der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
Liturgische Wegwijzer.
Verklaring der Gebeden en Oeremo-
nien eener plechtige H. lis.
GELOOFSVERDEDIGING.
EEN LIED PER WEEK.
Groot-Nederland,
Uit het dagboek van bu ger
Drouet.
EtfaassjeSieuerklariitg.
LIED VAN HET ALGEMEEN NEDER-
LANDSCH VERBOND.
FEUILLETON
9FFIG1EELE KERKLIJST
Dit nummer behoort bü de „Nieuwe Haarl. Courant" van 15 Juni.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 121).
KNIP DIT UIT
en leg het in uw Mis- en Vesperboek.
Zondag IS Juni. Derde Zondag na Pink
steren. H. Joannes Pranciscus Regis, Be
lijder, blz. 1237 en 227; 2e Gebed: van den
Zondag, blz. 876; laatste Evangelie van
den Zondag, blz. 877. Praefatie der Allerh.
Drieyuïd. blz. 99 Groenm. en Kiev.
Feest van O. L. Vr. van Altijddurenden
Bijstand, Mis: Salve, blz. 148 V el s.:
Feest van het Allerzuiverste Hart van
Maria: blz. 1025. Vóór de Hoogmis: As
perges, blz. 69. Na de Hoogmis: Gebed
voor Hare Majesteit, 122.
N.B. De gelezen Missen mogen ook
van den Zondag zijn: Mis Respice, biz.
876. Tweede Gebed van den Heilige (zie
boven).
Maandag 17 Juni. H. BARNABAS, Apostel,
blz. 1228. Groenm. en Kiev.: H. Bo-
nifacius, Bisschop en Martelaar, blz. 1225.
Dinsdag 18 Juni. H. BASILIUS DE GROO-
TE, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar,
blz. 1234 en 222. Tweede Gebed voor de
H.H. Marcus en Marcellianus, Ma.-te-
laars, Credo. Groenm. en Kiev.t
H. Augustinus, blz. 1219 en 215. Veis.:
Z. Crispinus, blz. 227.
woensdag 19 Juni. H. JULIANA DE FAL-
CONIERI, Maagd, blz. 1239 en 248; 2de
Gebed van H.H. Gervasius en Protasius,
blz. 194. W ii k a a n Zee: Octaafdag
van den H. Odulphus, blz. 85 (Aanhang
sel voor de Nederl. Bisdommen) en 227.
Groenm., Kiev. en Veis.: Z. Mi-
cliaelina, Weduwe der 3de Orde, Cognovi,
blz. 256.
Donderdag 20 Juni. Gedachtenis van bet H.
Sacrament, blz. 1459; 2e Gebed van den
II. Silverius, blz. 172 en 1240; Se Gebed:
Acuntis, blz. 103. Praefatie van Kerst
mis, blz. 94. Wijk aan Zee: R. Ju
liana, zie 19 Juni. Groenm., Kiev.
en Veis.: Octaafdag van den H. Anto-
n i us, blz. 123S en 227.
vrijdag 21 Juni. H. ENGELMUNDUS, Abt,
blz. 87 (Aanhangsel der Nederl. Bisdom
men). - Groenm. en Veis: H. Aloysius
van Gonzaga, blz. 1241. —Kiev.: Octaaf
dag van H. Hart, blz. 1012; 2e Gebed van
den H. Aloysius, blz. 1241.
jaterdag 22 Juni. H. PAULTNUS, Bisschop
en Belijder, blz. 1250 en 215; 2de Gebed
en laatste Evangelie van de Vigilie van
den H. Joannes, blz. 1243; 3e Gebed: voor
den Paus, blz. 102.
N.B. De aangegeven bladzijden verwijzen naar
bet Mis- en Vesperboek (uitgave Dcsclée).
In iedere Mis bidde men van blz. 71—94, waar
eicli bevindt de „Gewone orde der H. Mis".
schapen beeft laat niet, als bij er één van ver
liest, de negenennegentig in de woestijn, en
gaat niet naar bet verlorene, totdat bij het
vindel En als hij het gevonden heeft, legt
liij het met vreugde op zijne schouders, en te
huis komend", roept hij de vrienden en gebo
ren te zamen, bun zeggende: Verblijd u met
mij! want ik heb mijn shaap gevonden, dat ik
verloren was! Ik zeg u, dat er aldus vreugde
zal zijn in den hemel over éénen zondaar, die
boetvaardigheid doet meer dan over negen
en negentig rechtvaardigen, die geen recht
vaardigheid noodig hebben!
Of welke vrouw, die tien drachmen heeft,
steekt niet, als zij ééne drachme verliest,
eene lamp aan en veegt niet het huis uit en
zoekt niet zorgvuldig, totdat zij het vindel
En als zij het gevonden heeft, roept de vrien
dinnen en de buurvrouwen tezamen, zeggen
de: Verblijd u met mij, want ik heb de drach
me gevonden, die ik verloren had! Aldus,
zeg Ik u, zal er vreugde zijn bij de engelen
Gods over éénen zondaar, die boetvaardig
heid doet.
3e ZONDAG NA PINKSTEREN.
Welk een tegenstelling in het Evangelie
van dezen Zondag tusschen de woorden van
Jesus en die van de pharizeën. Welk een
troost en bemoediging voor alle zondaren
in de parabel door Jesus tot de hartvochtige
pharizeën gesproken. De tollenaars en zon
daars naderden tot Jesus om Hem te hooren.
gezegd, dat Hij de negen en negentig scha
pen in de woestijn achterliet, maar dat be-
teekent geenszins dat zij vergeten, dat zij
zonder bescherming, zonder hulp gelaten zijn
Jesus spreekt van vreugde en blijdschap,
maar die gevoelens dos harten verschillen
van liefde en hoogschatting, evenals droef
heid geheel ondersheiden is van verachting
en wrevel.
Vreugde ontstaat uit het terugvinden van
hetgeen verloren is. In dien zin moeten wij
de woorden van Jesus opvatten. Zijne blijd
schap over de bekeering des zondaars is een
aandoening van geheel anderen aard dan die
van Zijne liefde voor hen die geeno bekee
ring noodig hebben. Aan Zijn medelijdend
hart was een piinlijk leed berokkend dooi
den zondaar; dat leedwezen is door diens te-
keering weggenomen en door een groote
vreugde vervangen.
Leeren wij uit het Evangelie van dezen
Zondag de groote liefde van Jesus' Godde
lijk Hart, en beijveren wij ons aan dat Hart
de vreugde te schenken van een oprechte be
keering, als wij door de zonde van Hem zijn
afgedwaald, maar leeren wij er tevens uit
dat wij alle krachten moeten inspannen, en
ons alle offers moeten getroosten om de zon
daars, vooral als wij op eenige wijze voor
hen te zorgen hebben, tot God terug te voe
ren.
i MOETEN WIJ GOEDE WERKEN DOEN?
DERDE ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den eersten brief van den H. Apostel
Petrus; V. 611.
Zeer geliefden! Vernedert u onder de
machtige hand van God, opdat Hij u ten tijde
der bezoeking verheffe; werpt al uwe be
kommernissen op Hem, want Hij draagt
zorg voor u. Zijt matig en waakt! want uw
tegenstander de duivel, gaat rond als een
brullende leeuw, zoekend wien liij kan ver-
Minden. Wederstaat hem sterk zijnde in het
geloof, wetend dat aan uwe broederschap, in
de wereld, hetzelfde lijden wordt aangedaan.
Pe God nu van alle genade, die ons geroepen
heeft tot zijné eeuwige heerlijkheid in Jesus
Christus, Hij zal ons, nadat wij een weinig
tijds geleden hebben, volmaken, bevestigen en
grondvesten. Hem zij de glorie en de heer
schappij in de eeuwen der eeuwen! Amen.
Evangelie volgens den H. Lucas; XV, 1—10.
In dien (ijde naderden de tollenaars ep de
Reeds dit was een bewijs van Jesus medelij.'
dend hart. Zouden die zondaars, die door dei Tot de middelen die voor ons noodig zijn
hoovaarige pharizeën als onrein veracht ver-0,11 onze zaligheid te bereiken, moeten ook,
den, wel tot Jesus gekomen zijn ais zij niet en niet °P c'e laatste plaats, de goede werken
overtuigd waren dat een liefdevolle ont-gerekend worden.
vangst hen wachtte, dat geen meedoogenloos Ieder weet wel, wat bedoeld wordt, wan-
verwijt hen treffe zou? Het doet ons pijnlijk neer wij spreken van goede werken en dus
aan als wij daarna het oog werpen op die.zuhon wij ons ertoe bepalen na te gaan of
laatdunkende pharizeën en Schriftgeleerden,wij verplicht zijn dergelijke werken te be-
die „morden, zeggende: Deze ontvangt zon-oefenen,
daars en eet met hen". De liefde en het me-
delij van den Verlosser waren een doorn in „Wij beoefenen een deugd, wanneer wij
hun oog, Zijne barmhartigheid was een ver- een goed werk doen zegt onze Katechismus
oordeeling van hunne hartvochtigheid, en
daarom moet hij als een vriend van zondaars
gescholden worden, en beroofd worden van
de hoogachting die Hij bij het volk genoot.
Zij hadden voorzeker de strengste berisping
verdiend, maar Jesus wilde hij dit aandoen
lijk tooneel geen enkele wanklank doen hooren
en daarom stortte Hij zijn minuend hart uit
iu woorden, waardoor Hij een beroep deed op
hunne hetere gevoelens en tegelijk Zijne han
delingen verdedigde. De twee parabels, die
Jesus hun vertelde zijn duidelijk genoeg, en
doen ons de oneindige liefde van Jestis in al
hare teederheid en zorg heseffen. Hoe groot
is de vreugde van Zijn Hart, als een zondaar
wederom voor den hemel gewonnen is. Hij
zelf heeft zich verwaardigd de overmaat dier
vreugde te schetsen. Hij spreekt van Zijn blij
moedig dragen van het verloren schaap,
maar Hij verhaalt ons ook van het hijeen-
roepen zijner vrienden om met Hem zich te
verheugen. Zijn Hart is zoo vol dat het niet
voldaan is vooraleer ook anderen in Ziine
gevoelens deelen. De Engelen Gods, zelfs de
zielen in het vagevuur, zij allen moeten zich
verheugeu over de boetvaardigheid van ééne
zondaar, die zich bekeert.
Eóne moeilijkheid, die uit Jesus woordeu
voortkomt, blijft ons echter even te bespre
togin van Mereville. maar Vooral den bemin-
beslist noodig is, dat het gedaan wordt ter
eere Gods. nel ijken Maarschalk de Money. We woou-
Men moet echter niet mennen, dat men hij den met ons tienen in één kamer, we leef-
elk goed.werk precies de meening moet ma
ken, dat wij het verrichten ter eere Gods.
Voldoende is, dat wij nu en dan enze goede
werken in het algemeen aan God opdragen.
Een uitstekende gewoonte, die dan ook aan
te hevelen is, is, dat wij b.v. lederen morgen
die goede meening maken of vernieuwen en
aan God opdragen alles wat wij dien dag
zullen doen.
Daardoor immers zullen wij de verdiensten
verwerven en ons bovendien opgewekt ge
voelen om alles zoo goed mogelijk* te doen,
omdat de gedachte ons bezielt dat hetgeen
wij doen is ter eere van den goeden God.
Bovendien zullen wij dan aangespoord
worden ons best te doen den staat van ge
nade voortdurend te bewaren.
Laten wij ons voornemen deze goede ge
woonte ons eigen te maken. Wij zullen er
voor ons geestelijk leven veel hij winnen en
het aantal onzer goede werken zal ongetwij
feld zeer vermeerderen.
X.
bleven? Verre va.u ons zij zulk een gedachte,
die beleedigend is voor Gods rechtvaardig
heid, en Goedheid. Allen, die Hem getrouw
volgen, die van den weg zijner geboden niet
afwijken, zijn het voorwerp Zijner bijzondere
voorliefde. Hij bewaart hen als de appel Zij
ner oogen, en al wijdt Hij meerdere zorgen
aan het terugbrengen van den afgedwaalden
zondaar, de grootste teederheid van Zijn Hart
zondaars tot Jesus om Hem te hooren. En de! blijft den rechtvaardigen verzekerd/Hij meet
Pharizeën en de Schriftgeleerden morden, J de mate van Zijn zorg af naar de behoeften
seggende: Deze ontvangt zondaars en eet met van den zieke, en al achtervolgt Hij den dwa-
faen! Hij nu, sprak tot hen deze gelijkenis,lende t'och, Hij vergeet daarom de andere
zeggende: Welk niensch onder u die honderdniet. In het Evangelie wordt van den herder
Daar nu de beoefening der deugd een der
voornaamste plichten is van den christen,
volgt hieruit vanzelf, dat ieder Katholiek
ook de verplichting heeft om goede werken
te doen, waardoor hij zijne zaligheid zeker
der maakt en die hem dus m. a. w. in staat
stellen den hemel, ons laatste doel, te ver
dienen.
Willen wij door de goede werken, die wij i
verrichten, dat doel hereiken, dan zijn daar-i
voor eenige vereischten gesteld, waaraan zij
moeten beantwoorden en wel, dat die goede
werken gedaan worden in staat van genade
en bovendien ter eere Gods.
Hieruit blijkt dus ook de noodzakelijkheid
om goede werken te verrichten.
Ieder katholiek iminors is verplicht voort
durend in staat van genade te leven en alles
te doen ter eere Gods.
Wie dus veel goede werken verricht, leeft
in staat Aran genade, daar anders die werken
zonder eenige verdienste zijn voor den he
mel.
Wij moeten ook, alles wat wij doen, ver
richten ter eere van God, zooals de H. Pau-
lus o.a. aangeeft, wanneer hij zegt: „Hetzij
gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets anders
doet, doet alles ter eere Gods".
Al kunnen we uit deze voorbeelden niet
ken over. Hij zegt ons namelijk: „Er zal in met juistheid besluiten tot de strikte nood
den Hemel blijdschap zijn over éénen zondaar zakelijkheid van de goede werken, er blijkt
die zich bekeert, meer dan over negen en j toch minstens wel uit, dat zij zeer nuttig zijn
negentig rechtvaardigen, die geene bekeering.' ter zaligheid en dat, wie overeenkomstig zijn
noodig hebben." Wil Hij daarmede te ken-plichten als christen steeds wil leven, ook de
nen geven, dat de eene bekeerling Hem dier-! beoefening der goede werken allerminst mag
baai-der is dan vele die rechtvaardig zijn ge-verwaarloozen.
Nu zal iemand misschien de vraae- oppe
ren of een iu staat van doodzonde verricht
goed werk geheel nutteloos is.
Het antwoord hierop kan ontkennend lui
den. Wel hebben de goede werken in dat ge
val geen genadevolle uitwerking voor den-
gene, die ze verricht, maar geheel vruchte
loos zijn ze niet te noemen, want zij zijn voor
den zondaar het gewone middel tot bekee
ring en kunnen, na de bekeering, „herleven",
zooals dat heet; dat wil dus zeggen, dat zij
later toch nog verdiensten voor den hemel
kunnen doen verdienen.
Wij zagen reeds, dat voor een goed werk
No. 34 uit „De Leeuwerk".
Woorden van Muziek van
Willem Gyssels. Emiel Hullebroek.
Waar onze taal als vrije tolk,
Uit vrije zielen vaart
Daar leeft, daar streeft éénzelfde volk,
In eenen hand geschaard.
)e grenzen over wijd en zijd,
De gansclie wereld rond,
Vereenigt ons ten rechte strijd,
Het Nederlandsh Verbond,
Vereenigt ons ten rechten strijd,
Het Nederlandsch Verhond!
Waar 't lot ons leven heeft gevest,
Trouw gloeit der liefde vlam,
In Noord en Zuid, in Oost eu West,
Voor onzen eigen stam.
Niet langer laten wij, verdeeld,
Ons boren in den grond;
Wij winnen eigen woord en beeld.
Door 't Nederlandsch Verbond n z.
Een volk, dat zooveel helden schh
Geeft nog van grootheid blijk,
Dat eeuw'ge Kunst in 't leven ri
Is nog aan daden rijk.
Geen macht vernielt het stamgevoel,
Dat door ons harte zout,
Zoolang wij opgaan iu het doel,
Van 't Nederlandsch Verbond! Enz.
Geen nood! in onzen zpilen blaast
Er thans een goeden wind,
Waardoor 't volk'ren koor welhaast
Ons volk zijn rang hervindt,
Hoog ons gemoed! De toekomst voer
Ons dra ten zegenstond.
Sterk zij de hand, die ons omsnoert,
Het Nederlandsch Verbond. Enz.
(Verhaal uit den tijd. v|a,n liet schrikbewind)
Plotseling opgepakt uit den Olub op Quai
Volt,aire werd ik floor |diie gendarmen in een
glazen koets gesmeten en naar rle gevange
nis va,n do Piort Libre gereden, gevolgd door
eejn. menigte sajnls-culottes, die met hu,n pie
ken zwaaiden, m'ij scholden en met den dood
dreigden en als de deuren dér gevangenis
zich Bieh'ter mij sloten, „ca. irlal ga, ira," zongein
Ik had het in de gevangenis lang1 niet zoo
ongelukkig als ik gedacht had Onze ci
pier Benoit, was Zoo mensctdievend mogelijk.
Ik had het genoegen een aiajitai oude kennis
sen te ontmoeten, ZoOals Markies de Fleury,
Graaf van Mirepoix, abt Bazire, de Her
den als broeders', iéder op de beurt hield
de kamer schoon, hielp hij liet koken en
betaalde de daigelijksehe onkosten vain Veer
tig sous.
Wij bewoonden een groot g; bouw met twee
jen dertig kamers en cellen, de dames had
'den een afzonderlijk gebouw, ma,ar 's avonds
warén we allen bij elkaar. Dan werd er ge
lezen, gespeeld, muziek gemaakt en een
klein souper volgde. Men zou ee,r gedacht
hebben a,a,n een faïniliepartij op een oud-
slot. dan aan een troep ter dood veroordeelde
ongelukkigen. Over dag mochten wij in den
tuin wandelen.
Op den tweeden dag van mijn gevangen-
ontmoette ik den ouden, eerbicdwaar-
digen .Maarschalk de Money terwijl hij be
ug was uien schoon te maken voor ons mid
dagmaal. Ik wilde hem helpen, maar hii
weigerde en Voegde er lachend "bijdat he4
werken hem goed deed en hem behoedde
voer verveling. Ik ging' daarom een emmer
met water vullen.
Juist kwam abbé Bazire uit den tuin aan
loop en.
„BraVo, Maarschalk!" riep hij', „bravo
Mijnheer Drouet, we zullen nooit over de
maaltijden in den Port Libire kunnen klagen,
waar we Zulke koks hébben.
Goed nieuws Vrienden! Vandaag is het
de verjaardag van de inname der* Bastille.
'We hebben met de dames besloten dezen
roemvollen dag te herdenken met een "bal
a la victim©. De dames zullen roede Jaco-
bijnenmutsen dragen en u Maarehalk moet
voor de muziek zorgen."
,,Ik ben tot nw orders. Eerwaarde Heer,
mijn violoncel zal haair diensten niet wei
geren en de beste muziek van Ram eau en
Lulli z,a,l ten gehoore wohden gebracht. Wees
zoo goed mijn beleefde groeten aan de da
mes over te brengen."
Op dit oogen blik kwam JaZa.rd. een dron
ken, luie oppasser door de gang, met een
groeten bulhond achter zich, een bos sleu
tels in de eene hand en een blanke sabel in
de andere.
Die maarschalk had zijn harden gewas-
sehen en uit zijn slaapkamer zijn violon
cel geha,a.Id.
Jazard keek hem uitdagend, brutaal aan.
Je meent zeker nog te Versailles te zijn,
oude heer. Kom speel eens de Carmagnole
of de Marseillaise. Als je wist. wat er voor
je in 't vet wals, zou je geen muziek ma
ken."
„Ga weg, heest," sprak de maarschalk be
daard, „je zou mijn humeur bederven."
_Deze kalmte maakte Jazard boes en hij
riep woedend: „Past op, oude gek, ik zal
je aanklagen en je wordt in een cel opgeslo
ten, tot je naar de guillotine galat!"
Het volgende oogenblik lag1 de kerel op den
grond en sloeg ik hem met het plat van
zijn eigen sabel.
Zijn geschreeuw bracht, spoedig Benoit op
de plaats, doch hij vond geen hulp.
„Wat Jazard," riep hij:, weer je ou.de
kunsten, kan je niet laten rustige mensohejn
lastig te vallen. Je hebt hier niet-s te maken.
Je hemt alleen geschikt voor galeislaven;
scheer je weg!"
Jazard ging heen, brommend, dat hij ons
allemaal zou aanklagen, terwijl Benoit hem
nog trachtte te verontschuldigen., omdat da
soldaten hem brandewijn gegeven hadden.
De avond kwam en alles was vroolijkheid.
De tafels waren op zijde geschoven en de
groote kamer was in eeü tamelijk goedé
balzaal veranderd. Het was er zoo jdrak
alsof het een hal ohampêtre was. Er wa|s
uitbundig gelach, toen de hertoiglin de Meaje-
ville, gevolgd doer aildames binnentrad,
getooid met de roode Jacobiinenmuts. D]a
heeren droegen kleine, zilveren guillotines
in het knoopsgat. Do m nueiten werden met
een gracie geflanst, alsof man op Trianon
w.as.
Ik had juist mijn dame naar haar plaats
gebracht, toen ik Benoit mot bezorgd gelaat
zag binnenkomen en den maarschalk een
briefje overreiken. Ik zag hem doodsbleek'
worden!, toen ging hij naar de deur ejn wejnse-h-
DERDE DEEL.
Do Mis der geloof sleedingen,
VIII. Het Evangelie.
Plechtig heft de Diaken het „Domlnus vobis- j somber te zijn. De juiste en duidelijke uitsprnk kerzijde des altaars vrij moest blijven voor het
eum, de Heer zij met u!" aan. En het volkder woorden, met gepaste en degelijke bctoningaanbrengen der offergaven* waarmede men da-
antwoordt: Et cum apiritu tuo; En uwen geest.der lettergrepen, brengt de ware schoonheid j delijk na het Evangelie begon. Het is echter
Behalve bij het zingen van de „Exultet op
Baasc'hzaiterdag ia dit de eenige keer, dat het
den Diaken geoorloofd is in tegenwoordigheid
van een priester of bisschop de gemeente aldus
aan dien Evangeliezang- i hoogstwaarschijnlijk, dat dit gebruik ook een
Het Evangelie gezongen zijnde, antwoordt zinnebeeldige reden heeft. Is een kerk gebouwd
men: Laus tibi, Christel Lof zij U,in de Heilige Linie, d. i. met het altaar naar
Christus! Dan brengt de Sub-diaken liet boek het Oosten (het land van zegening) gericht,
te begroeten. Vervolgens duidt hij de passage! bij den priester, opdat deze het kusse. Hij kust dan leest men het Evangelie naar het Noorden
van het Evangelie aan, welke hij gaat zingenj den tekst va,n het verkondigde Evangelie met om door de kracht van Jesus' woord de macht
den Psalmist belijdend' „Meer dan goud en der helsche geesten te verdrijven, die vo'gens
edelgesteenten heb ilk uwe geboden lief; een de gedachtengang der H. Schrift (Jer. I, 14)
wellust zijn zij voor mijne ziel!" Intusschenin het Noorden geacht worden hun zetel te
„Initium" of „Sequentia sancti Evangalii se
cundum N.": „Begin of Vervolg van het H.
Evangelie volgens N." (Mattheus, Marcus, Lu-
Me U lak en met zijn gevolg begeeft zich naar oas of Johannes). Onder het uitspreken dezer
de plaats tot het zingen van het Evangelie be-
Jtemd. Eerst komen twee misdienaars met bran-
)ende kaarsen, zinnebeelden van het geloof, 'het
welk ons het woord van Jezus doet beschouwen
Ms het licht, d'at wil volgon moeten; dan nade-
woorden maakt hij met zijn duim een kruis-
teaken op het heilig boek en teekent vervol
gens zichzelf, welk voorbeeld door het volk
gevolgd wordt. Men teekent zich voor hoofd,
mond en borst, om te betuigen, dat men zicfh
ren <h> wierook er met den brandenden wierook, j niet schaamt voor de waarheden van het Evan-
[vervolgens de Subdiaiken, ten slotte d© Diaken', gelie, d.at men bereid is ze met den mo.nd te
eerbiedig hel Evangelieboek voor de borst hou
dend. De kaarsen zijn een toeken van vreugde;
lij zinspelen op dat lioht der wereld,
sloien in het Evangelie Gods, waardoor de
belijden en dat men ze diep in het hart gegrift
door het leven draagt. Het kruisteeken op het
boek is geen zegening van den tekst, maar meer
een teeken, waardoor men te kennen geeft: zie
den, op dien dag voor hen werkelijkheid gewor
den waren, want dat zij betrekking hadden op
Hem, die daar voor hen zat.
Ziediaar reeds de preek in het Oude Verbond.
Is nu de Mis der doopleerlingen feitelijk niets
anders dan een verchristelijkte synagoge-ver
gadering, dan ligt het voor de hand, dat na
het Evangelie ook de uitslag, onderrichting of
preek moet volgen. De geschiedenis heeft deze
gissing tot zekerheid gemaakt. In het verdedi
gingsgeschrift, c. 138 n. Ghr. door Justinus dei
Martelaar aan keizer Antoninus Pius gezon-
bidt hij
Per evangelies dic-
hebben en van die etreek uit het kwaad over den, lezen we: „Op de genoemde Zondagen ko-
Volkcron de oogen openen voor de waarheid, diehier het boek van den Gekruiste,
het reinigt en verlicht. j Op den aanhef van den Diakeu antwoordt
Nu staat de gansdie gemeente opmonniken,het Volk vol geestdrift„Gloria b i b i D o-
prlesters, zelfs de bisschoppen ontblooten het mine! Lof aan u, o Heer! Intus-
Voofd. Oudtijds ging het zingen van liet Evan- schen heeft de Diaken het wierookvat ter hand
^elio met plechtige betuigingen van eerbied ge- genomen; tot driemaal toe bewierookt hij den
Paard: do keizers, de Fransche koningen en tekst der goddelijke woorden en vangt dan met
kunne echtgenooten zetten hun kronen oti dia- volle en vastff stem zonder overhaasting den
omen af; de Oostersche bisschoppen legden j deftigen zang des Evangelies aan. Deze is een-
Aun pallium (schouderkleed) neer; de Poolschc vou-dig, zonder veel. moduleering of vcrande-
Atoisten en Maltheizer ridders trokken hun ring van tonen; nochtans hij verschilt bij dien
«waarden en zwaaiden er mede, hierdoor getui-nan den Epistel en behoort, schoon steeds de-
pms ai leggend van hun toewijding voor dezelfde, op plechtige feesten bljjder
^aaJc van liet Evangelie
en opg li
on treur- en rouwdagen droevig en
Dat door de Ev'an-
ta deleantur nostra geliseh© woorden oa-
delicta 1 z® zonden worden uit-
gewischt 1
Het aan,hooren van het Evangelie kan deze
genade bewerken; het bezit de kracht in onze
zielen gevoelens op te wekken, die recht geven
op vergiffenis van zonden.
Vervolgens neemt die Diaken het wierookvat
en bewierookt tot driemaal toe den priester in
j zijn hoedanigheid van Vertegenwoordiger van
Ohristus.
Vroeger drukten allen, geestelijkheid en
volk hun lippen op het heilig boek. De geeste
lijken kusten het geopend, liet volk gesloten;
tijdens het zingen van het O redo bood de
Subdiaken, vergezeld van den wierooker, het
aan eenieder aan.
Met betrekking tot het Evangelie kan men
nog vragen, waarom het aan de rechterzijde
vian het altaar gelezen wordt. Vele schrijvers
zijn van gevoelen, dut deze verplaatsing va,n
het misboek vóór het lézen van het Evangelie
slechts uit nood werd ingevoerd, omdat dn lin
de bewoners der aarde verspreiden.
IX. De Preek.
Bij de behandeling der plechtige Mis meenen
wij ook de preek te moeten bespreken. Ofschoon
wel geen noodzakelijk vereisciite en nog veel
minder een bestanddeel van het Offer, was zij
tooh steeds van het begin der Kerk af in het
misformulier opgenomen tot onderrichting der
doopleerlingen en tot aansporing der gedoop-
ten. Trouwens, reeds in de Oude Wet bestond j mogelijk het bewijs, dat reed» van apostolische
'het gebruik de H. Schrift te verklaren, nadattijden af onder de H. Mis, en wel vóór de
een gedeelte ervan voorgelezen was. De Evan-Offerande gepreekt werd. Gewoonlijk deed dit
men allen, die in de stad of op het land wonen,
in een gemeenschappelijke plaats te zamen. Dau
worden de gedenkschriften der Apostelen of d«
schriften der Profeten, zoolang de tijd het toe
laat, gelezen. Houdt de voorlezer op, dan spreekt
degene die voorzit een onderrichtings- of aan-
moedigingsrede uit, ter beoefening van derge
lijke deugden" (als in hetgeen voorgelezen
werd opgenoemd zijn). Daarna verhaalt Justi
nus, hoe de II. Mis verder wordt voortgezet.
In deze woorden hebben wij dus zoo duidelijk
gelist Lucas meldt ons, dat Christus op zekeren
SaJbath de synagoog binnenging en aldus han
delde. Nog duidelijker zien wij Hem dit verrich-
de bisschop zelf of diegene die het H. Offer op
droeg; soms ook mochten anderen het doen,
doch moesten daartoe door den bisschop wor-
ten in de synagoog van Niazareth. Daar stond j den bestemd. Zoo hooren wij den H. Joanne?
Hij op om te lezen; men gaf Hem heit boek van Chrysostomus preeken in tegenwoordigheid van
den profeet Isaias en nadat Hij een passage zijn bisschop Flavianus; bisschop Valerius liet
gelezen 'had, rolde Hij de boekrol op, gaf ze aan den H. Augustinus voor zich prediken en dezo
den dienaar en zat neder om ze uit te loggen, op zijn beurt liet dit weer door anderen doen,
Terwijl aller oogen op Hem gevestigd waren,: als zij priester waren.
verklaarde Hij, dat de profetische woorden,! (Wordt vervolgd.)
die zoo juist in hun ooren weerklonken Kid-