IP. W.TWEËHU[JSEN Schoenmagazïjn Eerste klas Schoenwerk Barteljorisstraat No. 27 Telefoon 1770.
BUITENLAND.
Leger en Vloot.
Rechtszaken.
Sport ei Wedstrijden,
Van onze Rechtbank.
VAN FLDERS.
Oliemarkt.
Waterstand.
iryiéfo- :t v-- i; a.
"ÏATcSrtfen talrijk. uitaoo- de ^ri.MSkbede* waarmede
OVER JOEAN-SJI-KAI.
De oud-commandant der Ned. Gezanlschaps-
wacht te Peking J. van Haaften, schrijft het
volgende aan de N. R. Crt.:
Wanneer men zich voorstelt een en ander
uit iemands leven te vertellen, is het immer
aangenaam, wanneer het een krachtige per
soonlijkheid geldt, want kracht, in welken
vorm ook, is sympathiek. Joeansjikai nu is
een reus: een reus van de gedachte en van
de daad. Steeds heeft hij tot China's meest
verlichte mannen behoord, immer behoorde
hij tot het vooruitstrevende element.
Hij is geboortig uit de provincie Houan en
is van Chiueeschen stam.
Uit zijn jeugd weet men, dat hij leergierig
was als maar weinigen zijn. Toen zijn opvoe
ding was voltooid, stonden hem ook de beste
getuigschriften ten dienste.
Nu wil dat nog niet zeggen, dat de alge
meens kennis die hij toen vergaard had, bij
zonder groot was. daarvoor laat het onder
wijs in China, vooral in die dagen was dat
zoo te veel te wenschen over. Men leerde
er de jeugd voornamelijk het maken van op
stellen en de klassieken. Aan onderwijs in
vreemde talen werd niet gedacht.
Tengevolge daarvan spreekt deze staats
man slechts de taal van zijn land, en heeft
hij buitenlandsche staatsinrichtingen en an
dere belangrijke onderwerpen, slechts kun
nen bestudeeren uit boeken die in die taal
zijn overgebracht. Ook heeft hij nimmer de
grenspalen van zijn land overschreden. Dat
hij, niettegenstaande zijne gebrekkige oplei
ding, het tot een dergelijke hoogte had ge
bracht, pleit voor zijn scherp verstand.
Zijn eerste opleiding in staatsmanschap
ontving hij van den grooten Lihoensjang, on
der wien hij als jongeling heeft gewerkt.
Door diens voospraak steeg hij snel op de
ambtelijke ladder, zóó zelfs, dat hij de aan
dacht trok van keizerin Tsesji, dp weduwe
van keizer Sjengfeng, die van 1860, het sterf
jaar van haar man, tot aan haar dood, in
November 1908 slechts enkele jaren uitge
zonderd het Rijk heeft bestuurd, eerst als
regentes over haren minderjarigen zoon en
na diens dood als regentes over keizer
Kwangsju, haar neef.
Wel heeft zij dezen, toen hij meerderjarig
was in het jaar 1889, zelf de teugels van het
bewind in banden gegeven, tot aan het jaar
1898 toe, in welk jaar zij hem heeft onttroond.
Na dat tijdstip heeft zij geregeerd, in zijn
naam, tot aan haar dood.
Deze keizerin, die evenals Napoleon in kor
ten tijd de menschen wist te doorgronden en
naar waarde te schatten, merkte Joeansji-
kai's organiseerend talent op en benoemde
hem in 1886 tot commandant-generaal van de
noorder-divisie van het leger, welke in Tsjili,
de hoofdprovincie, lag.
Gedurende den tijd dat hij aan het hoofd
dier divisie heeft gestaan, heeft hij met de
grootste toewijding gearbeid aan haar ver
betering.
Zelf liet hij zich door Duitsche officieren
les geven in de krijgsmanskunst, terwijl hij
ook wist te bewerken dat officieren van die
natie bij zijn divisie gedetacheerd werden,
tot het geven van onderricht.
In enkele jaren reeds muntte deze- divisie
uit boven alle andere, in grootere geoefend
heid en betere bewapening; en deze reputatie
heeft zij behouden tot op dezen dag.
In het jaar 1898 brak een zeer moeilijke tijd
aan voor haren commandant. Toen werd hij
gedwongen partij te kiezen tusschen de Kei
zerin-weduwe die hem had aangesteld en kei
zer Kwansju, die toen zijn macht wilde la
ten gelden. Deze gelastte hem nl. met zijn di
visie op te rukken uaar Peking en aldaar de
Keizerin, die zich meer met de staatszaken
bemoeide dan hem lief was, gevangen te ne
men. Deze last nu heeft Joeansjikai niet vol
voerd; had hij het gedaan, een burgeroorlog
zou er allicht het gevolg van zijn geweest. In
plaats daarvan, rapporteerde hij den hem op
gedragen last aan zijn chef, den onderkoning
van Tsjili, en vroeg diens bevelen. De onder
koning ontdekte 's keizers plan aan de kei
zerin-weduwe, en zij voorkwam den keizer,
door dezen gevangen te nemen.
Van dien tijd af. heeft zij, hoewel in schijn
de keizer nog steeds met het gezag bleef be
kleed, in zijn plaats geregeerd. Nu ook steeg
Joean meer en meer. Omstreeks dien tijd
werd de keizerin op aandringen van Duitsch-
land genoodzaakt, „Liping-heng" te ontslaan
als onderkoning van Sjantoeng. Tijdeus diens
gouverneurschap waren nl. in die provincie
Duitsche zendelingen vermoord; en de gou
verneur werd ervan verdacht, daarvan niet
geheel en al onkundig te zijn geweest. In zijn
plaats benoemde de keizerin nu Joeansjikai.
Zijn voorganger is de man, die in hoofd
zaak aansprakelijk gesteld moet worden voor
de „bokser"-onlusten. Deze was een aarts-con
servatief en behoorde tot de Mantsjoe-partij.
Van de beide hoofdpartijen, die toentertijd
in China bestonden, de behoudende en de
vooruitstrevende, bestond nl. de eerste voor
namelijk uit Mantsjoe's en de andere uit Chi-
neezen.
Waar de Mantsjoe's in dat land, van 1646
af, toen de Mantsjoe-dynastie „Ta-Tsjing" op
den troon gekomen is, daar immer een zeer
bevoorrechte positie hebben ingenomen, en
deze volksstam steeds is opgetreden als de
overlieerschende partij, vjjji het niet te ver
wonderen, dat zij van voortuitgang, die daar
zeker een eind aan zou maken, niet veel wil
den weten.
In China is dan ook eeuwenlang een af
scheiding blijven bestaan tusschen Mantsjoe's
en de overige volksstammen, waarvan de
voornaamste zijn Ohineezen, Tibetanen en
Mongolen.
Hoe meer China is „ontwaakt," hoe meer
men er is gaan inzien, dat aan de bevoor
rechte positie van één stam een eind moest
komen.
Keizerin Tsesji heeft alreeds gedeeltelijk
gebroken met dat oude systeem, want zij koos
tot hare raadslieden ook mannen van ande
ren stam, terwijl zij zich de diensten van be
houdende zoowel als van vooruitstrevende
mannen verzekerde.
De groote misslag in het leven der merk
waardige keizerin is 1900 geweest.
Haar felle vreemdelingenhaat was er de
oorzaak van. Gedurende haar leven had zij
van die vreemdelingen slechts daden van ge
weld en roof gezien. Engeland, Frankrijk,
Rusland en Duitschland hadden in dien tijd,
om beurten, om de een of andere gezochte re
den belangrijke stukken van haar land in be
zit genomen.
Was het dan wel een groot wonder, dat zij
zich door de leiders der „boksers" liet bepra
ten, die haar overtuigden, dat zij in staat
waren voor goed liet land van vreemdelingen
te zuiveren!
Toen de bokser-onlusten uitbraken, ging
zij er met hart en ziel in op.
Zij zond geheime edicten naar de verschil
lende onderkoningen, met last alle vreemde
lingen in hun gebied te dooden.
In dien tijd bleek Joeansjikai's doorzicht.
Hij, en met hem nog eennige mannen van
Chineescheu stam, waren overtuigd, dat de
opvolging van dit bevel China's val zou zijn.
In plaats van de vreemdelingen te dooden,
hebben zij ze in hun provinciën beschermd
tegeu de woede van liet gepeupel.
Om dat te kunnen doen, wendden zij voor,
dat de Keizerin nimmer een dergelijk bevel
gegeven kon hebben, en zonden zij boden naar
Peking om zich daarvan te overtuigen; te
vens gaven zij, om tijd te winnen, dien boden
last, zoo lang mogelijk onderweg te talmen.
Het lijdt echter geen twijfel, dat, indien de
„boksers" overwonnen hadden, die groote
mannen hun vaderlandlievende daad met den
dood zouden hebben moeten bekoopen.
Toen daarentegen de vreemdelingen aller
wegen meester waren in het land, is deze
daad van groote moed der Keizerin van
enorm voordeel geweest; toen toch kon zij
ontkennen, ooit zulk een last gegeven te heb
ben.
Uit den aard der zaak stegen deze mannen
nu zeer in macht en aanzien.
Joean werd benoemd tot onderkoning van
Tsjili; hij prijkte spoedig met het gele vest
en de pauwenveer, terwijl hij in de hoogste
staatscommissies word benoemd.
Van nu af aan werd hij de rechterhand der
Keizerin.
Toen, na den Russiseh-Japanschen oorlog,
China's zelfvertrouwen weer ontwaakte, door
dat in dien oorlog gebleken was, hoe na be
hoorlijke voorbereiding, een Aziatisch volk
zich met een Westersche mogendheid kan
meten, was het deze staatsman, die het ini
tiatief nam tot hervormingsvoorstellen voor
het leger, die door zijn invloed werden aange
nomen.
In die dagen is men begonnen met de reor
ganisatie van het geheele Chineesche leger.
Ook het onderwijs werd door Joean ter
hand genomen. Verbazing wekt wat hij o. a.
in zijn eigen provincie daarvoor heeft ge
daan.
In enkele jaren zijn de bestaande scholen
door hem hervormd, duizenden nieuwe opge
richt waar nu onderwijs in de moderne leer
vakken wordt gegeven, terwijl op de hoogere
scholen zelfs de vreemde talen worden onder
wezen. Dit goede voorbeeld werd door de an
dere provinciën gevolgd.
Al deze hervormingen waren goedgekeurd
door de Keizerin, zij toch, had ingezien dat
China zich moest hervormen, wilde het de
plaats innemen onder de volken der aarde,
waarop het door zijn grootte en bevolking
recht heeft.
In de laatste jaren van haar regeering
heeft zij dan ook hervorming op hervorming
ingevoerd.
Steeds was bij dat werk Joean haar rechter
hand, en hij is dat gebleven tot aan haar dood
op 14 November 1908.
Zooals men weet is ook de Keizer op dien
datum gestorven en werd hij opgevolgd door
Poeji, den oudsten zoon van zijn jongeren
broeder, onder het Regentschap van diens
vader, prins Sjoen.
Korten tijd nadat deze het bewind had aan
vaard, gaf hij Joean om redenen van gezond
heid, zooals liet heette, ontslag uit zijn waar
digheden en ambten.
Vermoedelijk is het feit, dat deze eertijds
het bevel van 's Regenten broeder niet had
opgevolgd, aan dit besluit niet vreemd. Daar
bij kwam, dat de Regent vóór alles een
Mantsjoe-Prins is en Joean Chinees is.
Hoe het zij, deze daad is de grootste mis
slag geweest, dien de Regent heeft begaan,
want daardoor krenkte hij de gansche Chi-
neezen-partij, die het grootste vertrouwen
in den ontslagen staatsman stelde. Daarenbo
ven smeulde het reeds lang in het groote
Rijk, en deze daar gaf nieuw voedsel aan de
vlam.
Slechts een krachtig bestuurder had door
wijs beleid wellicht een botsing kunnen voor
komen.
Met hoeveel goede voornemens de Regent
ook bezield moge zijn geweest, kracht ging
er niet van hem uit.
Had hij echter Joean tot raadsman geko
zen, dan zou het in China nimmer tot zulk
een crisis zijn gekomen.
In plaats daarvan heeft hij voornamelijk
gesteund op de Mantsjoe-partij.
Deze partij heeft daarvan gebruik gemaakt,
om zooveel mogelijk haren vroegeren invloed
te herwinnen.
Vele hooggeplaatste Chineezen werden in
dat tijdperk door Mantsjoes ver-vangen en
vele misbruiken, die waren afgeschaft, slo
pen langzamerhand opnieuw in.
In het meer en meer ontwakende China is
als gevolg daarvan de haat tegen al wat
Mantsjoe was opgelaaid als nimmer te voren,
en die haat heeft zich zelfs tegen den Keizer,
„den Zoon des Hemels", gericht. 226 jaar van
onderdrukking zijn noodig geweest, om de
onschendbaarheid van deze heilige persoon
te breken.
Men weet, dat toen de revolutie meer en
meer de dynastie bedreigde, de Regent zich
om hulp heeft gewend tot den eenigen man
in zijn rijk, die mogelijk het dreigende ge
vaar nog af kon wenden. Maar zelfs Joean
is niet in staat geweest de onttroning van het
godenkind te verhinderen. De haat tegen de
Mantsjoe-partij was te groot. Dat Joean zijn
best heeft gedaan om het te verhinderen,
vindt zijn oorzaak in zijn overtuiging, dat
China nog niet rijp is voor de republiek.
Waar echter de wil van een groot deel van
het volk zoo luide sprak, heeft hij zich in het
belang van het land tegen invoering van den
Republikeinsclien regeeringsvorm niet ver
der verzet.
Het grootste bewijs dat de natie hem ten
zeerste vertrouwt, is wel, dat de rust in het
Rijk van het Midden pas is weergekeerd,
toen de man, die eerst de Republiek bestreden
had, toegestemd had op te treden als haar
eersten president.
Bij Kon. besluit van 28 dezer is met ingang
van 1 Mei:
lo. aan de geueraal-majoors T. C. de Bordes,
inspecteur der vesting-artillerie, eu A. van koters,
inspecteur der bereden artillerie, aan de luitenant
kolonels-kwartiermeesters C. A. Ileshusius en P.
Vink, contro'eurs lover de inwendige administratie
der korpsen (icsp. 1ste en 3de Bureau), en aan
de majoors-kwartiermeesters N. E. Rost, van het
5de, en C. W. F. Doorman, van het 4de regiment
infanterie, op hunne aanvrage, zoomede aan den
kapitein-magazijnmeester J. H. Masman, hoofd
van het centraal magazijn van militaire kleeding
en uitrusting to Woerden, ter zake van langduri-
gen dienst, en alzoo krachtens de artt. 39, 2a, en
40 der wet van 9 Juni 1902 (Stbl. no. 89), onder
toekenning van pensioen, eervol ontslag uit den
militairen dienst verleend:
2o. het bedrag van het pensioen vastgesteld:
met toepassing van de artt. 2, 11, 3 en 17 der
wel. van dezelfde dagteékenmg (Stbl. no. 90).
voor de generaals-majoors de Bordes en van
Seters op f 2700, voor de luitenant-koloneLs-
kwarlierm ces Iers Ileshusius en Vink op f 1800,
cn voor de majoors-kwartiermeesters Rost en
Doorman op f 1600 'sjaars; en met toepassing
van de artt. 2, lo., 3, 17, 24 en 25 dierzelfde wet,
voor den kapitein-magazijnmeester Masman op
f 1817 's jaars.
3o. aan de gcneraal-majoors de Bordes en
van Seters, beiden voornoemd, H. M. dank be
tuigd voor de veeljarige en belangrijke diensten,
door hen aan den lande bewezen;
<to. aan den luit enant- kolonel - Ijwartiermeester
Ileshusius en aan de majoors-kwartiermeester
Kost en Doorman, allen voö noemd, te rekenen
van den datum waarop hun eervol ontslag uit
den militairen dienst ingaat, de rang verleend
van kolonel voor wat eerstgenoemde betreft en
de rang van luitenant-kolonel voor wat beide
laatstgeno einden aangaat.
Mutaties.
De kolonel A. R. Ophorst, commandant
van het 2de reg. vesting-art. te Amsterdam,
wordt 1 Mei bevorderd tot gcneraal-majoor in
specteur der vesting-artillerie.
Naar wij vernemen zal de luitenant-gene
raal W. A. T. do Meester, commandant van het
veldleger, in het najaar den dienst met pensioen
verlaten en worden opgevolgd door den geue-
raal-majoor A. E. ltoest van Limburg, comman
dant der le divisie.
Een onvoordecligo procedure.
Onlangs heeft de Civiele Kamer van de
Rechtbank alhier een beslissing genomen om
trent een zaak in een faillissement welks beslis
sing voor den eischor onaangename gevolgen
heeft en nog zal hebben.
De toedracht der zaak is volgens de Opr. H.
Ct. deze:
Eischer B. kocht van den curator in het fail
lissement van S. te Santpoort diens inventaris
voor 10 pCt. boven de getaxeerde waarde, zijnde
1000, doch liet den gefailleerde om zijn zaken
verder voort te kunnen zetten in het bezit van
dien inventaris. Daar echter die zaken wederom
slecht gingen, werd S. ten tweede male failliet
verklaard. De nu benoemde curator verkocht
evenwel den iuventaris aan B. toebehoorende,
aan derden. In plaats van nu den curator in
rechten aan te spreken, kwam B. als crediteur
in het faillissement van S. in verzet tegen de
uitdeelingslijst. De Rechtbank, vonnis wijzende,
verklaarde B. niet-ontvankelijk in diens eisch
en veroordeelde hem bovendien in de proces-kos
ten.
Op vrfje voeteu gesteld.
In de jongste zitting van het Gerechtshof te
Amsterdam hebben vier boerenjongens uit Lim-
men bij Alkmaar een meevallertje gehad. Ze
stonden terecht wegens mishandeling op Oude
jaarsavond, van den veldwachter te Limmeu,
waarvoor de Rechtbank te Alkmaar in eersten
aanleg hen tot 9 maanden gevangenisstraf had
veroordeeld, en de adv.-gen. had bevestiging van
dit vonnis geëischt.
Ze zaten alle vier in voorarrest eu hun ver
dediger, mr. Bern. Cohen, drong aan op ontslag
uit de preventieve hechtenis.
Het Hof, de uitspraak omtrent de zaak zelve
op 11 April bepalende, nam echter onmiddellijk
een beslissing omtrent het verzoek des verdedi
gers. Overwegende, dat de redenen, welke tot
liet stellen in preventieve hechtenis hebben ge
leid, thans niet meer bestaan, beval het Hof de
onmiddellijke invrijheidsstelling van de vier
beklaagden.
FAILLISSEMENTEN.
Failliet verklaard: 25 Maart. J. Schermer, bak
ker, te Amsterdam, Da Cos tast raat 80.
A. L. van den Broche, bouwkundig op
zichter, Valkenboschlaan 139, te 's Gravenhage.
26 Maart. H. Kamperdijk, caféhouder, le Am
sterdam, Van der Duynstraat No. 1—3.
27 Maart. J. B. Hannenberg, koopman te
Stad-Delden.
28 Maart. M. J. P. van der Wel, pachter van
het Oranjehotel, te Wageningen.
Raapolie
Vliegend
In de stad
April.
Mei. Aug.
Sept.Dec.
Lijnolie
J. Burger, schilder en koopman in verf- j Vliegend.
'in de staf
April.
Mei.
Mei.Auir.
Sept.Dec.
weduwe R. Barre veld, te Blauwkapel en doo'rr
homologatie van hei accoord het faillissement
van C. H. Lohbeck te 's Gravenhage.
Opgeheven het faillissement van" C. J. Cilta-
cus, destijds kuiper, Riviervisehmarkt 13 te'sGra-
venhage, en de handels vennootschap onder de
firmaAppels en Ct, in koffie en thee, gevestigd
te Amsterdam, Kezersgracht 188, en van de
beide leden P. Zomeveld, Hogendorpstraat 195IIT
en J. G. L. AppcR O. Z. Voorburgwal 69, wd-
gens gebrek aan actief.
Vflnmalen.
Naar de VossisQe Zeitung meldt, zal de Ne-
derlandsche vliegei Wijnmalen Duitschland ver
tegenwoordigen bijden Gordon-Bennetwedstrijd
die den 9den Sepfcmber te Chicago gehouden
zal worden. Wijnialen zal een eendekker be
sturen.
Een sensatmeele wedstrijd.
Zaterdagmiddag is te Londen in de bekende
roeiwedstrijd, gaouden tusschen de ploegen
Cambridge en Oford, wel de sensationeelste
wedstrijd gewees dien Oxford en Cambridge
ooit tegen elkaa geroeid hebben. In 1859 is
wel de boot van (ambridge gezonken, maar liet
zinken van beide moten, als Zaterdag het geval
was, had de geshiedenis tot heden nog niet
kunnen melden.
Voortdurend lip de Oxfordploeg uit- en wa»
bij Crabtee reeds Ys lengte vóór.
Nadat de ploegts Crabtee voorbij waren, was
de race feitelijk belist in het voordeel van Ox
ford, dat in mooia stijl roeide. Van de Cam-
bridge-ploeg leek ht roeien op niets meer doof
de ruwheid van bt water, hetwelk erger was
dan in vele jarenverd meegemaakt.
Oxford ondervnd eveneens moeilijkheden,
doch hield dicb onder den Middlesex-wal en
bleef haar voorspong vergrooten. Bij Hammer
smith Bridge roede Oxford met 32 slagen per
minuut, steeds dor veel water makend, terwijl
de Cambridge hot, die voortdurend slingerde,
ter hoogte der larrods Stores zonk.
De beinannig werd door de jury-boot aan
boord genomen.rourne, Oxford's slag, die blijk
baar het ongele van zijn tegenstanders niet
bemerkt had, Sief doorroeien. De boot ontmoet
te voortduren! vle moeilijkheden in deze soort
van miniatuurzc.
Ter hoogte vn Chiswick verhief zich een
kreet van de oears, dat ook de Oxford-boot ir
zinkenden toeslnd verkeerde. Ze was zoo vol
water, dat de baanning haar liet omslaan, met
haar naar deniver zwom, haar op den wal til
de en omkeert Daarna scheepten de Oxford-
roeiers zich wir in en hervatten den tocht naar
Mortlake.
De ploeg pseerde Burnesbridge 12 uur 5 en
bereikte Morvke in den officiëelen tijd van
29 min. 38 s. De boot was weer totaal vol
water geloopt en moet eenige oogenblikken
later gezonkt zijn. De ploeg roeide een zeer
zware race.
De wefetri werd offktiëel ongeldig ver
klaard.
Heden won de race overgeroeid.
AmsterdanSO MAART,
Olienot-ringen per 100 K.G.
-Janssen, vischhandelaar, te
waren, te Delft.
G. Geeraets
Yenlo.
E. ,1. Nieuwkamp, metselaar te Loenen.
E. Bruins, caféhouder te Apeldoorn.
C. Ballings, koopman in steenkolen, te
Blerick, gem. Maasbree.
P. K. Blanksma, timmerknecht, te Sneek.
N. V. „De Noordzeevisscher", te Katwijk
aan Zee, en H. F. A. Peltzer, Frederik- Hendrik
laan 110, te 's-Grsvenhage.
29 Maart. O. van den Aker, timmerman en
herbergier, te Esch.
P. Leyten. wed. van J. van Mier, te Baard
wijk.
Opgeheven wegens gebrek aan actief, het
faillissement van A. Boerman, caféhouder, Ba-
rendszstraat no. 11 to Amsterdam, en II. J. A.
Zegwaart Gzn., smidsknecht, te Amstelveen.
Geëindigd door het verbindend' worden der
uitdeelingslijst het faillissement van C. Vi'inger,
28 Maatt.
40
89
:-8 88 7S 88
29 Maart
85
88'/,
32
81%
40*4
40%
88
85
347«
88%
401/,
40
lataen:
a
in 24 uur
Amsterdam.
&OOK. 1
Lobit
Nyman
Arnt«
Vree'ijk
Kap«n
Gre
Sfndr.Maas
Ellen
12 28
0.—
0.03
Kanaalwater.
9,86
0.—
0 08
8u.0,80 MAP.
9.«9
0
0.-
12u,0.28
2.83
0
0.-
Stadiwater.
1,08
j.54
0.—
8 u 0.30 MAP.
9,65
0,-
0.28
12 u. 0.28
5 88
0.-
010
Zuiden water.
89.20
0.—
0.16
8 u. 0.12 MAP.
in het reiue, en ik bezweer je, dat ik niet
weer zal beginuen. Zijn stem klonk valseh,
zijn blik was nog onrustiger dan anders.
Hij liegt, dacht Michel, vast overtuigd.
Maar een enkel bewijs in banden te krijgen,
dat liij loog, was tegenover zijn meester in
het gemeene even onmogelijk als hem ook
maar een stuiver van de 300,000 frank te doen
terugbetalen.
Wat voorbij is, is voorbij, zei de jonge
bar, n, laten we dus daarover maar verder
zwijgen. Doch in het vervolg gaat er geen
stuiver meer uit de kas zonder mijn persoon
lijke machtiging. De aandeelen, welke mijn
goede varier je gegeven heeft, zullen je be
taald worden, alle drie maanden, op bons,
welke ik teekenen zal, zooals mijn vader dat
deed.
En als ik dan in dien tusschentijd geld
noodig heb, heb ik dan niet het recht een
voorschot te vragen, zooals vroeger?
Neen, zeide Michel, de sommen welke
je krijgt, zijn groot genoeg om je in staat te
stellen drie maanden te wachten.
Louis stond op. Hij was woedend, maar hij
kon niet anders doen dan het hoofd huigen,
wat hij dan ook deed.
Zon dat jachtterrein werkelijk heslaan?
vroeg Michel zich verscheiden malen af. Of
is het slechts een nieuw verzinsel van Louis
om een aanzienlijk verlies in het spel te be
dekken, of wel een schuld, die liij nog moei
lijker kan bekennen?...
Vaster dan ooit besloot de jeugdige baron
om zich van de jongste der Berthiers geheel
«o al als naamgenoot en aandeelhouder af
te scheiden. Nu vooral, nu hij wist dat Louis
in staat was om valsche handteekeningen te
maken en er zelfs reeds een had gemaakt met
buitengewone handigheid, sloeg hem de
schrik om het hart. Naar welken afgrond
van laagheid en slijk zou die ellendeling het
tot clan toe zoo eerlijke huis-Berthier niet
kunnen medeslepen.
Neen, neen, de firma Frans Berthier zou
geliquideerd worden, en de geheele wereld
zou het weten. Dan kon Louis doen wat hij
wilde. Michel wist wel dat hij hem niet be
letten kon domheden te begaan, en waar
schijnlijk ook wel slechtheden, maar daarte
gen was hij machteloos; en daar men van
twee kwaden steeds het minste moet kiezen,
concludeerde liij, dat liet redden van den
naam zijns vaders de hoofdzaak was.
Doch van den dag van dat gesprek af ver
anderde het gedrag van Louis geheel en al,
hij werd zelfs buitengewoon vlijtig op zijn
bureau. Hij deed er van den morgen tot den
avond wel niet veel anders dan sigaren roo-
keu, poppetjes teekenen of cp zijn divan sla
pen, maar hij was er locli, en Martin Fon
tenoy verzekerde Michel dat men hem bijna
niet meer in clubs of publieke vermakelijkhe
den zag, welke hij vroeger geregel hezocht.
Hij is misschien hang geworden, ant
woordde de jonge baron. Heeft hij bijgeval
de liquidatie in den neus gekregen, waaraan
wij beiden werken?...
O! ik verzeker u van neen. Hij houdt
zich niet meer met de zaken bezig dan vroe
ger. Hij ziet en vraagt nic+s
En waar brengt hij zijn tijd door, als
hij hier niet is?
Hij gaat dikwijls uaar de omstreken van
Eambouillet, tusschen le Perray en Saint-
Hubért, naar het groote jachtterrein, dat hij
daar heeft gepacht.
Dus bestaat dat jachtterrein? vroeg Mi
chel.
Ja, antwoordde Fontenoy, en mijnheer
Louis spreekt slechts daarvan, houdt zich ge
heel met deze uieuwe afleiding bezig en denkt
aan niets anders.
Goed, dacht de baron, een nieuwe gril.
Geve God, dat zij wat lang durel Zij zal in
elk geval niet zoo duur kosten als zijn speel
zucht in de clubs en kroegen!
De inlichtingen van Fontenoy waren juist.
Gedurende achttien maanden verslapte de
hartstocht van Sylvie's man voor de jacht
niet, integendeel.
Het jachtterrein lag inderdaad in hetbosch
van Rambouillet en was tamelijk groot. De
vorige eigenaar had er dolle streken uitge
haald en er een paviljoen als verzamelplaats
voor de jacht ingericht, waar Louis weken
lang doorbracht, zelfs wanneer de jacht niet
open was. Sylvie en de kinderen gingen er
slechts een paar maal heen. Op anderhalven
kilometer afstand van het huis was een groo
te muur midden in 'thosch opgericht, die de
jacht van dien kant afsloot. Achter dezen
muur zag men de hoornen van een prachtig
park. Verscheiden ingangen gaven toegang
tot het boscb. Sedert korten tijd was het
overgegaan in handen van pen jongen dokter
uit Parijs, die vroeger een inwonend leerling t< had slechts gedacht aan één zaak: geld
digingen had aangenomen van zijn oom, had an zieken omringde, het uitstekend en
Hij hij hem zeker den nieuwen krankzinni- angstvallig beheer, dat alles ha
gendokter ontmoet, want er heersehte een
zoo groote vriendschap tusschen Louis en den
geueesheer, dat zij elkander nauwelijks ver-
lfde doel: zaaien om meer te kunnen oog-
en. Wat hij beloofde kwam hij ook stipt na,
ij liet zich zeer duur betalen, maar wan-
bert^^^angekmne^ ^TO^zbn^want^erplegi^g0^!! v^'r^!
Delonge hfron zou dan verbaasd geweest!^ Heten niets te wenschen over. O.age uk-
nigénïesLhTgÏMdTi''Lieden'stadsdïte^^Vorden' betaald'! werden onverbiddelijk
Lafont,wiens gedrag hem.zoo zonderling:ha kostelooze g0.
stichten, sprak hij dan; ga daar maar heen.
Wijl hij spoedig had opgemerkt dat buiten
de stad verscheiden leveranciers hem te veel
in rekening brachten, liet hij van toen af ak
toegeschenen aan het ziekbed van zijn vade"
Maar Michel kwam niet op Saint-Huber
Ondanks het onophoudelijk aandringen vr
Louis schonk lijj hem die voldoening niet.
De groote drukte der liquidatie, de teedfS
zorgen, waarmede hij Edith omringde, d,
ontheven van den last, waaronder zij gebit
ging, tot het leven scheen terug te keen
les van Parijs komen. Door deze manier vaif
doer, waarbij nog kwam dat hij een vreem-
deliig was, werd hij door iedereen veraf
schuwd. Toen dokter Belver na een slepende
en eindelijk zijn menigvuldige bezoeken >p Liekte gestorven was, veroorzaakte dit dan'
Passy namen al zijn tijd in beslag. j00j- veeleer vreugde dan rouw in de streek.'
Ondertusschen maakte dokter Lafont steds iget gesticht, dat eenigszins was achteruit-
meer naam. Wegaan, werd toen door de weduwe verkocht
Een groote en vooral verstandig aangelg- aan lokter Lafont, die een paar jaren te vo-<
de publiciteit had hem bekendheid verschilt, ten tenige maanden de inwonende assistent
Eenige gelukkige genezingen, groote huinuvë van dokter Belver geweest was.
verbeteringen in de behandeling der krsrK-
zinnigen en prachtige rapporten der insjoc-
teurs, dat alles deed hem spoedig repntitie
verwerven.
Zijn voorganger, dokter Belver, eerlijk eIl
streng, maar praetisoh als al zijn landgeioof
- - - .a-'-
Wordt vervolgd.)