der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Liturgische Wegwijzer. Verklaring der Gebeden en Oeremo- nien eener plechtige H. lis. GELOOFSVERDEDIGING. EEN LIED PER WEEK. Groot-Nederland, Uit het dagboek van bu ger Drouet. EtfaassjeSieuerklariitg. LIED VAN HET ALGEMEEN NEDER- LANDSCH VERBOND. FEUILLETON 9FFIG1EELE KERKLIJST Dit nummer behoort bü de „Nieuwe Haarl. Courant" van 15 Juni. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 121). KNIP DIT UIT en leg het in uw Mis- en Vesperboek. Zondag IS Juni. Derde Zondag na Pink steren. H. Joannes Pranciscus Regis, Be lijder, blz. 1237 en 227; 2e Gebed: van den Zondag, blz. 876; laatste Evangelie van den Zondag, blz. 877. Praefatie der Allerh. Drieyuïd. blz. 99 Groenm. en Kiev. Feest van O. L. Vr. van Altijddurenden Bijstand, Mis: Salve, blz. 148 V el s.: Feest van het Allerzuiverste Hart van Maria: blz. 1025. Vóór de Hoogmis: As perges, blz. 69. Na de Hoogmis: Gebed voor Hare Majesteit, 122. N.B. De gelezen Missen mogen ook van den Zondag zijn: Mis Respice, biz. 876. Tweede Gebed van den Heilige (zie boven). Maandag 17 Juni. H. BARNABAS, Apostel, blz. 1228. Groenm. en Kiev.: H. Bo- nifacius, Bisschop en Martelaar, blz. 1225. Dinsdag 18 Juni. H. BASILIUS DE GROO- TE, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar, blz. 1234 en 222. Tweede Gebed voor de H.H. Marcus en Marcellianus, Ma.-te- laars, Credo. Groenm. en Kiev.t H. Augustinus, blz. 1219 en 215. Veis.: Z. Crispinus, blz. 227. woensdag 19 Juni. H. JULIANA DE FAL- CONIERI, Maagd, blz. 1239 en 248; 2de Gebed van H.H. Gervasius en Protasius, blz. 194. W ii k a a n Zee: Octaafdag van den H. Odulphus, blz. 85 (Aanhang sel voor de Nederl. Bisdommen) en 227. Groenm., Kiev. en Veis.: Z. Mi- cliaelina, Weduwe der 3de Orde, Cognovi, blz. 256. Donderdag 20 Juni. Gedachtenis van bet H. Sacrament, blz. 1459; 2e Gebed van den II. Silverius, blz. 172 en 1240; Se Gebed: Acuntis, blz. 103. Praefatie van Kerst mis, blz. 94. Wijk aan Zee: R. Ju liana, zie 19 Juni. Groenm., Kiev. en Veis.: Octaafdag van den H. Anto- n i us, blz. 123S en 227. vrijdag 21 Juni. H. ENGELMUNDUS, Abt, blz. 87 (Aanhangsel der Nederl. Bisdom men). - Groenm. en Veis: H. Aloysius van Gonzaga, blz. 1241. —Kiev.: Octaaf dag van H. Hart, blz. 1012; 2e Gebed van den H. Aloysius, blz. 1241. jaterdag 22 Juni. H. PAULTNUS, Bisschop en Belijder, blz. 1250 en 215; 2de Gebed en laatste Evangelie van de Vigilie van den H. Joannes, blz. 1243; 3e Gebed: voor den Paus, blz. 102. N.B. De aangegeven bladzijden verwijzen naar bet Mis- en Vesperboek (uitgave Dcsclée). In iedere Mis bidde men van blz. 71—94, waar eicli bevindt de „Gewone orde der H. Mis". schapen beeft laat niet, als bij er één van ver liest, de negenennegentig in de woestijn, en gaat niet naar bet verlorene, totdat bij het vindel En als hij het gevonden heeft, legt liij het met vreugde op zijne schouders, en te huis komend", roept hij de vrienden en gebo ren te zamen, bun zeggende: Verblijd u met mij! want ik heb mijn shaap gevonden, dat ik verloren was! Ik zeg u, dat er aldus vreugde zal zijn in den hemel over éénen zondaar, die boetvaardigheid doet meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die geen recht vaardigheid noodig hebben! Of welke vrouw, die tien drachmen heeft, steekt niet, als zij ééne drachme verliest, eene lamp aan en veegt niet het huis uit en zoekt niet zorgvuldig, totdat zij het vindel En als zij het gevonden heeft, roept de vrien dinnen en de buurvrouwen tezamen, zeggen de: Verblijd u met mij, want ik heb de drach me gevonden, die ik verloren had! Aldus, zeg Ik u, zal er vreugde zijn bij de engelen Gods over éénen zondaar, die boetvaardig heid doet. 3e ZONDAG NA PINKSTEREN. Welk een tegenstelling in het Evangelie van dezen Zondag tusschen de woorden van Jesus en die van de pharizeën. Welk een troost en bemoediging voor alle zondaren in de parabel door Jesus tot de hartvochtige pharizeën gesproken. De tollenaars en zon daars naderden tot Jesus om Hem te hooren. gezegd, dat Hij de negen en negentig scha pen in de woestijn achterliet, maar dat be- teekent geenszins dat zij vergeten, dat zij zonder bescherming, zonder hulp gelaten zijn Jesus spreekt van vreugde en blijdschap, maar die gevoelens dos harten verschillen van liefde en hoogschatting, evenals droef heid geheel ondersheiden is van verachting en wrevel. Vreugde ontstaat uit het terugvinden van hetgeen verloren is. In dien zin moeten wij de woorden van Jesus opvatten. Zijne blijd schap over de bekeering des zondaars is een aandoening van geheel anderen aard dan die van Zijne liefde voor hen die geeno bekee ring noodig hebben. Aan Zijn medelijdend hart was een piinlijk leed berokkend dooi den zondaar; dat leedwezen is door diens te- keering weggenomen en door een groote vreugde vervangen. Leeren wij uit het Evangelie van dezen Zondag de groote liefde van Jesus' Godde lijk Hart, en beijveren wij ons aan dat Hart de vreugde te schenken van een oprechte be keering, als wij door de zonde van Hem zijn afgedwaald, maar leeren wij er tevens uit dat wij alle krachten moeten inspannen, en ons alle offers moeten getroosten om de zon daars, vooral als wij op eenige wijze voor hen te zorgen hebben, tot God terug te voe ren. i MOETEN WIJ GOEDE WERKEN DOEN? DERDE ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit den eersten brief van den H. Apostel Petrus; V. 611. Zeer geliefden! Vernedert u onder de machtige hand van God, opdat Hij u ten tijde der bezoeking verheffe; werpt al uwe be kommernissen op Hem, want Hij draagt zorg voor u. Zijt matig en waakt! want uw tegenstander de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekend wien liij kan ver- Minden. Wederstaat hem sterk zijnde in het geloof, wetend dat aan uwe broederschap, in de wereld, hetzelfde lijden wordt aangedaan. Pe God nu van alle genade, die ons geroepen heeft tot zijné eeuwige heerlijkheid in Jesus Christus, Hij zal ons, nadat wij een weinig tijds geleden hebben, volmaken, bevestigen en grondvesten. Hem zij de glorie en de heer schappij in de eeuwen der eeuwen! Amen. Evangelie volgens den H. Lucas; XV, 1—10. In dien (ijde naderden de tollenaars ep de Reeds dit was een bewijs van Jesus medelij.' dend hart. Zouden die zondaars, die door dei Tot de middelen die voor ons noodig zijn hoovaarige pharizeën als onrein veracht ver-0,11 onze zaligheid te bereiken, moeten ook, den, wel tot Jesus gekomen zijn ais zij niet en niet °P c'e laatste plaats, de goede werken overtuigd waren dat een liefdevolle ont-gerekend worden. vangst hen wachtte, dat geen meedoogenloos Ieder weet wel, wat bedoeld wordt, wan- verwijt hen treffe zou? Het doet ons pijnlijk neer wij spreken van goede werken en dus aan als wij daarna het oog werpen op die.zuhon wij ons ertoe bepalen na te gaan of laatdunkende pharizeën en Schriftgeleerden,wij verplicht zijn dergelijke werken te be- die „morden, zeggende: Deze ontvangt zon-oefenen, daars en eet met hen". De liefde en het me- delij van den Verlosser waren een doorn in „Wij beoefenen een deugd, wanneer wij hun oog, Zijne barmhartigheid was een ver- een goed werk doen zegt onze Katechismus oordeeling van hunne hartvochtigheid, en daarom moet hij als een vriend van zondaars gescholden worden, en beroofd worden van de hoogachting die Hij bij het volk genoot. Zij hadden voorzeker de strengste berisping verdiend, maar Jesus wilde hij dit aandoen lijk tooneel geen enkele wanklank doen hooren en daarom stortte Hij zijn minuend hart uit iu woorden, waardoor Hij een beroep deed op hunne hetere gevoelens en tegelijk Zijne han delingen verdedigde. De twee parabels, die Jesus hun vertelde zijn duidelijk genoeg, en doen ons de oneindige liefde van Jestis in al hare teederheid en zorg heseffen. Hoe groot is de vreugde van Zijn Hart, als een zondaar wederom voor den hemel gewonnen is. Hij zelf heeft zich verwaardigd de overmaat dier vreugde te schetsen. Hij spreekt van Zijn blij moedig dragen van het verloren schaap, maar Hij verhaalt ons ook van het hijeen- roepen zijner vrienden om met Hem zich te verheugen. Zijn Hart is zoo vol dat het niet voldaan is vooraleer ook anderen in Ziine gevoelens deelen. De Engelen Gods, zelfs de zielen in het vagevuur, zij allen moeten zich verheugeu over de boetvaardigheid van ééne zondaar, die zich bekeert. Eóne moeilijkheid, die uit Jesus woordeu voortkomt, blijft ons echter even te bespre togin van Mereville. maar Vooral den bemin- beslist noodig is, dat het gedaan wordt ter eere Gods. nel ijken Maarschalk de Money. We woou- Men moet echter niet mennen, dat men hij den met ons tienen in één kamer, we leef- elk goed.werk precies de meening moet ma ken, dat wij het verrichten ter eere Gods. Voldoende is, dat wij nu en dan enze goede werken in het algemeen aan God opdragen. Een uitstekende gewoonte, die dan ook aan te hevelen is, is, dat wij b.v. lederen morgen die goede meening maken of vernieuwen en aan God opdragen alles wat wij dien dag zullen doen. Daardoor immers zullen wij de verdiensten verwerven en ons bovendien opgewekt ge voelen om alles zoo goed mogelijk* te doen, omdat de gedachte ons bezielt dat hetgeen wij doen is ter eere van den goeden God. Bovendien zullen wij dan aangespoord worden ons best te doen den staat van ge nade voortdurend te bewaren. Laten wij ons voornemen deze goede ge woonte ons eigen te maken. Wij zullen er voor ons geestelijk leven veel hij winnen en het aantal onzer goede werken zal ongetwij feld zeer vermeerderen. X. bleven? Verre va.u ons zij zulk een gedachte, die beleedigend is voor Gods rechtvaardig heid, en Goedheid. Allen, die Hem getrouw volgen, die van den weg zijner geboden niet afwijken, zijn het voorwerp Zijner bijzondere voorliefde. Hij bewaart hen als de appel Zij ner oogen, en al wijdt Hij meerdere zorgen aan het terugbrengen van den afgedwaalden zondaar, de grootste teederheid van Zijn Hart zondaars tot Jesus om Hem te hooren. En de! blijft den rechtvaardigen verzekerd/Hij meet Pharizeën en de Schriftgeleerden morden, J de mate van Zijn zorg af naar de behoeften seggende: Deze ontvangt zondaars en eet met van den zieke, en al achtervolgt Hij den dwa- faen! Hij nu, sprak tot hen deze gelijkenis,lende t'och, Hij vergeet daarom de andere zeggende: Welk niensch onder u die honderdniet. In het Evangelie wordt van den herder Daar nu de beoefening der deugd een der voornaamste plichten is van den christen, volgt hieruit vanzelf, dat ieder Katholiek ook de verplichting heeft om goede werken te doen, waardoor hij zijne zaligheid zeker der maakt en die hem dus m. a. w. in staat stellen den hemel, ons laatste doel, te ver dienen. Willen wij door de goede werken, die wij i verrichten, dat doel hereiken, dan zijn daar-i voor eenige vereischten gesteld, waaraan zij moeten beantwoorden en wel, dat die goede werken gedaan worden in staat van genade en bovendien ter eere Gods. Hieruit blijkt dus ook de noodzakelijkheid om goede werken te verrichten. Ieder katholiek iminors is verplicht voort durend in staat van genade te leven en alles te doen ter eere Gods. Wie dus veel goede werken verricht, leeft in staat Aran genade, daar anders die werken zonder eenige verdienste zijn voor den he mel. Wij moeten ook, alles wat wij doen, ver richten ter eere van God, zooals de H. Pau- lus o.a. aangeeft, wanneer hij zegt: „Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet alles ter eere Gods". Al kunnen we uit deze voorbeelden niet ken over. Hij zegt ons namelijk: „Er zal in met juistheid besluiten tot de strikte nood den Hemel blijdschap zijn over éénen zondaar zakelijkheid van de goede werken, er blijkt die zich bekeert, meer dan over negen en j toch minstens wel uit, dat zij zeer nuttig zijn negentig rechtvaardigen, die geene bekeering.' ter zaligheid en dat, wie overeenkomstig zijn noodig hebben." Wil Hij daarmede te ken-plichten als christen steeds wil leven, ook de nen geven, dat de eene bekeerling Hem dier-! beoefening der goede werken allerminst mag baai-der is dan vele die rechtvaardig zijn ge-verwaarloozen. Nu zal iemand misschien de vraae- oppe ren of een iu staat van doodzonde verricht goed werk geheel nutteloos is. Het antwoord hierop kan ontkennend lui den. Wel hebben de goede werken in dat ge val geen genadevolle uitwerking voor den- gene, die ze verricht, maar geheel vruchte loos zijn ze niet te noemen, want zij zijn voor den zondaar het gewone middel tot bekee ring en kunnen, na de bekeering, „herleven", zooals dat heet; dat wil dus zeggen, dat zij later toch nog verdiensten voor den hemel kunnen doen verdienen. Wij zagen reeds, dat voor een goed werk No. 34 uit „De Leeuwerk". Woorden van Muziek van Willem Gyssels. Emiel Hullebroek. Waar onze taal als vrije tolk, Uit vrije zielen vaart Daar leeft, daar streeft éénzelfde volk, In eenen hand geschaard. )e grenzen over wijd en zijd, De gansclie wereld rond, Vereenigt ons ten rechte strijd, Het Nederlandsh Verbond, Vereenigt ons ten rechten strijd, Het Nederlandsch Verhond! Waar 't lot ons leven heeft gevest, Trouw gloeit der liefde vlam, In Noord en Zuid, in Oost eu West, Voor onzen eigen stam. Niet langer laten wij, verdeeld, Ons boren in den grond; Wij winnen eigen woord en beeld. Door 't Nederlandsch Verbond n z. Een volk, dat zooveel helden schh Geeft nog van grootheid blijk, Dat eeuw'ge Kunst in 't leven ri Is nog aan daden rijk. Geen macht vernielt het stamgevoel, Dat door ons harte zout, Zoolang wij opgaan iu het doel, Van 't Nederlandsch Verbond! Enz. Geen nood! in onzen zpilen blaast Er thans een goeden wind, Waardoor 't volk'ren koor welhaast Ons volk zijn rang hervindt, Hoog ons gemoed! De toekomst voer Ons dra ten zegenstond. Sterk zij de hand, die ons omsnoert, Het Nederlandsch Verbond. Enz. (Verhaal uit den tijd. v|a,n liet schrikbewind) Plotseling opgepakt uit den Olub op Quai Volt,aire werd ik floor |diie gendarmen in een glazen koets gesmeten en naar rle gevange nis va,n do Piort Libre gereden, gevolgd door eejn. menigte sajnls-culottes, die met hu,n pie ken zwaaiden, m'ij scholden en met den dood dreigden en als de deuren dér gevangenis zich Bieh'ter mij sloten, „ca. irlal ga, ira," zongein Ik had het in de gevangenis lang1 niet zoo ongelukkig als ik gedacht had Onze ci pier Benoit, was Zoo mensctdievend mogelijk. Ik had het genoegen een aiajitai oude kennis sen te ontmoeten, ZoOals Markies de Fleury, Graaf van Mirepoix, abt Bazire, de Her den als broeders', iéder op de beurt hield de kamer schoon, hielp hij liet koken en betaalde de daigelijksehe onkosten vain Veer tig sous. Wij bewoonden een groot g; bouw met twee jen dertig kamers en cellen, de dames had 'den een afzonderlijk gebouw, ma,ar 's avonds warén we allen bij elkaar. Dan werd er ge lezen, gespeeld, muziek gemaakt en een klein souper volgde. Men zou ee,r gedacht hebben a,a,n een faïniliepartij op een oud- slot. dan aan een troep ter dood veroordeelde ongelukkigen. Over dag mochten wij in den tuin wandelen. Op den tweeden dag van mijn gevangen- ontmoette ik den ouden, eerbicdwaar- digen .Maarschalk de Money terwijl hij be ug was uien schoon te maken voor ons mid dagmaal. Ik wilde hem helpen, maar hii weigerde en Voegde er lachend "bijdat he4 werken hem goed deed en hem behoedde voer verveling. Ik ging' daarom een emmer met water vullen. Juist kwam abbé Bazire uit den tuin aan loop en. „BraVo, Maarschalk!" riep hij', „bravo Mijnheer Drouet, we zullen nooit over de maaltijden in den Port Libire kunnen klagen, waar we Zulke koks hébben. Goed nieuws Vrienden! Vandaag is het de verjaardag van de inname der* Bastille. 'We hebben met de dames besloten dezen roemvollen dag te herdenken met een "bal a la victim©. De dames zullen roede Jaco- bijnenmutsen dragen en u Maarehalk moet voor de muziek zorgen." ,,Ik ben tot nw orders. Eerwaarde Heer, mijn violoncel zal haair diensten niet wei geren en de beste muziek van Ram eau en Lulli z,a,l ten gehoore wohden gebracht. Wees zoo goed mijn beleefde groeten aan de da mes over te brengen." Op dit oogen blik kwam JaZa.rd. een dron ken, luie oppasser door de gang, met een groeten bulhond achter zich, een bos sleu tels in de eene hand en een blanke sabel in de andere. Die maarschalk had zijn harden gewas- sehen en uit zijn slaapkamer zijn violon cel geha,a.Id. Jazard keek hem uitdagend, brutaal aan. Je meent zeker nog te Versailles te zijn, oude heer. Kom speel eens de Carmagnole of de Marseillaise. Als je wist. wat er voor je in 't vet wals, zou je geen muziek ma ken." „Ga weg, heest," sprak de maarschalk be daard, „je zou mijn humeur bederven." _Deze kalmte maakte Jazard boes en hij riep woedend: „Past op, oude gek, ik zal je aanklagen en je wordt in een cel opgeslo ten, tot je naar de guillotine galat!" Het volgende oogenblik lag1 de kerel op den grond en sloeg ik hem met het plat van zijn eigen sabel. Zijn geschreeuw bracht, spoedig Benoit op de plaats, doch hij vond geen hulp. „Wat Jazard," riep hij:, weer je ou.de kunsten, kan je niet laten rustige mensohejn lastig te vallen. Je hebt hier niet-s te maken. Je hemt alleen geschikt voor galeislaven; scheer je weg!" Jazard ging heen, brommend, dat hij ons allemaal zou aanklagen, terwijl Benoit hem nog trachtte te verontschuldigen., omdat da soldaten hem brandewijn gegeven hadden. De avond kwam en alles was vroolijkheid. De tafels waren op zijde geschoven en de groote kamer was in eeü tamelijk goedé balzaal veranderd. Het was er zoo jdrak alsof het een hal ohampêtre was. Er wa|s uitbundig gelach, toen de hertoiglin de Meaje- ville, gevolgd doer aildames binnentrad, getooid met de roode Jacobiinenmuts. D]a heeren droegen kleine, zilveren guillotines in het knoopsgat. Do m nueiten werden met een gracie geflanst, alsof man op Trianon w.as. Ik had juist mijn dame naar haar plaats gebracht, toen ik Benoit mot bezorgd gelaat zag binnenkomen en den maarschalk een briefje overreiken. Ik zag hem doodsbleek' worden!, toen ging hij naar de deur ejn wejnse-h- DERDE DEEL. Do Mis der geloof sleedingen, VIII. Het Evangelie. Plechtig heft de Diaken het „Domlnus vobis- j somber te zijn. De juiste en duidelijke uitsprnk kerzijde des altaars vrij moest blijven voor het eum, de Heer zij met u!" aan. En het volkder woorden, met gepaste en degelijke bctoningaanbrengen der offergaven* waarmede men da- antwoordt: Et cum apiritu tuo; En uwen geest.der lettergrepen, brengt de ware schoonheid j delijk na het Evangelie begon. Het is echter Behalve bij het zingen van de „Exultet op Baasc'hzaiterdag ia dit de eenige keer, dat het den Diaken geoorloofd is in tegenwoordigheid van een priester of bisschop de gemeente aldus aan dien Evangeliezang- i hoogstwaarschijnlijk, dat dit gebruik ook een Het Evangelie gezongen zijnde, antwoordt zinnebeeldige reden heeft. Is een kerk gebouwd men: Laus tibi, Christel Lof zij U,in de Heilige Linie, d. i. met het altaar naar Christus! Dan brengt de Sub-diaken liet boek het Oosten (het land van zegening) gericht, te begroeten. Vervolgens duidt hij de passage! bij den priester, opdat deze het kusse. Hij kust dan leest men het Evangelie naar het Noorden van het Evangelie aan, welke hij gaat zingenj den tekst va,n het verkondigde Evangelie met om door de kracht van Jesus' woord de macht den Psalmist belijdend' „Meer dan goud en der helsche geesten te verdrijven, die vo'gens edelgesteenten heb ilk uwe geboden lief; een de gedachtengang der H. Schrift (Jer. I, 14) wellust zijn zij voor mijne ziel!" Intusschenin het Noorden geacht worden hun zetel te „Initium" of „Sequentia sancti Evangalii se cundum N.": „Begin of Vervolg van het H. Evangelie volgens N." (Mattheus, Marcus, Lu- Me U lak en met zijn gevolg begeeft zich naar oas of Johannes). Onder het uitspreken dezer de plaats tot het zingen van het Evangelie be- Jtemd. Eerst komen twee misdienaars met bran- )ende kaarsen, zinnebeelden van het geloof, 'het welk ons het woord van Jezus doet beschouwen Ms het licht, d'at wil volgon moeten; dan nade- woorden maakt hij met zijn duim een kruis- teaken op het heilig boek en teekent vervol gens zichzelf, welk voorbeeld door het volk gevolgd wordt. Men teekent zich voor hoofd, mond en borst, om te betuigen, dat men zicfh ren <h> wierook er met den brandenden wierook, j niet schaamt voor de waarheden van het Evan- [vervolgens de Subdiaiken, ten slotte d© Diaken', gelie, d.at men bereid is ze met den mo.nd te eerbiedig hel Evangelieboek voor de borst hou dend. De kaarsen zijn een toeken van vreugde; lij zinspelen op dat lioht der wereld, sloien in het Evangelie Gods, waardoor de belijden en dat men ze diep in het hart gegrift door het leven draagt. Het kruisteeken op het boek is geen zegening van den tekst, maar meer een teeken, waardoor men te kennen geeft: zie den, op dien dag voor hen werkelijkheid gewor den waren, want dat zij betrekking hadden op Hem, die daar voor hen zat. Ziediaar reeds de preek in het Oude Verbond. Is nu de Mis der doopleerlingen feitelijk niets anders dan een verchristelijkte synagoge-ver gadering, dan ligt het voor de hand, dat na het Evangelie ook de uitslag, onderrichting of preek moet volgen. De geschiedenis heeft deze gissing tot zekerheid gemaakt. In het verdedi gingsgeschrift, c. 138 n. Ghr. door Justinus dei Martelaar aan keizer Antoninus Pius gezon- bidt hij Per evangelies dic- hebben en van die etreek uit het kwaad over den, lezen we: „Op de genoemde Zondagen ko- Volkcron de oogen openen voor de waarheid, diehier het boek van den Gekruiste, het reinigt en verlicht. j Op den aanhef van den Diakeu antwoordt Nu staat de gansdie gemeente opmonniken,het Volk vol geestdrift„Gloria b i b i D o- prlesters, zelfs de bisschoppen ontblooten het mine! Lof aan u, o Heer! Intus- Voofd. Oudtijds ging het zingen van liet Evan- schen heeft de Diaken het wierookvat ter hand ^elio met plechtige betuigingen van eerbied ge- genomen; tot driemaal toe bewierookt hij den Paard: do keizers, de Fransche koningen en tekst der goddelijke woorden en vangt dan met kunne echtgenooten zetten hun kronen oti dia- volle en vastff stem zonder overhaasting den omen af; de Oostersche bisschoppen legden j deftigen zang des Evangelies aan. Deze is een- Aun pallium (schouderkleed) neer; de Poolschc vou-dig, zonder veel. moduleering of vcrande- Atoisten en Maltheizer ridders trokken hun ring van tonen; nochtans hij verschilt bij dien «waarden en zwaaiden er mede, hierdoor getui-nan den Epistel en behoort, schoon steeds de- pms ai leggend van hun toewijding voor dezelfde, op plechtige feesten bljjder ^aaJc van liet Evangelie en opg li on treur- en rouwdagen droevig en Dat door de Ev'an- ta deleantur nostra geliseh© woorden oa- delicta 1 z® zonden worden uit- gewischt 1 Het aan,hooren van het Evangelie kan deze genade bewerken; het bezit de kracht in onze zielen gevoelens op te wekken, die recht geven op vergiffenis van zonden. Vervolgens neemt die Diaken het wierookvat en bewierookt tot driemaal toe den priester in j zijn hoedanigheid van Vertegenwoordiger van Ohristus. Vroeger drukten allen, geestelijkheid en volk hun lippen op het heilig boek. De geeste lijken kusten het geopend, liet volk gesloten; tijdens het zingen van het O redo bood de Subdiaken, vergezeld van den wierooker, het aan eenieder aan. Met betrekking tot het Evangelie kan men nog vragen, waarom het aan de rechterzijde vian het altaar gelezen wordt. Vele schrijvers zijn van gevoelen, dut deze verplaatsing va,n het misboek vóór het lézen van het Evangelie slechts uit nood werd ingevoerd, omdat dn lin de bewoners der aarde verspreiden. IX. De Preek. Bij de behandeling der plechtige Mis meenen wij ook de preek te moeten bespreken. Ofschoon wel geen noodzakelijk vereisciite en nog veel minder een bestanddeel van het Offer, was zij tooh steeds van het begin der Kerk af in het misformulier opgenomen tot onderrichting der doopleerlingen en tot aansporing der gedoop- ten. Trouwens, reeds in de Oude Wet bestond j mogelijk het bewijs, dat reed» van apostolische 'het gebruik de H. Schrift te verklaren, nadattijden af onder de H. Mis, en wel vóór de een gedeelte ervan voorgelezen was. De Evan-Offerande gepreekt werd. Gewoonlijk deed dit men allen, die in de stad of op het land wonen, in een gemeenschappelijke plaats te zamen. Dau worden de gedenkschriften der Apostelen of d« schriften der Profeten, zoolang de tijd het toe laat, gelezen. Houdt de voorlezer op, dan spreekt degene die voorzit een onderrichtings- of aan- moedigingsrede uit, ter beoefening van derge lijke deugden" (als in hetgeen voorgelezen werd opgenoemd zijn). Daarna verhaalt Justi nus, hoe de II. Mis verder wordt voortgezet. In deze woorden hebben wij dus zoo duidelijk gelist Lucas meldt ons, dat Christus op zekeren SaJbath de synagoog binnenging en aldus han delde. Nog duidelijker zien wij Hem dit verrich- de bisschop zelf of diegene die het H. Offer op droeg; soms ook mochten anderen het doen, doch moesten daartoe door den bisschop wor- ten in de synagoog van Niazareth. Daar stond j den bestemd. Zoo hooren wij den H. Joanne? Hij op om te lezen; men gaf Hem heit boek van Chrysostomus preeken in tegenwoordigheid van den profeet Isaias en nadat Hij een passage zijn bisschop Flavianus; bisschop Valerius liet gelezen 'had, rolde Hij de boekrol op, gaf ze aan den H. Augustinus voor zich prediken en dezo den dienaar en zat neder om ze uit te loggen, op zijn beurt liet dit weer door anderen doen, Terwijl aller oogen op Hem gevestigd waren,: als zij priester waren. verklaarde Hij, dat de profetische woorden,! (Wordt vervolgd.) die zoo juist in hun ooren weerklonken Kid-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 11