ALLERLEI. Anecdoten. Een boef. SCHAAKSPEL. Dat Joan niét' stok» lang geweest zijn, wémt tien minuten geleden hebben wij nog met elkander gesproken. Maiar ik was toch vertrokken! naar huis. |Of heb ik gedroomd. Hij stond op, rekte zich, en dé verschrik kelijke voorstellingen, die hem in den slaap verschenen waren, weken'. In zijn hand knetterde ietsf, wat hij vast hield. Dus toch.: ïMaJar het waren slechts dé bÜjfeehgerialapte kranten, die de laatste passagier had achter gelaten. t ~7 Die héb ik gevlotnidén, zeide hij', zé den opzichter ov arhan digend. Deze lachte. Je moogt déze voorwerpen vlah waiar- clé meenemen, Gna( nu malar gauw naar huis. Retdin ging, en toen hij zijn woning .bin nentrad, maakte een gevoel van dankbaar heid zich vöto hem meester, dat ziijin han den rein gebleven waren.. (D. v. N.B.) iNjajar JGbt Djuitsjch yfaht ffiilhelmina Fick. :-o-: Met s&ï Bedekt, bldotsbéoïcfe, zat hij bah den voet vlaln een zwaran boom. Een paard, dat jbétere dalgen giekend hajd, stond hij gend,' habst hemi Ih 't Zuiden strekte zich', ztoioivér het oog zien kon, Ide ^eentonige prairie uit; in 't Nóódden verliievteln haoge gebergten hunne toppen tot in die wiojlken. 't .Geblaf vjain' een prairiehclnid klonk in de vlelrte en' een slang kreukelde zich om dein hoiom, waaronder de main that. Dezte zag op, fronste de wenkbrau wen len Zei telen„Jiullie komt te vroieg vrien den, 't feest is hog niet begonnen".; Tóen blikte hij weer star vloOir zich1 uit, naar de gebergten in die verte. In de kloof, die deze doorsneed, kwatnen plots zes don kere punten te voorschijn. De ma|n', die on der den boom Zlatb, liet moedeloos het hojofld zinken en slojot idle oiogen1 om. iets later, toen hij z,e weer opsloeg zes ruiters te ont waren, die hem in snellen' galop naderden. Ze Wared met stotf bedekt en hadden een wtoiest iuiterlijfc. Een Wan hen droeg een lange lasso, aan1 't Zadel vastgemaakt. Ze matig den den gang hunner paarden en kwamen voorzichtig ,Wat dichterbij-; [De man, otoder den boom. riep Eetó toe: Zoekt gij iemand. Dat deden wei, aAtwobtrfdldé dé aan veer dor, maar thans hebben we gevonden wat wij zochten. Dé main stond op; hij was gtrojot van ge stalte en slalnk gebouwd; [Maak het kort, zei hij'. [Als ik' eien goed paard had bezeten, in plaats van dezen uit- gemergeldén knol, wlaisi ik nn al over de gtrenizen. [Maar het was vannacht zpp don ker en ik had haast. Ja; ge Wajart zelfs té haialstig. vreem deling, antwoordde de ander, .terwijl hij den reiziger den strik over 't hoofd wierp, 't NAUWKEURIGE AFREKENING. Vader (nadat hel engagement van zijn dochter verbroken i,s): „Daar hebt ge den ring terug dien ge mijn dochter gegeven hebt. Uw andere geschenken zijn zooeven al bij u aan huis be zorgd I" Jongeman: „Dan krijg ik dus alleen nog twee gulden zeventig voor zeven «n vet "air tjes pp de tram t"- Beste pala)rd! uit 'déze streek stond ru den stal vlakbij. De izies mannen tradén' terzijde en be raadslaagden. Toen vroeg de man die den st rik ha ld meegebrachtGij erkent dus, vreemdeling, dat gij het paard hebt gesto len Dé geviralagdé glimlachte en knikte toe stemmend. Een verhoor is dus niet nOtadig, zeide Harry, die het touw vasthield, tot de ove rigen. Als iemand bekend schuldig .te zijn is het slechts tijdverspilling om hem nog to gaan verhoeren. Vreemdeling, de hier bijeengekomen rechters' vellen dus het von nis over u, dat gij u hebt schuldig ge maakt alap paiaïrdendiefistal, en deswege aan dezen hoorn zult wotrdea opgehangen, 't Ge stolen paard is Dick Arp's oude zwarte Bill. God' zij uw ziel genadig. Hebt ge nog iets te zeggen, alvorens het recht aan u geschieden zal Dia,t geloof ik niet, antwoordde de ver oordeelde op .gerekten toon. Alleen zon ik uwe aatoidialcht er op willen vestigen dat 't ;al heel vriendelijk van mij wals, onder dezen boom halt te 'willen hciuden. Jfei dat wlajS vriendelijk vlajn n, vreem deling, zeer ^vriendelijk. Gij' hebt ons daaïr- doior veel tijd bespaard, wapt we hebben groote halast 'om weer ntelr huis, te komen, 't (Wordt laat, kameraden. Vooruit nu op dat we spoedig gereed zijn'. De vijf mannen grepen het einde Van den strik en wachtten op het toeken, om dien aan dep boom' vast te maken. Is er de een of ander, wien gij nog een woiord zoudt willep zeggep Hoie heet. ge eigenlijk Ananias. iIs dat een voor- of e-ep .afchternaam Beide. G ja er zijn er die op mij wachten, 't Zop missehiep toch wel goed zijn, als die op de hooigte werden gesteld. Gééf mij 't adres; dan zal ik er voor zorgep', d!a,t zie bericht Imjigep. Ik zal het u. izloio gemakkelijk maken ails mij mogelijk isik hoiud wel vain' zulke wakkere kerels als gij' 't is werkelijk jammer Jat we u moeten' ophapgen. Geef me nu 't adres. Dat vindt ge wel in den brief dien in mijtn jaszak zit. 'Wilt u eens ziien Néén in den anderen gak. Ja, dat is de brief. Ik zöfu hem niet kunnen spellen, al kdeeg ik er een week tijd' voor. Bob. jij bent immers zöo sterk in 't lozen, kom hier ep lees 't adres van de vrienden' Van dezep mlap; mal air overluid en duidelijk, dat We 't allen kunnen hoor en i De kleinste dér zes mannen trad inaderbij etai wierp eeP snellen blik ojver het papier. Daarop Iiaisi hij Iden brief mét steeds stijgende verbazing nauwkeurig door, en wendde zich teieP hij klaalr wais verbluft tot dep gevan gene met de woordenEn u hebt niets te verzoeken gehad Wat ztou 't helpen. Gij liedén Zoudt me toch niet gcloovon. Bob las a,a.n dé vijf anderen den brief vélor „Dief vadertje. (Dj moét gauw weer thuis komen. Moeder tje is veel zieker geworden. 'tGeld dat u eins gégeveP hebt, is op, en Babby en ik hebbep zioo'n hoPger. Mialar dat kan ik den dokter toöh piet zeggen, en daarom moet u glaJuw komen: Ik weet ook vast, diat u het déep guit, dat heb ik aialn moedertje ge zegd ep' Pu ligt zij voortdurend maar te luisteren, of ze n niet hoort komen. Eom toch gauw vadertje, lapdons is het misschien te lapt. i v 's 1 Djag mijn1 lief, eèPig valdertjé.- D,W doiehtertje JVtary,'' Dé maPPen hadden den strik lïateP vallen en Hairy staarde otvetr de prairie. Misschien dacht hij wel alap zijp vrouw etn kinderen, die vèr hier Vap'daain, in 't verre Oosten wacht;ten, tot vader eens mot. Zaïkken goud tot hen zou wederkceren. 'tWias zeker het stof, dat hem zoio'n heesche stom deed heb ben toen hij vroeg: Waar woont gif, vreemdeling In (Mexico, vlak bij de grens. Ik moest, hep daar achterlaten tot ik genoeg geld verdiend hlald om ze hiorheep te laten over komen. Dat is al maaPden geledon. Maar ik heb niet voel geluk met de verdiensten gehad. Hiarry zalg Vragend de anderen aap. Een ooganblik later stonden zeven vrije man nen in de prairie bijeen. Neem het paard, kameraad, je moogt het behouden. Hjet is. niet meer tot veel DIJ WIJZE VAN OVERGANG. Dierensehilder: „Wat een lage streek. Mijn „Grazende Runderen" hebben weer geen prijs mogen behalen! Ik schilder nu absoluut geer dieren meer, ik zal mij aan het portretschil.de ren gaan wijden!" Vriend: „Goed. maar dan in 'shémels naair niet te plotseling! Ik zou u aanraden bij wijze van overgang het eens met een zelfportret te probeeren !"- in staat, malap 't brengt u toch nog wel tot wouw en kindéren terug. Ananias schudde het hoofd. Ik zlal oprecht tegenover u liedén zijn ik' stal te dicht aan den rand van het graf om u iets te gaan voorliegen. Twee jaar geleden had ik een gcede zaak, ecp gelukkig huisgezin en een gezellig tehuis Mijn compagnon ruïneerde ons, op een goe den dag .verloor ik alles. Toen werd rui een goede betrekking als opzichter op eer plantage in Mexico' aangeboden. Met vreug de n'am ik het aanbod aan en had met mijn gezin Ide plaa ts van bestemming bereikt, toen ik hoorde dat de maatschappij bankroet was. gegaan. Toén stonden wij zonder onderdak in den vreemde. Mijn vronW bezweek schier cnlder alle kommer en ellende. [Omdat ik geen werk kon vinden, gaf ik haar de paar dollars, die ik bezat, en verliet mijn gezin in de hoop in het Noorden vast werk te kun nen vinden. Toen ik ongeveer dertig mijlen' Ver wals, kreeg ik dezen brief. Ik was ziek, had geen werk en bezat niets. In mijn wanhoop nam ik een paard én reed daarmee weg, tot het ter aarde stortte. Gij, die vróuw en kinde ren hebt, zult mijn handelwijze kunnen be grijpenHet was mijn bedoeling niet te stelen, malar men achtervolgt mij omdat ik een paard gestolen heb. Aleer ik dit dier wegnam voerde ik hep gisteren op een dwaal spoor. Toen pam ik dit paard van Dick Arp. Thans hebben zij het rechte spotor gevon den', en zij bezitten goede paarden. Ik ont snap hun niet, als ik den nachttrein niet kan halen. En als ik dien haal geeft !t nog niets, Want, geld heb ik niet. Daarom kunt gij mij evengoed ophangen. Als zij mij vangen, sleepen ze mij met zich mee terug. Ik prefereer dezen boom, die isi dichter bij mijn buis. Als zes epUs-tige mannen Heizelfdé mee ning ziijn toegedaan, is een resultaat spoe dig bereikt. Ananias, ge moet nalat uW gezin rei zen. Wii zijp volstrekt geen millionaire, maar zooveel geld hebben we toch wel om u eetn spoorkaartje te koopen en eeuige spaar duitjes mee te geven. Vooruit, spring op jo schimmel. Hier is je hoed. Bob zlal met u meegaan eP dén schimmel weer terugbren gen^ Als ge u haast haalt ge den trein nog. Ja, 't is goéd. we weten wel Wat ge zeggen wilt. Vier-en-twintig uur later kwaim' Bob' to rug in de woning der zes mannen, hij bracht den schimmel mee en den volgenden ver zegelden brief, gericht aan Harry i ,,Mijn weekhartige vrienden. Ik heb hoog spel met u gespeeld; waar bij ik alles té winnen, maar niets te ver liezen had. 'tls immers tenslotte hetzelfde oif men wjor paaidondiefstal of voor moord gehangen wordt'..... Hét speet mij werkelijk ge dagen aan; dag en nacht zat de compo- voor de kinderen, toen ik den brief in zijn j nist gebogen over zijn werk, dat, naarmate ,EEN GALANTE KLEINZOON. z^-1' tpid, maar ik had zijn kleéren en zijn! het vlotte, ook zijn ijver scheen aan te wak- paard noodig en hij verzette zich. Daar om sloeg ik hem dood en nam, wat ik noo dig had. Het is namelijk niet aajigenaain om in gevangeniskleeding' te reizen. Wees zoo goed en deel den vrederechter mee, ingeval hij in uw stad mocht komen, dat mijn tegen woordige verblijfplaats Middel-Amerika is. Uw. dankbare R. C." Dienzélfden middalg reden de vrederech ter van Marlicopa, en zijn béide gerechts dienaars de stad binnen, waar ze een be langwekkend onderhoud met de zes opge wonden inwoners hadden. De vrederechter zocht Richard Carl, ook wel „Slick Dick" bijgenaamd, een ontsnapten gevangene, die iuist weer een moord begaan had. En een lalf uur later reden do mannen van het gerecht langzaam den weg terug dien zij gekomen waren, terwijl Richard zich in den besten welstand aan de andere zijde der grens bevond'. (U, I).) HET REQUIEM VAN MOZART. Op zekeren dag, dat Mozart in diep gepeins verzonken zat, hield een rijtuig voor de deur stil en werd een vreemdeling, die hem keren. Helaas, zijn broos lichaam kon aan zulk een groote krachtsinspanning geen weerstand bieden. Op een goeden morgen viel hij bewusteloos op den grond en moest met zijn werk ophouden, en toen twee of drie dagen later zijn vrouw zijn gedachten poog de af te leiden van de sombere voorstellin gen, die hij zich van de toekomst maakte, viel bij haar plotseling in de rede: 't Is voor mijzelf, voor niemand anders, dat ik dat requiem maak: 't zal bij mijn eigen lijkdienst uitgevoerd worden, en niets was in staat hem van dat denkbeeld af te bren gen. Hij vatte het werk weer op, maar werd dag aan dag zwakker en de partituur vorderde slechts langzaam. Zoo verliep het vastgestel de termijn en na vier weken meldde de on bekende zich weer aan. Het was mij onmogelijk mijn woord ge stand te doen! zeide Mozart. Bekommer u daarover niet, zeide de vreemdeling hoeveel tijd hebt ge nog noodig? Vier weken het werk heeft mij zoo ge heel in beslag genomen, dat het grooter ge worden is, dan eerst mijn plan was. Dan is het ook niet meer dan billijk, dat uw salaris verhoogd wordt, hier ziju nog vijf tig dukaten. Mijnheer! riep Mozart hoe langer hoe meer verbaasd uit, mijnheer, wie zijt ge dan toch? Dat doet niets ter zake, ik kom over vier weken terug. Mozart gaf onmiddellijk bevel, dat een wen sekte te spreken, aangediend. Een zeer zilver bedienden den man zon volgen om te goed gekleed man van middelbaren leeftijd 1 weten te komen, wie hij was, maar de onhan dige knecht kwam al heel spoedig vertellen, dat hij diens spoor verloren had en nu stelde de arme Mozart zich in het hoofd, dat die on bekende geen gewoon sterveling kon zijn, maar vast en zeker met de andere wereld in betrekking stond, en gezonden was om hem op zijn naderend einde voor te bereiden. Met nieuwen moed nam hij zijn requiem onder j handen, een werk, dat naar hij meende hem 't met hoofsehe manieren en vorstelijk uiter lijk, trad binnen. Een zeer gewichtig persoon beeft mij opgedragen u een bezoek te brengen, begon hij- Wie is die persoon? vroeg Mozart. Hij wil liefst onbekend blijven! 't Is mij wel! Maar wees zoo goed te zeg- j gen, wat hij verlangt. j Hij heeft kort geleden een dierbaar per- j langst overleven zou, maar moest bet meer- soon verloren, wiens nagedachtenis bem zoo-j lua^en door aanvallen van bewusteloosheid zeer ter harte gaat, dat hij ieder jaar met' afbreken. Eindelijk was het werk nog binnen een plechtige lijkmis zijn dood wil gedenkenvier weken gereed, de vreemdeling kwam en nu u verzoekt een Requiem voor den °P 0!1 bepaalden tijd, Mozart bad reeds den dienst te componeeren. tol aan de natuur betaald en den laatsten De ernstige toon, waarop do bezoeker sprak, adem uitgeblazen de geheimzinnigheid waarmede hij zijn ver zoek inkleedde, en die de geheele zaak zoo raadselachtig maakte, maakte diepen indruk op den toondichter, en bij beloofde zich van de hem opgedragen taak zoo goed mogelijk te zullen kwijten. De onbekende vervolgde: Span al uwe krachten in, gij zult voor eèn kenner werken! Zooveel te beter! Hoeveel tijd hebt ge noodig? Vier weken! AEKEER. Waarom hebben wij een zekere afkeer van eene baker? i Omdat wii bet baar niet vergeven kunnen i dat zij de eerste was, door wie wij in de lu- Best! Ik kom over vier weken terug.1 ren werden. - DE HELFT VAN NEGEN. Hoeveel is de helft van negen? Vier en een half, zult ge zeggen. Mis, want vier en een half, is half vijf, en half vijf is twee en een half, en twee en een half is half drie en half drie is anderhalf, en anderhalf is half twee en half twee is een. Ergo is de helft van negeneen. Hoeveelrekent ge voor dit werk? Honderd dukaten! De vreemdeling telde het geld op de tafel uit eu vertrok. Een paar minuten bleef Mo zart nadenken over de vreemde -opdracht, toen vroeg hij pen en papier en begon, niet tegenstaande de tegenwerpingen van zijn vrouw, te werken. Die vurige ijver hield eeni- Oude dame: „Ja, ja, ik begin in den laatsten tijd bepaald ,oud te worden!" Kleinzoon: „Kom grootmama, hoe kaai u dat nu zeggen! Ge hebt immers nog geen enkel grijs haartje in uw snor!'4 IN DE SCHILDERIJEN-TEN TOONSTELLING. (Vader en dochter 'smorgens om tien uur in 't lokaal.) Dochter. Ziet u wel, papa, ik heb 't u wel gezegd, dat we veel te vroeg zouden komen. Er is nog niemand en nu komen we hier naai' die vervelende schilderijen staan te kijken. ONDOORDACHT. Onderwijzer. Geheel 't menschelijk lichaam wordt van bloedaderen doorsneden, Mietje Vlug, hoe heeten die dingen uu, die je daai op je hand ziet. Mietje. Wratten, meester! DE WILDE EEND. Heer. Zeg, is dat soms een wilde eend1 Jan. (pas aangekomen). Of ie wild was. meneer? Nou, dat zou ik meenen. We hebben 'm gisteren op de plaats wel 'n half uur nage zeten, voordat we 'm hadden. EEN VOORGEVOEL. Toe, beste jongen, antwoord mij op mijn vraag, je weet bet immers wel! Ja meester ik weet het! Welnu, waarom zwijgt ge dan? Omdat ik bang ben, dat u me weer eep vraag zult doen, die ik niet weet! SCHERP.. ■rA.R-ï* Melkvrouw (ziende dat de hond haar melk versmaadt). „Wat is dat, lust hij ze niet?" Heer: „Ja, dal 's vreemd. De rakker zal toch niet aan watervrees gaan Iiiden?'t EEN SIMULTAANVOORSTELLING IN DE ONDERWERELD. (Een fantasie). Een nieuw jaar was begonnen. Klinkend ver kondigden het de kerkklokken. Alle vensters wa ren hel verlicht, een zonnige warmte van vroo- lijkheid en geluk doortintelde de harten dei menschen. AlLes was rijk aan hoop als ide groot „Bilguer" smartvol lijden had een zachte dooc mij weggevoerd. Dom van mij, juist nu te ster ven! Slecht gestemd blies ik de groote .sneeuw vlokken weg, die mij als met een witte peb omgaven, t Voor een groote berg, die uit een enkele dia mant bestond hield ik half. Nieuwsgierig bekeel- ik een hooge ingang Ebbenhout met geoxydcerd zilver. En daarboven: „Hij die hier binnen treed, Iaat aLle hope varen." Verschrikt zuchtte ik. Volgens de beschrijving van Dante moes: dit de onderwereld zijn. Ik was dus op mij» .bestemming en klopte aan. Slepende stappen wer den hoorbaar. Een klein, zwart mannetje open ide de deur en voerde mij dloor lal van ganger en gewelven in een groote, pronkerige in, pur per versierde, hel verlichte zaal. Onbeschrijfe lijk was mijn verwondering toen ik 10 rijen elk van 10 schaakborden voor mij zag. Voor elk bord kat een gestalte. Op een gouden troon zetelde de heLlevorst, mij vriendelijk toegrijn- zend. Op een wenk van hem klonk muziek en danste zwierige onderwereld-burgers om de speel tafels. Ik kwam er geheel van Onder den indruk Eindelijk herstelde ik mij. Wat men van m\l verlangde was duidelijk. Ik moest tegen de 10( sterkste spelers van de hel simultaanspelen. Niet lang duurde het of de voorstelling was in volltr gang. Bemerkenswaard is, dat ik in alle partijer rood had. Wit is n.l. in de onderwereld! ver boden. De mij bekende trekken van beroemde schaak meesters kon ik niet ontdekken. Op mijn be scheiden vraag naar hen. «of men mij ten ang l' I I ■rif£«3$

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 8