der openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
Liturgische Wegwijzer.
leder in zijn vak.
IMtfaring der Oebeden en Ceremo
niën eener plechtige H. fe
EEN LIED PER WEEK.
Maaslied.
Evangelieverkiarmg.
FEUILLETON
«uuus tuus offoro tibi. ^rrrardiBe dif
DE OFFIC
KERKLIJST
Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarï. Courant" van 0 Juli, Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staats blad No. 124).
KNIP DIT UIT
jeff het in uw Mis- en Vesperboek.
üondag 7 Juli. Zesde Zondag na Pinksteren.
Feest van het Kostbaar Bloed O.H. J.
Chr., blz. 1019; 2e Gebed van den H. Mi
chael de Sanctis, blz. 97 (Aanhangsel der
Ned. Bisdd.); 8e Gebed en laatste Evang.
van den Zondag, blz.'886. Vóór de Hoog
mis: Asperges, 69. Na de Hoogmis: Ge
bed voor Hare Majesteit, 122. Yels.
H. Laurentius a Brundisir, blz. 227.
Maandag 8 Juli. H. ELISABETH, Koningin
van Portugal, Weduwe, blz. 1283 en 256;
2e Gebed van den H. Ronifaiius, blz. 191;
3e Gebed Concede, blz. 106. Yels.:
Kostbaar Bloed, zie 7 Juli.
Dinsdag 9 Juli. H.H. MARTELAREN YAN
GORCUM, blz. 102 (Aanhangsel voor de
Ned. Bisd.) en 188; 2e Gebed van den H.
Bonifacius, blz. 191. Veis.: H. Vero
nica, blz. 248.
Woensdag 10 Juli. H.H. Zeven Broeders Mar
telaars en Gezellen, blz. 1285; 2e Gebed
van den H. Bonifacius, blz. 191; 3e Ge
bed: Concede, blz. 106. Naar keuze ook:
Mis van den H. Jozef, blz. 996. Veis.:
H. Elisabeth, zie 8 Juli.
Donderdag 11 Juli. H.H. CYRILLUS en ME
THODIUS, Bisschop en Belijders, blz.
1281 en 215; 2e Gebed van den H. Boni
facius, blz. 191; 3e Gebed van den H. Pius
I, Pans en Martelöar, blz. 172. Groenm.
en K1 e v.H. Ferdinand III, Koning van
Castilië, Belijder der 3de Orde, blz. (123).
(Aanh. voor de Franciskanen) en 230; 2e
Gebed van den H. Pius, blz. 172. "Veis.:
H.H. Mart. van Gorcum, zie 9 .Juli.
Vrijdag 12 Juli. Octaaf van den H. Bonifa
cius en Gezelllen, blz. 96 (Aanh. voor de
Ned. Bisd.) en 191; 2e Gebed van de H.H.
Nabor en Felix, Martelaars, blz. 1286.
Groen m., Kiev. en Veis.: H. Joan
nes Gualbertus, Abt, blz. 1286 en 235; 2e
Gebed, zie boven.
Zaterdag 13 Juli. H. ANACLETUS, Marte
laar, blz. 1287 en 175; 2e Gebed: A cunctis,
blz. 103; 3e Gebed naar keuze, blz. 106
115; 4e Gebed voor den Paus, blz. 101.
Veis.: Gedachtenis van den II Paulus
blz. 1265.
o
N.B. De aangegeven bladzijdenverwijzen naar
het Mis- en Vesperboek (uitgave üesclée).
In iedere Mis bidde men van blz. 71—94, waar
ïich bevindt de „Gewone orde der H. Mis".
stierf Hij éénmaal; doch dat Hij leeft, leeft Hij
Gade. Aldus ook gij, rekent gij u wel der zonde
gestorven, doch Gode levend te zijn in Christus
Jezus onzen Heer.
Evangelie van den H. Marcus; VIII, 19.
In dden tijd, toen er een© groote schare bij
Jezus was en zij niet te eten hadden, riep Hij
de leerlingen te zamen en sprak tot hen: Ik
heb medelijden met de schare; want ziet, reeds
drie dagen lang zijn zij aanhoudend bij Mij, en
zij hebben niets te etenen zoo Ik hen onge-
spijsd naar hun huis laat gaan, zullen zij op den
weg bezwijken, want eenigen van hen zijn van
verre gekomen. Zijne leerlingen nu antwoord
den Hem: Van waar zal iemand hen hier met
brooden kunnen verzadigen, in eene woestijn?
En Hij vroeg hen: hoeveel brooden hebt gij?
Zij zeidenzeven. En Hij beval aan de schare
zich op den grond neder te zetten. Eu de zeven
brooden nemend, dankte Hij en brak en gaf ze
aan zijne leerlingen, opdat deze ze zouden voor
zetten; en zij zetten ze de schare voor. Ook
hadden zij eenige vischjes; deze zegendie Hij ook
en beval ze voor te zetten. Zij nu ateu en werden
verzadigd; en wat overgeschoten was van de
brokken namen zij opzeven korven. Degenen
nu, die gegeten hadden, waren omtrent vier
duizend; en Hij Het hen vertrekken.
6e ZONDAG NA PINKSTEREN.
Sedert drie dagen was de Zaligmaker uit de
omstreken van Tyrus en Sidon teruggekeerd, en
hield Zich op iu de nabijheid van het meer van
Genesareth. Eene groote menigte volles omring
de Hem, die vele zieken had medegevoerd, en
met vol vertrouwen op Zijne Almacht en Liefde
lien aan Zijne voeten nederlegde. Hij genas hen
allen, en het volk was buiten zich zelf van ver
bazing, toen het de genezanen in zijn midden
zag rondwandelen. Dewijl het volk drie dagen
achtereen aan de zijde van Jezus bleef, hadden
zij den medegenomen mondvoorraad opgeteerd,
en Jezus deed in Zijne Liefde een nieuw wonder,
door weinige brooden en visschen zoozeer te ver
menigvuldigen, dat vierduizend menschen vol
doende verzadigd werden en er nog veel over
bleef.
ZESDE ZONDAG NA PINKSTEREN.
I'Cs uit den brief van den H. Ajiostel Paulus
aan de Romeinen VI, 311.
Broeders! Zoovelen wij gedoopt zijn in Chris
tus Jezus, zijn wij in zijnen dood gedoopt. Door
den doop immers zijn wij met Hem mede begra
ven geworden in den dood, opdat, gelijk Chris
tus van de dooden verrezen is door de heerlijk
heid des Vaders, ook wij alzoo in nieuwheid van
leven wandelen. Immers, indien wij samenge-
wa&S'eii zijn door gelijkheid aan zijnen dood,
zullen wij het insgelijks zijn aan zijne verrijze
nis, dit wetende, dat onze oude monscli mede
gekruisigd is, opdat het lichaam der zond©
worde te niet gedaan, en wij der zonde niet meer
zouden dienstbaar zijn; want die gestorven is,
is van zonde ontslagen. Zijn wij nu met Christus
gestorven, wij gelooven diat wij gelijkerwijze ook
zullen leven met Christus, d>aar wij weten, dat
Christus, uit de dooden verrezen zijnde, niet
meer sterft; de dood zal geen heerschappij meer
voeren over Hem. W.ant dat Hij der zonde stierf,
Aan de Alwetendheid des Zaligmakers ont
snapte niets. Hij kende het verleden©, Hij zag
al hetgeen tegenwoordig was, en ook de toe
komst lag voor Hem open. „Ik heb, zeid© Hij,
medelijden met de schare, want zie, zij zijn nu
reeds drie dagen aanhoudend bij Mij." Hij wist
dus wat die mensehen voor Hem gedaan had
den. Die gedachte is voor iederen christen een
groote troost. God weet, en vergeet het niet,
hoe lang wij Hem dienen. Elk jaar, elk uur aan
Zijnen dienst gewijd, staan in Zijin geheugenis
opgeteekend, en Hij aal ze nimmer vergeten.
„Zij hebben niets te eten," vervolgde Jezus tot
Zijne apostelen, en toonde daardoor dat evenals
het verleden©, zoo ook het tegenwoordige Hem
bekend is. Hij wist alles, ofschoon niemand tot
Hem over de behoeften der scharen gesproken
had. Hij was ook de eerste, die ze aan de apos
telen bekend maakte. Zoo kan ook geen dienaar
des Hoeren zich in moeilijkheden bevinden, die
aan God onbekend zijn. Van uit den hemel ziet
Hij het lijden en strijden der Zijnen, niets blijft
Hem verborgen. Onze ellende, ons gebrek, onze
zwakheid en ziekte, de gevaren die ons geluk
bedreigen, alfes is Hem bekend.
Zijne Alwetendheid strekt zich ook uit tot de
toekomst. „Zij hebben niets te eten, zeide Jezus,
en zoo Ik hen ongespjjsd naar hunne huizen
laat gaan, zullen zij op den weg bezwijken, want
sommigen van hen zijn. van verre gekomen."
Jezus kende den gehealen toestand van die men-
schen, Hij voorspelde wat hun zou overkomen,
als Hij hen niet te hulp kwam, en Hij vormde
het plan om door een wonder aan hunne kwel
ling een einde te maken. Eveneens aal de he-
melsche Vader aan een ieder van ons steeds
uitkomst geven, als wij slechts op Hem ver
trouwen.
Jezus^ liefde werd tot medelijden bewogen,
toen Iifj zag dat het volk aan gebrek ten prooi
was, en dat medelijden zou niet onvruchtbaar
blijven. H(j had geestelijke werken van barm
hartigheid aan hen bewezen, nu zou Hij met
lichamelijke werken van barmhartigheid hen be
voorrechten.
Nadat Hij aan Zijne apostelen zoowel den
nood van het volk als de gevoelens van Zijn
Hart geopenbaard had, verklaarde Hij hun dat
Hij de menschen niet ongespijsd naar huis wilde
doen terugkeeren. Dan „van waar zal iemand
No. 15 uit de Leeuwerk.
Woerden van Muziek van
H. Knippenberg. Hub. Cuypars.
Wij willen de Maas die ons Zuiden besproeit
Doot plaatsen bezoomd zien, waar nijverheid
bloeit,
Door rijkdom omgeven en welyaartsgeüuk.
De Maas moet haar boei uit bevrijd van den
druk. (bis.)
Vrij ruischen haar watren door 't Zuidar gebied,
Dat niet meer de handel belemmerd zich ziet.
De mijn dient geopend met hak en houweel,
Haar schatten geworden ons Zuiden ten
deel. (bis.)
Wü willen de Maas hier met schepen bevracht,
Zien bloeien haar boorden in blijvolle pracht 1
De Maas moet haar bed uit, bevrijd van don.
druk,
Door rijkdom omgeven en welvaartegeluk. (bis.)
de gelagkamer zullen bijeenkomen, zooals ze
dat gewoon zijn.
De krant. Op eens viel het den compo
nist in, dat hij in bet geheel niet wist, wat
er al dien tijd was voorgevallen in de uit
gaande wereld, en hij besloot den leesavond
in de gelagkamer door te brengen.
Het werd avond. Voor en na kwamen do
boeren, met klompen aan, lange pijpen in
den mond, gebreide mutsen op, in de herberg,
en schaarde zich om een-ponde tafel. Het ge
heel werd verlicht door een gelen schijn van
een petroleumlamp, die aan de zoldering op
gehangen was.
De meester kwam. Nu begon men bier te
drinken en laudwijn, geperst uit de druiven,
die gegroeid waren op de hellingen der Al
pen daar ter plaatse. De pijpen werden aan
gestoken en de voorlezing begon.
De componist zat eerst aan een klein ta
feltje een weinig terzijde, maar weldra noo-
digde men hem uit plaats te nemen aan de
rondo tafel. Daar men niet wist, wie hij was,
ging dit zonder plichtplegingen, allereenvou
digst, en de componist was er zeer over ver
wonderd, te weten te komen, dat er menschen
op de wereld zijn, die een heelen avond voor
bij laten gaan, zonder over muziek te spre
ken, of iets dergelijks. Bij al dat gepraat, dat
hem in het begin boeide om het vreemde,
het nieuwe voor hem, maar allengs al "te
dwaas scheen, maakte de verzoeking zieh
van hem meester, en hij nam afscheid van
bet gezelschap, om naar bed te gaan. Ook de
boeren en de meester gingen weldra stil weg,
zooals zij gekomen waren, het hoofd vol van
hetgeen zij uit de krant vernomen hadden,
Verschillende punten in het Evangelie van j hen hier met brooden kunnen verzadigen in
i eene woestijn?" luidde de geenszins onredelijke
vraag der apostelen. Zij kenden geene middelen,
die dienen koinden ter afwering van het drei
gend gevaar, evenals wij dikwijls radeloos staan
tegenover moeilijkheden, die van alle kanten
oprijzen.
Het wonder door Jezus ten gunste van die
dezen Zondag vragen onze aandacht. Vooreerst
het treffend en voorbeeldig gedrag van die dui
zenden, die den Zaligmaker gevolgd waren. Zij
allen hadden zonder te denken aan de toekomst
Tiunne huizen verlaten. Zij waren van verre ge
komen, zoodiat zij zich door geen afstand, noch
door den bezwarenden toestand der wegen lieten
afschrikken. Zij volgden den Zaligmaker zon
der zïoh door het menschelijk opzicht te laten
tegenhouden. Het kwam niet bij hen op te vra
gen of de oversten des vol'ks misschien hun
gedrag zouden afkeuren. Zij volgden Jezus zon
der dat zij aan hun persoonlijke belangen dach
ten of zorgden voor een genoegzamen voorraad
van levemsbehoefden. Ook hunne volharding ver
dient allen lof; immers drie dagen lang aan
hoorden zij zonder onderbreking het onderricht
van den goddelijken Leermeester. Welk een be
schamend voorbeeld gaven zij aan ons christe
nen, die dikwijls zoo weinig er voor over hebben
om naar bet woord van God te luisteren, die zoo
spoedig moede zijn het te aanhooren, die zoo
dikwijls voorwendsels zoeken om ons er van te
ontslaan. Vervolgens wordien drie hoedanigbe
Een nog jeugdig, spoedig beroemd gewor
den componist, genoot eens de zomerkoelte
in een bekoorlijk, diep in 't gebergte gelegen
dorp, waar groote eenvoud heersokte, omdat1 maar waarin de componist minder belang
het nog zoo weinig bekend was aan wereld-bad gesteld, omdat bet te onbeduidend voor
reizigers. Een krant kwam er slechts allehem was.
acht dagen eens, en de eenige, die er zich op Nu lag het dorp in diepe rust.
geabonneerd had, was de schoolmeester, die' Den volgenden morgen was de jonge mu-
(lan 'savonds verscheen in de anders zoo stil- j sicus reeds vroeg wakker, want een statige
le herberg van het dorp, om er uit voor tehaan kraaide zijn morgenlied onder zijn ven-
lezen voor de oudere dorpsbewoners, die op' ster. Hij verliet dan bet bed, opende het raam
dien avond daar bijeenkwamen om bet ge-en zag naar buiten in bet liefelijke morgen-
wichtige nieuws te hooren. j landschap. Daar welden plotseling heerlijke
De waard, naar dorpsgebruik eenvoudig' melodiën van het geluk en den vrede van het
hij zijn voornaam, Hans, genoemd, deed nog landleven in hem op en hij greep naar papier
wel eens nu en dan een wondere vraag overen potlood. Zoo ontstond een zijner schoonste
hetgeen werd voorgelezen, en zoo ontsponklavierstukken, die het hedendaagseh pu-
zich op dien avond dan een woordenstrijd j bliek in verrukking brengen,
over staatkunde, een politieke tinnengieterij I Nu kleedde bij zich verder aan en ging naar
van zeker aanbelang, waar aan de luimige beneden.
In de danszaal van de herberg stond een
oud, met stof bedekt klavier, dat op Zon- en
schrijvers van schertsbladen zich verkneu
keld zouden hebben.
De beroemde, in bet dorp natuurlijk niet feestdagen de jeugd van hét dorp tot dansen
gekende componist woonde bij Hans, die eruitnoodigde.
zeer over verwonderd was, dat de vreemde j Thans liepen er meer geoefende vingers
beer nooit brieven kreeg. Doch deze had ge-1 over de toetsen. De componist speelde in be
zorgd, dat hem geen brieven, geen kranten,geestering de zoo juist op zijne kamer ge-
geen muziek zou toegezonden worden, om de 1 schreven nooten, dan eenige stukken uit Wo-
eenvoudige reden, dat hij ongestoord de stille j bers „Frcischutz" en uit Mozarts „Zauber-
natuur wenschte te genieten om zijn over- j flöté". Geruischloos was de deur opengo-
scharen gewrocht, is eene voorspelling van het-spannen zenuwen weer in orde te brengen, j gaan en de beide zonen van Hans, van acht»
geen de trouwe dienaren des Heeren van Zijne! De eerste acht dagen van zijn zalig niets- j tien- en twintigjarigen leeftijd, stonden luis-
G-oedheixi mogren verwachten. Zeven brooden en j doen bracht hij door op de weide, in het woud j terend in de deuropening. De musicus zag
en op de bergen, of wel aan den kant van dej vriendelijk om en vroeg:
berg-beek, en luisterde naar het ruischen en I Kent gij dat niet? Dat is van Mozart,
klateren van de watervallen. j van den grooten Mozart..
Spoedig verdween de bleeke kleur van het
eenige weinige vischjes werden, nadat Jezns ze
gezegend had, en den Vader gedankt had dat
Hem als mensch de macht gegeven was een
wonder te doen, in de handen der apostelen
welke die gave uitdeelden, zóó vermenigvuldigd
dat omtrent vierduizend menschen verzadigd
werden, en er nog overbleef. De Almacht Gods
is niet verminderd, en Zijne Liefde niet ver
koeld. Wat Jezus voor het Joodsche volk deed,
wil Hij altijd nog doen voor zijne trouwe leer
lingen, hen desnoods door een wonder helpen
in al hunne behoeften.
Laten wij dus uit hiet Evangelie van dezen
Zondag vooral leeren, alijd ons vertrouwen te
den van Jezus' Liefde ons in het Evangelie van j stellen op Hem die de zijnen nooit verlaat, dan
dezen Zondag geleerdzij kende den nood van zullen wij ook in alle moeilijke omstandigheden
die leerlingen, zij werd daardoor tot medelijden j Van ons leven Zijne hulp ondervinden,
bewogen, en zij voorzag er in.
gelaat van den zomergast, en ziju gezicht
kreeg een gezonden tint, frisch rood door
de zonnestralen met bruin vermengd, in de
oogen tintelde weer jeugdig vuur, en ein
delijk werd het den jongen musicus toch wel
wat eenzaam in de natuur. Zijne zenuwen
hadden weder hunne spankracht herkregen,
hij begon te verlangen naar omgang met
menschen, en haakte daarom naar verande
ring. Door de tusschenkomst van Hans zou
hij wel een gezelschap kunnen vinden, waar
bij hij zich zou kunnen aansluiten. De waard
zei hem dat heden, omdat het Zaterdag is,
de meester z'n krant heeft gekregen en 'dat
hij het blad hedenavond komt voorlezen,
waarom alle aanzienlijke dorpsgenooten in
De ge vraagden zetten verwonderde gezich
ten, en de oudste zeide zeer langzaam op
vragenden toon:
Mozart!
Gij weet niet wie Mozart is? De com
ponist was verschrokken. Weet gij wat van
Beethoven, Haydn en Gluck?
Geen antwoord.
Wel, wel, heb je nu van me leveni
En hij vond het verschrikkelijk, dat er
iemand was, die zoo iets niets wist.
's Middags gedurende den maaltijd vroeg
hij wederom aan de aan tafel zittende huis-
genooten hetzelfde. Niemand kende ook maar
slechts de namen. Toen steeg zijn verwonde
ring ten top, hij ging het dorp in en onder
vroeg de menschen, die hij ontmoette. En
DE MIS DER GELOOVIGEN.
Hoofdstuk I, De Offerande.
2. Gebeden tijdens de Offerande
Gedurende de Credo heeft de Diaken de cor
porale (linnen doek, waarop het Lichaam des
oeien tijdens het Misoffer rust) op het altaar
scbf Tieid' ®uk-diaken, omhangen mot een
van brood'6ed' bren'®'; eerbiedig de offergave
den wiju rfn' ®ev°l8d door een misdienaar met
teen met dee ,dla+ken biedt den Prester de pa-
vroeger veel gr°0"£® 6,rop aan' De Pateen was
lijke platte schotelJT h£T 6»
consecratie en uitbr°°dje3
brood op de pateen heef t -
Latijn: hostia -
dra het Lichaam van ChrlstuS) ons slacht_
°iter, worden.
De priester neemt uit de> handen van den
Diaken de pateen met hostie aan, heft ze jn de
hoogte, houdt de oogen een oogenblik gevestigd
°P het altaar kruis en slaat ze aanstonds nepr
°P de hostie. Hij wil als 't ware tot God ZOgg0u
lehier de offergave, beschouwt ze goedgunstig
Deo meo vivo, et vero,
pro innumerabilibus
pecoatis, et offensioni-
bus, et negligemtiis
meis, et pro omnibus
circumstantibus, sed
et pro omnibus fideli-
bus Christianis vivis
atque defunctis: ut
mihi, et illis proficiat
ad sal u tem in vitam
aeternam. Amen.
De priester noemt het brood hier reeds een
„vlekkelooze offerande". Om deze en meer an-
mijn levenden en wa-vragen gezuiverd te worden van alle vlek derqui humanitatis nos-
ren God, voor mijne zonde; want als het offer vlekkeloos is, moeten
ontelbare zonden, be- j ook de handen, die het aanraken, zuiver zijn.
leedigingen en nala- Vervolgens bidt hij voor de aanwezigen zonder
tigheden, en voor alle uitzondering en eindelijk voor de geheel© Kerk.
Hoe verheven is dit gebed! Waarom herhalen
wij het niet met den priester, evenals hij daar
door' gevoelens van nederigheid en vertrouwen
in ons hart opwekkend 1 Hoe kort het ook is,
wat al smeekiingen liggen er in opgesloten! Het
is alvermogend in den mond en het hart van
hem, die het stort in vereeniiging met Christus.
Na het uitspreken van dit gebed legt de pries
ter de hostie op het altaar, met de pateen een
aanwezigen, en tevens
voor alle christen ge-
loovigen, levenden en
dooden: opdat zij mij
en hun tot heil strak
ke ten eeuwigen leven.
Amen.
dere uitdrukkingen welke in de gebeden vóór de kruis over de corporale makend. Gelijk het
Consecratie voorkomen, wel te begrijpen, dient 't kruis het altaar was, waarop het ware Offer
men te bedenken, dat die gebeden slaan voor- i ter verlossing werd gebracht, zoo wordt ook
eei-3t op de stof van het offer, d. w. z. op het tijdens de Mis het offerbrood, dat straks zal
brood en den wijn, vervolgens op het Lichaam veranderd worden in het goddelijk Offerlam,
en Bloed van Jezus Christus, waarin zij weldra als 't ware op een kruis neergelegd.
zullen veranderd worden. Het gebed, dat de op
dracht van het brood en den wijn vergezelt,
heeft tot doel ze aan liet profaan gebruik te
Intusschen schenkt de Diaken den wijn in
den kelk en de sub-diaken voegt er eenige drup
pelen bij van het water, dat door den priester
van dit water en dezen
wijn deelachtig wor
den aan de Godheid
van Hem, die zich ge-
waardig-d heeft, aan
onze mensobheid deel
achtig te wordenJe
zus Christus, uw Zoon,
onze Heer, die met U
leeft en heerecht in de
eenheid des Heiligen
Geestes, God door alle
eeuwen der eeuwen.
Amen.
De wijn derhalve stelt de goddelijke natuur
voor, het water de menschelijike natuur.
Zoodra de kelk in gereedheid is gebracht,
biedt de diaken hem den priester aan en zegt
met hem het volgend gebed
trae fieri dignatus est
particeps, Jesus Chris
tus, Filius tuus Dol-
minus noster: Qui te
cum vivit et regmat in
unitate Spiritus Sanc-
ti Deusper omnia
saecula saeculorum.
Amen.
A aar onmiddellijk daarna slaat hij de oogen
beer, want hij gaat in ootmoed bekennen, dat
U zondaar is. Inderdaad, terwijl hij pateen en j
gebed tt>n llemel verheft, spreekt hij het volgend j
Suscipe, sa net e P, i i -i-
W, omnipotons ae f Aa»™ard heilige
Deus, banc inC" Z r
«ulatam Hostiam ^Tlg° 01>
9»ara ego in,dignlls fa' !;ov1"kfe offerande, die
aar- opdraag aaa TT.
onttrekken; het is in zekeren zin een eerstegezegend wordt. Deze vermenging van het
heiliging of wijding, waardoor zij Gode aan- water en den wijn is een der oudste ceremoniën
genaam worden. Maar met zijn gedachten gaatvan liet Misoffer. Men wilde bet voorbeeld vol
de priester nog verderhij denkt aan het slacht-J gen van Jezus Christus, die een kelk zou ge-
joffer, aan de H. Hostie, die na de Consecratie consacreerd hebben, waarin naar Joodsoh ge-
op het altaar aanwezig zal zijn. Zóó laat hetbruik een weinig water was. Deze overlevering
zich verklaren, dat de Kerk in de Misgeheden j vindt hare verdedigers reeds in de Kerkvaders
vóór de Consecratie uitdrukkingen gebruikt i der eerste eeuwen, in den H. Justinus, den H.
(zooals: vlekkelooze offerande, kelk des heils, Ireneus, den II. Cyprianus als ook in de Kerk-
heilige offergaven enz.), welke strikt genomenvergaderingen, vooral in dat van Trente. Ande-
slechts betrekking kunnen hebben op liet ren meenen, dat het water en de wij:n het bloed
Lichaam en Bloed des Heeren. j en bet water verbeelden, dat bij de doorboring
Tot aan de elfde eeuw bad de Itomeansche met de lans uit Jezus' zijde vloeide. De eigen-
Kerk bij de offerande geen ander gebed dan de lijke beteekenis evenwel kunnen wij opdiepen
Secret a, het S t i 1-g ebe d, waarover later.uit liet gebed, dat de priester onder het zegenen
Gudiijds geschiedde de opdracht in stilte. Uit'van het water uitspreekt:
Offerimus tibi, Do-
mine, calicem salufca-
ris, tuam deprecantes
dementiamut in con-
spectu diivimae majes-
tatis tuae, pro nostra,
et totius mundi salute
cum odor© suavitatis
ascendat. Amen.
het Moza.rabische missaal nam do Ilomeinsche Deus, qui humanae
Kerk het gebed Suscipe en de drie volgende substantiae dignitatem
over. j mirabiliter condidisti,
Al aanstonds ziet men uit dit gebed, d.at ons ot mirabilius refor-
offer wordt opgedragen niet aan Heiligen of .masti: da nobis per
aan eenig schepsel, maar alleen aan den oncin-j hujus aquae et vini
dïgen God. De priester, doordrongen van zijn mysterium, ejus divi-
niet-waarditrliéid. moet eerst voor zich zelf nitatis esse consqrt.es.
God, die de waardig
heid der menschelijk©
natuur op eene won
derbare wijze gescha
pen, en op eene nog
Wij offeren U, o
Heer, den kelk des
heils op, en smeeken
uwe goedertierenheid:
dat hij voor het aan
schijn uwex goddelijke
majesteit, tot ons
heil en diat dei geheel©
wereld, in geur van
zoetheid moge opstij
gen. Amen.
Gedurende dit gebed houdt de priester de
oogen op het altaar kruis gericht. De diaken
ondersteunt den kelk en bidt het gebed mede.
Ziehier de reden: vroeger bediende men zich
van zware kelken; sommige wogen 30, 40 en 50
pond. Zij moesten van veel grooter omvang zijn
dan de onze, wijl eertijds ook de leeken de H.
Communie onder twee gedaanten ontvingen.
Onder het vormen van een kruis zet de pries
ter den kelk op het altaar neer, op dezelfde
manier en om dezelfde reden zooals bij de pateen
met de hostie. Tot aan de 15e eeuw stonden
beide op één lijn, zooals nu nog in de Griekscbe
Kerk gebruikelijk is. Vervolgens om te beletten,
meer wonderbare wij- dat er iets onbehoorlijks in de kelk zou vallen,
ze hersteld hebt: laatbijv. stof, een insect, een schilfer van het pla-
ons door het geheim fond enz., bedekt de Diaken hem met de p a 1 la,
d.i. een vierkant stuk stijf linnen, dat oorspron
kelijk één geheel uitmaakte met den oorporaal.
Ten slotte ontvangt de Sub-diaken de pateen
uit de handen van de Diaken. Hij bedekt ze met
het uiteinde van het schouderkleed, waarin da
hij omhangen is en gaat daarna achter den
priester aan den voet des altaars staau, tot aaa
het Paternoster de pateen ter hoogte van
de oogen opgeheven houden. Deze laatste cere
monie vraagt een nadere verklaring.
Tot aan de 6e eeuw werden zoowel de kelk
als de pateen gedurende de gebeele Mis voort
durend gebruikt. Het eucharistisch brood werd
op de pateen niet slechts geconsacreerd en ge
broken, maar ook bewaard. Later kwam de
corporaal in zwang en deed na de Offerande
de pateen alleen dienst op het oogenblik, dat
de H. Hostie na het Pater noster gebro
ken wordt. Welnu, in de oude liturgie was men
er steeds op uit alleen de strikt noodzakelijk©
voorwerpen op het altaar te hebben; de groot»
pateenen waren daarenboven den priester' aan
't altaar ook hinderlijk. Daarom liet men nu
den Sub-diaken, wijl hij tot aan de Communie
toch geen ander dienetwerk te verrichten had,
de pateen vasthouden. Vroeger geschiedde dit
door een acoliet, een geestelijke van minderen
rang, die, wijl hij de gewijde vaten niet mochl
aanraken, de haind met een doek omwonden
hield. Dit gebruik nu bleef bestaan ook, toen d»
Sub-diaken in zijn plaats trad. Hij houdt d«
pateen een weinig opgeheven, wijl hij, met da
linkerhand den rechterarm ondersteunend, op
deze wijze een gemakkelijker houding kan aan
nemen. Op Goeden Vrijdag en in de missen der
overledenen blijft de pateen op het altaar lig'
genwij hebben het reeds gezegddeze officies
hebben met meer getrouwheid den eenvoud der
oorspronkelijike liturgie bewaard.
(Wordt vervolgd.)