Anecdoten.
Dichter en Overwinnaar
WOENSDAG 3 JULI 1912
No, 7870
BIJLAGE VAN DE NIEUWE HAARLERSSGHE C0URAKT
De vorderingen der moderne beschaving,
HET MODERNE SMQKKHLBfdiRIJF. fkeer in de smokkelmethode teweeggebracht.
G. V. 30üliams schrijft in een Ixxnd.en.rich jaireB> tearwtoi „la grande fraude" afgaande
De „petite contrabande" verdwijnt met Ide
tijdschrift een esn ahder «ver de nieuwste
smokkelmethode.
Die automobiel aldus vatojgf de Schrij
op de douanestatistieken, onrustbarende af-
meffingen aanneemt. De smokkelauto dook
raar het eerst een drietal jaren geleden in
ver aptn is een on ontbeer! ij k hulpmiddel/ye omgeving van Duinkerken, en Valencia
geworden Voor den modernen misdadiger. Jhifn den lajaisten tijd echter zijn de „spaok-
Ixxnden, Partijs en New-York hadden hart auto's" zdoals ze in die streken gienoemjd,
na elkalar eenige brutale blank- en juweelem
diefstallen plaats, welke mjet de hulp van
auto's volbracht .werden. En nu is de auto
bezig itn een anderen bak vain misdaad
het smokkelen eein foa-meeJen ommekeer
teweeg te brengen.
Dje Franseh-BeLgisfihe grans is sedert' long
eeto bevoorrecht geSbkeü voor den smokkelaar,
op buitengewone wijze wordt hier in het
kieini, voor persoonlijke behoeften, maar ook
als beroep en in graoten stijl het smokke
len beoefend. Hoofdzakelijk gja|at het hier
om tabak, op den invoer waarvan in Frank
rijk zeer hooge invoerrechten geheven wor
den, maar ook koffie en spiritualiën wor
den op allerlei geniale manieren over de
grenzen gesmokkeld. Een» rijke Verzame
ling van de meest verscheiden voorwerpen,
welke in het donjamenrueeum te Eijssel uitge
stald liggen geven een duidelijk denkbeeld
van de listigheden, welke vroeger door een
meer en meer uitstervende smokkeluarsgenB-
ratie aangewend werden. Daar ziet men stoe
len, bezems; hoiotLVjorken, kruiwagens, kalk-
dragers, vnouwenhoeden en 'zilte; stoelen, wel
ke alle voer het wegbergen van tabak uit
gehold ziijin. Djaar zijn groote aoteribundels
met een blikken bus voor tabak erin ver-
borgen, holle wagenraderen Voor het smok
kelen vain koffie, waterkruiken voor de land- j
arbeiders met mOOr een heel klein© ruimte
voor water, maar zooveel te meer Voor smok
kelwaren.
worden, overal langs de grenzen te zien,
in -f bijzonder in den rijken en diehtbevolk-
ten driehoek, welke door |de groote industrie
steden Rijssel, Roubnix en Tcurcoing- gevormd
wonden. De breede, kaarsrechte straten van
het district zijn alls geknipt voor den mo
dernen smokkelaar, die in Zijn honnhevdp aards-
auto zit; met razend® snelheid jakkert zijn
wagen in een onbewaakt oOgeinblik het doua-
nestation Voorbij, de grenZen olvier ein de ster
ke vertakking der wegen op Fralnsohen bio-
dem maakt zijn vervolging en opsporing ud-
terst moeilijk.
DE „ROODE DUIVEL" IN DE
VLIEGMACHINE.
De Amerikaansche vlieger kapitein Thomas
Baldwin is van de Philippijnen teruggekeerd,
waar hij wekenlang met zijn vliegmachine van
eiland tot eiland gevlogen is en daarbij ook aan
de onbeschaafde inboorlingenstammen voor de
eerste maal het wonder van een moderne vlieg
machine getoond heeft. In een Amerikaansch
tijdschrift vertelt hij van hetgeen hij beleefd
beeft. „Voor deze wilde stammen was de ma
chine een onbeschrijfelijke sensatie. Zij dachten
aan een droombeeld of aan een directen afge
zant des duivels.
„Ik stond bij een der meest bekende opper
hoofden van den Kalinga-stam, bp den „Roo-
Meln Ziet er vender een menigte van metden Duivel", toen luitenant Hahn van het 10de
scherpe puinten en prikbe3 d ra cd bezette tui-regiment cavalerie met het toestel o-p one kwam
gen en halsbanden voor de smokkelhonÖem, f aanvliegen
welke deze op hun n-rmhtelijke strooptoeh-Baar Keen man in zei de ;;Roode Duiver,
ten tegen die vervolgende honden der Fran-j, - T
sche dnuanen bescWen moeten. D smok-i'T^.^T het vliegtuig zag. „Toch
kekaors voeden hun honden voor hel beroep wel' ik daar altijd een man m een
op door ze op Belgischen bodem steeds! manjaat het vliegen. Maar de „Roode Dmveï
met V€0ri5|nid]e "wreedheid, dfljajrentegein in hunj en kornuiten schudden het hoofd; na een
sluiphoeken aan de andere zijde der grenzen J 'anSe pauze zei hij toen„Als man daarin, wil
met alle mogelijke teederheid te T,©hankie ik nooit meer strijden."
leu; zoodna men het dier nu zijn smokkel
waren heeft omgehatagem, snelt het vlug naar
de vertrouwde plekjes op Fransohen l odem,
waOr de welbekende lekkernijen wadi ten.
De FraUsahe douanebeambten weten inte
ressante smokkel verhalen. Zoo kwam eens
een gansohe begrafenisstoet ovfer de grens,
de rouwkoets met de van transen over
dekte baair, misdienaars met brandende kaar
sen, de weenende bloedverwanten vOn den
dooide en zelfs de nagebootste geestelijke
in koorkleed. Die douanebeambte koes
terde aiehteajdoicbt, en toen bij, 'ondanks de
tranenrijke protesten der treurende bloed
verwanten die opening van de kist gelastte,
Later bracht ik hem maar <he vliegmachine. Ik
vertelde hem, dat ik nu zou opstijgen en vroeg
hem of bij mij wilde vergezellen. Hij antwoord
de laeonisch: „Als u, dan ik ook." Zonder iets
te zeggen, nam hij zijn plaats in, en toen ging
het de hoogte in, tot op 800 meter hoogte. De
„Roode Duivel" knipte zelfs niet met de oog
leden. Ik beschreef een acht en daalde dan in
spiraalbeweging. Wij landden vlot. Maar de
kleine PhiMppijner zat nog steeds als een bruin
standbeeld op zijn plaats, toonde geen spoor
van vrees of opwinding en zei geen woord.
Maar de anderen kanden zich nu niet langer
bedwmgvn. Mek een merg en been doordrin-
bleek het dat d© „dierbare overledene" uit] gend gehnil stormden zij op ons toe en be-
niets anders bestond !daU uit hetaderden pan- groetten hun beerscber, van wien zij verouder
den tabak. stelden, 4at hij nu in den hemel geweest was
Maar ide tijden zijn veranderd. Zeker be
oefent thans Ide bevolking dier grensgebieden
liet smokkelen nog gaarne, maar de beroeps-
smokkelaars van tegenwoordig zijn niet meer
ie op ovontowr beluste, waaghalzige land
lieden maar eenvoudig in brekers, vluchte
lingen uit de Fransche strafkoloniën, ant-
slagen tuchthuisboeven, elementen, die voor
geen waagstuk terugschrikken, wanneer hen
en als alwgtende tot ons terugkeerde. Maar de
„Roode Duivel*' schudde slechts langzaam het
hoofd en verwijderde zich toen, in nadenken
verzonken, begeleid door zijn makkers.
WAT HET ZEEWATER BEVAT.
Ieder weet, dat het zeewater een eigenaar
de mogelijkheid wenkt, zonder .veel last en digen bitteren smaakt heeft en niet als
1 drinkwater dienst kan doen, wat beide toe te
schrijven is aan het zoutgehalte. Dat zeezout
bestaat voor meer dan driekwart uit zuiver
keukenzout en voor ongeveer 11 pet. uit
arbeid groote geldsommen te verdienen. Zij
zijn slechte werktuigen ten dienste vafn duis
tere figuren, die ziah op den achtergrond
hockLen en av&r de groote kapitalen beschik- - -
ken, welke voor bet smokkelen op grooteehloor-magnesium. In het algemeen kan men
schaal noodig zdjn. De Fransche tolbeambten zoutgehalte van het zeewater op 3.6%
- - - stellen, waarbij echter in aanmerking moet
worden genomen, dat de eene zee een hoo-
ger zoutgehalte heeft dan de andere en dat
het in dezelfde zee niet onverschillig is,
waar men het water onderzoekt.
Buiten het zont zijn echter in het zeewater
zijn over deze smokkeUvoningen nauwkeurig
ingelicht, zonder dat zij in staat zijn hen
wettelijk t» vervolgen. Velen van hen heb
ben ziah reeds mot een groot, door smokke
len vergaard vermogen in een villa te Qs-
tende of aan de Riviera teruggetrokken. Deze
smokkelaars „eugree" bezitten groote stal- mfn\^ aTldOT\ fe? ™den.
Tax met snellfpaaidan om vlieWvlng de I f ^°P w
douanestartdons wwrbij te galopperen maim I f, v I 6 toegevoerd van het land;
de zee IS het groote graf, dat alles, wat van
t™L h^den TOör;, eenzame nachtelijke het land komt in rièh opneemt. Merkwaar
strooptochten over de grenzen; zaj bezat- -
ten een voorbeeldig georganiseerd spionage-
systeem, waarmee Zij .alle bewegingen der
dig is het echter, dat het zeewater zoo arm
is aan kalk, terwijl wij toch in den vorm
ICS Jaarmee ZIJ alie ^gingen dex;van ^helpen de grondstof voor de kalk uit
Fransche douanen nagaan en Zich tegen over- de zee ha]en. Onophoudelijk wordt kalk naar
de zee gevoerd door de rivieren; maar even
rom pelingen beveiligen, en een netwerk van
afname oorden voor hun smokkelwaren,
hoofdzakelijk in de mijmjdietricten van Frank
rijk, waar Belgische tabak om haar goed
koopte, veel gevraagd wardit.
De Bsrtomobdel heeft een alg^heelen omme-
onophoudelijk zijn de zeedieren en zeeplan
ten bezig, om de voorhanden kalk te gebrui
ken hetzij voor eigen groei, zooals vele plan
ten, hetzij tot het vormen van hunnen woning
of hnn omhulsel, zooals de schelp- en de
schaaldieren. En sterven die planten en die
dieren, dan zinkt hun lichaam of hun om
hulsel op den bodem der zee, zonder in het
zeewater als oplosbare stof te worden op
genomen; aan den kringloop der natuur is
die kalk onttrokken, als niet de mensch tus-
schenbeiden treedt om de schelpen b.v. weer
tot kalk te maken en die kalk aan de natuur
terug te geven.
De spectraalanalyse heeft in t zeewater
meer dan 30 grondstoffen doen onderken
nen, waaronder o.a. ook arsenicum, goud en
zilver voorkomen. Men heeft zelfs getracht,
bij benadering te berekenen hoe groot de
waarde van het edele metaal is, dat in het
zeewater voorkomt en men kwam tot ver
bazingwekkende cijfers. Voor een deel zijn
deze cijfers hersenschimmig, maar zeker is
het, dat veel van den goud- en zilverrijk-
dóm, waarvan in de oudheid sprake is, langs
verschillende wegen in de zee is terecht ge
komen; waar sprake is van goudhonden de
rivieren en van hoeveel van deze is in
de onde geschiedenissen geen sprake daar
kan men er zeker van zijn, dat die stroomen
hnn goudrijkdom naar zee hebben vervoerd.
Dat goud er weer nit te voorschijn te halen
zou zeker de moeite loonen als men alleen
lette op de hoeveelheid en dus op de waarde
maar de kosten zouden zoo groot zijn, dat
er aan voordeel niet te denken zou zijn.
Dan is het winnen van zont, al is deze stof
ook onvergelijkbaar goedkooper, veel voor-
deeliger. Vooral op 't Iberische schiereiland
wordt veel zont gewonnen, doordat men van
de natuurlijke zonnewarmte gebruik maakt
om het zuiver water te doen verdampen.
Van de geheele massa der in het zeewater
opgeloste vaste stoffen kan men zich moei
lijk een denkbeeld maken. Prof. Salisbury
heeft, steunend op betrouwbare opgaven, be
rekend en beweerd, dat de massa vaste stof
fen, die in het zeewater zijn opgelost meer
volume hebben dan Europa Noord-Amerika
Australië, Oost-Indië, Japan en Madagaskar
samen.
BESCHAAFDE LUI!
(Vader en dochter 'a morgens om tien hut
in de tentoonstellingszaal).
Dochter: Ziet n wel, papa, heb t u wed
gezegd, dat we veel te vroeg zouden komen- Er
is nog niemand en rui kunnen we hier naar die
vervelende schilderijen staan kijken,
GOED VOORUITZICHT.
Bruidegom. Mijn lieve Inanda, een ding moet
ik n nog bekennenik brom en schimp nu en
dan zonder reden.
Bruid: O, aan redenen zal het ie niet ont
breken!
EEN COMPLIMENT.
Oude dame: „Ja, ja, ik begin in den laatster
tijd bepaald oud te worden I"
Kleinzoon: „Kom grootmama, hoe kan u diat
nu zeggenGe hebt immers nog geen enkel
grijs haartje m nw snor!"
QHANTECLER.
Op het gezicht van een kraaienden haan, zet
een vrouw, die doof was geworden„O, wat
zijn de tijden toch veel veranderd: „in mijn
jeugd „kraaiden" de hanen nog, thans „gapen"
zij slechts."
EEN GROOT MAN.
OnderwijzerNoem mij een groot man
uit de geschiedenis.
Leerling. Onze meester.
Onderwijzer. Uit het verleden, niet uit
den tegenwoordigen tjjd moet ge er een noe
men.
TROOST.
Tante. Nu Ca tootje, ge hebt öet »ers zeei
mooa opgezegd, ik zon het a niet kunnen na
doen.
Oato. Maar tante, alle menschen kunnen ook
niet even wijs zijn.
HEEL EENVOUDIG.
Hoeveel is de helft van negen? Vier en een
half, zult ge zeggen. Mis, want vier en een
half is half vijf, en half vijf is twee en een half,
en twee en een half is half drie en half drie
is anderhalf en anderhalf is half twee en half
twee is een. Ergo is de helft van negen een.
1
VOOR DE HUISKAMER
Alexander. Koning vah Macedonië, was
tan plan. Klein-Azië te Veroveren. Op, dit
gerucht stroomde va,n alle zijden legeraan
voerders en soldaten toe, Idie onder den gtroo-
ten overwinnaar wilden .strijden,
Ook dichters probeerden bij den Koning
door te dringen, in de hoop, dat hij één
van hen op zijn tocht zou meenemen als hof
dichter. Alexander weigerde echter er ook
maar een te ontvangsn, niet omdat hij niet
hield van lofredenen, maar omdat hij een
afkeer had v|an laffe vleierij eh deze als
een beleediging beschouwde-
Een der dichters bleef echter aanhouden,
deze heette Choerilus, wa.nt hij meende, dat
hij een van de uitstekendste dichters van
zijn tijd was. Hij beweerde op de hoogte te
zijn van gewichtige 'geheimen, die betrek
king' hadden op Alexander's plannen. Einde-
zich toe te laten, terwijl hij aan tafel zat.
bij zich toe te laten, terwijl hij aan tafel zot-
De dichter trad binnen, keek den kring
rond en hoog diep voor den Koning.
„Spreek! .Wat hebt ge te vertellen?"
„Sire, ik ben in klcin-Azië geboren en hoe
wel ik reeds jaren hier woon weet ik door
bloedverwanten van alles wat daar op het
oogenblik voorvalt en hoop daarmede van
dienst be kunnen zajjn.
Alexander ondervroeg Rem daarop otvex
vestingen, verkeerswegen en alndere ge
wichtige dingen, maar merkte spoedig, dat
Choerilus hiervan niets afwist en riep, hem
ongeduldig toe:
„Ga heenVerspil mijn tijd, als gij
niets beters te zeggen hebt!"
„Daarop wacht ik juist heer, want ik ben
dichter en zon gaarne...."
Alle gasten barstten in lachen uit en Alex
ander hernam:
„Zoo, zajt ge dichter? WleiuU, Choerilus,
ik benoem u bij deze tot hofdichter, maar
op één vtoorwaarde en deze is: Als je een
goed vers maakt voor mij, dan krijg je een
goudstuk, maar als je een slecht gedicht
maakt, don krijgt je een oorveeg. Staat je
die voorwaarde aan.
„Met vreugde aooepteer ik te. Ztal ik 'da
delijk maar beginnen
„Zeker."
Choerilus nam zijn lier en begon' een vlei
end lied te zingen.
Nauwelijks was hij vier regels ver of hij
voelde ook vier flinke oorvegen. Huilend
van pijn nam de arme dichter de vlucht,
terwijl hem Alexander's stem in de oonen
klonk:
„Tot ziens öhoerilus hierna, beter!"
„Hij zal niet terug komen," zei een Van
'sKonings gevolg.
„Ik wil wedden da,t hij morgen hier is,"
sprak de Vorst.
En Alexander had gelijk. De arme dich
ter was woedend naar huis geloopen, had
zijn gezicht in den spiegel bekeken en wierp
zich op een rustbank om na te denken.
„Ik geloof toch niet, dat Alexander den
spot met mij wil drijvenmisschien moest
hij wel zoo doen tegenover zijn hovelingen.
Mijn verzen vielen toch wel in zijn smaak,
daar hij mij toerieptot ziens, Choerilus
Dat kan ^toch niet anders beteekemen, dn.n
dat hij verlangt mij terug te zien. Den
moed dus niet verloren
Dit zeggende na.m hij zijn lier en ontlokte
er eenige tonen aan.
„Ik zal nu liever Bucephalus, het lieve
lingsros van mijn meester bezingen. Da.t valt
misschien nog meer in zijn smaak."
Den volgenden morgen ging Choerilus naar
het paleis, waar Alexander hem met de vol
gende woorden ontving
Bravo, dichter, komt gij uw wang weer
aianbieden tot het ontvangen van klappen
„Ik hoop dezen keer vrij te loop en, heer!"
Evenals den vorigan dag nam de dichter
met veel vertoon zijn lier ter hand, maar
hij had nog geen couplet uit, of hii werd
op .een tweede dracht oorvegen onthaald,To-eh He koning deze weinig .vlfeletojie woor-
hij wist niet, hoe gauw hij het Vertrek zou den gelezen had, bleef hij eerst een oogen-
verlaten en werd intussoben nog uitg^e- blik verstomd zitten, riep toen eenige boden
lachen door alle aanwezigen op den koop en gaf hun bevel Öhoerilus op te sporen
toe. iSYat oen vernedering ,voor hem! Zoo- in alle richtingen en niet te rusten, vóór zij
dra, hij thuis kwam, dronk hij twee bekers hem gevonden hadden,
wijn, om weer tot ziohzelven te komen. Al Alexander wachtte tot laat in den avlonjd,
lerlei denkbeelden dwaalden weer door zijn maiar geen der boden kwam terug,
hoofd hii wist niet of hij zich wreken zou, Den volgenden morgen in de vroegte wetrd'
of dat hij het nog eens zou walgen, naar de Koning door trompetgeschal gewekt. Al-
liet hof te gaan. Eindelijk werd hij kalmer les was dadelijk in rep en roer: de bevellieb-
en ging peinzend naar buiten. Daar zag bers der verschillende legerafdeelingen,
hij een zwerm vogels op de binnenplaats dachten dat er omraaid was en liet een Ver-
neerstrijken een nachtegaal werd achter zameling blazen. Dooli daar kwam een troep,
volgd door kraaien. In minder dan geen tijd ruiters aangereden, die op het voorplein,
was 't arme diertje bedolven onder de .kraai- waar de Koning zich op dat oogenblik be-
envleugels. Daar kwam de eigenaar van het j vond, afsteeg, en een gevangene, die in hu|n'
huis aanloopen. die de kraaien Verjoeg en hetmidden was, dwongen te knielejn.
arme slachtoffer in veiligheid bracht. j „Choerilusriep Alexander, en haalde het
Dit leek Choerilus een goed voorteeken, I leitje te voorschijn, herkent gij dit schrift?
de kraaien waren de hovelingen, de nachto-„Ja, heer."
g:aal was hij zelf en de heer des huizies was I „En weet gij ook, welke sjtnaj op zoo'n
Alexander. Hij zou het morgen nu nog eens misdadig schrijven staaf?''
wagen, om een oorlogslied te zingen.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Den volgenden
dag ging hij weer naar het hof, maar de
afloop van dit bezoek was niet zooals hij
gehoopt had-
Hjj kwam thuis zoo woedend, dat hij zich
J,a, heer, en ik wacht die straf af.'^
De Koning wenkte twee soldaten.
„Sta, op Choerilus!" sprak de Vorst öp
vroolijken toon, de oprechtheid van je vers
regels hebben mij de beleediging er van doen
vergeten. Om je te totonen, daf ik geen wrok
niet eens den tijd gunde, zijp overkleed af te j jegens je koester, lalaf ik je op staandeii
doen, maar dadelijk zijn leitje greep en er
een tiental regels op neerschreef, die vol
hatelijkheden en beleedigingen aan het adres
van Alexander waren.
Hij verzegelde het leitje en gaf een slaaf
het bevel, dit onmiddellijk aan den, Vorst
te overhandigen.
voet tien giouldstukkep uitbetalen.
De dichter stond verstomjd en stamelde:
„Ik begrijp niet hoe...."
„Hoe het komt, dat je vleiende gedichten!
met Worvegen en deze met goud beloond'
j werden Dat komt, omdat je vleierijen niet
I oprecht waren en je beleedigingen uaja op-
(in vijf bedden).