Anecdoten.
s
Dichter en Overwinnaar
De vorderingen der moderne beschaving,
HET MODERNE SMOKKELBEDRIJF. [teer in de smokkelmethode ieweegigebracht.
TT rrrTLiT ri-.>, T- De „pefrte contrabande" verdwijnt met 'de
tijdschrift een en ander oyer do nieuwste
smokteimetjioidia
jaren, term.il „la grande fraude" afgaande
op de douanes tatistieken, onrustbarende af-
metingen aanneemt. Do smokkelauto dook
Die automobiel aldus vangt de setup-y(Wr bet eerst een drietal jaren geleden in
ver aiatn is een onontbeerlijk hulpmiddel r/e omgeving van Duinkerken en Valencia
geworden vjoor den modernen misdadiger. Injin den laatsten tijd echter zijn de „spodk-
Lomden, Parijs en New-York hadden kortjauto's" zoaats ze in die streken genpemd
na. elbajar penige brutale biank- en juweelm-W01-den, overal langs de grenzen te zien,
diefstallen plaats, welke met do hulp van |jn bijzonder in den rijken en diohtbevolk-
aufo's volbracht werden. Dn nu is de autoj ^,eil driehoek, welke door de groote industrie-
bezig iin een apideren jak van misdaad j g-tgden Ri jssel, Roubaix en TourOoingt gevormd
het smokkelen een formeaien ommekeer j wooxlen. De breed©, kaarsrechte straten van
teweeg te brengen. i ]iek district zijn als geknipt voor den mo
lk Drainsch-Bedgisohe grens is sedert lang demon smokkelaar, die in zijn hondeidpaards-
een bevoorrecht geoicd voor den smokkelaar, i awbo met ralzend© snelheid jakkert zijn
op buitengewone wijze word! hier in het j wagen ïn een onbewaakt cogetnhlik hetdoua-j
klein, voor pensoonhjke behoeften, maag ook nestation voorhij, de grenzien over ein de ster-1
als beinoep en m grooten.stijl het smokke- mC0 vertakking der wegen op Franschcn bo-
ien beoefend. H/oanfzakelijk gaat het hier maakt ztijn vervolging en opsporing ui-1
oom tabak, op dm invoer waarvan in Frank
rijk zeer hooge invoerrechten geheven wor
den, maar ook koffie en spiritualiën wor
den op allerlei geniale manieren over de
grenzen gesmokkeld. Eene rijke Verzame
ling van de meest verscheiden voorwerpen,
welke in het douanemusieum te Rijissel uitge-
tergt moeilijk.
DE „ROODE DUIVEL" IN DE
VLIEGMACHINE.
De Amerikaanscbe vlieger kapitein Thomas
staid liggen geven een duidelijk denkbeeldBaldwin is van de Philippijnen teruggekeerd,
van de listigheden, welk© vroeger door een waar yy wek«nlang met zijn vliegmachine van
meer ein meer uitstervende smokkelaar sg:me-eiland tot eiknd gevlogen is en daarbij ook aan
ratie aangewend werden. Daar ziet m n stee- de 0QbescWde inboorlingenstammen voor de
len, bezems, hooivorken, kruiwagens. kaïn- maal het wond,er v,an een moderne vli
dragers, Vrouwenhceden en z~ s stoelen wel- T „„„„„u
ke alle voor hot wegbergen van tabak iiit- w u f
gehold zijn. Daar zijn groote actenbundels todschrift vertelt hij van hetgeen hy beleefd
met een blikken bus vocxr "tabaik erin ver- j beeft. oor deze wilde stammen was de ma-
borgen, holle wagenraderen voor het smok- chine een onbeschrijfelijke sensatie. Zij dachten
kelen van koffie, waterkruiken voor de land- aan een droombeeld of aan een directen afge- j
arbeiders met maar een heel kleine ruimte zant des duivels.
voor water, maar zooveel te meer vo r sraok-„Ik stond bij een der meest bekende opper-
kelwaren. I hoofden van den Kalinga-stam, bij den „Roo-
Men ziet er vender een menigte van mei
scherpe punten en prikkeldraad bezette tui
gen en halsbanden voor de smokkel hond en,
welke deze op hun nachtelijke strooptoch
ten tegen die vervolgende honden dm- Frain-
sche douanen beschermen moeten. IJ smok
kelaars voeden hun honden voor he beroep
op door ze op Belgischen bodem steeds
mot verfijnde wreedheid,da,ar nt-egen in hun
den Duivel", toen luitenant Hiahn van het 10de
regimen" cavalerie met het toestel op ons kwam
aanvliegen.
„Daar geen man in," zei de „Roode Duivel",
toen hij van verre het vliegtuig zag. „Toch
wel," zeide ik, „daar altijd een man in en een
man laat het vliegen." Maar de „Roode Duivel"
en zijn kornuiten schudden het hoofd; na een
sluiphoeken plan de andere zijd der grenzen lau§e pauze zei bij toen: „Als man daarin, wil
met alle mogelijke beedsrheid te 'beha,tide-ik nooit meer strijden."
km; zoodnai men het dier nu zijn smokkel-j Later bracht ik hem naar de vliegmachine. Ik
wareh heeft omgehangen, snelt het vlug naarvertelde hem. dat ik nu zou opstijgen en vroeg
de vertrouwde plekjes op Frtamschen oÜem, hem of hij mij wilde vergezellen. Hij antiwoord-
waiaT do welbekende lekkernijen ,w< n. de laconisch: „Als u, dan ik ook." Zonder iets
De Frah-sdic douanebeambten weten jute- te zeggen, nam hij zijn plaats in, en toen ging
ressaïit© smokkelverhalen. Zoo kwam eens het de hoo,gte j tot op 800 meter hoogte. De
een gansohe begrafenisstoet over de grens,1
de rouwkoets met de van kransen over- j
dekte baar, misdienaars met brandende kaar
sen, de weenende bloedverwanten van den
dooide en zelfs de nagebootste geestelijke
in koorkleed. De douanebeambte koes
terde achterdocht, en toen hij, 'ondanks de
„Roode Duivel" knipte zelfs niet met de oog
leden. Ik beschreef een acht en daalde dan in
spiraalbeweging. Wij landden vlot. Maar de
kleine Philippijner zat nog steeds als een bruin
standbeeld op zijn plaats, toonde geen spoor
van vrees of opwinding en zei geen woord.
tranenrijke protesten der treurende bloed- Maar de andeTen konden zich nn niet langer
verwanten Öc opening van de kist gelastte, j bedwing -n. Met een merg en been doordrin-
bleek het dat de „dierbare overledene" uit gend gehuil stormden zij op ons toe en be-
niets anders bestond dan uit henderden pcn- groetten hun heerscher, van wien zij verouder
de® tabak. stelden, <|at hij nu in den hemel geweest was
en als alwetende tot ons terugkeerde. Miaar de
„Roode Duivel" schudde slechts langzaam het
hoofd en verwijderde zich toen, in nadenken
verzonken, begeleid door zijn makkers.
Maar de tijden zijn veranderd. Zeker be-
<iefent thans de bevolking dier grensgebieden
het smokkelen nog gaarne, maar de bcroeps-
iimokkelaars van tegenwoordig zijn niet meer
le op avontuur beluste, waogbalzige land
lieden maiar eenvoudig inbrekers, vluchte
lingen nit die Fransche strafkoloniën, ont-
slagen tuchtoiiisboeven. elementen, die voor WAT HET ZEEWATER BEVAT,
geen waagstuk terugschrikken, wanneer hen Ieder weet, dat het zeewater een eigenaar
de mogelijkheid wenkt, zonder vesl last en digen hitteren smaakt heeft en niet als
arbeid grotote geldsommen te verdienen. Zij drinkwater dienst kan doen, wat beide toe te
zijn slechts werktuigen ten dienste vajn dais-schrijven is aan het zoutgehalte. Dat zeezout
tere figuren, die zich op den achtergrond bestaat voor meer dan driekwart uit zuiver
houden en over de groote kapitalen beschik- keukenzout en voor ongeveer 11 pet. uit
ken, welke voor het smokkelen op groote éhloor-magnesium. In het algemeen kan men
schaal nooidig Zpn. De Fransche tolbeambten het zoutgehalte van het zeewater op 3.6%
zijn over deze smokkelkoningen nanwkeurigbellen, waarbij echter m aanmerking moet
ingelicht, zonder dait zij in staat zijn hen j WT°T,'en genomen, dat de eene zee een hoo-
wettelijk te vervolgen. .Velen van hen heb- ?ex' z?nlgchalte heeft dan de andere en dat
ben zich reeds met een groot, door smokke-in dezefde zee niet onverschillig is,
len vergaard vermogen in een villa te Os- j w®-ar meiJ bet water onderzoekt,
tende of aan de Riviera, teruggetrokken. Deze Bmten het lf heJ ze6W^ter
smokkelaars „engros" bezitten groote stal- j 7n« t mfnl^ andere stoffen te vinden.
len met sne Lie l^a^cn om VÜeSSviug de K®ASbaT! f °°k ^0plosb,a™ ,sto-
douanestaifcions v^arbp te galopperen e,®-1 ^,d toegevoerd van het land;
j x. j 1 zee is het groote seraf, dat alles, wat van
Wr band komt. in zich opneemt. Merkwaar-
big is het echter, dat het zeewater zoo arm
ten een .voorbeeldig georganiseeid spoonage is aan kalk, terwijl wij ioetl in den vorm
systeem, waarmee Zij alle bewegingen der van ^helpen de grondstof voor de kalk uit
Fnansahe douanen nagaan etn <nch tegen ev-n-- de zee halen. Onophoudelijk wordt kalk naar
rompeimgen beVeibgvn. en een netwerk van
afname oorden voor hun smokkelwaren,
hoofdzakelijk in de mijndietmten van Frank
rijk, waar Belgische tabak oon haar goed
koopte, veel gevraagd w-ardt.
De automobiel heeft oen a igebaaLe.n omme-
de zee gevoerd door de rivieren; maar even
onophoudelijk ziin de zeedieren en zeeplan-
ton bezig, om de voorhanden kalk te gebrui
ken hetzij voor eigen groei, zooals vele plan
ten. hetzij tot- het vormen van hunnen woning
of hun omhulsel, zooals de sehelp- en de
schaaldieren. En sterven die planten en die
'dieren, dan zinkt hun lichaam of hun om
hulsel op den bodem der zee, zonder in het
zeewater als oplosbare stof te worden op
genomen; aan den kringloop der natnnr is
die kalk onttrokken, als niet de mensch tus-
schenbeiden treedt om de schelpen b.v. weer
tot kalk te maken en die kalk aan de natuur
terug te geven.
De spectraal analyse heeft in t zeewater
meer dan 30 grondstoffen doen onderken
nen, waaronder o.a. ook arsenicum, goud en
zilver voorkomen. Men heeft zelfs getracht,
bij benadering te berekenen hoe groot de
waarde van het edele metaal is, dat in het
zeewater voorkomt en men kwam tot ver
bazingwekkende cijfers. Voor een deel zijn
deze cijfers hersenschimmig, maar zeker is
het, dat veel van den goud- en zilverrijk
dom, waarvan in de oudheid sprake is, langs
verschillende wegen in de zee is terecht ge
komen; waar sprake is van goudhoudende
rivieren en van hoeveel van deze is in
de oude geschiedenissen geen sprake daar
kan men er zeker van zijn, dat die stroomen
hun goudrijkdom naar zee hebben vervoerd.
Dat goud er weer uit te voorschijn te halen
zou zeker de moeite loonen als men alleen
lette op de hoeveelheid en dus op de waarde
maar de kosten zouden zoo groot zijn, dat
er aan voordeel niet te denken zou zijn.
Dan is het winnen van zout, al is deze stof
ook onvergelijkbaar goedkooper, veel voor-
deeliger. Vooral op 't Iberische schiereiland
wordt veel zout gewonnen, doordat men van
de natuurlijke zonnewarmte gebruik maakt
om het zuiver water te doen verdampen.
Van de geheele massa der in het zeewater
opgeloste vaste stoffen kan men zich moei
lijk een denkbeeld maken. Prof. Salisbury
heeft, steunend op betrouwbare opgaven, be
rekend en beweerd, dat de massa vaste stof
fen, die in het zeewater zijn opgelost meer
volume hebben dan Europa, Noord-Amerika
Australië, Oost-Indië. Japan en Madagaskar
samen.
BESCHAAFDE LUI!
(Vader en dochter 's morgens om tien uur
in de tentoonstellingszaal).
DochterZiet u wel, papa, ik heb H u wel
gezegd, dat we veel te vroeg zouden komen. Er
is nog niemand en nu kunnen we hier naar die
vervelende schilderijen staan kijken.
GOED VOORUITZICHT.
Bruidegom. Mijn lieve Irsnda, een ding moet
ik u nog bekennen: ik brom en schimp nu en
dan zonder reden.
BruidO, aan redenen zal het ie niet ont-
brekeni
EEN COMPLIMENT.
Oude dame: „Ja, ja, ik begin in den laatster
tijd bepaald oud te worden P'
Kleinzoon: „Kom grootmama, hoe kan u dat
nu zeggen! Ge hebt immers nog geen enkel
grijs haartje in uw snorP1
CHANTECLER.
Op het gezicht van een kraai enden haan, zei
een vrouw, die doof was geworden: „O, wat
zijn de tijdon toch veel veranderd: „in mijn
jeugd „kraaiden" de hanen nog, thans „gapen"
zjj slechts."
EEN GROOT MAN.
Onderwijzer. Noem mij een groot man
uit de geschiedenis.
Leerling. Onze meester.
Onderwijzer. Uit het verleden, niet uit
den tegenwoordigen tijd moet ge er een noe
men.
TROOST.
Tante. Nu Oatootje, ge hebt bet r-ers zeer
mooi opgezegd, ik zou het u niet kunnen na
doen.
Oato. Maar tante, alle menschen kunnen ook
niet even wijs zijn.
HEEL EENVOUDIG.
Hoeveel is de helft van negen? Vier en een
half, zult ge zeggen. Mis, want vier en een
half ie half vijf, en half vijf is twee en een half,
en twee en een half is half drie en half drie
is anderhalf en anderhalf is half twee en half
twee is een. Ergo is de helft van negen een.
W0ENS0A6 3 JULI !9I2
No, 7870
BIJLAGE VAN D£ NIEUWE HAARLEiSCHE COURAO
Alexander, Koning va(n Maöedottnë, was
'au plan, Klein-Azië te veroveren. Op dit
vrucht stroomde v,an allo ziijden legeraan-1
voerders en soldaten toe, Idio onder den groo-
ten overwinnaar wilden .strijden.
Ook dichters probeerden hij den Koning!
'do-or te dringen, in de hoop, dat hij één
van hen op zijn tocht zou meenemen als hof- j
dichter. Alexander weigerde echter er ook I
maiar een te ontvangen, niet omdat hij niet j
hield van lofredenen, maar omdat hij een j
afkeer had v'an laffe vleierij en 'deze als1
een heleediging beschouwde-
Een der dichters bleef echter aanhouden,
deze heette Ohaerilus, wa.nt hij meende, dat
hij een Van do ui tsteken diste dichters van
zijn tijd was. Hij beweerde op de hoogte te
zijn van gewichtige geheimen, die betrek-
ring- hadden op Alexander's plamr n. Einde-
zieh toe te laten,"terwijl hij aan tafel ziat.
bij zich toe te laten, terwijl hij a;an tafel zat.
D'e dichter trad binnen, keek den kring
rond en boog diep voor den Koning.
„Spreek! [Wlat hebt ge te vertellen?"
„Sire, ik ben in klein-Azië geboren en hoe
wel ik reeds jaren hier woon weet ik door
bloedverwanten van alles wat daa-r op het
©ogenblik voorvalt en hoop U daarmede van
dienst te kunnen zijn.
Alexander ondervroeg hem daarop olver
vestingen, verkeerswegen en atudere ge
wichtige dingen, maar merkte Spoedig!, dat
Choerilus hiervan niets afwist en riep hem
ongieduldig toe:
„Ga, heenIk Verspil mijn tijd, als gij
niets beters te zeggen hebt!"
„Daiatrop wacht ik juist heer, want ik ben
dichter en zou giaame...."
Alle igaisten harstten in lachen uit etn Alex
ander hernam:
„Zoo, zajt ge dichter? Welnu, Choerilus,
ik benoem u. bij deze tot hofdichter, maar
op één Voorwaard© en deze is: Als je een
goed vers maakt voor mij, dan krijg je een
goudstuk, maar- als je een slecht gedicht
maakt, dan krijgt je een oorveeg. Staat je
die voorwaarde aan?"
„Met vreugde accepteer ik ze. Zal ik dar
delijk maar beginnen
„Zeker."
Choerilus nam zijn lier en begon een vlei
end lied te zingen.
Nauwelijks was hij vier regels ver of hij
voelde ook vier flinke oorvegen. Huilend
van pijn nam do arme dichter de vlucht,
terwijl hem Alexander's stem in de ooren
klank;
„Tot ziens Choerilus hierna, beter
„Hij za,l niet terug komen," zei een Vain
'sKoningB gevolg.
„Ik wil wedden da,t hij morgen hier is,"
sprak de Vorst.
En Alexander had gelijk. Die arme dich
ter was woedend naar huis geloopen, had
zijn gezicht in iden spiegel bekeken en wierp
zich op een rustbank om na ta denken.
„Ik geloof toch niet, da.t Alexander den
sport, met mij wil drijven; misschien moest
hij wel zoo doen tegenover zijn hovelingen.
Mijn verzen vielen toch wel in zijn smaak,
daar hij mij toeriep: tot ziens, Choerilus!
Dat kan Joch niet andere beteekenen, dan
dat hij verlangt mij terug te zien. Den
moed dus niet verloren
Dit zeggende nam hij zijn lier en ontlokte
er ©enige tonen aian.
„Ik zal nu Hevea- Bucephalus, het lieve
lingsros van mijn meester bezingen. Dat valt
misschien nog meor in zijn smaak."
Den volgenden morgen ging Ohoerilus naar
het paleis, waar Alexander hem met d-e vol
gende woerden ontving:
Bravo, dichter, komt gij uw wang weer
aanbieden tot het ontvingen vaJu klappen?"
„Ik hoop dezen keer vrij te loo-pen, heer!"
Evenals den vorigen dag nam de dichter
met veel vertoon zijn lier ter hand, maar
haj had nog geen couplet uit, of hii werd
op een tweede dracht oorvegen onthalald,Toen fde koning deze weinig .vleiende woor-
hij wist niet, hoe gauw hij het vertrek zou den gelezen had, bleef hij eerst een oogen-
verlaten en werd intusschen nog uitgo- blik verstomd zitten, riep toen eenige boden
lachen door alle aanwezigen op den koop en gaf hun bevel, Choerilus op te sporen
toe. jWja.t een vernedering voor hem! Zoo- in alle richtingen en.niet te rusten, yóór zij
dra, hü thuis kwam, dronk hij twee bekers hem gevonden hadden,
wijn, om weer tot zichzelven te komen. Al1 Alexander wachtte tot laat in den' ajviohd,
lerlei denkbeelden dwaalden weer door zijn maiar geen der boden kwam terug,
hoofd hfj wist niet of hij zich wreken zou, Den volgenden morgen in de, vroegte werd
of dat hij het nog eens zou wagen naar de Koning door trompetgeschal gewekt. Al-
het hof te gaan. Eindelijk werd hij kalmer leis was dadelijk in rep en roer: de bevelheh1-
en ging peinzend naar buiten. Daar zag hers der verschillende legerafdeelingen,
hij een zwerm vogels op do binnenplaat,; dachten dat er onraad was en liet een Ver-
neerstrijken: een nachtegaal werd achter-zameling blazen. Doch daar kwam een troep
volgd door kraaien. In minder dan geen tijd ruiters aangereden, die op het voorplein,
was 't arme diertje bedolven onder de kraai-waar do Koning zich op dat oogenblik be
envleugels. Daar kwam do eigenaar van het, j vond, afsteeg, en een gevangene, die in hun'
huis aanloopen, die d;- kraaien verjoeg en hetmidden was, dwongen te knieleh-
arme slachtoffer in veiligheid bracht. j „Choerilus!" riep Alexander, en haalde hét
Dit leek Choerilus een goed voorteeken, leitje te voorschijn, herkent gij dit schrift?
de kraaien waren de hovelingen, de naehte-1 „,Ja, heer."
a.a.l was hij zelf en de heer des huizes was 1 „En weet gij oiok, welke straf op zoo'n
Alexander. Hij zou het morgen nn nog eensmisdadig schrijven staia,t
wagen, om een oorlogslied t-e zingen. j „Ja, heer, en ik wacht die straf af."
Zoo gezegd, zoo gedaan. Den volgenden De Koning wenkte twee soldaten.
dag ging hij weer naar het hof, maar de
afloop van dit bezoek was niet zooals hij
gehoopt had-
Hij kwam thuis Zoo woedend, dat hij zich
niet eens den tijd gunde, zijn overkleed af te
doen, maar dadelijk zijn leitje greep en er
een tiental regels op neerschreef, die vol
hatelijkheden en beleedigingen aan h-et aid nes
van Alexander waren.
Hij verzegelde het leitje en gaf een slaaf
het hevel, dit onmiddellijk aan den Vorst
te overhandigen.
„Sta, op Choerilus!" sprak de Vorst op
vroolijken toon, de oprechtheid Van je vers
regels hebben mij de beleediging er Van doen
vergeten. Om je te tonnen, 'dat ik geen wrok
jegens je koester, laat ik je oip staanden!
voet tien goudstukken uitbetalen.
De dichter stond verstomd en stamelde:
„Ik begrijp niet hoe...."
„Hioe het komt, dat je vleiende gedichten)
met (b)iorvegten en deze met gould beloonld
werden Djat komt, omdat je vleierijen niet
oprecht walran en je beleedigingen aap op-
(in vijf beelden).
/AKSÏÏia/nie SOJlTlJZu 2H OCH 1/OtnifilGIDteCh minn'il 7 a m*n-nrl,n •IVoiilflo'' acPrpannlrJ©
VOOR CE HUISKAMER