enkele voorwerpen van ge ringe waarde, zooals lucifers, stukjes zeep, knoopen. kaartjes g:aren en dergelijke. „Och toe, Signore, kóóp wat van mij," her haalde de knaap, toen hij de oógen van den dokter vol medelijden op henr gevestigd zag. De wonderschoióne bruine oogenstarren, die in het vaalbleeke gezichtje koortsachtig schitterden, hieven eenige cogenblikken op den dokter rusten. De door de koude Hauw- getinte handjes waren "bijna niet in staat een doosje lucifers omhoog te houden. Met zijn voetjes, die in de kapotte schoenen staken, trappelde hij hij afwisseling op het ijskoude asplvalt, om ze hiet te doen verstijven. „Wiel een beeld van de diepste ellende!" allen zich konden deelachtig maken, ala zij in dacht Wilman, haalde zijn p-ortemonnaie uit Hem wilden gelooven en in dat geloof volhar-den z:ak ein gaf den knaap een gulden. den. Dan zouden ook zij zalig mogen genoemd liet nauw door op hunne ondervinding een be- vrorden roep te doen. Onder de zonen der Joden waren I ïïet Evangelie van dezen Zondag moet ons geloof aan Jezus, duivelbezweerders, die onder inroeping v,an den ]eemi te volharden in het „Oidat is te veel, Signore, al wat in mijn kistje is, is zooveel niet waard, en terugge ven kain ik niet. Ik heb neg niets verkocht De knaap wierp nog een begeerigen blik heiligen Naam van God de duivelen uitdreven. Zijne woorden te hooren en in ons hart te be- ÓP het geldstuk en reikte het daarna Wdl- Het was aldus niets vreemds voor hen dit te wareilj maar ponder toch een groote vrees ie1 man weder toe. zien doen. Maar te verpletterende!- was daarom hebben voor het hervallen in onze vorige zonden. I "Neen, h^oud het maar arme jongen, en de vraag des Zaligmakers„Maar indien Ik door - daar dan onze bekeering veel moeilijker wordt dadelijk naar huis. Ee|> wat en Beëlzebub de booze geesten uitdrijf, door wien j Latea wij om die volharding vooral bidden tot 1 wowten °n 3® dryven uwe zonen ze dan uit?» Nooit zouden Mar5a> die aUijd zoo heeft medegewerkt met de 1 Harfclhk dank, Signore. God en de Ma- onder'hen mpVTn duivM t "7° TTm «enac,e baar geschonken, en die daarom ook donna mogen het u loon en. Maar naar huis n n ef.en. cn11 i door alle gedachten der aarde wordt zalig ge- gaan majg ik ïii&t, voor ik alle» verkocht prezen en de Moeder der volharding genoemd heb. Eten krijg ik niet meer en andere klee- wordt, ren bezit ik niet." Een vloed van tranen welde in de oogen van het kind en dropen langs de ingevallen werkten. En toch schaamden- zij zich niet aan Jezus die gruweldaad toe te schrijven. Dat was meten met twee maten, wegen met twee ge wichten. Hunne eigene kinderen zouden in het oordeel tegen hen opstaan en hen van de schan delijkste onrechtvaardigheid overtuigen. „Daar om zullen zij uwe rechters zijn." De lastertaal Was overtuigend weerlegd, maar hierbij ]iet Jezus het niet blijven. Hij wilde ook leeren en vermanen. De gevolgtrekking uit het weer leggen der ongerijmde besehuldiging lag voor de hand, en werd hun door den Zaligmaker met deze woorden voorgehouden: „indien Ik door Gods vinger de booze geesten uitdrijf, dan is voorwaar liet Rijk Gods tot u gekomen." Of schoon zijdelings, toch duidelijk genoeg, verkon- No. 23 uit de Leeuwerk. Woorden van Muziek van Lambrecht Lambrechts. Emiel Huilebroecck. Gij mocht hem eind'lijk dan zien rijzen, Den blijden dag van uw verlangen Gij mocht uw God, uw Zaligmaker, wan gein. Wilman huiverde. 0 „Dus heb je vandaag (nog geen eten gehad Arm kind, wat móet je oen hardvocl'.ïge ouders hebben." „Ouders heb ik niet meer gaf de jóngen zuchtende ten antwoord. „Vader ia af lang doocl en het vorige jaar is ook mijn moeder gestorven. O, die was zoo goed voor mij. Ik kreeg volop eten en had. knappe kleeren. Miaar mijn oom Giaeoano wilde niet in Italië blijven en heeft mij hierheen medegenomen, 0 I "tij v vn 11.J.VJ. UVVU Dan in uw juichend hart ontvangen! Ite-en mijn ouders dood waren krijg ik heel veel slaag en ik moet altijd honger lijden." Hortend en stuntend bracht de knaap, wiens schitterend witte tanden van koude, klapperden, deze woorden uit. Een steen zór( zich hebben la-ten vermurwen hij het aan,' hooren vau het hartverscheurende tafereek dat hij opleverde, en tooh gingen hcmdertU mensch ein hem voorbij, zonder hem en ziik ellende feen blik w-aardig te keuren. jWilman's medelijdend hart was eoliter diep getroffen door de enkele woorden van .(len knaap, en zijn^ erbarmelijker! toost ah d. Een cogenblik bleef hij in gedachten staan, maai zich de woorden van den Zaligmaker herin nerende, „wat gij den minsten der Mijnen hebt gedaan, dat hebt gij aah Mij gedaan"! besloot hij, afdoende in te grijpen. Hier moest geholpen worden. Hij tastte in den borstzak v-a-n zijn warmst overjas, haalde een lederen taschje er uit, waaruit hij een naamkaartje nam, schreef ei met potlood eenige woorden op en gaf het den armen jongen. „Ziehier, ventje," zeide hij, ,neem dit kaar tje en ga er mede naar mijne moeder. Zij zal je vriendelijk ontvangen, eten en drinken geven en alles afkoopen, wat je bij je hebt.' Eefn [straal v[an vreugde gleed o ver het ge laat vap den knaap. Opnieuw vloeiden tra nen als paarlen over zijn bruine wangen, terwijl hij gelijkertijd zijn prachtige oogeh vol dankbaarheid tot Wilman oipsloeg en zijn hand aan zijn lippen bracht. Zijn mond be woog zich als wilde hij danken, maar ei kwamen slechts onsamenhangende klanken, uit. Het iovórkropte bairt liet hem ieder woord! niet dan stamelend uitbrengen. „Nu is het genoeg," zei Wilman, want er waren al straatjongens bij ham 'blijven staan, die hem nieuwsgierig aangaapten. Fluisterend gaf hij den knaap neg de noot- dige aanwijzingen betreffende zijn woning en verliet hem toen. om nog eenige bood schappen te verrichten. Hij was door het stilstaan koud geworden en st-apte daarom stevig door. Ongeveer een uur later kwam hij thuis( waar zijn moeder hem met een handdruk ontving, alis wilde de edele vrouw hem tq kennen geven, da-t zij ten volle goedkeurde, wat hii gedaan had. Maai- wie schetst zijaf verbazing, to-en hem, in de huiskamer ko mend, zijn kleine beschermeling met een ge lukkigen glimlach tegemoet trad. Het kwam hem voor, alsof het dezelfda knaap niet meer w-as. Gezicht en handen waren gewasschen, het zwarte kroeshaar wiafl netjes gekamd, waardoor de sierlijke lotk- ken bevallig over voorhoodf en hals kronkel den, de slanke bewegelijke leden waren in een pakje van een vroeg overleden zoontje van Wilman gestoken. Hij was diep getrof fen, toen liet kind zijn hand vatte, er zacht liefkozend over streek en uit zijn groote c-ogen een blik van onbeschrijfelijke erken telijkheid op hem wierp. „Ik houd het er vooï," begon Wilman te gen zijn moeder, met een stem, die duidelijk vau de ontroering, waarvan zijn ziel zich meester had gemaakt, getuigde, dat !de goede Vader in den Hemel ons vandaag een ver goeding geschonken heeft voor onzen lieven! kleinen Otto. dien Hij zoo vroeg van on a heeft weggenomen. Wat dunkt u. zouden we ons het lot v-a-U den knaap niet- aan trekken De goede oude vrouw breidde als cenigsb antwoord hare armen uit en trok Francesco laian haar hart, die teeder zijn hoofdje tegen! hare borst leunde en zijn armen om haar heen sloeg'. Binnen weinige o-ogenblikken was de knaap geheel op zijn gemak en vertelde met de le vendigheid, die de,n Italiaan kenmerkt, en op een wijze, die rijke geestesga-ven vermoeden deed, van zijn schoon, zonnig vaderland, van zijn diep blauwen, bijna altijd onbewolkte®! hemel, van de heerlijke natuur en de prach tige steden. Alleen kwam nu ea- dan een weemoedige trek om zijn gelaat en bewogen zijn lippen zich zenuwachtig, als hij van zijn moeder vertelde, wier gedachtenis als een ware lichtgestalte, omgloord door de beko r- lijkheid van een edele vrouwenziel, in zijn h-art leefde. Maar een vriendelijke, deelnemende blik van zijn tweede moeder was voldoende, om de treurige gedachten te Idoen verdwijnen. Een moeielijke daad bleef echter voor Wiil- Door P. BERN. METS O. M. O. De nonnen, die voor goed en zonder te kunnen terugkeeren tot de wereld, gebroken hebben met dc verleidingen van het leven buiten hunne zie kenzalen, d;e nonnen kennnen geen andere liefde, geen andere taak meer, dan het welzijn harer patiënten. Die nonnen ook zijn het, die durven doordringen tot in de meest afzichtelijke lijdensplaatsen; tot in de broeinesten van cho lera of melaatschheid, onverschrokken, plicht getrouw, geen loon voor zich zelven vragend-, altijd." Zoo stelde een niet-katholieke pen de leeke- zusters naast de heldinnen der hemelsche charitas. De religieuzen egoisten IMaar wie het verla ten het Vad-erland, wie steken de zeeën over om in onbekende streken het licht des geloof3, dat nok bet licht der beschaving i3, te ontsteken in d-en donkeren nacht van liet heidendom.? Wie gaf den melaatschen den zoeten naam mand betreurt den afval dier ongelukkigen van broeder en zuster, wie deelde hunne bal- meer dan de Katholieke Kerk. Wij zullen de lingschap, hun vreeselijk lijden, hunne afzich telijke ziekte? En toen de onsterfelijke Damiaan bezweek, waren het niet mede religieuze en die als door heiliga jaloerschheid gedreven, heen snelden naar die plaats der verschrikking, om het werk laatsten zijn om hunne mis-dad-en te versehoo- nen. Integendeel, hun*val was des te vreeselij- ker, naarmate zij hooger waren geplaatst. Doch welke staat of stand heeft geen leden, die hem tot oneer strekken Mag men een steen op g-elieel een instelling van liefde onder de melaatschen voort te zetten? i werpen, omdat sommigen harer leden aan h-aTe Wie d-oet nog in onze dagen meer voor den j wetten ontrouw zijn geworden? Doch juist landbouw dan de Orde der Trappisten? Aan- omdat de val der kloosterlingen zeldzamer is, schouw hunne abdijen, op -de dorre heiden ge- daarom trekt hij -immer meer de aandacht, bouwd ge vindt er eene oase, dank aan de I Wij kunnen bier het woord aanhalen, dat Vol- onvermoeide zorgen dier heilige boete-ling-en. i taire, zeker een onverdacht getuige, v'an de Waar wordt de studie nog altijd met bete- j priesters in 't algemeen schreef: „la vie sé- ren uitslag beoefend dan in de kloosters? Elke culière a toujours étó plus vicieuse que celle des wetenschap kan religieuzen -aanwijzen, waarop zij te recht fier kan zijn. Wat de religieuzen, bijzonder de paters der Sociëteit van Jezus en de broeders der chris telijke seholeu, om slechts deze twee te noemen, voor Jiet onderwijs doen, moet zelf door onze felste tegenstanders w-oi-den bewonderd. Men zal mij opwerpen, dat er kloosterlingen hun heilig kleed hebben onteerd. Helaas! nie- prêtres; mais les désordres de ceux-ci out tou jours étó plus remarcjuables par leur contraste avec la régie." Wanneer men dit artikel met aandacht heeft gelezen, Zal men genoeg bemerken, dat de reli gieuzen geen gebroken harten -kunnen zijn. Ge broken harten zijn tot geen offers, geene hel dendaden in staat. Meent gij, d-at een gebroken hart, ouders, familie, vrienden en Vaderland zou kunnen verlaten, om in vreemde landen ontbering en vervolging te lijden; ja om mis schien den marteldood te onder-gaan? Meent gij, dat een gebroken hart zou plaats nemen aan de sponde der lijdenden, om de wal gelijkste en besmettelijkste zieken te verple gen? Meent gij,....? Doch waar zou ik ein digen 1 De lezer oordeele zelf. Neen, neen, daar mag een gebroken hart schuilen onder de tal rijke duizendtallen onzer kloosterlingen, daar mag een enkele zijn, die zich eerst aan Jezus gaf, wanneer de aardsche liefde hem walgde, en dat er plaats is ook voor die ongelukki gen, ook dat is een zegen in den regel wordt het hart Gode geschonken in den mor- begrijpen, is ons zeer duidelijk. De aardsche liefde beroerd. In den regel wordt de ziele geschonken, rijk versierd met de schoonste deugden, in den vollen morgenstond als eene lelie, die in bare helderwitte kelk nog de pa relen draagt, uit den frisschen morgendauw gestold. Dat velen liet offer der religieuzen aldus niet begrijpen, is ons zeer duicLelenk. De aardsche mensch begriipt niet, wat des geestes is. Hiermede sluit ik deze, zeker onvolledige ver handeling over den werkkring onzer kloaster- orden. Dat liet niet tot eene verstandige staat kunde behooTt de kloosterlingen te verdrijven of op allerlei wijze te vervolgen, zal een ieder begrijpen. Ook al stichtten de religieuzen niet het nut, dat wij thans hebben beschouwd, dan nog was het een schandelijke onrechtvaardig heid, eene volledige rechtsverkrachting, een werk van vrijmetselaren en der goddeloosheid waardig, hen te vervolgen en te verbannen. Doch het is niet enkel eene onrechtvaardig heid, neen, het is een onzinnige dwaasheid. Men berooft aldus het land van zijne beste em edelste burgers, van zijne nuttigste instelliu' gen. „Met het verdwijnen toch der kloosters/ schrijft Johannes von Miiller, „zullen ganschs takken der wetenschap verdorren, zullen vel* bloeiende oorden in eene woestenij herschapen worden." EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 13