DERDE BLAD
firBnfasiin
Nouveauté
Rond de Liturgie.
De miliioenen-Prins.
étalages
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Hu Bon Marché
J, BH HfG E R Öo5gBakenessersgrachï 6 few 7f HMishoudeBSjke artikelen op afbetaling I
K as s bi.
HasBrSfeBn-Brussela
Sokken.
ZATERDAG £7 APRIL 1912
laatste
DE GRAP DER FRANSCHE CAMELOTS,
HET OORDEEL VAN EEN HOLLANDSCÏI
ZEEMAN.
syü oyoBiSi
FEUILLETON
Groote roman, naar het Fransch
van P. d'Aigremont.
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT
HUMOR IN DEN OORLOG.
De oorlogscorrespondent van de „Voss.
Zeitung" schrijft uit een der Turksche voor
posten, onder bovenstaand hoofd, aan zijn
blad een zeer interessanten brief, waaraan
"wij het volgende, ontleen en:
Menigmaal kan men zijn lachen niet be
dwingen, wanneer men de Arabieren uit een
gevecht ziet terugkeeren, vooral wanneer het
hun gelukt is, wat nogal eens gebeurt, bij een
uaelitelijken aanval in de Italiaansehe stel
lingen door te dringen, en zij, aan eeuwen
oude tradities gehoorzamend, alles wat niet
nagelvast zit, als buit medenemeu en met de
ongelooflijkste dingen naar de voorposten te
rugkeeren. Als buit voeren zij met zich tele
graafpalen, telefoondraad, uniformen, fil-
treerapparaten, notitieboekjes, geweren, pa
tronen, dekens, in één woord, al het huisraad
der overvallenen eu ook vaak nog paarden
en muildieren. Weldra begint de verkoop van
den buit. Tunesiër© zijn bij honderden over
de grens getrokken, zoogenaamd om voor den
Islam te strijden, maar in werkelijkheid om
goede zaken te doen. Bij het onderhandelen
beleeft men eigenaardige tooneeltjes van de
sluwste zelfbeheerscking, welke over het
grenzelooze wantrouwen der Arabieren zege
viert. Een Bedoeiu, die in zijn primitief le
ven nog nooit papieren geld gezien beeft,
komt met een bundel Italiaansehe banknoten
bij een geslepen Tunesiër. Er ontspint zich
het volgende gesprek: „Vrede zij met u
kunt gij mij zeggen wat dat is?De Tu
nesiër werpt een vluggen blik op het papier,
ziet onmiddellijk de biljetten van 20, 50 en
100 lire, maar hoedt zich er wel voor zijn
winzucht te laten blijken. „O, neen!" Met een
blik, waarin de diepste verachting en de he
vigste verontwaardiging te lezen zijn, roept
liij den Bedoeiu toe: „Hoe, dat hier! Ziet gij
dan niet, dat daar een kruis op geteekend
staat? Er bestaat geen Islam meer! O, gij
ongeloovige, werp het dadelijk weg, want hst
heeft geen waarde en brengt ongeluk en
schande!"
En mot een gebaar van wanhoop en ontzet
ting- gaat de Tunesiër heen, en de Bedoein
werpt het geld weg, als had hij gloeiend staal
aangevat. Wie de bankbiljetten opraapt, is
niet moeilijk te raden.
Een ander komt met een automatische re
volver aanzetten. Slechts weinige Arabieren
weten, dat dit een wapen is. „Hm", zegt de
kooper, dat is wel mooi, liet is een kijker, om
heel ver te kunnen zien. Waar hebt gij ech
ter de glazen gelaten, die daarbij belmoren?
Geef ze hier, dan kan ik zien of ze bij deze
machine passen. Het ding is met die glazen 5
pond waard, ten minste zooveel wil ik je ge-
ven!"
„Maar ik heb alleen dat gevonden, er
was anders niets hij."
„Onmogelijk, dan hebt gij niet goed uitge
keken, ga nog eens terug en zoele nauwkeuri
ger. Gij moet de glazen vinden, want zonder
hen heeft het toestel absoluut geen waarde.
Be heiligste eeden van den Bedoeiu, dat
er geen glazen hij geweest zijn, helpen niets;
eindelijk en ten slotte bedelt hij om een
Medsjilieh, d.i. een rijksdaalder; de Tunesiër
dingt nog de lielft af en is dan zoo vriendelijk,
om, louter uit medelijden met den Arabier, de
revolver voor dien prijs over te nemen.
De Italianen in Ain Zara kennen dn Ara
bische volksgeest niet en houden de Bedoei-
nen voor veel te naif en te onnoozel, terwijl
zij in waarheid de geslepenste mensehen zijn,
die er bestaan. Zoo snijden de Italianen vaak
uit hout figuren, welke zij met uniformen
bekleedén en als voorposten uitzetten. De
Arabieren slaan deze vogelverschrikkers ge
durende eenige uren aandachtig gade, zien,
dat deze Italiaansehe lieeren zich niet bewe
gen, en sluipen 's nachts heen om ze weg te
halen en als brandhout te gebruiken.
Niét alleen de Europeanen of Turken, maar
ook de Turksche officieren van Arabische af
komst heieven soms eigenaardige avonturen
met de Bedoeineu. Toen kapitein Muhsian
met den stam van Zanzoer op Gargaresj aan-
ruk-te, werden zij ontvangen door een regen
van granaten. Muhsian gaf bevel in looppas
naar een duinenreeks te snellen, om vandaar
uit het vuur te openen. Een Bedoein bleef
steeds dicht in zijn nabijheid, zag hem telkens
vol verwachting aan. Toen zij voorwaarts lie
pen, .struikelde kapitein Muhsian juist wa
ren eenige granaten over hem gevlogen.
Onmiddellijk snelde bedoelde Bedoein op
Muhsian toe. Deze dacht, dat hij hem helpen
wilde. Maar, jawel! Hij wilde hem eenvoudig
zijn uniform uittrekken.
„Maar, mijn jongen," zei de kapitein, „ik
hen in het geheel niet getroffen, wacht toch.
tot ik dood ben."
De Bedoein zag hem goedhartig aan eu
antwoordde: Maar, beste kapitein, laat mij
toch hij u blijven, opdat niet een ander er
mede op den loop gaat, wanneer u iets over
komt
De grootste klucht beleefde de karavaan
van het Duitsche Roede Kruis met een zie
kenwagen, welke om de beurt, aan een der
transportkarren vastgemaakt moest worden,
hetgeen bijna moord en doodslag veroorzaak
te. Geen der Arabieren wildé de ziekenwagen
aan zijn kar hebben. Wennend en handen
wringend smeekten zij hem te veroorloven
den wagen- uit elkaar te nemen en stuksge
wijze over de karren te verdeelen. Nooit, van
de schepping der wereld af Allah's barm
hartigheid zij met u, heeft men het be
leefd, dat een wagen achter een andere vast
gemaakt werd. Dat was tegen alle logica,
tegen alle zeden en gewoonten in en eindelijk
wisten de Arabieren te bereiken, dat aan
hun venseh voldaan werd.
Wij moeten nu toch het prachtige verhaal
van de kool die de Fransche Oaiiiclots do regee
ring hebben gestoofd, in bijzonderheden nog
eens vertellen.
De volgende officieele nota verscheen in de
bladen
„Vóór hij Parijs verliet, heeft de héér Aristide
Briand, minister van justitie, het bevel tot in
vrijheidstelling geteekend van den heer Dump
de Baleine en de noodige instructies gegeven,
opdat dezelfde maatregel toegepast worde op
allen, die wegens politieke of daarmede gelijk
gestelde misdrijven gedetineerd zijn, en die vol
doen aan de op dit punt bestaande wettelijke
bepalingen.
De lieer Durup de Baleine, die te Clairvaux
gevangen zat, is ten gevolge van dezen ten zij
nen. gunste genomen maatregel.in vrijheid ge
steld."
De Regeering, geschrokken van de veront
waardiging over het geval Flachon, had dus ook
éen royalist losgelaten en zou andere gevallen
onderzoeken, zoo dacht men.
Doch liet geval zit geheel anders.
En nu komt de grap „om van -te smullen".
Baleine dankt zijn vrijheid niet aan Briand,
maar aan twee zijner kameraden, kranige jon
gens, die heel het ministerie van justitie bij
den neus hebben gehad.
Pinochet en Bourgoin heeten ze.
Ze hebben eenvoudig per telefoon het Mi
nisterie van Justitie opgeroepen en zich voor
gedaan als de Minister-president Poincaré.
De „Action Francais©", het orgaan der jonge
royalisten, bevat een uitvoerig en triomfante
lijk verhaal van deze krijgslist. Ziehier een
uittreksel.
Maandagavond om zes uur gingen de twee
samenzweerders gezamenlijk bet telephoonhokje
binnen van een bar in de Ohaussée d'Antin, en
vroegen verbinding met het ministerie van jus
titie.
De een gaf zich uit voor den secretaris van
den minister, en vroeg naar den directeur van
het kabinet van den minister van justitie. Als
deze, de heer Tissier, naar het toestel gesneld
is, treedt de andere eamelot op: bij is Poincaré
zelf. Het gesprek is te amusant om liet hier
niet in zijn geheel te laten volgen.
Pinochet-Pioncarë: Hallo. Wie is aan het toe
stel?
Tissier. Dag meneer de President; ik ben
het, Tissier.
P. P. Wie is aan liet toestel? Ik lioor niets.
Wat een geronk.
T. Diezelfde opmerking maakte ik ook, me
neer cle President; ik herken uw stem niet eens.
Ik ben Tissier.
P. P.. All, dag meneer- Tissier. Ziehier wat
de kwestie is; het gaat over de invrijheidstel
ling van Flachon. Daar meneer Briand afwezig
is, wenscli ik uitvoerig te worden ingelicht aan
gaande het volgende: ik vernam namelijk uit
vertrouwbare bron dat sommige lichamen en
vooral sommige kranten (niet alleen die van
rechts, dat is natuurlijk, maar ook sommige die
de regeering welgezind zijn of zich daarvoor
uitgeven) van plan zijn een campagne tegen de
Fcgeering te beginnen door gebruik te maken
van liet geval Flachon.
T. Meneer de President, ik heb juist -liet dos
sier op mijn bureau. Ik weet dat sommige bla
den reeds een campagne begonnen zijn, onder
meer de „Action Francai.sc". I)it blad had
gistermorgen cc-n zeer heftig' artikel van Leon
Daudet tegen meneer Briand persoonlijk. Me
neer Briand is zeer onaangenaam getroffen
door deze aanvallen. We hebben ecu telegram
daarover van hem ontvangen met opdracht om
maar toe te geven.
P. P. Ja, dat weet ik. Ook die manifestatie
van Zondag maar dat komt er allemaal
niet op aan.
T. Neem me niet kwalijk, meneer de Presi
dent, maar volgens de inlichtingen, die ik krijg,
heeft deze manifestatie op liet publiek veel in
druk gemaakt. .Wat Flachon betreft, kunt u
gerust zijn; we hebben het zoo ingepikt, dat
alles in orde is. De heer Flachon is in liet ge
heel niet bevoorrecht, maar heeft geprofiteerd
van een wettelijke bepaling. Trouwens zou zijn
zwakke gezondheid niet hebben toegelaten dat
hij nog. langer in de gevangenis bleef.
P.P. Welnu, als die zaak dan geregeld is,
kom ik u vragen welke maatregelen we zouden
kunnen nemen ten aanzien van de politieke
gevangenen, dat wil zeggen: men ondevzoeke
speciaal het dossier van elke gevangene, die op
hetzelfde recht zou kunnen aanspraak maken.
T. Maar.... mag ik meneer de President
doen opmerken, dat een telephoongcsprek mis
schien niet heel veilig is; de draden hebben
ooren. Als meneer de President mo toestaat...
mijn ,auto staat klaar. Ik kom dadelijk naar u
toe.
P.P. Dank u, maar derangeer u niet; ik wil
niet dat men weet dat ik in dezen hen tus-
schenbeide gekomen, want in dergelijke zaken
moet het initiatief aan den heer Briand blijven.
Nog eens dus: Ik wenscli dat ge met welwil
lendheid elk dossier onderzoekt, om zoo goed
mogelijk een beslissing te nemen. A propos juist
daarvan, ik heb een paar notities voor me lig
gen en zie daarop dat een zekere Baleine al 13
van de 15 maanden lieeft uitgezeten. Hij zou
dus ook zijn voorloopige invrijheidstelling kun
nen eischen. Wees zoo goed eerst het geval te
onderzoeken.
T. Juist voor dien gevangene is de Action
Frain;aise haar campagne begonnen. Hij had al
eenigen tijd geleden om zijn invrijheidstelling
gevraagd, maar we achtten het toen niet ge
schikt om aan zijn verzoek te voldoen.
P. P. In elk geval is er nu een precedent;
wil du.3 onderzoeken of niets zich ertegen verzet
dat ook Baleine profiteert van den maatregel
ten aanzien van den heer Flachon genomen. Zoo
ja, dan moet het onmiddellijk gebeuren, omdat
hij al 13 van de 15 maanden gezeten heeft. Doe
dat dus en zend het dossier aan mijn Kabinets
chef.
T. Zeer goed, meneer de president. Ik zal er
over spreken met meneer Dislère.
P. P. Goed, maar denk er om dat dit ge
sprek tussclien ons blijft, tusschen ons alleen.
T. Goed, meneer de President.
P. P. Tot ziens, mijn waarde directeur, en
merci.
Nadat dit zoo mooi geloopen is, wordt de
machinatie voortgezet. Denzelfden avond wordt
rondgeteleplioneerd naar verschillende bladen,
en een nootje gedicteerd, waarin wordt gespro
ken van een campagne die ook door de O. G. T.
zou worden op t-ouw gezet. Dit bericht is be
stemd het ministerie van justitie nog angstiger
te maken.
Den volgenden morgen, Dinsdag, telepho-
neert de pseudo-Poincarré opnieuw. De heer
Tissier herkent nu zijn stem(!) en doet angst
wekkende verhalen van de aanstaande cam
pagne. Dit brengt den ge waanden president van
den ministerraad er toe nog eens zeer sterk aan
te dringen op de bevrijding van Baleine. Tis
sier belooft onmiddellijk Clairvaux te seinen
dat men hem loslaat.
Een derde gesprek heeft Dinsdagmiddag
plaats. Pinooliet-Poincarré hoort dat Baleine
reeds vrij is en geeft den directeur van justitie
last een communiqué aan de bladen te zenden
waarin gezegd wordt dat Briand nog vóór zijn
vertrek uit Parijs het besluit tot invrijheidstel
ling beeft geteekend, en last gegeven al de ge
vallen ran de overige politieke gevangenen
eveneens te onderzoeken, evenals die van de
wegens stakingsfeiten gearresteerde chauffeurs.
Tissier belooft, en 's avonds bevatten de bladen
het, bericht dat hierboven is gedrukt.
Een pracht van een grap, niét waar?
En schitterend gelukt.
DE SCHIPBREUK VAN DE „TITANIC".
In eon in Handwerkers Vriendenkring te
Amsterdam, gehouden vergadering is da vol
gende motie aangenomen.
De openbare vergpidaringL belegd dcor 'de
a.fdeeling Amsterdam Van den Al gemeen on
Nfidorlandseinn Zselirdanbond, cp woensdag
21 April 1912, in het gebouw Handwerkers
Vriendenkring te Amsterdam, naar aanlei
ding van do vreeselijke ramp, overkomen
'aan "het Engelsche stoomarjhip „Titanic" en
het groots aantal daarbij omgekomen zee
lieden en passagiers
gehoe rd hebbende, dat ook op vele. Neder-
Inndsehe koopvaardijschepen en zeevistechers
vaartuigen de veiligheidsmaatregelen en red
dingsmiddelen zeer veel 'te wcnscïien over
laten
overwegende, dat de zeeli don, varende op
Nederlandsche zeeschepen, nog steeds niet
verzekerd zijn tegen de geldelijke r.ovolgen
van bedrijfsongevallen, terwijl in het scheep
vaartbedrijf, in verhouding1 tot- andere be
drijven, de meest©ongelukken gebeuren;
dringt bij de regeering aan on oen beter
en scherpe,r toezicht op de veiligheids- en
reddingsmiddelen aan boord, opdat het aanta.l
ongevallen tot oen minimum worde beperkt;
dringt er Verder bij de regcering op aan,
dat spoed weidt gcmaiakl met het tot stand
brengen van een afdoende omgeval l©n verze
kering voor zeelieden en zeevissohers, waar
door een einde komt aan den trourigen toe
stand, Ida.t de "nagelaten betrekkingen der
zeevarenden bij een zeeramp of .ander onge
val zijn aangewezen op jde publieke liefdadig
heid.
DOET NAAR MIJN WOORDEN, MAAR
NIET NAAR MIJN WERKEN.
Er was een Congres van de S. D. A. P.
De hoeren, langgefrakt en stijf geboend,
hadden honderd uit georakeld tegen het ka
pitalisme, vóór den armen werkman.
Als men hen zoo hoorde, zou men wa
rempel galooVcn, dat zij terstond hun laatsten
druppel bloed voor iden verdrukten paria
zouden plengen.
Mtn ging pauzóeren; do ma'ag de d haar
rechten geiden.
Nu zou men denken, dat dazi-di'd© broe
derliefde, welk© deze lieeren met hun arme
partijgenoeten schouder aan schouder in den
zelfden pas ten strijde zag trokken, hen ook
aan denzelfden maaltijd vereenigd Jiad.
Misgerekénd; 't mocht niet zoo wezen,
den trokken naar ©an der fijnste restaurants
De heeren in frak ©n boord ©n hooge zij-
het plebs, hun broeders, kon elders zijn for
tuin zoeken.
„Zij wilden niet dnneeren met die schar-
retjesmensehen". Zn'j hadden liever iets an
ders dan ©en „glaasje bier."
Bet gebeurde, lang geen* eeuw geleden,
in een der grootste steden Van ons land.
(„Tijd").
Het „Nieuwsblad van Nederland" heeft
over de ramp van de „Titanic" een door
en dooi- bcVaren Hiollandsch zeeman gespro
ken, die d© meeste dagen van hat jaar ,op
zee doorbrengt en wat d© navigatie betreft
uitstekend op d© hoogte is. Wij ontkenen aan
hetgeen deze zeide het volgende
CL
MISWIJN.
Voor het H. Misoffer is, als een der twee
hoofdbestanddeelen tot liet tegenwoordig stel
len van het Allerh. Sacrament, behalve tar-
we-brood, ook wijn noodig. De Miswijn moet
zuivere, onvervalsehte wijn van den wijn
stok zijn; dus geen sap uit andere vruchten
getrokken, bijv. uit appelen of bessen, welk
vocht ook wel den naam van wijn draagt.
Het maakt geen verschil of het roode of
witte wijn is, als hij maar zuiver is. Over het
algemeen echter geeft men den voorkeur aan
den witten, bijzonder met het oog op de rein
heid van het altaarlinnen.
Bij den wijn wordt onder de H. Mis vóór do
offerande van den kelk een weinig- water ge
voegd. Dit geschiedt op het voorbeeld van
Christus zelf, die naar Joodsch gebruik op
het Laatste Avondmaal ook een weinig water
in den beker wijn mengde. Van d it gebruik, dag-
teekenend van den tijd der Apostelen af, mag
nimmer worden afgeweken, alhoewel het voor
de geldigheid van het Offer niet vereiseht
wordt.
Waakte de Kerk nauwlettend op de berei
ding van bet offerbrood, niet minder was
hare zorg voor den altaarwijn. Uitsluitend
daartoe bestemde wijnbergen worden vroeg,n-
dikwijls aangelegd of aan de kerken geschon
ken. In het leven van den H. Remighis bijv.
lezen we, dat hij aan zijn Kerk een wijngaard
naliet, opdat men daaruit immer zuiveren
Miswijn zou kunnen gewinnen. Vooral in on
zen tijd, nu men zoo gemakkelijk kans be
loopt vervalschten in stede van eel dep v:ijn ie
ontvangen, zorgt de Kerkelijke Overheid er
voor, dat de Miswijn slechts van volkomen
vertrouwbare personen betrokken wordt. Eu
wat de streken betreft, waar geen druiven
groeien en niet dan met de grootste moeite
wijn kan worden ingevoerd of meegebracht,
bereiden de priesters zelf den bemoedigden
Miswijn uit rozijnen, d.i. uit gedroogde wijn
druiven.
Hij wensehte geen ooaxkel uit te spreken
over den gezagvoerder v'a.n het rcuzenschip,
dat in den Oceaan verdwenen is, die te
hard zou gevaren jicbben. terwijl hij wist,
dat hij te midden van de ijsbergen zat.
Men kan veronderstellen, dat or 18 mijl ge
loopen is, maar- weten doet dat- niemand,
dan de kapitein en allicht de eerste officier,
die ook vermoedelijk hef leven heeft ver
loren. Echter al had dat schip maar geloo
pen met een tienmijls vaart, dan Zou het,
ongeluk even ernstig geweest, want ook dan
zou er waarschijnlijk wél een gat in den
boeg of ergens in dan romp geslagen zijn.
Als Vanzelf kwam onze zegsman op da
waterdichte schotten, waarvan men zegt, dat
zij waterdicht zijn, maai- wat wij, zeelui,
moeten gelooven. Ze zijn nooit geprobeerd en
worden uit den aard dor zaak nimmer be
proefd. Wel hebben zSe dat groote voordeel
dat zc het water een poos kannen tegen
houden en or zoo meer tijd voor redding over
blijft, zoodat niet wat vroeger gebeurde, men
in ©en kwartier naar iden kelder gaat, maar
men wellicht z'o-oails ook met de „Titanic"
gebeurde, een paar uur drijvende blijft. Een
tijd van twee uur acht hij voldoende om
een groot schip te ontruimen.
Waaraan is het dan te" wijten, dat nu do
ramp er was, zooveel menschehlcvens te be
treuren zijn
Eén oogenblik Toetrok het bruine gelaat
vain den zeerob en toen zeide hij
Ik ben er van overtuigd, dat hét redding
materiaal niet voldoende is geweest. Ik zal
u dat waarschijnlijk wel letuur-n voorreke
nen. Laten we eens aannemen, dat er 2000
mcnschen aan boord waren, dan is onze ra
ming zeker te laag, en dan veronderstellen,
dat er vijftig man in oen boot kunnen go-
borgen worden, zoo waren er veertig sloepen
nocdig- om alle mensehen op te nemen. Ik
wil aannemen, zoo vervolgde liij, dpi or zelfs
vijftig sloepen geweest zijn, die aan beide
zijden van het schip een plaats vinden. Er
zijn dan twee oorzaken, dat die booten niet.
alle konden gebruikt worden.
Allereerst, waar is de bemanning voor die
schepen
Wij keken zekér wa.t Vreemd, want hij
voegde eraan toe: U ziet verwonderd, want
een bemanning wordt opgegeven van meer
dan 800 man. Zeker, maar dat noem ik
als zeeman geen bemanning, waar ik in tijd
19
55.)
Zij gingen naar boven. In een klein bedje
naast bet bed zijner moeder geplaatst, sliep
Maurice, zooals men op dien leeftijd slaapt.
Wat was hij schoon. Hij rustte met het aar
dige bruine kopje op zijn gebogen arm, ter
wijl zijn borstje geregeld diep op en neer
ging.
..^a* is.hij sohoon! riep Michel uit.
Hij boog zich voorover, omhelsde de knaap
teeder en zacht, om hem niet te wekken, en
mompelde:
t Als ik ooit, na geslaagd te zijn, terug
kom, wat ik hoop, zal je niet te klagen heb
ben, mijn engel.
In een enveloppe stelde Fontenoy alsnu
Michel vijftien biljetten van 1000 franks ter
hand en 500 franks aan goudgeld, opdat Mi
chel aan het station zijn plaats zou kunnen
betalen zonder genoodzaakt te zijn een biljet
van 1000 frank te wisselen, wat de aandacht
op hem zou kunnen vestigen.
Man eu vrouw ^vergezelden hem tot aan
i de voordeur. Zij hadden een lamp in het sa
lon geplaatst, en een betrekkelijke duister
nis heersohte in den tuin.
Toen nam Michel beide in de armen,
en sprak ontroerd:
Mijn goede menschen... gij hebt mij -het
leven gered. Onze levens zijn thans
onafscheidelijk aan elkander verbonden; wat
ook de toekomst breuge, ge kunt op mij re-
kene en mij als een broeder beschouwen.
Hij omhelsde hen lang en innig en verwij
derde zich stamelend herhalend:
Ik dank u!.... ik dank u!.... Wat doen
zulke harten goed!... welk een troost voor mij.
XII,
OVERGROOT GELUK.
Na eenige straten te hebben doorloopeu,
had Michel het familiehotel bereikt.
Zijn plan was heel eenvoudig. Hij zou een
kamer vragen als een gewoon reiziger en op
deze manier zou men hem in tegeuwoordig-
j held brengen van Christine, wie hij, door
j zijn vinger op den mond te leggen, het stil
zwijgen zou opleggen, ofwel men zou hein
j dadelijk een kamer aanwijzen, eu eenmaal
in hui6 zou hij wel een middel weten te vin-
den om een onderhoud met mevrouw de Ter-
j reuoire te verkrijgen. Daarna, nadat hij zich
I aan haar had verklaard, zou hij naar Sabine
i vragen. Maar voordat hij door de voordeur
binnentrad, kreeg hü de gedachte om recht
streeks naar het tuinpaviljoen te gaan. Moe
der en dochter zouden zich verlaat kunnen
hebben door samen in het kleine salon te
spreken, waarvan Sabine zooveel hield en
waar zij, daar was Michel zeker van, het
grootste gedeelte van haar leven zou door
brengen met hare herinneringen aan hem.
Omtrent dezen tijd was de rue des Vignes
nog gedeeltelijk onbewoond. Een groote
bloemkweekerstuin omringde het paviljoen
van achteren en grensde aan den tuin van
het familiehotel. Eenvoudige heggen, die ge
makkelijk over te klimmen waren, scheidden
deze tuin van de woning- van mevrouw de
Terrenoire. Maar van verre reeds begon Mi-
chels hart te kloppen Inderdaad waren de
blinden van het tuinhuisje niet gesloten
en een zacht licht scheen door de ruiten. Met
de meeste voorzorgen liep hij door het laan
tje. Hij wilde niet, dat de waakzaamheid van
een of anderen hond. zijn tegenwoordigheid
verried en hem in moeilijkheden wikkelden,
die hij zoozeer vreesde. Maar er gebeurde
niets. Hij klom over de heggen, zonder
iemands aandacht te te trekken, en bevond
zich weldra voor de paar treden, die naar het
paviljoen leidden. Daar moest Michel stil
staan, want zijn hart klopte onstuimig, tot
berstens toe, en zijn ooren suisden.
Maar plotseling meende hij een geluid te
vernemen dat zijn ziel verscheurde, 't Was
het geluid van een snik. God in den Hemel!
Sab in© was daar!en Sabine die hem zeker
beweende!Hij liep de treden op.
Wegens het buitengewoon zachte weer was
de deur half geopend. Michel duwde ze zonder
gedruisch open en een ongehoord schouw
spel vertoonde zich aan zijn blikken. Sabine,
in het zwart gekleed, snikte in de houding
van een biddende. Haar smart was zoo groot,
dat zij het lichte gerucht, dat Michel maakte,
niet hoorde. Toen fluisterde Michel, van ont
roering niet wetend wat hij deed:
Sabine!mijn geliefde!
Als door een electrischen seholc getroffen
richtte zij zich op, herkende hem en zonder
angst, zonder verbazing begon zij te lachen
en te huilen te gelijk, terwijl zij, als wanhopig
van geluk, uitriep:
Jij... Jij... mijn Michel!... mijn ge
liefde! mijn alles!
Hun geluk was dus niet vervlogen. In een
seconde hadden zij alles vergeten: de schei
ding, den aanblik van den dood, alles wat er
gebeurd, alles wat gezegd was, tranen, angst
en droefenis. Zij spraken van niets, vertelden
elkander niets, en stelden ook geen vragen.
Hun geluk was teruggekeerd en zij konden
nauwelijks een paar woorden uitbrengen:
Ben je eindelijk terug gekomen!
Vind ik je dan terug!...
Te sterven zonder mij te hebben weerge
zien, neen, dat kon niet... dat kon niet, dat
wist ik wel!
En je bemint me nog altijd, nietwaar?
Met geheel mijn ziel, mijn lieveling.
Na de eerste ontboezemingen van greu-
zenlooze vreugde wilde Sabine alles weten
wat er gebeurd was, wat hij geleden had, hoe
hij verdwenen was. En hij vertelde het haar,
zonder iets te verbergen. En zij weende met
hem... Edith was dood!... Die Edith, welke
zij reeds haar moeder noemde en welke zij
schier even liefhad als haar eigen moeder!
En daar het treurige nieuws, dat Louis Ber-
thier officieel had aangekondigd, in zijn bij
zonderheden overeenkwam met den brief, dien
Geneviève geschreven had, twijfelde Sabino
hoegenaamd niet aan het uiteinde der baro
nes. Wel zeker, die krankzinnigheid, waar
van die arme Zizette gesproken had, was met
Edith's dood geëindigd.
O, mijn schat! sprak zij tot Michel, zal
mijn innige liefde ooit al deze wónden kun
nen heelen?
Terwijl zij sprak en liaar hart aldus voor
hem uitstortte meende Miohel weer de stem
zijner moeder te hoor en en werd li li ander-,
maal diep getroffen door die overeenkomst
in gebaren, gedachten gang j en geluid. Toen
haar diepe droefheid over 't geen haar
veling had doorstaan een weinig bedaard was,
vertrouwde Micliel haar toe hetgeen hij be
sloten had verder te doen.
Dus steelc je over naar Amerika? vroeg
zij hem.
Ja over eenige iirc.„
Dan ga ik met je mede!...