DERDE BLAD firBnfasiin Nouveauté Rond de Liturgie. De miliioenen-Prins. étalages BUITENLAND. BINNENLAND. Hu Bon Marché J, BH HfG E R Öo5gBakenessersgrachï 6 few 7f HMishoudeBSjke artikelen op afbetaling I K as s bi. HasBrSfeBn-Brussela Sokken. ZATERDAG £7 APRIL 1912 laatste DE GRAP DER FRANSCHE CAMELOTS, HET OORDEEL VAN EEN HOLLANDSCÏI ZEEMAN. syü oyoBiSi FEUILLETON Groote roman, naar het Fransch van P. d'Aigremont. NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT HUMOR IN DEN OORLOG. De oorlogscorrespondent van de „Voss. Zeitung" schrijft uit een der Turksche voor posten, onder bovenstaand hoofd, aan zijn blad een zeer interessanten brief, waaraan "wij het volgende, ontleen en: Menigmaal kan men zijn lachen niet be dwingen, wanneer men de Arabieren uit een gevecht ziet terugkeeren, vooral wanneer het hun gelukt is, wat nogal eens gebeurt, bij een uaelitelijken aanval in de Italiaansehe stel lingen door te dringen, en zij, aan eeuwen oude tradities gehoorzamend, alles wat niet nagelvast zit, als buit medenemeu en met de ongelooflijkste dingen naar de voorposten te rugkeeren. Als buit voeren zij met zich tele graafpalen, telefoondraad, uniformen, fil- treerapparaten, notitieboekjes, geweren, pa tronen, dekens, in één woord, al het huisraad der overvallenen eu ook vaak nog paarden en muildieren. Weldra begint de verkoop van den buit. Tunesiër© zijn bij honderden over de grens getrokken, zoogenaamd om voor den Islam te strijden, maar in werkelijkheid om goede zaken te doen. Bij het onderhandelen beleeft men eigenaardige tooneeltjes van de sluwste zelfbeheerscking, welke over het grenzelooze wantrouwen der Arabieren zege viert. Een Bedoeiu, die in zijn primitief le ven nog nooit papieren geld gezien beeft, komt met een bundel Italiaansehe banknoten bij een geslepen Tunesiër. Er ontspint zich het volgende gesprek: „Vrede zij met u kunt gij mij zeggen wat dat is?De Tu nesiër werpt een vluggen blik op het papier, ziet onmiddellijk de biljetten van 20, 50 en 100 lire, maar hoedt zich er wel voor zijn winzucht te laten blijken. „O, neen!" Met een blik, waarin de diepste verachting en de he vigste verontwaardiging te lezen zijn, roept liij den Bedoeiu toe: „Hoe, dat hier! Ziet gij dan niet, dat daar een kruis op geteekend staat? Er bestaat geen Islam meer! O, gij ongeloovige, werp het dadelijk weg, want hst heeft geen waarde en brengt ongeluk en schande!" En mot een gebaar van wanhoop en ontzet ting- gaat de Tunesiër heen, en de Bedoein werpt het geld weg, als had hij gloeiend staal aangevat. Wie de bankbiljetten opraapt, is niet moeilijk te raden. Een ander komt met een automatische re volver aanzetten. Slechts weinige Arabieren weten, dat dit een wapen is. „Hm", zegt de kooper, dat is wel mooi, liet is een kijker, om heel ver te kunnen zien. Waar hebt gij ech ter de glazen gelaten, die daarbij belmoren? Geef ze hier, dan kan ik zien of ze bij deze machine passen. Het ding is met die glazen 5 pond waard, ten minste zooveel wil ik je ge- ven!" „Maar ik heb alleen dat gevonden, er was anders niets hij." „Onmogelijk, dan hebt gij niet goed uitge keken, ga nog eens terug en zoele nauwkeuri ger. Gij moet de glazen vinden, want zonder hen heeft het toestel absoluut geen waarde. Be heiligste eeden van den Bedoeiu, dat er geen glazen hij geweest zijn, helpen niets; eindelijk en ten slotte bedelt hij om een Medsjilieh, d.i. een rijksdaalder; de Tunesiër dingt nog de lielft af en is dan zoo vriendelijk, om, louter uit medelijden met den Arabier, de revolver voor dien prijs over te nemen. De Italianen in Ain Zara kennen dn Ara bische volksgeest niet en houden de Bedoei- nen voor veel te naif en te onnoozel, terwijl zij in waarheid de geslepenste mensehen zijn, die er bestaan. Zoo snijden de Italianen vaak uit hout figuren, welke zij met uniformen bekleedén en als voorposten uitzetten. De Arabieren slaan deze vogelverschrikkers ge durende eenige uren aandachtig gade, zien, dat deze Italiaansehe lieeren zich niet bewe gen, en sluipen 's nachts heen om ze weg te halen en als brandhout te gebruiken. Niét alleen de Europeanen of Turken, maar ook de Turksche officieren van Arabische af komst heieven soms eigenaardige avonturen met de Bedoeineu. Toen kapitein Muhsian met den stam van Zanzoer op Gargaresj aan- ruk-te, werden zij ontvangen door een regen van granaten. Muhsian gaf bevel in looppas naar een duinenreeks te snellen, om vandaar uit het vuur te openen. Een Bedoein bleef steeds dicht in zijn nabijheid, zag hem telkens vol verwachting aan. Toen zij voorwaarts lie pen, .struikelde kapitein Muhsian juist wa ren eenige granaten over hem gevlogen. Onmiddellijk snelde bedoelde Bedoein op Muhsian toe. Deze dacht, dat hij hem helpen wilde. Maar, jawel! Hij wilde hem eenvoudig zijn uniform uittrekken. „Maar, mijn jongen," zei de kapitein, „ik hen in het geheel niet getroffen, wacht toch. tot ik dood ben." De Bedoein zag hem goedhartig aan eu antwoordde: Maar, beste kapitein, laat mij toch hij u blijven, opdat niet een ander er mede op den loop gaat, wanneer u iets over komt De grootste klucht beleefde de karavaan van het Duitsche Roede Kruis met een zie kenwagen, welke om de beurt, aan een der transportkarren vastgemaakt moest worden, hetgeen bijna moord en doodslag veroorzaak te. Geen der Arabieren wildé de ziekenwagen aan zijn kar hebben. Wennend en handen wringend smeekten zij hem te veroorloven den wagen- uit elkaar te nemen en stuksge wijze over de karren te verdeelen. Nooit, van de schepping der wereld af Allah's barm hartigheid zij met u, heeft men het be leefd, dat een wagen achter een andere vast gemaakt werd. Dat was tegen alle logica, tegen alle zeden en gewoonten in en eindelijk wisten de Arabieren te bereiken, dat aan hun venseh voldaan werd. Wij moeten nu toch het prachtige verhaal van de kool die de Fransche Oaiiiclots do regee ring hebben gestoofd, in bijzonderheden nog eens vertellen. De volgende officieele nota verscheen in de bladen „Vóór hij Parijs verliet, heeft de héér Aristide Briand, minister van justitie, het bevel tot in vrijheidstelling geteekend van den heer Dump de Baleine en de noodige instructies gegeven, opdat dezelfde maatregel toegepast worde op allen, die wegens politieke of daarmede gelijk gestelde misdrijven gedetineerd zijn, en die vol doen aan de op dit punt bestaande wettelijke bepalingen. De lieer Durup de Baleine, die te Clairvaux gevangen zat, is ten gevolge van dezen ten zij nen. gunste genomen maatregel.in vrijheid ge steld." De Regeering, geschrokken van de veront waardiging over het geval Flachon, had dus ook éen royalist losgelaten en zou andere gevallen onderzoeken, zoo dacht men. Doch liet geval zit geheel anders. En nu komt de grap „om van -te smullen". Baleine dankt zijn vrijheid niet aan Briand, maar aan twee zijner kameraden, kranige jon gens, die heel het ministerie van justitie bij den neus hebben gehad. Pinochet en Bourgoin heeten ze. Ze hebben eenvoudig per telefoon het Mi nisterie van Justitie opgeroepen en zich voor gedaan als de Minister-president Poincaré. De „Action Francais©", het orgaan der jonge royalisten, bevat een uitvoerig en triomfante lijk verhaal van deze krijgslist. Ziehier een uittreksel. Maandagavond om zes uur gingen de twee samenzweerders gezamenlijk bet telephoonhokje binnen van een bar in de Ohaussée d'Antin, en vroegen verbinding met het ministerie van jus titie. De een gaf zich uit voor den secretaris van den minister, en vroeg naar den directeur van het kabinet van den minister van justitie. Als deze, de heer Tissier, naar het toestel gesneld is, treedt de andere eamelot op: bij is Poincaré zelf. Het gesprek is te amusant om liet hier niet in zijn geheel te laten volgen. Pinochet-Pioncarë: Hallo. Wie is aan het toe stel? Tissier. Dag meneer de President; ik ben het, Tissier. P. P. Wie is aan liet toestel? Ik lioor niets. Wat een geronk. T. Diezelfde opmerking maakte ik ook, me neer cle President; ik herken uw stem niet eens. Ik ben Tissier. P. P.. All, dag meneer- Tissier. Ziehier wat de kwestie is; het gaat over de invrijheidstel ling van Flachon. Daar meneer Briand afwezig is, wenscli ik uitvoerig te worden ingelicht aan gaande het volgende: ik vernam namelijk uit vertrouwbare bron dat sommige lichamen en vooral sommige kranten (niet alleen die van rechts, dat is natuurlijk, maar ook sommige die de regeering welgezind zijn of zich daarvoor uitgeven) van plan zijn een campagne tegen de Fcgeering te beginnen door gebruik te maken van liet geval Flachon. T. Meneer de President, ik heb juist -liet dos sier op mijn bureau. Ik weet dat sommige bla den reeds een campagne begonnen zijn, onder meer de „Action Francai.sc". I)it blad had gistermorgen cc-n zeer heftig' artikel van Leon Daudet tegen meneer Briand persoonlijk. Me neer Briand is zeer onaangenaam getroffen door deze aanvallen. We hebben ecu telegram daarover van hem ontvangen met opdracht om maar toe te geven. P. P. Ja, dat weet ik. Ook die manifestatie van Zondag maar dat komt er allemaal niet op aan. T. Neem me niet kwalijk, meneer de Presi dent, maar volgens de inlichtingen, die ik krijg, heeft deze manifestatie op liet publiek veel in druk gemaakt. .Wat Flachon betreft, kunt u gerust zijn; we hebben het zoo ingepikt, dat alles in orde is. De heer Flachon is in liet ge heel niet bevoorrecht, maar heeft geprofiteerd van een wettelijke bepaling. Trouwens zou zijn zwakke gezondheid niet hebben toegelaten dat hij nog. langer in de gevangenis bleef. P.P. Welnu, als die zaak dan geregeld is, kom ik u vragen welke maatregelen we zouden kunnen nemen ten aanzien van de politieke gevangenen, dat wil zeggen: men ondevzoeke speciaal het dossier van elke gevangene, die op hetzelfde recht zou kunnen aanspraak maken. T. Maar.... mag ik meneer de President doen opmerken, dat een telephoongcsprek mis schien niet heel veilig is; de draden hebben ooren. Als meneer de President mo toestaat... mijn ,auto staat klaar. Ik kom dadelijk naar u toe. P.P. Dank u, maar derangeer u niet; ik wil niet dat men weet dat ik in dezen hen tus- schenbeide gekomen, want in dergelijke zaken moet het initiatief aan den heer Briand blijven. Nog eens dus: Ik wenscli dat ge met welwil lendheid elk dossier onderzoekt, om zoo goed mogelijk een beslissing te nemen. A propos juist daarvan, ik heb een paar notities voor me lig gen en zie daarop dat een zekere Baleine al 13 van de 15 maanden lieeft uitgezeten. Hij zou dus ook zijn voorloopige invrijheidstelling kun nen eischen. Wees zoo goed eerst het geval te onderzoeken. T. Juist voor dien gevangene is de Action Frain;aise haar campagne begonnen. Hij had al eenigen tijd geleden om zijn invrijheidstelling gevraagd, maar we achtten het toen niet ge schikt om aan zijn verzoek te voldoen. P. P. In elk geval is er nu een precedent; wil du.3 onderzoeken of niets zich ertegen verzet dat ook Baleine profiteert van den maatregel ten aanzien van den heer Flachon genomen. Zoo ja, dan moet het onmiddellijk gebeuren, omdat hij al 13 van de 15 maanden gezeten heeft. Doe dat dus en zend het dossier aan mijn Kabinets chef. T. Zeer goed, meneer de president. Ik zal er over spreken met meneer Dislère. P. P. Goed, maar denk er om dat dit ge sprek tussclien ons blijft, tusschen ons alleen. T. Goed, meneer de President. P. P. Tot ziens, mijn waarde directeur, en merci. Nadat dit zoo mooi geloopen is, wordt de machinatie voortgezet. Denzelfden avond wordt rondgeteleplioneerd naar verschillende bladen, en een nootje gedicteerd, waarin wordt gespro ken van een campagne die ook door de O. G. T. zou worden op t-ouw gezet. Dit bericht is be stemd het ministerie van justitie nog angstiger te maken. Den volgenden morgen, Dinsdag, telepho- neert de pseudo-Poincarré opnieuw. De heer Tissier herkent nu zijn stem(!) en doet angst wekkende verhalen van de aanstaande cam pagne. Dit brengt den ge waanden president van den ministerraad er toe nog eens zeer sterk aan te dringen op de bevrijding van Baleine. Tis sier belooft onmiddellijk Clairvaux te seinen dat men hem loslaat. Een derde gesprek heeft Dinsdagmiddag plaats. Pinooliet-Poincarré hoort dat Baleine reeds vrij is en geeft den directeur van justitie last een communiqué aan de bladen te zenden waarin gezegd wordt dat Briand nog vóór zijn vertrek uit Parijs het besluit tot invrijheidstel ling beeft geteekend, en last gegeven al de ge vallen ran de overige politieke gevangenen eveneens te onderzoeken, evenals die van de wegens stakingsfeiten gearresteerde chauffeurs. Tissier belooft, en 's avonds bevatten de bladen het, bericht dat hierboven is gedrukt. Een pracht van een grap, niét waar? En schitterend gelukt. DE SCHIPBREUK VAN DE „TITANIC". In eon in Handwerkers Vriendenkring te Amsterdam, gehouden vergadering is da vol gende motie aangenomen. De openbare vergpidaringL belegd dcor 'de a.fdeeling Amsterdam Van den Al gemeen on Nfidorlandseinn Zselirdanbond, cp woensdag 21 April 1912, in het gebouw Handwerkers Vriendenkring te Amsterdam, naar aanlei ding van do vreeselijke ramp, overkomen 'aan "het Engelsche stoomarjhip „Titanic" en het groots aantal daarbij omgekomen zee lieden en passagiers gehoe rd hebbende, dat ook op vele. Neder- Inndsehe koopvaardijschepen en zeevistechers vaartuigen de veiligheidsmaatregelen en red dingsmiddelen zeer veel 'te wcnscïien over laten overwegende, dat de zeeli don, varende op Nederlandsche zeeschepen, nog steeds niet verzekerd zijn tegen de geldelijke r.ovolgen van bedrijfsongevallen, terwijl in het scheep vaartbedrijf, in verhouding1 tot- andere be drijven, de meest©ongelukken gebeuren; dringt bij de regeering aan on oen beter en scherpe,r toezicht op de veiligheids- en reddingsmiddelen aan boord, opdat het aanta.l ongevallen tot oen minimum worde beperkt; dringt er Verder bij de regcering op aan, dat spoed weidt gcmaiakl met het tot stand brengen van een afdoende omgeval l©n verze kering voor zeelieden en zeevissohers, waar door een einde komt aan den trourigen toe stand, Ida.t de "nagelaten betrekkingen der zeevarenden bij een zeeramp of .ander onge val zijn aangewezen op jde publieke liefdadig heid. DOET NAAR MIJN WOORDEN, MAAR NIET NAAR MIJN WERKEN. Er was een Congres van de S. D. A. P. De hoeren, langgefrakt en stijf geboend, hadden honderd uit georakeld tegen het ka pitalisme, vóór den armen werkman. Als men hen zoo hoorde, zou men wa rempel galooVcn, dat zij terstond hun laatsten druppel bloed voor iden verdrukten paria zouden plengen. Mtn ging pauzóeren; do ma'ag de d haar rechten geiden. Nu zou men denken, dat dazi-di'd© broe derliefde, welk© deze lieeren met hun arme partijgenoeten schouder aan schouder in den zelfden pas ten strijde zag trokken, hen ook aan denzelfden maaltijd vereenigd Jiad. Misgerekénd; 't mocht niet zoo wezen, den trokken naar ©an der fijnste restaurants De heeren in frak ©n boord ©n hooge zij- het plebs, hun broeders, kon elders zijn for tuin zoeken. „Zij wilden niet dnneeren met die schar- retjesmensehen". Zn'j hadden liever iets an ders dan ©en „glaasje bier." Bet gebeurde, lang geen* eeuw geleden, in een der grootste steden Van ons land. („Tijd"). Het „Nieuwsblad van Nederland" heeft over de ramp van de „Titanic" een door en dooi- bcVaren Hiollandsch zeeman gespro ken, die d© meeste dagen van hat jaar ,op zee doorbrengt en wat d© navigatie betreft uitstekend op d© hoogte is. Wij ontkenen aan hetgeen deze zeide het volgende CL MISWIJN. Voor het H. Misoffer is, als een der twee hoofdbestanddeelen tot liet tegenwoordig stel len van het Allerh. Sacrament, behalve tar- we-brood, ook wijn noodig. De Miswijn moet zuivere, onvervalsehte wijn van den wijn stok zijn; dus geen sap uit andere vruchten getrokken, bijv. uit appelen of bessen, welk vocht ook wel den naam van wijn draagt. Het maakt geen verschil of het roode of witte wijn is, als hij maar zuiver is. Over het algemeen echter geeft men den voorkeur aan den witten, bijzonder met het oog op de rein heid van het altaarlinnen. Bij den wijn wordt onder de H. Mis vóór do offerande van den kelk een weinig- water ge voegd. Dit geschiedt op het voorbeeld van Christus zelf, die naar Joodsch gebruik op het Laatste Avondmaal ook een weinig water in den beker wijn mengde. Van d it gebruik, dag- teekenend van den tijd der Apostelen af, mag nimmer worden afgeweken, alhoewel het voor de geldigheid van het Offer niet vereiseht wordt. Waakte de Kerk nauwlettend op de berei ding van bet offerbrood, niet minder was hare zorg voor den altaarwijn. Uitsluitend daartoe bestemde wijnbergen worden vroeg,n- dikwijls aangelegd of aan de kerken geschon ken. In het leven van den H. Remighis bijv. lezen we, dat hij aan zijn Kerk een wijngaard naliet, opdat men daaruit immer zuiveren Miswijn zou kunnen gewinnen. Vooral in on zen tijd, nu men zoo gemakkelijk kans be loopt vervalschten in stede van eel dep v:ijn ie ontvangen, zorgt de Kerkelijke Overheid er voor, dat de Miswijn slechts van volkomen vertrouwbare personen betrokken wordt. Eu wat de streken betreft, waar geen druiven groeien en niet dan met de grootste moeite wijn kan worden ingevoerd of meegebracht, bereiden de priesters zelf den bemoedigden Miswijn uit rozijnen, d.i. uit gedroogde wijn druiven. Hij wensehte geen ooaxkel uit te spreken over den gezagvoerder v'a.n het rcuzenschip, dat in den Oceaan verdwenen is, die te hard zou gevaren jicbben. terwijl hij wist, dat hij te midden van de ijsbergen zat. Men kan veronderstellen, dat or 18 mijl ge loopen is, maar- weten doet dat- niemand, dan de kapitein en allicht de eerste officier, die ook vermoedelijk hef leven heeft ver loren. Echter al had dat schip maar geloo pen met een tienmijls vaart, dan Zou het, ongeluk even ernstig geweest, want ook dan zou er waarschijnlijk wél een gat in den boeg of ergens in dan romp geslagen zijn. Als Vanzelf kwam onze zegsman op da waterdichte schotten, waarvan men zegt, dat zij waterdicht zijn, maai- wat wij, zeelui, moeten gelooven. Ze zijn nooit geprobeerd en worden uit den aard dor zaak nimmer be proefd. Wel hebben zSe dat groote voordeel dat zc het water een poos kannen tegen houden en or zoo meer tijd voor redding over blijft, zoodat niet wat vroeger gebeurde, men in ©en kwartier naar iden kelder gaat, maar men wellicht z'o-oails ook met de „Titanic" gebeurde, een paar uur drijvende blijft. Een tijd van twee uur acht hij voldoende om een groot schip te ontruimen. Waaraan is het dan te" wijten, dat nu do ramp er was, zooveel menschehlcvens te be treuren zijn Eén oogenblik Toetrok het bruine gelaat vain den zeerob en toen zeide hij Ik ben er van overtuigd, dat hét redding materiaal niet voldoende is geweest. Ik zal u dat waarschijnlijk wel letuur-n voorreke nen. Laten we eens aannemen, dat er 2000 mcnschen aan boord waren, dan is onze ra ming zeker te laag, en dan veronderstellen, dat er vijftig man in oen boot kunnen go- borgen worden, zoo waren er veertig sloepen nocdig- om alle mensehen op te nemen. Ik wil aannemen, zoo vervolgde liij, dpi or zelfs vijftig sloepen geweest zijn, die aan beide zijden van het schip een plaats vinden. Er zijn dan twee oorzaken, dat die booten niet. alle konden gebruikt worden. Allereerst, waar is de bemanning voor die schepen Wij keken zekér wa.t Vreemd, want hij voegde eraan toe: U ziet verwonderd, want een bemanning wordt opgegeven van meer dan 800 man. Zeker, maar dat noem ik als zeeman geen bemanning, waar ik in tijd 19 55.) Zij gingen naar boven. In een klein bedje naast bet bed zijner moeder geplaatst, sliep Maurice, zooals men op dien leeftijd slaapt. Wat was hij schoon. Hij rustte met het aar dige bruine kopje op zijn gebogen arm, ter wijl zijn borstje geregeld diep op en neer ging. ..^a* is.hij sohoon! riep Michel uit. Hij boog zich voorover, omhelsde de knaap teeder en zacht, om hem niet te wekken, en mompelde: t Als ik ooit, na geslaagd te zijn, terug kom, wat ik hoop, zal je niet te klagen heb ben, mijn engel. In een enveloppe stelde Fontenoy alsnu Michel vijftien biljetten van 1000 franks ter hand en 500 franks aan goudgeld, opdat Mi chel aan het station zijn plaats zou kunnen betalen zonder genoodzaakt te zijn een biljet van 1000 frank te wisselen, wat de aandacht op hem zou kunnen vestigen. Man eu vrouw ^vergezelden hem tot aan i de voordeur. Zij hadden een lamp in het sa lon geplaatst, en een betrekkelijke duister nis heersohte in den tuin. Toen nam Michel beide in de armen, en sprak ontroerd: Mijn goede menschen... gij hebt mij -het leven gered. Onze levens zijn thans onafscheidelijk aan elkander verbonden; wat ook de toekomst breuge, ge kunt op mij re- kene en mij als een broeder beschouwen. Hij omhelsde hen lang en innig en verwij derde zich stamelend herhalend: Ik dank u!.... ik dank u!.... Wat doen zulke harten goed!... welk een troost voor mij. XII, OVERGROOT GELUK. Na eenige straten te hebben doorloopeu, had Michel het familiehotel bereikt. Zijn plan was heel eenvoudig. Hij zou een kamer vragen als een gewoon reiziger en op deze manier zou men hem in tegeuwoordig- j held brengen van Christine, wie hij, door j zijn vinger op den mond te leggen, het stil zwijgen zou opleggen, ofwel men zou hein j dadelijk een kamer aanwijzen, eu eenmaal in hui6 zou hij wel een middel weten te vin- den om een onderhoud met mevrouw de Ter- j reuoire te verkrijgen. Daarna, nadat hij zich I aan haar had verklaard, zou hij naar Sabine i vragen. Maar voordat hij door de voordeur binnentrad, kreeg hü de gedachte om recht streeks naar het tuinpaviljoen te gaan. Moe der en dochter zouden zich verlaat kunnen hebben door samen in het kleine salon te spreken, waarvan Sabine zooveel hield en waar zij, daar was Michel zeker van, het grootste gedeelte van haar leven zou door brengen met hare herinneringen aan hem. Omtrent dezen tijd was de rue des Vignes nog gedeeltelijk onbewoond. Een groote bloemkweekerstuin omringde het paviljoen van achteren en grensde aan den tuin van het familiehotel. Eenvoudige heggen, die ge makkelijk over te klimmen waren, scheidden deze tuin van de woning- van mevrouw de Terrenoire. Maar van verre reeds begon Mi- chels hart te kloppen Inderdaad waren de blinden van het tuinhuisje niet gesloten en een zacht licht scheen door de ruiten. Met de meeste voorzorgen liep hij door het laan tje. Hij wilde niet, dat de waakzaamheid van een of anderen hond. zijn tegenwoordigheid verried en hem in moeilijkheden wikkelden, die hij zoozeer vreesde. Maar er gebeurde niets. Hij klom over de heggen, zonder iemands aandacht te te trekken, en bevond zich weldra voor de paar treden, die naar het paviljoen leidden. Daar moest Michel stil staan, want zijn hart klopte onstuimig, tot berstens toe, en zijn ooren suisden. Maar plotseling meende hij een geluid te vernemen dat zijn ziel verscheurde, 't Was het geluid van een snik. God in den Hemel! Sab in© was daar!en Sabine die hem zeker beweende!Hij liep de treden op. Wegens het buitengewoon zachte weer was de deur half geopend. Michel duwde ze zonder gedruisch open en een ongehoord schouw spel vertoonde zich aan zijn blikken. Sabine, in het zwart gekleed, snikte in de houding van een biddende. Haar smart was zoo groot, dat zij het lichte gerucht, dat Michel maakte, niet hoorde. Toen fluisterde Michel, van ont roering niet wetend wat hij deed: Sabine!mijn geliefde! Als door een electrischen seholc getroffen richtte zij zich op, herkende hem en zonder angst, zonder verbazing begon zij te lachen en te huilen te gelijk, terwijl zij, als wanhopig van geluk, uitriep: Jij... Jij... mijn Michel!... mijn ge liefde! mijn alles! Hun geluk was dus niet vervlogen. In een seconde hadden zij alles vergeten: de schei ding, den aanblik van den dood, alles wat er gebeurd, alles wat gezegd was, tranen, angst en droefenis. Zij spraken van niets, vertelden elkander niets, en stelden ook geen vragen. Hun geluk was teruggekeerd en zij konden nauwelijks een paar woorden uitbrengen: Ben je eindelijk terug gekomen! Vind ik je dan terug!... Te sterven zonder mij te hebben weerge zien, neen, dat kon niet... dat kon niet, dat wist ik wel! En je bemint me nog altijd, nietwaar? Met geheel mijn ziel, mijn lieveling. Na de eerste ontboezemingen van greu- zenlooze vreugde wilde Sabine alles weten wat er gebeurd was, wat hij geleden had, hoe hij verdwenen was. En hij vertelde het haar, zonder iets te verbergen. En zij weende met hem... Edith was dood!... Die Edith, welke zij reeds haar moeder noemde en welke zij schier even liefhad als haar eigen moeder! En daar het treurige nieuws, dat Louis Ber- thier officieel had aangekondigd, in zijn bij zonderheden overeenkwam met den brief, dien Geneviève geschreven had, twijfelde Sabino hoegenaamd niet aan het uiteinde der baro nes. Wel zeker, die krankzinnigheid, waar van die arme Zizette gesproken had, was met Edith's dood geëindigd. O, mijn schat! sprak zij tot Michel, zal mijn innige liefde ooit al deze wónden kun nen heelen? Terwijl zij sprak en liaar hart aldus voor hem uitstortte meende Miohel weer de stem zijner moeder te hoor en en werd li li ander-, maal diep getroffen door die overeenkomst in gebaren, gedachten gang j en geluid. Toen haar diepe droefheid over 't geen haar veling had doorstaan een weinig bedaard was, vertrouwde Micliel haar toe hetgeen hij be sloten had verder te doen. Dus steelc je over naar Amerika? vroeg zij hem. Ja over eenige iirc.„ Dan ga ik met je mede!...

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 9