- S^^SEfasaffssas;
d ta&i- SS
SS SSSSTb-JTiSim W
Een handige Bedrieger.
Zijn untvettlmjskuM'
li
natuurlijk muskietengalas.
„Hjet Hotelbed rijf."
een boeken-maniak.
of hoe ijverig onze vriend lansen de
voorschriften van zijn dokter opvolgde
t
DONDERDAG 18 JULI 1912
No. 7883
BIJLAGE VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURAKT
Baar
F du-
Billen
Bidige
Rallen
ein-
.n het
ponen,
'lfiolte.
den. Er zjjln verschillende planton. 'die een
geur afgeven, Idlie de insecten verjaagt. Zoo
bijv. de ricinusplapt en reseda,.
Ook een boeoh vergch geplukte notenblai-
deren bewijst goeden dienst. Er zijn echter
nog andere manieren. Bijv. het bestrijken der
plaatsen, wiajar de vliegen het meest voorko
men, met uiensap of een aftreksel van sasso-
fras. Een liter sterk extract van quassi of
bitterhout, vermengd met een ons suiker en
een half ons zwatte peper moot ook goed©
diensten bewijzen, evenals de volgende re
cepten
a. meng eelt' theelepel zwairte peper met
twee theol. bruine s|uik:er en een theel. room
doiolreen en verdeel dit op bakjes, wtalar de
meeste vliegen zijn
b. los 8 gram extratet van k'waSsia op in
een kwaït liter kokend waiter, waar jwlait
stroop of suiker a|an is toogevtoegjd- Dit mid
del is onschadelijk vtoor kinderen of huds-
delolie ópjn op oen ondaepen schotel
va,ter. Het resufL -hal/ '^©lepeltje laVen-
in de kamer, wa^d'oT,^,Spons met
hSen m W vf> «jd tot tijwhti-
b<!is?nwaarvan detw™^ ^'enliefheE
weest He-nn' T> i j 10 S®waagt, is ge-
den der aebïri'U^ e omstreeks het mid-
en dïl achttiende eeuw 'te Darijs leefd©
Hij zelfVWM1 ©azfeae ouders afslaande,
voIIa k n J^dde ook onderscheidene eer-
zeer geacht en t, -jnge.ii was hp
fierder voldoen, daar hij na lnnoWi
a,a,n zijn zoon te hebben' overgedra
meer om handen had. Van t
zpn eenige bezigheid in het
hen. Hij was een geregeld
antiquairen en handela
waar hij ten slotte va
maat om daarmee 1}
wat -tegen honde
te koopen.
Zijn vijf b
merhand mj
rolgeprop
leen fol'
laarva
bezwj
li
VOOR DE HUISKAMER
„Goeden avond, mijnheer!*1
toestand van uw grootvader is veel der andere bij kleermakers Smits en Blaker,
erger. Hij wil zijn testament niet veranderen j wien hij betaalde met een bankbriefje waarop
vóór bij u ziet. Kom onmiddellijk. aan de rugzijde de handteekening stond va»
Hij pakte haastig zijn koffer. Enkele* uren den heer Meijer. De man die hem mét dat barnk-
De bankier Willem Meijer richtte het hoofd zou<j€n nu over zijn lot beslissen hem maken briefje betaalde en bet kantoor van den ver
van zijn schrijfbureau op. Hij was ©enigszins 1 tot <jeil erfgenaam van een fortuin, dat hem j moord© op zoo'n kat uur verliet zijt gij."
- J - --1~f „Ik zal u nu juist vertellen, hoe ik mijn tijd
doorbracht en u mijn geheelen toestand bloot
klanten meer. De laatste klerk bad juist bet misschi©n vandaag of morgen zou noodzaken leggen," zei Henri, en hij deed zulks in zoo
gebouw verlaten, doch de oude bankier was op J oin zjju brood te gaan bedelen,
het kantoor gebleven om zijn boeken af te, jjy nam een spoorboekje, zocht er den trein
nit, stak een sigaret op en ging weg.
.Pardon mijnbeer, mag ik even wat vuur
sluiten.
De nieuwe bezoeker was een goed gebouwd,
slank, maar slecht gekleed jongmensch. Hij
was binnengekomen toen de klerk de deur uit
ging.
„Ik was al bang, dat ik te laat zou zijn,
zei de bezoeker, wiens uitspraak meer overeen
kwam met zijn aristocratisch gelaat dan zijn
bleeding zulks deed.
„Waarmee kan ik n van dienst zijn?" vroeg
mijnheer Meijer, zonder op te staan. „Ik verzoek
n echter 'haast te maken, mijnheer Henri, want
ik wilde juist weggaan."
„Ik aal 't u in een paar woorden, vertellen,"
antwoordde de jonge man. „Ik kwam u verzoe
ken mij 25000 francs te leemen."
Meijer mm het jongmensch van het hoofd
tot do voeten eip.
„En welke -waarborgen V vnoeg hij kortaf.
„."Mijn vooruitzichtenZoo als gij weet ben ilk
de neef en de vermoedelijke erfgenaam van ba
ron Bergersma. Ik ben zpn naaste bloedver
want."
Meijer lachte sarcastisch.
„Wijnbeer Henri, gij -weet zeer goed, dat gij
■riet geheel de -waarheid spreekt. Ik weet nit
particuliere bron, dat baron Bergersma heeft
gezworen u geen eent meer te geven en gij zult
me zeker wei toegeven dat goed ben inge
licht."
Het gelaat van den jongman veranderde met
in het minst.
„De reden, waarom ik bq u kom, zei Kjj, „is
de vriendschap die uw zwager, mijn grootva
ders notaris, voor mij gevoelt. Hier hebt ge een
brief, dien hij mij heeft geschreven.*
De brief luidde als volgt:
„Waarde heer Henri, 't Doet me genoegen
dat ik u eindelijk weer eens een vriendelijk
woord kan zenden. Uw grootvader, wiens ge
zondheidstoestand zeer verslechterd is, wenscht
u vóór zijn dood te zien en te zegenen. Ik raad
u aan zoo spoedig mogelijk te komen.
„Uw oude vriend Bernard Jansen."
„Ja, dat is de handteekening van mijn zwa
ger," zei Meijer, nadat hij den brief had gelezen.
„En ook mijn beste vriend," vervolgde Henri.
„Als ge de positie kendet, wiaarin ik nn ver
keer, zoudt ge mij zeker helpen."
„Waarom verlangt gij dien steum van mij
„Juist omdat ik naar mijn grootvader wilde
gaan en geld noo-dig heb voor de" reis en om
eenige rekeningen te betalen."
„Nu, enfin, ik riskeer zoo nu en dan wel
eens wat."
„Pardon," oiruderbnak het jongmensch den
bankier; „ik hoor iets in de naburige kamer."
„Gij moet u vergist hebben," zei de bankier
nadat bij -was gaan zien. „Er is niemand. Laten
wij nu onze zaken afhandelen."
„Dus ge stemt toe," zei de jonkman lachend,
„Hoeveel kunt ge mij geven?"
„Ik ban u slechts 1600 frank leenen," ant
woordde Meijer, terwijl hij naar zijn kas ging.
„Goed, geef me dat dan maar," zei de jonge
man, „en schrijf een kwitantie."
Den volgenden avond was Henri een geheel
andere man. Hij had den geheelen dag geloopen
en een aangename taak verricht, zijn rekenin
gen betaald en zich in een nieuw costuum ge
stoken. 's Avonds om zes uur ontving hij van
zijn notaris het volgende "telegram:
van u?
't Was een in onooglijke kleeren gestoken
man, die Henri vlak bij zijn woning aanhield.
Doch de armoede, die Henri zelf maar al te wel
gevoeld had, had hem voorkomend gemaakt
voor anderen. Hij bleef aanstonds staan en gaf
den man wat hij vroeg.
„Een séhoone avond," merkte de vreemde
ling op, terwijl hij naast mijnheer Henri voort-
wandelde.
„Ja," antwoordde deze. „Goeden dag."
Hij bereikte het station juist -in tijde en wilde
binnengaan toen de man hem aanhield.
„Wacht een oogenhlik, mijnbeer.*
„Nu wat -is er?"
weinig mogelijk woorden.
„Het spijt mij waarlijk voor u," zei de m|an,
die zeer veel belang scheen te stellen, in den
toestand van het jongmensch.
„Waarom kunt. ge mij dan niet helpen?"
„Ik zie niet in, hoe ik dat zou kunnen."
„Laat mij drie dag-en vrij. Na dien tijd keer
ik terug, en meld mij bij u aan. I'k zweer het.
Als ik met mijn grootvader verzoend ben, zal
ik niets meer te vreezen heben. Gij schudt het
hoofd! Zie," zei Henri, overredend. „Hier is
mjjn beurs. Neem .alles wat er in ie en laat mij
slechts zooveel als ik voor mijn reis noodig
heb. De rest behoort u, en ik beloof mij binnen
drie dagen weer bij u aan te melden. Het is
zeer weinig, dat ik u kan aanbieden, doch zoo-
dra ik in bet bezit der erfenis zal komen, zal
ik u, zweer ik, goed beloonen."
„inu war ns er: „Maar als ik mij nu eens door medeh^ien
„Niets, mijnheer Henri Merton, dan dat ge j met u Met overhalen, zie ik nog niet in hoe ik
aangehouden zijt. Ik ben inspecteur van politieu zou kunnen helpen," zei de politieman. „Ik
en 't spijt mij u te zeggen, dat ge u als mjjnzal u niet verriadlen, maar overal heeft de pofi-
gevamgene moet beschouwen." 1 tie uw signalement. Als ik u vrij laat gaan,
„Gij houdt mij aan?" j zult gij toch in hun handen vallen. Dat blijft
„Ja, wegens moord op WiBem Meijer, giste-dus 't zelfde."
renavond op zijin kantoor." „Ja, maar kan. ik mij niet vermemmem Ik
„Wegens moordi," stamelden de bevende lip- wil alles doen wat gij wilt, maar ik smeek u,
pen van den jongman.
„Ja, maar laat -ons g»an anders zullen we
aanstonds omringd zijn door een menigte Voor
bijgangers. Misschien neemt ge liever een rij
tuig?"
„Miaar, mijn waaide beer, ik ben beslist on
schuldig."
„Ik hoop het mijnbeer maar dat gaat mij
niet aan."
„Gij zult zoo aanstonds dit bewijs hebben
te leveren."
„Maar ik moet onmiddellijfc weg."
Deze opmerking scheen zoo humoristisch dat
de politieman in lachen uitbarstte, wat echter
alles behalve geruststellend was voor onzen jon
gen vriend. De gebeele kwestie zou natuurlijk
spoedig opgehelderd worden, daaraan twijfelde
hij niet maar als hij niet onmiddellijk vertrok,
zou hij de gelegenheid missen zich met zijn
vertoornden grootvader te verzoenen.
Als ik hem niet voor zijn dood zie, zal ik
een hopelooze hedelaaT blijven, dacht de jonge
man die reeds te veel armoede had geleden om
dit vooruitzicht niet met schrik te overwegen.
„Kom mee, naar mijn woning. Laat me even
laat me gaan."
„MaaT hoe kunt ge u verm'OTtrmem P* vroeg
de detective.
Henri had een gelukkigen inval
„Laat ons van kleeren verwisselen."
„Het is een uitmuntend denkbeeld, zei 3©
detective, „maar ma-g ik u even opmerkzaam
maken op het verschil dat er is tusschen mijn
oude kleeren en de uwe, welke juist gekocht
zijn."
„Wat zou 't? Het moet tot eiken prijs. Gij
verkleedt n dan thuis wel weer."
Tien minuten later had Henri, in 't scha
mele pak van den detective gekleed-, pi'low-
bro-ek, zwarte jas en pet, de straat bereikt en
sprong in een rijtuig, terwijl zijn beschermer
in bet nieuwe kostuum een andere richting
nam.
„Gelukkig heb ik een ander kostuum in mijn
koffer," zei de jonge man -tot zichzelf, terwijl
hij zijn armoedige kleeren bekeek.
Deze gelukkige ontkoming had hem nieuwen
moed gegevenhij dacht aan niets meer dan.
aan zijn stervenden grootvader.
Hij bereikte bet station en haastte zich zijn
met u spreken," zei hij, toen hij zag dat de kaartje te nemen en een knant te koopen, om
voorbijgangers hem in de gaten kregen. de bijzonderheden van den vreemden moord te
De politieman volgde hem onwillig naar zijn lezen. Nauwelijks had hij zijn koffer in de
schamele woning en nam daar, zonder eenigecoupé geworpen of de trein vertrok,
uitnoodiging te ontvtangen plaats op den een-i-1 Eindelijk, mompelde hij, terwijl hij in een
gen stoel, die er in het ellendige vertrek tevan de hoeken plaats nam.
vinden was. I Hij keek nog even het raampje uit, doch ont-
„Zeg mij nu eens wat dat alles beteekent," j stelde toen hevig, als ware iemand, die op hert
vroeg Henri, die nieuwsgierig was om alles teperron stond, een geest geweest,
vernemen en naar een middel zocht om toch Die persoon was Willem Meijer, de vermoor-
zijn reis te kunnen voortzetten. 1 de bankier
De politieman ging koel verder: Terwijl de trein -voortreed, staroogde de jon-
„Dezen morgen toen de klerk van den heer ge man den bankier nadaarna nam hij vlug
Meijer op bet kantoor kwam, vond hij zijn pa- de kramt.
troon dood in een stoel zitten. Men had hem j „Ik zal spoedig weten wat er van de mis-
een kogel door bet hart gejaagd. De politie daad waar is," riep hij uit.
werd onmiddellijk gewaarschuwd en stelde een j Hij keek de krant door, doch kon geen woord
onderzoek in, waarbij ik tegenwoordig was. Wij over de misdaad vinden. Een ander bericht trok
vernamen, dat gisteravond den avond van
de misdaad een persoon op een zeer laat
uur het kantoor van den bankier had verlaten.
Ik liet dien persoon nagaan en vernam dat hij
becb-u verscheidene inkoooen had gedaan, on
echter zijn aandacht. Het was het uitloven van
een belooning, door de politie voor hem, die
inlichtingen kon verschaffen, welke ledden zou
den tot aanhouding van een avonturier, die
sinds eenigen tijd met de grootste brutalibedt