der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
Liturgische Wegwijzer.
De doofstomme spion.
Verklaring der Gebeden en Ceremo'
niën eener plechtige H. Mis.
GELOOFSVERDEDIGÏNG
EEN LIED PER WEEK.
Al is ons landje nog
zoo klein.
Evaitfgelieverkfaring.
FEUILLETON
DE OFFICIEELE KERKLIJST
Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl. Courant" van 25 Mei.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
KNIP DIT UIT
en leg het in uw Mis- en Vesperboek.
o
«omlag 26 Mei. HOOGFEEST VAN PINK
STEREN. Mis: Spiritus, blz. 827. Veni
Creator, blz. 882. Vóór de Hoogmis: Vidi
aquam, 69. Na de Hoogmis: Gebed voor
Hare Majesteit, 122.
Maandag 27 Mei. Tweede Pinksterdag. Geen
verplichting tot Zondagvieren of Mis-
hooren. Mis: Cibavit, blz. 833 836.
Dinsdag 28 Mei. Van het Octaaf. Mis: Acu-
pite, blz. 836—838.
Woensdag 29 Mei. QUATERTEMPERDAG.
Geboden Vastendag. Mis: Deus, blz. 838
842.
Donderdag 30 Mei. Van het Octaaf. Mis: Spi
ritus, blz. 842 en 827.
Vrijdag 31 Mei. QUATERTEMPERDAG. Go-
boden Vastendag. Mis: Repleatur, blz.
842—846.
Zaterdag 1 Juni. QUATERTEMPERDAG.
Geboden Vastendag. Mis: Caritas, blz.
846—852.
N.B. De aangegeven bladzijdenverwijzen naar
het Mis- en Vesperboek (uitgave Desclée).
In iedere Mis bidde men van blz. 71—94, waar
zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis".
PINKSTEREN.
Les uit de Handelingen der Apostelen;
II, 1—11.
Toen de dagen van het Pinksterfeest ver
vulcl werden, waren al de leerlingen te za
men in dezelfde plaats. Eu eensklaps ont
stond er uit den hemel een geluid als van
een opkomenden hevigen wind, en het ver
vulde het geheele huis, waar zij gezeten wa
ren. En er verschenen hun verdeelde tongen
als van vuur, en op ieder van hen zette het
zich neder. En qllen werden vervuld met
den Heiligen Geest, en zij begonnen te spre
ken in verschillende talen, naar dat de Hei
lige Geest hun gaf uit te spreken.
En er waren te Jeruzalem verblijf hou
dende Joden, godsdienstige mannen uit alle
volken, die onder den hemel zijn. Als nu dit
geluid ontstaan was, kwam de menigte sa
men en zij werden in hun gemoed ontsteld,
omdat iedereen hen in zijne eigene taal hoor
de spreken. En allen stonden verbaasd en
verwonderden zich, zeggende: Zie, zijn niet
deze allen, die spreken, Galileërs? Hoe hoor
den wij dan ieder onze taal, waarin wij ge
boren zijn? Parthen en Mediërs en Elamie-
ten en inwoners van Mesopotamië, Judea en
Kappadocië, van Pontus en Azië, van Phry-
gië en Pamphylië, van Egypte en de gewes
ten van Libye en Cyrene, en die uit Rome
gekomen zijn, Joden zoowel als Proselieten,
Kretenzeu en Arabieren wij hoorden hen
in onze talen spreken de. groote werken Gods.
Evangelie volgens den H. Joannes; XIV,
23-31.
In dien tijd sprak Jezus tot Zijne leerlin
gen: Zoo iemand Mij liefheeft, hij zal Mijn
woord onderhouden, en mijn Vader zal hem
liefhebben en Wij zullen tot hem komen en
ons verblijf bij hem nemen. Die Mij niet lief
heeft, onderhoudt Mijne woorden niet. En
het woord, dat gij gehoord hebt, is niet het
Mijne, maar des Vaders, die Mij gezonden
heeft.
Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik bij
u verbleef. Doch de Trooster, de H. Geest,
dien de Vader in Mijnen naam zenden zal,
Hij zal u alles leereu en u alles indachtig ma
ken, wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u,
Mijn vrede geef ik u; niet gelijk de wereld
dien geeft, geef Ik hem aan u. Dat u hart niet
verontrust worde of vreeze! Gij hebt geboord
dat Ik u gezegd heb: Ik ga heen en Ik kom
tot u. Indien gij Mij liefhadt, zoudt gij u
zeker verblijden, omdat Ik tot den Vader ga;
want de Vader is grooter dan Ik. En nu heb
Ik bet u gezegd, eer het geschiedt opdat gij,
als het geschied is, gelooven moogt.
Ik zal niet veel meer met u spreken. Want
de vorst dezer wereld komt, doch hij heeft
niets aan Mij. Maar, opdat de wereld erkenne
dat Ik den Vader liefheb en zóó doe als de
Vader Mij bevolen heeft.
PINKSTERMAANDAG.
Les uit de handelingen der Apostelen;
X, 42-48.
In die dagen opende Petrus zijnen mond
en sprak: Mannen broeders! Ons heeft den
Heer bevolen den volke te prediken en te be
tuigen, dat Hij degene is, die door God ge
steld is tot Rechter van levenden en doodeu.
Van Hem getuigen al de profeten, dat allen,
die in Hem gelooven, door zijnen naam ver
giffenis van zonden verwerven. Terwijl Pe
trus deze woorden nog sprak, daalde de H.
Geest neder over hen allen, die het woord
hoorden. En de geloovigen uit de Joden, die
met Petrus gekomen waren, stonden ver
baasd, dat ook over de heidenen de genade
des Heiligen Geestes werd uitgestort; im
mers hoorden zij hen in talen spreken en God
verheerlijken. Toen nam Petrus het woord:
kan wel iemand het water weren, dat deze
niet zouden gedoopt worden, die den H. Geest
ontvangen hebben evenals wij? En hij gebood
hen te doopen in den naam des Heeren Jesus
Christus.
Evangelie volgens den H. Joannes;
III, 16-21.
Iu dien tijd sprak Jesus tot Nikodemus:
Zóó lief heeft God de wereld gehad, dat Hij
Zijnen eeniggeboren Zoon gaf, opdat al wie
in Hem gelooft niet verloren ga, maar het
eeuwige leven liebbe. Immers heeft God Zijn
Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij
de wereld oordeele, maar opdat do wereld
door Hem worde behouden. Wie in Hem ge
loofd, wordt niet geoordeeld; maar wie niet
gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet
gelooft in den naam van den eeniggeborenen
Zoon Gods. Dit nu is hot oordeel: dat het
licht in de wereld is gekomen, en de men-
schen de duisternis meer bemind hebben dan
het licht; want hunne werken waren boos.
Immers al wie kwaad doet haat liet, licht en
komt niet tot bet licht, opdat zijne werken
niet bestraft worden; maar wie de waarheid
doet komt tot het licht, opdat zijne werken
openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.
OP HET HOOGFEEST VAN
PINKSTEREN.
Eindelijk zijn de dagen vervuld door God
in Zijn aanbiddelijk raadsbesluit vastgesteld,
en de H. Geest gaat op zichtbare wijze bezit
nemen van Zijn rijk, dat Christus door Zijn
Bloed gesticht heeft, de Kerk Gods op aarde.
Eindelijk gaan de beloften vervuld worden
door Christus aan Ziine Apostelen gedaan,
dat Hij na niet vele dagen hun een andere
Trooster zou zenden, den Geest der waarheid',
die hun alles leeren zou.
Het Epistel van dezen feestdag verhaalt
ons in duidelijke woorden die blijde gebeur
tenis. Maar ook het Evangelie van dezen
dag spreekt ons over den H. Geest, en meer
in het bijzonder over de inwendige, onzicht
bare werking, die Hij in de zielen uitoefent.
Op onzichtbare wijze daalt Hij nog tolken
jare vooral op het H. Pinksterfeest over
Zijne Kerk neder, en daarom is het Pinkster
feest niet enkel een herdenking aan hetgeen
voor ruim 19 eeuwen te Jerusalem plaats
had, maar een onzichtbare vernieuwing
daarvan in onze zielen.
Een eerste werking van dien H. Geest in
onze zielen is dat Hij de liefde Gods daarin
uitstort, zooals de H. Paulus ons duidelijk
leert in zijn brief aan de Romeinen: „Gods
liefde is in onze harten uitgestort door den
H. Geest die ons gegeven is" en zooals Chris
tus zelf in het Evangelie van dezen feestdag
ons zegt: „Zoo iemand Mij liefheeft, Mijn
Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot
Hem komen en ons verblijf bij hem nemen".
Die liefde zal zich toonen door het onder
houden van Gods geboden: „die Mij liefheeft
zal Mijne geboden onderhouden, die Mij niet
liefheeft, onderhoudt Mijne woorden niet".
De liefde dus, zich toonend in het onderhou
den van Gods geboden, en niet bestaanbaar
zonder die onderhouding, is het eerste uit
werksel van den H. Geest in onze zielen.
Een tweede uitwerksel van den H. Geest
in de zielen der apostelen en ook in de onze,
is dat Hij ons verlicht en de waarheid des
geloofs doet kennen, „De H. Geest, de Troos
ter, Wien de Vader in Mijnen naam zal zen-
deu, Hij zal u alles leeren en u alles indach
tig maken wat Ik u gezegd heb". Merken wij
hier tevens aan, dat in deze woorden reeds
een der verhorgenste waarheden des geloofs
ons geleerd wordt, namelijk het geheim der
H. Drie-eenheid, de H. Geest gezonden door
den Vader in den naam des Zoons.
Die H. Geest zou den apostelen alle waar
heid leeren. Hoezeer hadden zij daar behoefte
aan. Drie jaren hadden zij in de school van
Jesus doorgebracht, en toch hoe weinig be
grepen zii nog van Zijne leer, hoeveel was
nog geheel voor hunne oogen verborgen, wat
was de leer des kruises nog weinig doorge
drongen in hunne harten. Maar ziet hoe zij
veranderd zijn zoodra de H. Geest over hen
is neergedaald. De diepste waarheden worden
door hen op de duidelijkste wijze besproken,
de grootste geheimen zoo juist mogelijk voor
gesteld, de scherpzinnigste gevolgtrekkingen
uit Jezus' woorden getrokken. Zoo gaat het
ook met ons. Het kan somwijlen zoo duister
zijn in onzen geest, de waarheden des geloofs
kunnen soms zoo moeilijk zijn voor ons ver
stand, de gevolgtrekkingen, die wij daaruit
voor ons leven moeten maken, kunnen ons
soms zoo verborgen zijn, dat wij bijna niet
weten waaraan ons te houden, maar de H.
Geest doet, na een of ander gebed tot Hem,
na het ontvangen der H. Sacramenten, na
een godvruchtige overweging, Zijn lichtstra
len in onze ziel nederdalen, en alle duister
nis is verdwenen, alles is ons helder en klaar,
wij zien den weg dien wij te bewandelen
hebben duidelijk voor ons. Doch niet. alleen
verlicht, versterkt moesten de Apostelen
worden. Zij waren zoo zwak in den dienst
van God, zoo bevreesd voor lijden en moei
lijkheden, zoo hang voor de mensehen, dat
zij hij den eersten schijn van gevaar allen
op de vlucht sloegen. Maar. al wederom de
II. Geest maakte geheel andere menschen
van hen. Zoodra deze^ over hen was nederge
daald, vreesden zij niets meer, maar traden
onverschrokken op om den Joden hun mis
daad te verwijten, dat zij den Heer des Le
vens gedood hadden, en zij achtten het zich
voor een eere voor den Heer Jesus smaad en
vervolging te ondergaan. Zoo werkt de H.
Geest ook nog in onze zielen, en geeft ons
kracht en moed om alle offers en bezwaren,
die liet geloof ons oplegt, gaarne te dragen,
al zou ook onze zwakken mensehelijke na
tuur ziek daartegen verzetten.
De derde uitwerking eindelijk van den H.
Geest in de zielen der Apostelen en in de
onze is, dat Hij den vrede geeft, den waren
vrede, die door niets kan verstoord worden,
den vrede met God en met zichzelven. „Vrede
lanfc ik u, Mijnen vrede geef ik u. Niet gelijk
de wereld hem geeft, geef Ik hem aan u."
En om reeds aanstonds de werking van dien
zielevrede te doen kennen, belooft Jesus,
hun Vriend en Vader, van lien zal worden
weggenomen. „Dat uw hart niet verontrust
worde noch vreeze: gij hebt gehoord dat Ik
u gezegd heb: Ik ga tot Hem". Dat moet voor
u geen reilen tot droefheid meer zijn, want
de H. Geest zal u vertroosten door u te doen
begrijpen, dat het tot Mijne verheerlijking
is dat Ik van u wegga. „Indien gij Mij lief
hadt, zoudt gij u zeker verblijden, omdat Ik
tot den Vader ga, want de Vader is (in Zijne
goddelijke natuur) grooter dan Ik" (in Mijne
mensehelijke natuur).
Zoo zal de H. Geest ook in onze zielen
steeds den vrede doen blijven, ook al zonden
ons sommige dingen, waaraan ons hart ge
hecht is, onluomen wprden, door ons te doen
begrijpen dat het ons eigen bestwil is, en dat
wij er ruimschoots schadeloos voor zullen
gesteld worden.
Bidden wij dus vooral op dezen dag, dat de
H. Geest ook onze zielen op onzichtbare wijze
moge vervullen met Zijne gaven, gelijk Hij
Hij op zichtbare wijze de Apostelen vervulde
op den Pinksterdag, dat Hij oirs moge geven
Zijne liefde, Zijn lioht, Zijn kracht en Zijn
vrede, en dat die gaven steeds ons deel mo
gen blijven, steeds in mogen vermeer
derd worden, totdat wij eenmaal het blijde
Pinksterfeest mogen vieren in den hemel,
waar onze vreugde volmaakt zal zijn en ons
nooit meer kan ontnomen worden.
ZIJN DE AFLATEN NUTTIG
Deze vraag zal menigeen misschien over
bodig ..toeschijnen na. hetgeen wij in hot
laatste artikel over do aflaten gezegd heb
ben, maar toch is dit niet het geval.
Deze vraag .badoolt te onderzoeken of de
aflaten niet in strijd zijn met den geest van
het J3, Evangelie, waar ons geleerd wordt,
jda.t wij moeten vasten en aalmoezen gaven
jen andere boetwerken vend oh ton om ons de
i zaligheid te verzekeren.
Wij zullen dus heden nog het een en .ander
betreffende do aflaten onderzoeken.
Men hoort wel eens smalend spreken over
de .aflaten, als zonden zij een ai te gemak
kelijke vervanging zijn van verschillende
boetewerken. die de H. Kerk aan hare kin
deren oplegt. Djoor ©en klein gebedje te doen
kan men somtijds evenveel verdiensten, ja
misschien nog meer, verkrijgen, dan door lan
gen tijd te vasten of vele aalmoezen te ge
ven, zoo hoort- men nu en daln wel eenls.
beweren, en zoo kan 'iemand erbo-o komen
zijn geestelijk leven misschien te verwaar-
loozen.
Maar deze bewering is geheel bezijden de
waarheid en juist het tegendeel ervan is
waar.
D-ü geloüivigen, die de meest© aflaten ver
dienen zijn over 't algemeen juist degenen,
wier geestelijk leven het hoogst staat, omdat,
zij de meeste werken van boetvaardigheid
verrichten.
Want de meeste aflaten zijn verbonden aan
dergelijke werken Van boetvaardigheid, zoo-
dat dus juist zij die veel aflaten verdienen,
degenen zijn, die jde meeste boetewerken ver
richten en de ijverigste katholieken zijn, en
het blijkt dan ook wel, da.t de bewering, die
wij boven neerschreven geheel en al on
juist is.
Do-or de aflaten worden do geloovigen ook
beter en sterker in hun god--dienstig loven, zij
worden gewezen op liet kwa,ad, dat in de
zonde gelegen is en op d-e Verplichting, die
zij hebben om in berouw hunne zonden en
overtredingen uit te boeten, zegt Kard. Gib
bons. Zij troost hen met de gedachte, Ida.t
.,'de laatsten de eersten" kunnen zijn, die
het Godsrijk binnengnahz'ij verlevendigt jn
hen het bewustzijn, dat; allen ledematen zijn
van het- ééne groote Lichaalm, welks hoofd
Christus is, dat allen met elkander en vo-or
elkander arbeiden en strijden, Vereenigd door
'den band dei' liefde.
D<e vorige maal stipten wij het roods aan,
dat de aflaten nu en 'daln oorzaak geweest
zijn 'van misbruiken, vooral in de zestiende
eeuw.
Er wordt dan gezegd, dat de aflaten ver
kocht werden vioor geld en dat wie een som,
geld gaf, daarvoor in ruil een aflaat ontving.
Do Aanleiding tot deze bewering was een
aflaatbnl van Paus Leo X, die bepaalde, dat
degenen, die aalmoezen gaven voor den bouw
van de St. Pieterskerk te Borne een aflaat
konden w-rdion-en. docih er was als onver
biddelijke voorwaarde bijgesteld, dat men
zich waarlijk en oprécht wilde bekeerein,
want slechte degenen, die berouwvol gebiecht
hadden k-onlden den aflaat verdienen.
Daarenboven was bepaald, dat de aflaat-
predikers en biechtvaders geen© aalmoezen
in ontvangst mochten nemen. Nu werd door
sommigen hier van fceh misbruik gemaakt en
vandaar waarschijnlijk deze lasterlijke be
wering betreffende dit punt van de Katho
lieke leer.
Wia-t de Paus deed steunde ook op de H.
Schrift, waa-r wij o. al. lezen, da-fc Daniël, de
profeet, tot koning JNab'uohodonoaor sprak
„Koop uwe zonden laf dooi- aalmoezen en Uwe
ongerechtighederi door milddadigheid jegens
de armenmisöehien zal God uwe misdrijven
vergeven."
Het zla.l nu waarschijnlijk wel duidelijk
zijn, dat de leer Over de aflaten niet in strijd
is niet. de leer vSain de ,H. Kerk en dat de
aflaten Voor ieder zloer nuttig zij'n,
X.
Lied No. 5 uit „De Leeuwerk".
Al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal 't ons eigen Holland zijn,
En al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal 't ons Holland zijn.
Geen Pruis zal 't annexeeren,
Geen sabel hier regeeren,
Oranje is 't die hier wezen zal,
Oranje bovenal!
Al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal 't ons eigen Holland zijn,
En is ons landje nog zoo klein,
Toch zal 't ons Holland zijn.
Geen Franschiuan 't binnen rukken.
Ons plunderen of verdrukken!
Oranje is 't die regeeren zal,
Oranje bovenal!
Al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal 't ons eigen Holland zijn,
En al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal het roemrijk zijn.
Gij vindt in zijn historie,
Zoo menige victorie!
Oranje is 't die er wezen zal,
Oranje bovenal!
Al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal 't ons eigen Holland zijn,
En al is ons landje nog zoo klein,
Toch zal het roemrijk zijn.
De daden zullen 't leeren
De vreemden zullen 't eeren!
Oranje is 't die regeeren zal,
Oranje bovenal!
Al is ons Prinsesje nog zoo klein,
Toch zal ze eens Koninginne zijn.
En al is ons Prinsesje nog zoo klein,
Ze zal Koninginne zijn.
Ja, eens moog' ze ons regeeren,
En Nêerlands roem vermeeren!
Oranje is 't die hier wezen zal,
Oranje bovenal!
Het volgende is het verhaal van een boer, di.
als markskramer zich toegang wist te verschaf,
fen tot een der Britsche kampen ten einde ziclj
op de hoogte te stellen van de sterkte der Ent
gelschen.
„Zoodra ik mij in de nabijheid van het vijan,
delijke kamp bevond, kwam een ruiterafdeeling
op mij af.
Ik was gekleed als een gewone boer maat
droeg een pak met koopwaar op mijn rug.
De patrouille werd gecommandeerd door eeg
luitenant, die recht op mij toereed en mij toe»
snauwde
„Wie ben je? En waar moet je naar toe?"
Dit zou mijn eerste proef wezen.
Aller oogen w-aren op mij gericht en toen ilt
niet antwoordde, hoorde ik iemand zeggen
„Die kerel is doofstom. Hij heeft net een ge-,
zicht als een strijkplank."
„Zeer vleiend," dacht ik bij mijzelf, terwijl ik
met het onnoozelste gelaat op een meegenomen
leitje schreef
„Wat verlangt u?"
Ik gaf het leitje aan den luitenant, die daarop
antwoordde:
„Wie ben je? En waar ga je near toe?"
Ik 9chreef mijn naam? Thomas van Dijk, en
deelde hem mee., dat ik marskramer was.
De officier verlangde mijn pas te zien, maar
ik schreef dat men mij dien voor een dag of
wat bij een overval ontstolen had. Iiij zag mij
een oogenblik wantrouwend aan en zei toen, dat
ik door kon gaan.
Vlak voor mij lag het kamp; maar elke po
ging om thans nog yan richting te verando
ren zou mij nog in grooter gevaar brengen. Tic
DERDE DEEL.
Do Mis dor geloofslccrliiigeu.
V. De Collecta of Openingsgebed
Terwijl de priester de Collecta of het
Openingsgebed bidt, houdt hij de han
den opgeheven. Dit herinnert ons aan de ge
woonte der eerste Christenen, die steeds staan-
4e m etuitgestrekte armen hun gebed verricht
ten; zij deden dit, zegt Tertullianus, -naar het
voorbeeld van Christus, die eenmaal op het
kruis zijn armen uitgestrekt hield en zóó voor
ons bad. Voor iemand, die smeekt, is dit de
meest natuurlijke houding: zonder het geleerd
ce hebben, bidt een kind bijna niet anders tot
zijn moeder.
Tot Ln de Middeleeuwen werd op deze plaats
in de Mis slechts één Gebed gelezeu; de ver
meerdering ervan ontstond door liet toenemen
der feesten en der heiligen. Later werd het
total dezer gebeden door het kerkelijk gezag
geregeld en voorgeschreven, dat er op de hoogt-
fooston slechts één Collecta en op de lagere
jnoerder», fpdozen mogen worden (Oommomora-
iiones), ln den regel niet meer dan drie. Iiierbii
wordt dan nog gevoegd een of ander gebed,
door den Bisschop voorgeschreven, zooals voor
het Haarlemsch Bisdom op den Zaterdag het
gebed voor den Paus (Imperata).
Gewoonlijk richt zich de Collecta recht
streeks tot God den Vader, eindigend m-et deze
heerlijke woorden: „Door ónzen Heer Jezus
Christus, uw Z-oon, die leeft en heerscht in de
eenheid des II. Geestes, God door alle eeuwen
der eeuwen." De bede zelf gaat 't-ot den
Vader', den Gever van allo goed, maar door
bemiddeling en in naam van den Zoon Gods.
De eerste aanleiding tot deze wijze van bidden
ligt in de belofte des Heeren, die gezegd heeft:
„Voorwaar, Ik zeg u, alles wat gij den Vader
in mijnen naam zult vragen, zal Hij u geven."
Iu latere eeuwen zijn er in het missaal ook
gebeden gevoegd, die tot God den Zoon gericht
zijn, doch deze sluiten dan op een andere wijze
als zoo juist is aangegeven.
De Openingsgebeden zijn ware meesterstuk
jes op letterkundig gebied. Zij onderscheiden
zich door hoogen eenvoud en duidelijkheid, vol
zalving en orthodoxe beleering. Gewoonlijk be
staan zij uit twee gedeelten van één zin, waar
aan bet eerste de beweegreden der bede, en het
tweede de bede zelf bevat. Neem bijv. de Fol
ie et a van Sacramentsdag, welke ook gebeden
wordt als de zegen met het Allerheiligste
gegeven wordt en door den H. Thomas van
Aquino vervaardigd is: „O God, die ons in
bel wondervolle Altaarsacrament de gedachte
nis van uw lijden hebt nagelaten, geef ons,
-moeken wij U, de H. Geheimen van uw
Lichaam en Bloed zóó te vereeren, dat wij de
vrucht der verlossing in ons gedurig ontwaren.
Die leeft en heerscht, enz."
Op he-t gebod des priesters antwoorden de
geloovigen m e n. Dit Hebreeuvvseh woord
was bij de Joden in zwang. In de liturgie heeft
't vooral twee beteekenissen. Vooreerst is liet
eeu blijk van instem®inS> ©en akte van ge
loof: ja, heit is zoo, ik geloof dat;
dikwijls ook drukt het een wenscli, een ver
langen uit: het zii zoo! En in dezen zin
komt het voor aan het einde der gebeden.
VI. Het Epistel.
Het Openingsgebed i® gebeden, al de wen-
schen der geloovigen ztiu den Heer voorge
dragen. Door den priester heeft de geheele
Kerk gesproken, maar die Kerk heeft haren
kinderen nog iets anders te geven, een degelijk
en krachtig voedsel, een sterkend brood, zonder
hetwelk het christelijk leven wegkwijnt: de on
derrichting. Ë-n wat zal zij hun zeggen? Zij zal
hare lessen ontleenen aan de door den II. Geest
verlichte schrijvers, aan Jezus Christus vooral:
in liet Epistel zullen wjj de stem vernemen over
't algemeen van de Apostelen, soms ook van de
Profeten, in het Evangelie de stem van den
Meester. Ieder Epistel begint met het woord
„L e c t i o" „V oorlezing van het Latijn-
sclie Legere, voorlezen, omdat het ge
woonlijk niet zooals de andere gewijde teksten
gezongen, doch gelezen werd. Lezingen bij den
openbaren eere-dienst dateeren van de hoogste
oudheid. Zij waren iu zwang bij d-e Joodsche
synagogen, want de Evangelisten spreken over
de boeken van Mozes en de Profeten die op den
Sabbat door de Schriftgeleerden voorgelezen en
verklaard werden. De eerste Christenen volg
den hun voorbeeld. Nooit kwamen zij voor liet
II. Offer te zamen of eerst werd er uit de H.H.
Boekou iet# voorgelezen. Welnu, de eerste de-
ze lezingen is datgene, wat wij kennen als het
Epistel. Vanwaar dezen naam, Epistel
J d. i. Brief? De voorlezing wend genomen uit
- het Oud of Nieuw Testament, maar gewoonlijk
uit de brieven der Apostelen, vooral die
Van Paulus. Vandaar den naam Epistel of
Brief. Niet altijd hield men zich streng aan
den Bijbel. Op de feesten der martelaren kregen
de geloovigen de ac-ten van hun marteldood te
hooren. Soms ook las men brieven voor, door
andere kerkgemeenten of bisschoppen gezon
den, zooals de brieven van den H. Clemens, den
H. Ignatius en Polycarpus, den H. Cypriauus
en den H. Cornelius. Het laat zich deuken,
welke ontroering zich van de geloovigen moest
meester maken bjj het voorlezen bijv. van een
brief, zoo juist ontvangen van hun broeders te
Lyon, die voor hun geloof in Christus in de
gevangenis verzuchtten, van wie sommigen
reeds op de pijnbank of het schavot bezweken
waren eu in wier ooren het gebrul en geloei
reeds weerklonk der wilde dieren, bestemd hen
binnen weinige dagen, misschie-n binnen wei
nige uren te verslinden. „Lectio Epistolae:
Voorlezing van den brief der Iverk van Lyon.
De dienaars van Christus, welke te Lyon, in
Gallië wonen, aan de broeders van Azië en
Phrygïë, die hetzelfde geloof en dezelfde hoop
op verlossing hebben als wij, vrede en genade
en glorie door God den Vader en door Christus
onzen Meester!"
Het, schijnt, dat in den beginne geheele brie
ven of althans zeer groote gedeelten werden
voorgelezen, waarschijnlijk zonder vastgestelde
orde, naar gelang de verschillende gemeenten
ze in haar bezit of te leen kregen. Later even-
I wel. toen het kerkelijk ia ar zieii begon te ont
wikkelen, werden er door de K©rk voor iodoren
Zon- en feestdag bepaalde Epistels vastgesteld.
In onze tegenwoordige liturgie hebben wij iede-
ren dag slechts één Epistel, behalve op enkels
Quatertemperdagen en sommige dagen in da
Vasten.
Wanneer wij het Epistel, gelijk het nu in ons
misboek voorkomt, aandachtig beschouwen, -lat
zien wij aanstonds, dat het evenals het Evan ge.
lie dagelijks betrekking heeft op bet feest dat
de Iverk dien dag viert; ook zien wij, dat in
den regel door het Epistel het Evangelie word(
voorbereid. Dikwijls bijv. bevat het Epistel dn
voorspelling van hetgeen in het Evangelie alt
gebeurtenis verhaald wordt. Zoo o. a. met Drie.
koningen. Soms is het omgekeerd, zooals oj>
Pinksteren, Sacramentsdag, enz. \ele Epistels,
vooral in den Vastentijd, verhalen een wonde#
uit het Oude Testament .terwijl in liet Evan-
gelie een gelijksoortig wond-er uit het N. T<s»
tament wordt meegedeeld. Aldus bestaat e(
altijd een nauw verband tusschen bet Epistel erf
het Evangelie van iedere Mis en meestal li-ebben
zij met de Intrede (Introitus) en het Oper, ingf.
gebed (Collecta) betrekking op het feest, dal
gevierd wordt.
De gewone Zondagen maken hierop meestal
een uitzondering. Daar het Epistel ook tot om
derricht dienen moet, légde de Kerk het er op
aan alle brieven der Apostelen in de Epistelè
der Zondagen op te nemen, teneinde ze zoodoen
de telken jare het volk voor te houden; doch
hierbij was liet niet altijd mogelijk liet begrip
van het kerkelijk jaar door de keuze van eeu
Epistel te dekken.
(Wordt vervolgd.)