IP. W.TWEËHU[JSEN Schoenmagazïjn Eerste klas Schoenwerk Barteljorisstraat No. 27 Telefoon 1770. BUITENLAND. Leger en Vloot. Rechtszaken. Sport ei Wedstrijden, Van onze Rechtbank. VAN FLDERS. Oliemarkt. Waterstand. iryiéfo- :t v-- i; a. "ÏATcSrtfen talrijk. uitaoo- de ^ri.MSkbede* waarmede OVER JOEAN-SJI-KAI. De oud-commandant der Ned. Gezanlschaps- wacht te Peking J. van Haaften, schrijft het volgende aan de N. R. Crt.: Wanneer men zich voorstelt een en ander uit iemands leven te vertellen, is het immer aangenaam, wanneer het een krachtige per soonlijkheid geldt, want kracht, in welken vorm ook, is sympathiek. Joeansjikai nu is een reus: een reus van de gedachte en van de daad. Steeds heeft hij tot China's meest verlichte mannen behoord, immer behoorde hij tot het vooruitstrevende element. Hij is geboortig uit de provincie Houan en is van Chiueeschen stam. Uit zijn jeugd weet men, dat hij leergierig was als maar weinigen zijn. Toen zijn opvoe ding was voltooid, stonden hem ook de beste getuigschriften ten dienste. Nu wil dat nog niet zeggen, dat de alge meens kennis die hij toen vergaard had, bij zonder groot was. daarvoor laat het onder wijs in China, vooral in die dagen was dat zoo te veel te wenschen over. Men leerde er de jeugd voornamelijk het maken van op stellen en de klassieken. Aan onderwijs in vreemde talen werd niet gedacht. Tengevolge daarvan spreekt deze staats man slechts de taal van zijn land, en heeft hij buitenlandsche staatsinrichtingen en an dere belangrijke onderwerpen, slechts kun nen bestudeeren uit boeken die in die taal zijn overgebracht. Ook heeft hij nimmer de grenspalen van zijn land overschreden. Dat hij, niettegenstaande zijne gebrekkige oplei ding, het tot een dergelijke hoogte had ge bracht, pleit voor zijn scherp verstand. Zijn eerste opleiding in staatsmanschap ontving hij van den grooten Lihoensjang, on der wien hij als jongeling heeft gewerkt. Door diens voospraak steeg hij snel op de ambtelijke ladder, zóó zelfs, dat hij de aan dacht trok van keizerin Tsesji, dp weduwe van keizer Sjengfeng, die van 1860, het sterf jaar van haar man, tot aan haar dood, in November 1908 slechts enkele jaren uitge zonderd het Rijk heeft bestuurd, eerst als regentes over haren minderjarigen zoon en na diens dood als regentes over keizer Kwangsju, haar neef. Wel heeft zij dezen, toen hij meerderjarig was in het jaar 1889, zelf de teugels van het bewind in banden gegeven, tot aan het jaar 1898 toe, in welk jaar zij hem heeft onttroond. Na dat tijdstip heeft zij geregeerd, in zijn naam, tot aan haar dood. Deze keizerin, die evenals Napoleon in kor ten tijd de menschen wist te doorgronden en naar waarde te schatten, merkte Joeansji- kai's organiseerend talent op en benoemde hem in 1886 tot commandant-generaal van de noorder-divisie van het leger, welke in Tsjili, de hoofdprovincie, lag. Gedurende den tijd dat hij aan het hoofd dier divisie heeft gestaan, heeft hij met de grootste toewijding gearbeid aan haar ver betering. Zelf liet hij zich door Duitsche officieren les geven in de krijgsmanskunst, terwijl hij ook wist te bewerken dat officieren van die natie bij zijn divisie gedetacheerd werden, tot het geven van onderricht. In enkele jaren reeds muntte deze- divisie uit boven alle andere, in grootere geoefend heid en betere bewapening; en deze reputatie heeft zij behouden tot op dezen dag. In het jaar 1898 brak een zeer moeilijke tijd aan voor haren commandant. Toen werd hij gedwongen partij te kiezen tusschen de Kei zerin-weduwe die hem had aangesteld en kei zer Kwansju, die toen zijn macht wilde la ten gelden. Deze gelastte hem nl. met zijn di visie op te rukken uaar Peking en aldaar de Keizerin, die zich meer met de staatszaken bemoeide dan hem lief was, gevangen te ne men. Deze last nu heeft Joeansjikai niet vol voerd; had hij het gedaan, een burgeroorlog zou er allicht het gevolg van zijn geweest. In plaats daarvan, rapporteerde hij den hem op gedragen last aan zijn chef, den onderkoning van Tsjili, en vroeg diens bevelen. De onder koning ontdekte 's keizers plan aan de kei zerin-weduwe, en zij voorkwam den keizer, door dezen gevangen te nemen. Van dien tijd af. heeft zij, hoewel in schijn de keizer nog steeds met het gezag bleef be kleed, in zijn plaats geregeerd. Nu ook steeg Joean meer en meer. Omstreeks dien tijd werd de keizerin op aandringen van Duitsch- land genoodzaakt, „Liping-heng" te ontslaan als onderkoning van Sjantoeng. Tijdeus diens gouverneurschap waren nl. in die provincie Duitsche zendelingen vermoord; en de gou verneur werd ervan verdacht, daarvan niet geheel en al onkundig te zijn geweest. In zijn plaats benoemde de keizerin nu Joeansjikai. Zijn voorganger is de man, die in hoofd zaak aansprakelijk gesteld moet worden voor de „bokser"-onlusten. Deze was een aarts-con servatief en behoorde tot de Mantsjoe-partij. Van de beide hoofdpartijen, die toentertijd in China bestonden, de behoudende en de vooruitstrevende, bestond nl. de eerste voor namelijk uit Mantsjoe's en de andere uit Chi- neezen. Waar de Mantsjoe's in dat land, van 1646 af, toen de Mantsjoe-dynastie „Ta-Tsjing" op den troon gekomen is, daar immer een zeer bevoorrechte positie hebben ingenomen, en deze volksstam steeds is opgetreden als de overlieerschende partij, vjjji het niet te ver wonderen, dat zij van voortuitgang, die daar zeker een eind aan zou maken, niet veel wil den weten. In China is dan ook eeuwenlang een af scheiding blijven bestaan tusschen Mantsjoe's en de overige volksstammen, waarvan de voornaamste zijn Ohineezen, Tibetanen en Mongolen. Hoe meer China is „ontwaakt," hoe meer men er is gaan inzien, dat aan de bevoor rechte positie van één stam een eind moest komen. Keizerin Tsesji heeft alreeds gedeeltelijk gebroken met dat oude systeem, want zij koos tot hare raadslieden ook mannen van ande ren stam, terwijl zij zich de diensten van be houdende zoowel als van vooruitstrevende mannen verzekerde. De groote misslag in het leven der merk waardige keizerin is 1900 geweest. Haar felle vreemdelingenhaat was er de oorzaak van. Gedurende haar leven had zij van die vreemdelingen slechts daden van ge weld en roof gezien. Engeland, Frankrijk, Rusland en Duitschland hadden in dien tijd, om beurten, om de een of andere gezochte re den belangrijke stukken van haar land in be zit genomen. Was het dan wel een groot wonder, dat zij zich door de leiders der „boksers" liet bepra ten, die haar overtuigden, dat zij in staat waren voor goed liet land van vreemdelingen te zuiveren! Toen de bokser-onlusten uitbraken, ging zij er met hart en ziel in op. Zij zond geheime edicten naar de verschil lende onderkoningen, met last alle vreemde lingen in hun gebied te dooden. In dien tijd bleek Joeansjikai's doorzicht. Hij, en met hem nog eennige mannen van Chineescheu stam, waren overtuigd, dat de opvolging van dit bevel China's val zou zijn. In plaats van de vreemdelingen te dooden, hebben zij ze in hun provinciën beschermd tegeu de woede van liet gepeupel. Om dat te kunnen doen, wendden zij voor, dat de Keizerin nimmer een dergelijk bevel gegeven kon hebben, en zonden zij boden naar Peking om zich daarvan te overtuigen; te vens gaven zij, om tijd te winnen, dien boden last, zoo lang mogelijk onderweg te talmen. Het lijdt echter geen twijfel, dat, indien de „boksers" overwonnen hadden, die groote mannen hun vaderlandlievende daad met den dood zouden hebben moeten bekoopen. Toen daarentegen de vreemdelingen aller wegen meester waren in het land, is deze daad van groote moed der Keizerin van enorm voordeel geweest; toen toch kon zij ontkennen, ooit zulk een last gegeven te heb ben. Uit den aard der zaak stegen deze mannen nu zeer in macht en aanzien. Joean werd benoemd tot onderkoning van Tsjili; hij prijkte spoedig met het gele vest en de pauwenveer, terwijl hij in de hoogste staatscommissies word benoemd. Van nu af aan werd hij de rechterhand der Keizerin. Toen, na den Russiseh-Japanschen oorlog, China's zelfvertrouwen weer ontwaakte, door dat in dien oorlog gebleken was, hoe na be hoorlijke voorbereiding, een Aziatisch volk zich met een Westersche mogendheid kan meten, was het deze staatsman, die het ini tiatief nam tot hervormingsvoorstellen voor het leger, die door zijn invloed werden aange nomen. In die dagen is men begonnen met de reor ganisatie van het geheele Chineesche leger. Ook het onderwijs werd door Joean ter hand genomen. Verbazing wekt wat hij o. a. in zijn eigen provincie daarvoor heeft ge daan. In enkele jaren zijn de bestaande scholen door hem hervormd, duizenden nieuwe opge richt waar nu onderwijs in de moderne leer vakken wordt gegeven, terwijl op de hoogere scholen zelfs de vreemde talen worden onder wezen. Dit goede voorbeeld werd door de an dere provinciën gevolgd. Al deze hervormingen waren goedgekeurd door de Keizerin, zij toch, had ingezien dat China zich moest hervormen, wilde het de plaats innemen onder de volken der aarde, waarop het door zijn grootte en bevolking recht heeft. In de laatste jaren van haar regeering heeft zij dan ook hervorming op hervorming ingevoerd. Steeds was bij dat werk Joean haar rechter hand, en hij is dat gebleven tot aan haar dood op 14 November 1908. Zooals men weet is ook de Keizer op dien datum gestorven en werd hij opgevolgd door Poeji, den oudsten zoon van zijn jongeren broeder, onder het Regentschap van diens vader, prins Sjoen. Korten tijd nadat deze het bewind had aan vaard, gaf hij Joean om redenen van gezond heid, zooals liet heette, ontslag uit zijn waar digheden en ambten. Vermoedelijk is het feit, dat deze eertijds het bevel van 's Regenten broeder niet had opgevolgd, aan dit besluit niet vreemd. Daar bij kwam, dat de Regent vóór alles een Mantsjoe-Prins is en Joean Chinees is. Hoe het zij, deze daad is de grootste mis slag geweest, dien de Regent heeft begaan, want daardoor krenkte hij de gansche Chi- neezen-partij, die het grootste vertrouwen in den ontslagen staatsman stelde. Daarenbo ven smeulde het reeds lang in het groote Rijk, en deze daar gaf nieuw voedsel aan de vlam. Slechts een krachtig bestuurder had door wijs beleid wellicht een botsing kunnen voor komen. Met hoeveel goede voornemens de Regent ook bezield moge zijn geweest, kracht ging er niet van hem uit. Had hij echter Joean tot raadsman geko zen, dan zou het in China nimmer tot zulk een crisis zijn gekomen. In plaats daarvan heeft hij voornamelijk gesteund op de Mantsjoe-partij. Deze partij heeft daarvan gebruik gemaakt, om zooveel mogelijk haren vroegeren invloed te herwinnen. Vele hooggeplaatste Chineezen werden in dat tijdperk door Mantsjoes ver-vangen en vele misbruiken, die waren afgeschaft, slo pen langzamerhand opnieuw in. In het meer en meer ontwakende China is als gevolg daarvan de haat tegen al wat Mantsjoe was opgelaaid als nimmer te voren, en die haat heeft zich zelfs tegen den Keizer, „den Zoon des Hemels", gericht. 226 jaar van onderdrukking zijn noodig geweest, om de onschendbaarheid van deze heilige persoon te breken. Men weet, dat toen de revolutie meer en meer de dynastie bedreigde, de Regent zich om hulp heeft gewend tot den eenigen man in zijn rijk, die mogelijk het dreigende ge vaar nog af kon wenden. Maar zelfs Joean is niet in staat geweest de onttroning van het godenkind te verhinderen. De haat tegen de Mantsjoe-partij was te groot. Dat Joean zijn best heeft gedaan om het te verhinderen, vindt zijn oorzaak in zijn overtuiging, dat China nog niet rijp is voor de republiek. Waar echter de wil van een groot deel van het volk zoo luide sprak, heeft hij zich in het belang van het land tegen invoering van den Republikeinsclien regeeringsvorm niet ver der verzet. Het grootste bewijs dat de natie hem ten zeerste vertrouwt, is wel, dat de rust in het Rijk van het Midden pas is weergekeerd, toen de man, die eerst de Republiek bestreden had, toegestemd had op te treden als haar eersten president. Bij Kon. besluit van 28 dezer is met ingang van 1 Mei: lo. aan de geueraal-majoors T. C. de Bordes, inspecteur der vesting-artillerie, eu A. van koters, inspecteur der bereden artillerie, aan de luitenant kolonels-kwartiermeesters C. A. Ileshusius en P. Vink, contro'eurs lover de inwendige administratie der korpsen (icsp. 1ste en 3de Bureau), en aan de majoors-kwartiermeesters N. E. Rost, van het 5de, en C. W. F. Doorman, van het 4de regiment infanterie, op hunne aanvrage, zoomede aan den kapitein-magazijnmeester J. H. Masman, hoofd van het centraal magazijn van militaire kleeding en uitrusting to Woerden, ter zake van langduri- gen dienst, en alzoo krachtens de artt. 39, 2a, en 40 der wet van 9 Juni 1902 (Stbl. no. 89), onder toekenning van pensioen, eervol ontslag uit den militairen dienst verleend: 2o. het bedrag van het pensioen vastgesteld: met toepassing van de artt. 2, 11, 3 en 17 der wel. van dezelfde dagteékenmg (Stbl. no. 90). voor de generaals-majoors de Bordes en van Seters op f 2700, voor de luitenant-koloneLs- kwarlierm ces Iers Ileshusius en Vink op f 1800, cn voor de majoors-kwartiermeesters Rost en Doorman op f 1600 'sjaars; en met toepassing van de artt. 2, lo., 3, 17, 24 en 25 dierzelfde wet, voor den kapitein-magazijnmeester Masman op f 1817 's jaars. 3o. aan de gcneraal-majoors de Bordes en van Seters, beiden voornoemd, H. M. dank be tuigd voor de veeljarige en belangrijke diensten, door hen aan den lande bewezen; <to. aan den luit enant- kolonel - Ijwartiermeester Ileshusius en aan de majoors-kwartiermeester Kost en Doorman, allen voö noemd, te rekenen van den datum waarop hun eervol ontslag uit den militairen dienst ingaat, de rang verleend van kolonel voor wat eerstgenoemde betreft en de rang van luitenant-kolonel voor wat beide laatstgeno einden aangaat. Mutaties. De kolonel A. R. Ophorst, commandant van het 2de reg. vesting-art. te Amsterdam, wordt 1 Mei bevorderd tot gcneraal-majoor in specteur der vesting-artillerie. Naar wij vernemen zal de luitenant-gene raal W. A. T. do Meester, commandant van het veldleger, in het najaar den dienst met pensioen verlaten en worden opgevolgd door den geue- raal-majoor A. E. ltoest van Limburg, comman dant der le divisie. Een onvoordecligo procedure. Onlangs heeft de Civiele Kamer van de Rechtbank alhier een beslissing genomen om trent een zaak in een faillissement welks beslis sing voor den eischor onaangename gevolgen heeft en nog zal hebben. De toedracht der zaak is volgens de Opr. H. Ct. deze: Eischer B. kocht van den curator in het fail lissement van S. te Santpoort diens inventaris voor 10 pCt. boven de getaxeerde waarde, zijnde 1000, doch liet den gefailleerde om zijn zaken verder voort te kunnen zetten in het bezit van dien inventaris. Daar echter die zaken wederom slecht gingen, werd S. ten tweede male failliet verklaard. De nu benoemde curator verkocht evenwel den iuventaris aan B. toebehoorende, aan derden. In plaats van nu den curator in rechten aan te spreken, kwam B. als crediteur in het faillissement van S. in verzet tegen de uitdeelingslijst. De Rechtbank, vonnis wijzende, verklaarde B. niet-ontvankelijk in diens eisch en veroordeelde hem bovendien in de proces-kos ten. Op vrfje voeteu gesteld. In de jongste zitting van het Gerechtshof te Amsterdam hebben vier boerenjongens uit Lim- men bij Alkmaar een meevallertje gehad. Ze stonden terecht wegens mishandeling op Oude jaarsavond, van den veldwachter te Limmeu, waarvoor de Rechtbank te Alkmaar in eersten aanleg hen tot 9 maanden gevangenisstraf had veroordeeld, en de adv.-gen. had bevestiging van dit vonnis geëischt. Ze zaten alle vier in voorarrest eu hun ver dediger, mr. Bern. Cohen, drong aan op ontslag uit de preventieve hechtenis. Het Hof, de uitspraak omtrent de zaak zelve op 11 April bepalende, nam echter onmiddellijk een beslissing omtrent het verzoek des verdedi gers. Overwegende, dat de redenen, welke tot liet stellen in preventieve hechtenis hebben ge leid, thans niet meer bestaan, beval het Hof de onmiddellijke invrijheidsstelling van de vier beklaagden. FAILLISSEMENTEN. Failliet verklaard: 25 Maart. J. Schermer, bak ker, te Amsterdam, Da Cos tast raat 80. A. L. van den Broche, bouwkundig op zichter, Valkenboschlaan 139, te 's Gravenhage. 26 Maart. H. Kamperdijk, caféhouder, le Am sterdam, Van der Duynstraat No. 1—3. 27 Maart. J. B. Hannenberg, koopman te Stad-Delden. 28 Maart. M. J. P. van der Wel, pachter van het Oranjehotel, te Wageningen. Raapolie Vliegend In de stad April. Mei. Aug. Sept.Dec. Lijnolie J. Burger, schilder en koopman in verf- j Vliegend. 'in de staf April. Mei. Mei.Auir. Sept.Dec. weduwe R. Barre veld, te Blauwkapel en doo'rr homologatie van hei accoord het faillissement van C. H. Lohbeck te 's Gravenhage. Opgeheven het faillissement van" C. J. Cilta- cus, destijds kuiper, Riviervisehmarkt 13 te'sGra- venhage, en de handels vennootschap onder de firmaAppels en Ct, in koffie en thee, gevestigd te Amsterdam, Kezersgracht 188, en van de beide leden P. Zomeveld, Hogendorpstraat 195IIT en J. G. L. AppcR O. Z. Voorburgwal 69, wd- gens gebrek aan actief. Vflnmalen. Naar de VossisQe Zeitung meldt, zal de Ne- derlandsche vliegei Wijnmalen Duitschland ver tegenwoordigen bijden Gordon-Bennetwedstrijd die den 9den Sepfcmber te Chicago gehouden zal worden. Wijnialen zal een eendekker be sturen. Een sensatmeele wedstrijd. Zaterdagmiddag is te Londen in de bekende roeiwedstrijd, gaouden tusschen de ploegen Cambridge en Oford, wel de sensationeelste wedstrijd gewees dien Oxford en Cambridge ooit tegen elkaa geroeid hebben. In 1859 is wel de boot van (ambridge gezonken, maar liet zinken van beide moten, als Zaterdag het geval was, had de geshiedenis tot heden nog niet kunnen melden. Voortdurend lip de Oxfordploeg uit- en wa» bij Crabtee reeds Ys lengte vóór. Nadat de ploegts Crabtee voorbij waren, was de race feitelijk belist in het voordeel van Ox ford, dat in mooia stijl roeide. Van de Cam- bridge-ploeg leek ht roeien op niets meer doof de ruwheid van bt water, hetwelk erger was dan in vele jarenverd meegemaakt. Oxford ondervnd eveneens moeilijkheden, doch hield dicb onder den Middlesex-wal en bleef haar voorspong vergrooten. Bij Hammer smith Bridge roede Oxford met 32 slagen per minuut, steeds dor veel water makend, terwijl de Cambridge hot, die voortdurend slingerde, ter hoogte der larrods Stores zonk. De beinannig werd door de jury-boot aan boord genomen.rourne, Oxford's slag, die blijk baar het ongele van zijn tegenstanders niet bemerkt had, Sief doorroeien. De boot ontmoet te voortduren! vle moeilijkheden in deze soort van miniatuurzc. Ter hoogte vn Chiswick verhief zich een kreet van de oears, dat ook de Oxford-boot ir zinkenden toeslnd verkeerde. Ze was zoo vol water, dat de baanning haar liet omslaan, met haar naar deniver zwom, haar op den wal til de en omkeert Daarna scheepten de Oxford- roeiers zich wir in en hervatten den tocht naar Mortlake. De ploeg pseerde Burnesbridge 12 uur 5 en bereikte Morvke in den officiëelen tijd van 29 min. 38 s. De boot was weer totaal vol water geloopt en moet eenige oogenblikken later gezonkt zijn. De ploeg roeide een zeer zware race. De wefetri werd offktiëel ongeldig ver klaard. Heden won de race overgeroeid. AmsterdanSO MAART, Olienot-ringen per 100 K.G. -Janssen, vischhandelaar, te waren, te Delft. G. Geeraets Yenlo. E. ,1. Nieuwkamp, metselaar te Loenen. E. Bruins, caféhouder te Apeldoorn. C. Ballings, koopman in steenkolen, te Blerick, gem. Maasbree. P. K. Blanksma, timmerknecht, te Sneek. N. V. „De Noordzeevisscher", te Katwijk aan Zee, en H. F. A. Peltzer, Frederik- Hendrik laan 110, te 's-Grsvenhage. 29 Maart. O. van den Aker, timmerman en herbergier, te Esch. P. Leyten. wed. van J. van Mier, te Baard wijk. Opgeheven wegens gebrek aan actief, het faillissement van A. Boerman, caféhouder, Ba- rendszstraat no. 11 to Amsterdam, en II. J. A. Zegwaart Gzn., smidsknecht, te Amstelveen. Geëindigd door het verbindend' worden der uitdeelingslijst het faillissement van C. Vi'inger, 28 Maatt. 40 89 :-8 88 7S 88 29 Maart 85 88'/, 32 81% 40*4 40% 88 85 347« 88% 401/, 40 lataen: a in 24 uur Amsterdam. &OOK. 1 Lobit Nyman Arnt« Vree'ijk Kap«n Gre Sfndr.Maas Ellen 12 28 0.— 0.03 Kanaalwater. 9,86 0.— 0 08 8u.0,80 MAP. 9.«9 0 0.- 12u,0.28 2.83 0 0.- Stadiwater. 1,08 j.54 0.— 8 u 0.30 MAP. 9,65 0,- 0.28 12 u. 0.28 5 88 0.- 010 Zuiden water. 89.20 0.— 0.16 8 u. 0.12 MAP. in het reiue, en ik bezweer je, dat ik niet weer zal beginuen. Zijn stem klonk valseh, zijn blik was nog onrustiger dan anders. Hij liegt, dacht Michel, vast overtuigd. Maar een enkel bewijs in banden te krijgen, dat liij loog, was tegenover zijn meester in het gemeene even onmogelijk als hem ook maar een stuiver van de 300,000 frank te doen terugbetalen. Wat voorbij is, is voorbij, zei de jonge bar, n, laten we dus daarover maar verder zwijgen. Doch in het vervolg gaat er geen stuiver meer uit de kas zonder mijn persoon lijke machtiging. De aandeelen, welke mijn goede varier je gegeven heeft, zullen je be taald worden, alle drie maanden, op bons, welke ik teekenen zal, zooals mijn vader dat deed. En als ik dan in dien tusschentijd geld noodig heb, heb ik dan niet het recht een voorschot te vragen, zooals vroeger? Neen, zeide Michel, de sommen welke je krijgt, zijn groot genoeg om je in staat te stellen drie maanden te wachten. Louis stond op. Hij was woedend, maar hij kon niet anders doen dan het hoofd huigen, wat hij dan ook deed. Zon dat jachtterrein werkelijk heslaan? vroeg Michel zich verscheiden malen af. Of is het slechts een nieuw verzinsel van Louis om een aanzienlijk verlies in het spel te be dekken, of wel een schuld, die liij nog moei lijker kan bekennen?... Vaster dan ooit besloot de jeugdige baron om zich van de jongste der Berthiers geheel «o al als naamgenoot en aandeelhouder af te scheiden. Nu vooral, nu hij wist dat Louis in staat was om valsche handteekeningen te maken en er zelfs reeds een had gemaakt met buitengewone handigheid, sloeg hem de schrik om het hart. Naar welken afgrond van laagheid en slijk zou die ellendeling het tot clan toe zoo eerlijke huis-Berthier niet kunnen medeslepen. Neen, neen, de firma Frans Berthier zou geliquideerd worden, en de geheele wereld zou het weten. Dan kon Louis doen wat hij wilde. Michel wist wel dat hij hem niet be letten kon domheden te begaan, en waar schijnlijk ook wel slechtheden, maar daarte gen was hij machteloos; en daar men van twee kwaden steeds het minste moet kiezen, concludeerde liij, dat liet redden van den naam zijns vaders de hoofdzaak was. Doch van den dag van dat gesprek af ver anderde het gedrag van Louis geheel en al, hij werd zelfs buitengewoon vlijtig op zijn bureau. Hij deed er van den morgen tot den avond wel niet veel anders dan sigaren roo- keu, poppetjes teekenen of cp zijn divan sla pen, maar hij was er locli, en Martin Fon tenoy verzekerde Michel dat men hem bijna niet meer in clubs of publieke vermakelijkhe den zag, welke hij vroeger geregel hezocht. Hij is misschien hang geworden, ant woordde de jonge baron. Heeft hij bijgeval de liquidatie in den neus gekregen, waaraan wij beiden werken?... O! ik verzeker u van neen. Hij houdt zich niet meer met de zaken bezig dan vroe ger. Hij ziet en vraagt nic+s En waar brengt hij zijn tijd door, als hij hier niet is? Hij gaat dikwijls uaar de omstreken van Eambouillet, tusschen le Perray en Saint- Hubért, naar het groote jachtterrein, dat hij daar heeft gepacht. Dus bestaat dat jachtterrein? vroeg Mi chel. Ja, antwoordde Fontenoy, en mijnheer Louis spreekt slechts daarvan, houdt zich ge heel met deze uieuwe afleiding bezig en denkt aan niets anders. Goed, dacht de baron, een nieuwe gril. Geve God, dat zij wat lang durel Zij zal in elk geval niet zoo duur kosten als zijn speel zucht in de clubs en kroegen! De inlichtingen van Fontenoy waren juist. Gedurende achttien maanden verslapte de hartstocht van Sylvie's man voor de jacht niet, integendeel. Het jachtterrein lag inderdaad in hetbosch van Rambouillet en was tamelijk groot. De vorige eigenaar had er dolle streken uitge haald en er een paviljoen als verzamelplaats voor de jacht ingericht, waar Louis weken lang doorbracht, zelfs wanneer de jacht niet open was. Sylvie en de kinderen gingen er slechts een paar maal heen. Op anderhalven kilometer afstand van het huis was een groo te muur midden in 'thosch opgericht, die de jacht van dien kant afsloot. Achter dezen muur zag men de hoornen van een prachtig park. Verscheiden ingangen gaven toegang tot het boscb. Sedert korten tijd was het overgegaan in handen van pen jongen dokter uit Parijs, die vroeger een inwonend leerling t< had slechts gedacht aan één zaak: geld digingen had aangenomen van zijn oom, had an zieken omringde, het uitstekend en Hij hij hem zeker den nieuwen krankzinni- angstvallig beheer, dat alles ha gendokter ontmoet, want er heersehte een zoo groote vriendschap tusschen Louis en den geueesheer, dat zij elkander nauwelijks ver- lfde doel: zaaien om meer te kunnen oog- en. Wat hij beloofde kwam hij ook stipt na, ij liet zich zeer duur betalen, maar wan- bert^^^angekmne^ ^TO^zbn^want^erplegi^g0^!! v^'r^! Delonge hfron zou dan verbaasd geweest!^ Heten niets te wenschen over. O.age uk- nigénïesLhTgÏMdTi''Lieden'stadsdïte^^Vorden' betaald'! werden onverbiddelijk Lafont,wiens gedrag hem.zoo zonderling:ha kostelooze g0. stichten, sprak hij dan; ga daar maar heen. Wijl hij spoedig had opgemerkt dat buiten de stad verscheiden leveranciers hem te veel in rekening brachten, liet hij van toen af ak toegeschenen aan het ziekbed van zijn vade" Maar Michel kwam niet op Saint-Huber Ondanks het onophoudelijk aandringen vr Louis schonk lijj hem die voldoening niet. De groote drukte der liquidatie, de teedfS zorgen, waarmede hij Edith omringde, d, ontheven van den last, waaronder zij gebit ging, tot het leven scheen terug te keen les van Parijs komen. Door deze manier vaif doer, waarbij nog kwam dat hij een vreem- deliig was, werd hij door iedereen veraf schuwd. Toen dokter Belver na een slepende en eindelijk zijn menigvuldige bezoeken >p Liekte gestorven was, veroorzaakte dit dan' Passy namen al zijn tijd in beslag. j00j- veeleer vreugde dan rouw in de streek.' Ondertusschen maakte dokter Lafont steds iget gesticht, dat eenigszins was achteruit- meer naam. Wegaan, werd toen door de weduwe verkocht Een groote en vooral verstandig aangelg- aan lokter Lafont, die een paar jaren te vo-< de publiciteit had hem bekendheid verschilt, ten tenige maanden de inwonende assistent Eenige gelukkige genezingen, groote huinuvë van dokter Belver geweest was. verbeteringen in de behandeling der krsrK- zinnigen en prachtige rapporten der insjoc- teurs, dat alles deed hem spoedig repntitie verwerven. Zijn voorganger, dokter Belver, eerlijk eIl streng, maar praetisoh als al zijn landgeioof - - - .a-'- Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 8