I ALLERLEI. Eenvoud van Kleeding. FOTOGRAFEEREN. rechtheid niets te wensch'en overlaten. Ont houd dit, Choerilus, alleen da,t werk is uit stekend, dat nntst-aa-n jg door oprechte ont roering „l: d." Kapelaan Lamb. J. J. M. Poell, schrijft in de Voorhoede het volgende: „Van de matigheid de vierde dier kardinale deugden, denken de meesten niet anders, dan dat ze op drinken, en nu ja, ook nog op eten betrekking heeft: op drinken, want ge hoort zoo 'overal over de matigheidsbeweging en de drankbestrijding, om eten loch ook, want die Vrijdagen, waarop ge geen vleesch moogt hebben, en die kwaterlemperdagen, welke echle vasten dagen zijn! Brr! Bij de matigheid behoort ook de zedelijkheid in Jiaar engeren zin, d.i. de zuiverheid en "de Jduischjheid. Bij de matigheid behooren ook de zachtmoe digheid, de goedertierenheid en de modest ia, de bescheidenheid of zedigheid. En de bescheidenheid heeft onder zich de ootmoedigheid, de leerzaamheid, de beleefdheid en de eenvoudigheid (modestia cultus.) Deze eenvoudigheid maakt, dat de mensdh re delijk is in zijn uiterlijk leven: in kleeding, in huisraad, in 't aanrichten van partijen en gastmalen enz. Voor allen is die eenvoudig heid niet hetzelfde; ze wil niet eenvormigheid of algemeene gelijkheid: want, daar 't over re delijk-zijn gaat, houdt zij rekening met staat an stand van de personen, met omstandigheden van tijd en plaats en gewoonte. "Wel weinig komt 't voor, dat de mensch tegen de eenvoudigheid zondigt door te weinig aan die uiterlijke zaken te doen; maar het kén toch: algeheele verwaarLoozing komt toch wel eens ooit' ivoor. Hier valt bij op te merken, dat 't geen verwaarloozing en niet iets onredelijks is, dat boetelingen, dat kloosterlingen van alle uiter lijkheid afzien: dat wordt immers redelijk door den zin voor boete, door de liefde voor nederig heid en versterving. Evenmin als, omgekeerd, het gemis aan eenvoudigheid mag heeten, dat waar- digheidsbekleeders, 't zij van Kerk, 't zij van Staat, bijzonder de aandacht en opmerkzaamheid trekkende kleederen dragen, kostbare kleederen, waarvan de redelijkheid zit in de hoogheid (hun ner bediening, in de uitstekendheid van hun ambt. Wèl fe t weelde, wèl das tegen de eenvou digheid, en zelfs is het mogelijk dat 't en' tegen de eenvoudigheid is en grootelijks zondig, als men aan v't uiterlijk zooveel ten koste legt, dat men onbetaalbare schulden maakt, of als de op schik ergerlijk, ergernisgevend wordt door zijn zijn prikkeling der zinnelijkheid enz. Er Is dus op zich zelf niets tegen, dal men ziel: fatsoenlijk kleedt: en waar 't gaat om de de behageiijkheid, welke een echtgenoot in zijn yrouw moet vinden of om de passende kennis, welke een huwbaar meisje zoekt, tot zich te trekken voor een eerlijk huwelijksgeluk is zelfs niets tegen wat opschik: ornatus simplex, zeg gen de godgeleerden, al zou ik durven zeggen, dat die twee begrippen van opschik en eenvoud tegenstrijdig zijn. Hierover dan ook verder niet. Er is, zoo schreef ik boven, op zich zelf, niets tegen, dat men zich fatsoenlijk kleedt. Maar wat is, met 't oog op ons "Katholiek-zijn, dat fatsoen? Dat zal niet moeten worden uitgemaakt door tailleurs of modisten: dat zal moeten uit gemaakt worden door onze Katholieke deugd- begrippenal moet er rekening worden gehou den, vooral met de klimaten der verschillende streken; doch hierin heeft Gods natuur door het pigment der (huid ook weer ©enigszins voor zien. Maar wat is dan fatsoenlijk voor Katholie ken Wan onze streken? Mij dunkt, vooreerst wel dit, dat kleeding werkelijk kleeding zij, beschutting van 't li chaam tegen weer en wind enz. Wat hieraan in den (werkelijker) zin van het woord fe kort schiet, dekt zich met zondigheid. Dan moge filet voor de mode gekleed staan, als oudere kinde ren, Ik zeg nog niet jongens, ik zeg nog niet meisjes, maar oudere kinderen korte kousen dragen, fatsoenlijk gekleed zijn die niet: dan moge men 't smaakvol noemen, als jonge meis- ies zoo kort in de Jdeeren zitten dat ze wel balletdanseressen lijken, van goeden smaak van deugd getuigt zulks niet; dan moge 't voor modern gehouden worden, de handschoenen in lengt© te doen winnen wat de mouw in lengte verliest, 't. is niet de oude degelijkheid; «en men kan 't frisch noemen, als de hals heel onbedekt, vrij voor de lucht, opstijgt uit een vierkante Grieksdie halssnit, wij zijn nu een maal niet in het zooveel warmere Griekenland; en men moge meenen te kunnen volstaan ter bedekking met 't gebruik van kantwerk, fijn en kostbaar, die meening is niet van waarde, en er kan met kant niet volstaan worden, door dat de kant niet vol maar open is; geen bedek king is die, tenzij met onbedektheid erbij. En wat is verder fatsoenlijk voor Katholieken, van onze en van andere streken? Dat de kleeding niet enkel zij eeji beschutting tegen de invloeden van buiten, d.i. van 't kli maat. maar ook een t erughouding der prikkeling, welke door het zich vertoonen van den lichaams vorm ontstaat, of ontstaan kan; een verschuiling van wat onzindelijk eii zinneiijk Ls. De redelijk heid hiervan zal wel niet nader behoeven te worden aangeduid. De nauwe kleedij van te genwoordig, die 't echter met de nauwte ook al weer niet nauw neemt om toch maar lichaams vormen plastisch te kunnen dpen uitkomen, is van Katholiek deugdsbegrip uil te veroordeelen. Waar wij weten welk 't doel dier nauwe klee ding is, moesten wij niet enkel door Katholiek, maar zelfsd oor natuurlijk schaamtegevoel, daar aan niet meedoen en klaar moesten de ouders veel en veel meer opkomen tegen de modezucht hun ner- (kinderen. Wie zulke kleeding aannemen, omdat anderen het al eerder deden, vinden geen verontschuldiging, tenzij deze, dat die anderen erger misdeden. Mochten toch de Katholieken de zedi^Iiieid in deze weer beter betrachten! In het Duitsdhe tijdschrift „Die Clhristlicï e Frau", een tijdschrift voor hoogere vrouwelijke ontwikkeling en christelijke vrouwenwerking in familie en maatschappij schreef (Oct. 1911) Kla- ra Philipp een artikel over de vorm-uitbeelding der hedendaagscihe moide. Heeft, zegt zij, de wijsgeer gelijk, die de mode der vrouwen de volkomen uitdrukking in klee derdracht jan den tijdgeest noemt, dan wee on zen tijd. „Want het moet helaas gezegd wor den, de geest, die uit onze hedendaagsdhe mode spreekt, is de geest van hondschheid (cy nisme)." „Het staal vast dat wellustigheid kleeft aan de mode, die zoo overdreven uit doet ko men den VTOuwelijken vorm: was dat al zoo bij vroegere modes, die te ver doorgedreven wer den, zoo onbeschaamd, zoo onverbloemd als nu toonde zij haar karakter nooit tenzij in. dien tijd van geestelijke en zedelijke tuchteloosheid in den tijde der Fransche revolutie. En deden vroeger maar enkele kringen eraan, mede, om die onthullingen en overdrijvingen te vertoonen, tegenwoordig is geheel 't beeld der straat ver anderd" Ik mag hierbij wel herinneren aan wat op blz. 28 van „Rome" staat: „In kleedijzeekt het neo-paganisme (het jong-heidendom) ook aan de Christenvrouwen dien heiligen pudor (die heilige schaamte) te ontrooven, die het sieraad is en de kroon van haar geslacht. „En dat kwaad is reeds in die mate voortge- slopen, dat men, gelijk de klacht alreeds ver nomen werd, zelfs Katholieke vrouwen zich niet vertoonen in Katholieke kerken, vlak bij het tabernakel van den levenden God, knielend ón der den zuiveren schijn van Maria's beeltenissen, vrouwen, die in heel Kaar verschijning wel zeer scherp contrasteeren (in tegenspraak komen) met het allerheiligste ideaal van haar geslacht." Na een beschrijving der tegenwoordige enge en doorzichtige moüekleeding te hebben gege ven, vraagt dan ook Ktara Philipp: „Hoe kan men zullk een vrouwenkleedij met de grondei- sehen van klimatische en zedelijke bescherming en van vermoeiing in overeenstemming brengen? En niet alleen daarop wordt een geheel ontken nend antwoord gegeven, doch ook op de vraag, of deze kleed ing voldoet aan de eischen van rein stoffelijke doelmatigheid. En aan de vrou wen, die zich zoo gerechtvaardigd meenen als zij mede den levensstrijd willen ingaan, gelijk de HET WOORD WAS HEM NIET VREFMD. V •- Milicien: „Zeg Jansen, nu weten we ein delijk hoe een rhinoceros er uitziet!" man «dat moet doen, roept zij toe: Gij streeft naar vrijheid en bindt u daarnevens zoo zeer en zoo onschoon in, dat gij zeifs niet meer tot vermoeiing van 't leven dient Gij zult werken, en -kunt nauwelijks meer uit een rijtuig stappen. Gij wilt deelgenooten en kameraden van den man zijn en gij prikkelt zijn lage driften." „Daarmee is de mode van nu veroordeeld. De verstandige, de chrislelijk-denkende vrouw, die prijs stelt op zich zelf en op goede zeden kan niet onvoorwaardelijk deze mode volgen." De schrijfster geeft dan aan, hoe men °lodh modieus gekleed kan zijn, zonder in de fouten der anode te vervallen: wat builen 't bestek van dit arlikel en builen hel woordenmeester- schap van mij als vertaler valt Het slot ceh'.er van haar artikel moge ook dit artikel besluiten: „Om 't gezond verstand weer tot heerschappij in de vrouwenkleeding te brengen, is meestal een harde strijd te voeren tegen de modeslaafsch- beid der makers en maaksters, en niet het minst tegen de onnadenkendheid oiizer eigen medezus ters. Maar toch vermogen moed en volharding veel tot een goed einde te brengenHet Ls waar achtig een ernstige en gevolgenrijke strijd. Wie gedachtenloo.s of ook tegen beter weten in met den gewonen sleur medegaat, is medeschuldig aan de onmatig aangroeiende moderne zedelijke verwildering. Dappere mannen en vrouwen vree zen geen offers, geen onaangenaamheden en geen hoon, om de onzedelijkheid verder doordringen onmogelijk te maken. Hoe zullen echter deze zoo noodzakelijke pogingen slagen kunnen, als door de natuurlijke behoedster der zeden, door de vrouw, de moeder 't invretend gif der on zedelijkheid reeds in 't kinderhart wordt ge druppeld! 't Moet dan ook eindelijk maar eens ophouden dat een verstandig wezen zijn schoon heidsbegrippen naar de mode vormt, in plaats van dat omgekeerd de mod ever toon ingen wor den beoordeeld naar de begrippen van schoon heid en zede leer."- DE REUK VAN DEN HOND. Het gebruik van het uitstekend reukver- mogen van den hond bij de opsporing van misdadigers schijnt uit de jongste tijden te zijn en toch kenden reeds de oude Grieken dit gebruik. Zoo is er een geschrift „Over de slimheid der dieren (of de land- of wel de waterdieren slimmer zijn?) waarin de vol gende verhalen voorkomen. Koning Pyrrhus tref op een zijner reizen een hemd aan, die het lijk van een vermoor den man bewaakte. Toen hij vernam, dat de bond reeds drie dagen zonder voedsel hij het lijk was gebleven, liet hij den doode begra ven en den hond verplegen en in zijn gevolg medenemen'. Eenige dagen daarna vond een wapenschouwing plaats, waarhij de soldaten voorhij den koning defileerden. De hond, die den koning vergezelde, hield zich aan vankelijk rustig. Maar zoodra hij onder de voorbijtrekkende soldaten de moordenaars van zijn meester herkende, sprong hij woe dend blaffend op hen toe; daarbij keek hij telkens naar Pyrrhus om, zoodat deze en zijn gevolg verdenking tegen de lieden begonnen te koesteren. Zij werden gevangen gezet; bij het onderzoek kwamen nog enkele aanwijzin gen aan het licht, zoodat de soldaten beken den en gestraft werden. Nog opvallender is het volgende: Er was iemand den tempel van Aesculapius binnen geslopen, had van de zilveren en gouden voorwerpen medegenomen wat hij kon dra gen en had zich nit de voeten gemaakt zon der door een mensch te zijn gezien. Maar Kapparas, de hond, die daar de wacht hield, zette den vluchtenden tempelroover na, tér- wijl geen der tempelwachters acht sloeg op zijn geblaf. De roover kan hem met steen worpen niet wegjagen. Ook den volgenden dag bleef hij in zijn nabijheid, hem niet uit het oog verliezend en het voedsel versma dend, dat de roover hem toewierp. Terwijl de roover sliep, waakte de hond naast hem; ging de man verder, dan volgde hem de hond. Ontmoette hij reizigers, dan kwispelde hij met den staart tegen hen, maar blafte den roover aan en sprong op hem af. De tem pelbewaarders, die tot de vervolging waren overgegaan, vernamen dit van die lieden, die zij tegenkwamen, die hun ook omtrent kleur en grootte van den hond inlichtten. Zij spoed den zich nu voort, haalden den roover bij Krommyon in en brachten hem naar Athene terug. Op den terugtocht sprong de hond vol vreugde en trots voor hen nit als rekende hij zich de van-houding van den roover tot eigen verdienste. De Atheners besloten dat de hond j op kosten der stad een bepaalde hoeveelheid 1 voeder zou worden gegeven en dat de pries- j ters zijn verdere verzorging als taak werd' opgedragen. Volgens deze verhalen van Plutarchus i kan men er weinig staat op maken. VOLDOENDE MATERIAAL. Bestaat er geen goed poT- Weduwnaar: Ik zou gaarne een portret heb- kende men dus in het oude Athene reeds ben van mijn overleden vrouw, honden met eigenschappen, die heden ten I Portretschilder dage worden gezocht en aangekweekt bij'+rp+ honden, die men als politiehond wil gebrui-j w lien_ i Weduwnaar: JNeen, maar hier heb ik haai pruik, haar tanden, en haar mopshondje, dat zeer veel op haar gelijkt. GEVOELSUITING. Kunt u mij ook een volksuiting noemen geboordHaantje, Kaai gauw mijn tooneel- kijker! DE DORST IN EUROPA. In het Duitsch dagblad „Strassburger Post" verscheen wat men zou kunnen noemen eene statistiek over den dorst in Europa, of juister, een rangschikking der volkeren uit de oude we reld, volgens hetgeen zij drinken. Het is zéér moeilijk daarmee een betrouwbaren uitslag te bekomen, daar de gebruikte dranken in elke natie, ja zelfs in elke streek verschillen en men daarom onmogelijk het eene land bij het andere kan vergelijken. Nochtans heeft dit blad zich HET OUDSTE PORTRET VAN NAPOLEON.. Er bestaan ontelbare afbeeldingen van Napo leon. John Grand Ciarteret, de bekende Fran- sche collectionneur, die al heel wat portretten en earicaturen verzameld en tot boeken over vorsten vereenigd heeft, stelde indertijd ook een J boek samen, waarin met de iconographie van I den grooten Coirsioaan een begin gemaakt werd. j waardig portret te voorschijn gekomen, het oud- j waardii portret te voorschijn gekomen, het oud- I ste, dat men ongetwijfeld van Napoleon kent. I Men vond het onder de voorraden van het slot te Versailles en het is afkomstig van Pontarini, een der jeugdvrienden van Napoleon.. Het por- die smart uitdrukt? Wat heb ik een honger! Goed, maar noem u mij nu eens eene. die vreugde uitdrukt. Wat heb ik een dorst! STUDIE. Vader (tot zoon, die de handelsschool be-tret *al met ««ige andere uit de keizerlijke zoekt) Jij maakt het ook mooi, in plaats vanfamilie> °- a- van Napoleon's moeder, keizerin hier de cijfers welke het bekend maakt: De bewoner van Denemarken drinkt per jaar 104 liters bier, zeer weinig of zelfs geen wijn en 24 liters alkohol; de bewoner van Zweden' gebruikt jaarlijks 56 liters bier en 9 liters alko- iol, terwijl de Noor, welke strenge wetten no-1 pens de matigheid te onderhouden heeft, zich tevreden stelt met 31 liters hier en 3 liters alkohol. De Rus heeft enkel behoefte aan 5 liters bier en 5 liters alkohol (vodka); de Fianschman daarentegen drinkt 32 liters bier, 108 liters wijn en 10 li ters alkohol; de Engelschm&n ge bruikt 6 liters whisky, weinig wijn (2 liters ten hoogste) en 152 liters bier, ale en stout; de Hollander heeft 38 liters hier en 8.5 liters al kohol noodiigde Belg, een man van gewicht in het drinken, verfrischt jaarlijks zijn keel met 221 liters bier en 9 liters alkohol. De Oostenrijker verbruikt 16 liters wijn, 80 liters bier en omtrent 11.5 liters alkohol de Hongaar dezelfde hoeveelheid al cohol en wijn, doch enkel 11 liters bier. De Italiaan drinkt zeer weinig bier (2 liters ten hoogste), 98 liters wjjn en 1.3 liter alkohol: hij ge bruikt het minste alkohol van al de Europeanen. Nochtans kan men den DuitsoheT door zijn buitengewoon drankver- bruik, in deze statistiek op de eerste plaats zetten. Indien wij het uitge breide keizerrijk in zijn geheel ne men, waarbij Groothertogdom Lu- I xemburg, dasn wordt er per hoofd slechts 7 liters wijn, 6.5 liters alco- J hol en 12 liters bier gebruikt. Doch i de bewoners van den Elzas en die van Noord-Duitschland drinken elk 18 liters bier, terwijl d'e bewoner van Baden 158 liters drinkt, de Wurtemburger 169 liters, de bewo ner van BeieTen 240 liters. Daaren tegen zijn de bewoners der groote steden waarlijk gelijk aan bodem- looze tonnen. Te Berlijn drinkt men jaarlijks per hoofd 200 liters bierte Neurenberg 325 liters; te Frankfurt 432 liters en te Munch en.... 570 liters! Indien men nn nagaat dat er te Munohen, gelijk overal, kinderen, vrouwen, oude lieden, enz. zijn, wel ke als drinkers met middelmatigen dorst bekend zijn, dan kan men zich wel inbeelden wat een stroom vatn bier daar jaarlijks gebruikt wordt, deels om zijn dorst te lesschen, deels om zijn drankzucht te voldoen. Wij hebben natuurlijk het recht, oms af te vragen wutde ware berteeke- nis is dezer statistiek, aldus opge maakt door de „Strassburger Post". Deze beteekenis is, om de waarheid te zeggen, maar zeer onbeduidend. De getallen welke het blad opgeeft, werden bekomen door de verschil lende dranken, in het land gebruikt, te deelen door het getal inwoners. De uitslag, welke men door deze eenvoudige methode bekomt., is dus niet zeer juist en in 't algemeen en maakt schulden op schulden 7x>onPapa, ik bestudeer het credietwezen. OP DE HOOGTE. Kapitein. Binnen eenige minuten zullen weden evenaar passeeren. j Dame. Zoo? Daar heb ik al zooveel van EEN VERSTROOID CHAUFFEUR. Hortense, welke alle te Versailles gevonden zijn, naar Malmaison gebracht orden. Ook Na poleon's schrijftafelstoel is onder de voorraden oud kroon-meubilair teruggevonden. Dit stuk zal te Compiègne of te Malmaison in het Na poleonmuseum tentoongesteld worden. Bij het onderzoek van het kroon-meubilair - heeft men nog andere belangwek- 1 kende vondsten gedaan, o. a. is het bed van Karei X uit de Tuillerieën te voorschijn gekomen. Dit geheel vergulde, zeer massieve stuk meubel is met helmen, kronen en verschei- dene andere voorwerpen versierd, welke te z'amen een hoogst eigen aardig decoratief geheel vormen. Het bed wordt in het kunstnijver heidsmuseum geplaatst. A. Even in mijn anecdotenb lad kijken! b. Wat een aardige puzzle! Iaat ik het blad eens om draaien (draait onwillekeurig tegelijk aan het stuurrad. c. de gevolgen der verstrooidheid DE KUNST VAN Hoe moet men zich laten fotogra- feeren? Een moeilijke vraag, voor waar! Een buitenlandsch blad, dat haar beantwoordt, zegt, dat het te veel van een fotograaf verlangd is, dat hij ons gelaat dadelijk op de voordeeligste wijze doet uitkomen. Men moet zich zelf het best kenuen en zelf weten, welke „pose" het best is om niet te stijf en te onnatuur lijk, maar zoo voordeelig mogelijk op een portret te komen. Er zijn bepaalde regels, waaraan men zich kan houden, als men tegenover het toestel staat of zit maar deze alleen zijn niet voldoende; men moet ook J smaak hebben en eenig begrip van de juiste verdeeling van licht en schaduw. Meent men alle bijzonder heden van zijn gelaat, in den spiegel nauwkeurig te hebben waargeno men wat ons, tussehen streepjes gezegd, niet precies aangenaam en gemakkelijk schijnt.' -dan lette men op de volgende wenken Wie lichtblauwe oogen heeft, ga in geen geval aan het lichtste ge deelte van het atelier zitten; bij donkeTe oogen daarentegen veel licht. Bij kleine oogen verdient het aanbeveling den blik op te slaan en hem met iets dweeperigs omhoog te riohten. Een groot oog komt mooier uit, indien de blik naar be neden gericht is. Heeft men 'n lan gen neus, dan moet men zich en-face laten fotogrrafeereneen wipneusje verlangt, dat men den kin een beetje op de borst laat zakken. Heeft men een dikken platten neus, dan is men het meest geschikt voor een zooge naamde driekwart opnam©. Rjj inge vallen wangen vermijde men het van boven komende licht. De bezitster van een mooien mond moet zieh steeds en faee laten opnemen, iemand met een dikken b reeden mond daarentegen en profiel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 16