der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Liturgische Wegwijzer. Verklaring der Sekeden en Ceremo niën tener plechtige il. Mis. GF.100FSVERDEDIGING. De H. Familie en de Mannen ^fdeeling van Voor Eer en Deugd. EEN LIEU PER WEEK. WILHELMUS. Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl. Courant" van 24 Augustus. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). knip dit uit Evangeiieverklaring. X. FEUILLETON. DE OFFICIEELE KERKLIJST en leg het in uw Mis- en Vesperboek. Verklaring: A.B.=Aanhangsel voor derlandsche Bisdommen. A.F.=Aanhangsel voor de Orde der Franciscanen. Zondag 25 Augustus. 13e Zondag na Pinkste ren, blz. 909; 2e Gebed van den H. Gre- gorins, 122 A.B. en 215; 3e Geb. A cunctis, blz 103. Groenm., Kiev, en Vels.s II. Lodewfik, Koning van Frankrijk, Belij der en Patroon der Derde Orde, blz. (.166); 2e Gebed en laatste Evangelie van den Zondag, blz. 909. IJmuiden: H. Grego- rius, Bisschop en Bel., blz. 122 A.B. 215; 2e Gebed en laatste Evangelie, blz. 909. Maandag 26 Augustus. H. LODEWIJK, Ko ning van Frankrijk, Belijder, blz. 1351 en 227 2e Gebed van den H. Zepherinus, Paus en Martelaar, blz. 1352 en 175; 3e Gebed A cunctis, blz. 103. Naar keuze T "ft „uk: Mis der H.H. Engelen, urz. J.4&5. Groenm. en Kiev.; De Zeven Vreugden der H. Maagd Maria, blz. (30); 2e Gebed van den H. Hyacinthus, blz. 227; in de stille Missen 3e Gebed van den H. Zephe rinus, blz. 1352 en 175. Credo, Praefatie der H. Maagd. blz. 99. Veis.: H. Hya cinthus, blz. 227. «lx» Dinsdag 27 Augustus. H. JOZEF CALA- SANCTIUS, Belijder, blz. 1352. Groenm. en Kiev.: 2e Gebed van den Z. Timotheus, blz. 227. mTrTO Woensdag 28 Augustus. H. AUGUSTINLS, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar, blz. 1354 en 222; 2e Gebed van den H. Hermes, Martelaar, blz. 1354. Credo. Donderdag 29 Augustus. Onthoofding van den H. Joannes den Dooper, blz. 1356; 2e Ge bed van de H. Sabina, Martelares, blz. 1356. Vrijdag 30 Augustus. H. ROSA VAN LIMA, ging Hij door het midden van Samaria en Ga- lilea. En als Hij zeker vlek binnenging, kwa men Hem tien melaatsehe mannen te gemoet, die van verre bleven staan en hunne stem ver hieven, zeggendeJesus, Meesterontferm XI onzer! Toen Hij hen nu zag, zeitle HijGaat en vertoont u aan de priesters! En het geschiedde de Ne- ^'at terwijl zij gingen, gereinigd werden. Een nu van hen keerde, zoödra hij zag dat hij gereinigd was, terug, God t: beerlijkend met luide stem; en dankzeggend viel hij voor zijne voeten op zijn aangezicht neder; en deze was een Samaritaan. Jesus nu antwoordde en reidezijn niet de tien gereinigd gew.vrden? en vaar zijn de negen? Er is niemand gevonden, die terug keerde en eer gaf aan God, behalve deze vreem deling. En tot hem sprak Hij: Sta op, ga! want uw geloof heeft u behouden. 13e ZONDAG NA PINKSTEREN. Het was de laatste reis des Zaligmakers, die in het Evangelie van dezen Zondag beschreven wordt. Jezus trok over Ephraim, door eene landstreek die tusschen Galilea en Samaria lag, naar Jerusalem. Toen Hij zeker vlek binnentrad, kwamen Hem tien melaatsehen tegemoet, waar van negen Galileërs en een Samaritaan was. De gemeenschap in het ongeluk had die uit de maatschappij verbannenen samengebracht. Zoo als het schijnt, ontmoetten zij den god del ij ken Geneesheer bij toeval; dat zij evenwel reeds van Jesus Goedheid en Wondermacht gehoord had den, bewijst hun met eerbied en vertrouwen uitgesproken gebed. „Jesus, Meester! ontferm U onzer." Die bede werd verhoord. Hij verwees hun tot het bevoegde gezag, daardoor te ken- nen gevende, dat zij genezen zouden zijn vóór dat zij zich aan de priesters vertoonden. En zoo geschiedde het ook. Voordat zij den tempel of de woning der priesters bereikt hadden, waren allen genezen. Slechts één, de Samaritaan, voelde zich door dankbaarheid gedreven tot Maagd, blz. 1360; 2e Gebed van de H.H. jegus terug te keeren, om Hem zijn dank te be- Felix en Adauctus, blz. 1360. t i -ï u-'- Zaterdag 31 Augustus. H. RAYMUNDUS I tl,1*en-011 Je^s prees den genezene, terwijl Hy NONNATUS, Belijder, blz. 1361 en 227. een sohcrl>e berisping over de negen anderen Voorbout: Octaafdag van den H. Bartlio- I deed hooren. Allerduidelijkst is, dat Jesus ons lomeus. Apostel, blz. 1348 en 1050. N.B. De aangegeven bladzijden verwijzen naar bet Mis- en Vesperboek (uitgave Deselée). In iedere Mis bidde men van blz. 71—94, waar zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis". DERTIENDE ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit ilen brief van den H. Apostel Paulus aan de Galaten; III, 1622. Broeders! l)e beloften zijn toegezegd gewor den aan Abraham en zijnen Nakomeling. Niet(P'i°ht- herinnerd, zegt Zij: En aan uwe nakomelingen, als van schitterende voorbeelden daarvan voor oogen ge velen; maar als van éénen: en aan uwen Na- steld. Zoo beveelt, om slechts een enkele ver komeling; en deze is Christus. Dit nu zeg ik; maning in herinnering te brengen, de H. Pau hier wil leeren, hoe dankbaarheid voor ont vangen weldaden een eerste plicht voor iederen mensch is. Dit leert ons de natuur, de rede en de openbaring. Reeds het dier to-ont zich dankbaar voor ontvangen weldaden, voor voedsel en ver zorging. Ook de heidenen, die Gods openbaring niet kenden, zij erkenden in het licht van hun na tuurlijke rede alleen, dat dankbaarheid plicht is, en zoolang zij niet tot het diepste zedobe- derf waren afgezonden, werd de-vervulling van dien plicht onderhouden. Eindelijk in de H. Schriftuur worden wij voortdurend aan dien en worden ons talrijke en een door God bekrachtigd Verbond wordt door de Wet, die vierhonderd en dertig jaren later gegeven werd, niet krachteloos gemaakt, zoedat de belofte te niet gedaan zou worden. Immers, zoo de erfenis uit de Wet is, dan is zij niet meer uit belofte; en toch heeft God ze aan Abraham door belofte geschonken. Waartoe is dan de Wet? Om wille der overtredingen is zij gegeven, totdat de Nakomeling, aan wien Hij de belofte gedaan had, komen zou; en zij werd verordend door engelen in de hand eens midde laars. Een middelaar nu is het niet van éénen; God echter is één. Is de Wet dan in strijd met Gods beloften? Dat zij verre! Want indien de lus aan de Ephesiërs, dat zij „God den Vader altijd zouden danken voor alles in den Naam des Heeren Jesus Christus." Toen van de tien genezenen van het Evan gelie slechts één enkele terugkeerde, zeide Jesus: „Zijn niet de tien gereinigd geworden? En de negen anderen, waar zijn zij Jesus wist zeer goed dat zij aoht-erbleven uit onverschillig heid, maar luid, omdat het door alle volgende eeuwen moest gehoord worden, wilde Jesus Zijne verontwaardiging over hunne ondank baarheid uiten. Zij hadden die berisping ten volle verdiend, daar zij na het ontvangen van zulk een over groot e weldaad er niet eens aan Wet gegeven ware, als die in staat was levend dachten hun Weldoener te bedanken. Zij zijn te maken, dan zou de gerechtigheid waarlijk uit de Wet zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, opdat aan hen die ge- looven de belofte zou gegeven worden uit het geloof in Jezus Christus. Evangelie^ volgens den H. Lucas; XVII, 1119. In dien tijd, toen Jesus naar Jeruzalem 'trok, echter de eenigen niet over wier te kortkoming God Zich te beklagen heeft. Hoeveel Christenen, die de grootste weldaden naar de ziel en lichaam van God ontvangen hebben, verzuimen niet Hem den daarvoor verschuldigden dank te brengen. Ja in plaats van dank te breugen, maken zij zelfs van de ontvangen weldaden, aardsche goederen, gezondheid, geestesgaven, misbruik om Hom juiistt daardoor te beleediigen. j reeds bij het Joodsche vo-lik, een algemeen ge- Dat is toch zeker het toppunt van ondankbaar- bruik is geweest. heid. Of zulke ondankbaren nog aanspraak kunnen maken op nieuwe weldaden? Ieder rechtschapen mensch zal deze vraag aanstqnds ontkennend beantwoorden. De H. Bernardus zegt ons„niets mishaagt aan God zoozeer als de ondankbaarheid," en dus zal de straf daar voor niet uitblijven, waar zoo grootelijks mis daan wordt. Daarom vervolgt de H. Bernardus: „de ondankbaarheid is de vijand der ziel, zij vernietigt de verworven verdiensten, zij is de ondergang der deugden, en doet de weldaden verliezen die reeds ontvangen waren." Een veel verkwikkelijker tafereel dan de ondankbaarheid der negen Israëlieten, geeft ons de dankbaar heid Van den éénen Samaritaan te genieten. „Als hij zag dat hij gereinigd was, keerde hij terug, met luider stem God verheerlijkheid. En hij viel op zijn aangezicht „voor Jesus' voeten, Hem bedankende." Hij is een treffend voor beeld van diep gevoelde dankbaarheid^ eerstens om den spoed dien hij maakte. Nauwelijks ziet hij dat de teekenen der melaatsohheid van zijn lichaam verdwenen zijn, of hij is reeds op weg terug naar den Zaligmaker. Van dralen of uit stellen is bij liem geen sprake. De eerste ge dachte, die bij hem opkomt, is zij.n Weldoener te gaan bedanken. En niet in zijn hart bleven die gevoelens besloten, hij hield onderweg niet op Gods weldaden met luider 6temme aan ieder te verkondigen. En toen hij zijn goddelyken Weldoener gevonden had, kon zijn mond ter nauwernood eenige woorden van dank uitbren gen, maar zijn diep nederige houding getuigt wat er omgaat in zijn hart. „Hij viel op zijn aangezicht voor Jesus' voeten neder Hem be dankende." Hij erkende alzoo, dat een wonder aan hem geschied en Jesus Zijn Weldoener was. Hij dacht minder aan zijn eigen geluk, dan aan zijn plicht van dankbaarheid. Hij loofde God en wierp zich aan Jesus voeten neder om zich aan Zijn dienst te wijten. Treffend voor beeld van diep gevoelde dankbaarheid, en ons aller navolging waardig. Wij die dagelijks van God nog veel grdoter weldaden ontvangen dan de van zijn melaatsohheid genezen Samaritaan, die dagelijks door God>s Goedheid v-an de zonde, die melaatschheid der ziel genezen en gereinigd worden, wij hebben nog veel meer reden om Gode dankbaar te zijn. En gelijk de ondank baarheid ons schadelijk en verderflijk is, zoo is de dankbaarheid ons nuttig en heilzaam. Door de dankbaarheid toch zullen wij ons steeds nieuwe en groot-ere weldaden waardig mia-ken, zooals de godvruchtige Thomas a Kempis ons zegt „Weest dankbaar voor het geringste, en gij zult waardig 'bevonden worden dat u grootere gaven gegeven worden." Laat dat de les zijn die on,s door het Evan gelie van dezen Zondag gegeven wordt, dat wij voor iedere weldaad, die wij van'God ontvangen, vooral voor de allergrootste weldaad dat Hij ons zoo dikwijls van onze zonden gereinigd heeft, Hem onzen dank betuigen, dan zullen wij steeds grootere weldaden van Hem ontvangen, en vooral die allergrootste, dat wij eens in het tijk Zijner heerlijkheid worden opgenomen. Moeten wij voer de afgestorvenen bidden? In ons vorig artikel hebben wij behandeld de vraag, of er een Vagevuur bestaat en wij zagen dat het antwoord hierop bevestigend moet luiden, zooals blijkt uit verschillende plaatsen van de II. Schrift en de overlevering. Wij haalden als bewijs reeds eenige teksten van Kerkelijke schrijvers aan, welke bewijzen wij thans nog eenigszlns zullen aanvullen en wat nader toelichten. Het is ons alreeds duidelijk geworden dat het bidden voor de zieken der afgestorvenen geen uitvinding is uit lateren tijd, maar diat dit ten allen tijde, van het begin der Kerk af en ook Bij de bewijzen uit de H. Schrift en de teksten der Kervaders en Kerkelijke schrijvers, willen wy thans nog voegen hetgeen ons betreffende dit punt geleerd wordt door de verschillende Liturgieën van de H. Kerk. Een Liturgie is „een bepaalde wijze van eere- dienst, die de voorgeschreven gebeden der Kerk bevat." Naar de apostelen, diie deze Liturgieën heb ben samengesteld, onderscheidt men die van den H. Jacobus, door wien de Kerk van Jeruzalem gesticht werd, van den H. Marcus, die de Kerk van Alexandrië stichtte; en die van den H. Pe trus, den plaatsbekleeder van Christus en den grondvester van de Kerik van Rome. Naast deze hebben wij nog de Liturgieën van den H. Basilius en den H. Joannes Chrysstomus. Nu is het wel opmerkelijk, dat deze verschil lende Liturgieën, die alle thans nog bestaan en gebruikt worden; verschillende gebeden voor de overledenen bevatten. Het is ook wel eigenaardig na te gaan, hoe verschillende kettersche sekten, die zich in den loop der eeuwen van de Katholieke Kerk heb ben afgescheiden, omdat zij sommige geloofs punten niet willen aannemen, toch de oude Li turgieën hebben behouden en dus ook de daarin voorkomende gebeden voor de overledenen, die, zooals Kard. Gibbons zegt, bijna woordelijk overeenkomen met de gebeden van het Romein- sche Missaal: „Gedenk, o Heer, uwe dienaren en dienaressen, die ons met het toeken des ge- loofs zijn voorgegaan, en den slaap des vredes slapen. Geef aan hen, bidden wij, o Heer, en aan allen, die rusten, eene plaats van verkwik king, licht en vrede, door Christus, onzen Heer Amen." Ook bleek hem, bij verder onderzoek, by Oostersehe Bisschoppen en Patriarchen gedaan, dat alle Schismatieke Christenen in het oosten gebeden en offeranden voor de afgestorvenen hebben. Hoe komen deze Schismatieken nu aan gebe den voor de overledenen? Na hunne afscheiding van de Katholieke Kerk zullen zij die gebeden niet van haar over genomen hebben en dus moet dit dagteekenen uit den tijd, toen zij nog in gemeenschap waren met de Kerk van Rome. De afscheiding der Grieksehe Kerk greep plaats in de negende eeuw, doch reeds in de vierde en vijfde eeuw scheidden de Nestorinen, Arianen en Eutychianen verschillende ketter sche sekten zich af van de ware Kerk. Die leer over het bidden voor de zielen der afgestorvenen moeten zij dus van de Apostelen ontvangen en steeds bewaard hebben, want an ders is onmogelijk te verklaren hoe zij eraan gekomen zouden zijn Wij immers weten, diat wij die leer danken aan do Apostelen. Hunne leer komt met de onze volmaakt overeendus is er alles voor te zeggen, dat zij die aan dezelfde bron ontleend hebben en dat dus reeds van den beginne af in de Kerk de noodzakelijkheid werd ingezien en geleerd om te bidden voor hen die in den Heer ontslapen zijn. Dat dit gebruik ook bij de Joden bestaat, heb ben wij reeds gezien; bovendien kunnen wij hierbij voegen, dat de Israëlieten thans nog deze gewoonte hebben. Wij mogen dus zeker besluiten, „dat het nut tig en heilzaam is voor de overledenen te bid den." Een prince van Oranjen Ben ick vrij onvereert; Den Coninck van Hispanjen Hebiek altijt gheert. Mijn schilt ende bertouwen Sijt ghij, O Godt, mijn Heer! Op U so wil lok bouwen, Verlaet my nimmer meer! Dat ick doch vroom mach blijven, U dienaer 't aller stout, Die tyranny verdrijven. Die mij mijn hert doorwont. (Nieuwe tekst)' Woorden van J. W. VAN DALFSEN. Wilhelmus van Nassouwen Gold steeds der vadren lied Op hem mocht men vertrouwen, Zijn volk begaf hij niet! Hij streed den strijd met Spanje, Toen Neêrlands volk hem riep; - Ons Neêrland dankt Oranje Die ons de vrijheid schiep! Oranje's heldenzonen, Zij volgden 's vaders spoor; Nog klinkt in foT3che tonen Hun roem de wereld door! Met God en met Oranje, Zoo werd ons Neêrland vrij, Verbroken 't juk van Spanje, Van Frankrijk's heerschappij. Steeds blonk na droevig duister De Oranjezonne weer; Nu straalt de aloude luister Op Wilhelmina neer! Wij willen daarom wijden Ons hoofd en hart en hand, In blyde en droeve tijden, Oranje en Nederland! (Ingezonden.) No. 2 uit de Leeuwerk. Woorden van MARNIX VAN ST. ALDEGONDE. Wilhelmus van Nassouwe Ben ick van Duytschen bloet; Den Vaderlant ghetrouwe Blijf ick tot in den doot. In het afgeloopen jaar is aan de Directeurs van de H. Familie door het Hoofdbestuur van Voor Eer en Deugd eene circulaire gezonden, bevattende eene uitnoodiging om in den boezem der H. Familie op te richten eene afdieeling van V. E. en D. Deze circulaire willen wij hier nog eens toe lichten en de uitnoodiging herhalen. Wij zullen dat zeer systematisch doen dJoor eerst in het kort het bewijs te geven dat V. E. en D. eene noodzakelijke vereeniging is in onze dagen, en vervolgens door aan te toonen, dat de oprichting in den boezem der H. Familie, Con- gregatie, enz. de gemakkelijkste manier is om met vrucht te werken. I Moet het eigenlijk nog aangetoond worden, i voor iemand, die rond ziet in het leven, dat hef meer dan tijd werd eene katholieke vereeniging i op te richten, die speciaal ten doel heeft de j zedeloosheid te bestrijden in alle vormen, waarin deze zich vertoont? Waarlijk neen! De toestand in onze tegen woordige maatschappij op dit punt is zoo on houdbaar, dat van alle kanten om verbetering geroepen wordt, dat het staatsgezag zich ver plicht gezien heeft tot bescherming der open bare zedelijkheid, een speciale wet te maken. Voor die openbare zedelijkheid moet dan ook de Katholiek strijden en wel ia de eerste gele deren. Als particulier kan hij echter weinig of niets; soms zou hij de zaak door afzonderlijk op te treden kunnen schaden. Vereenigen zich echter vele particulieren in een bond, dan kun nen zij zeer veel, zooals de ondervinding leert. Zeer dikwijls wordt tegen V. E. en D. wij weten het zeer gped uit mondelinge en sehrif- De Mis der gcioovigen, Ilooi'dst. II. De Consecratie. creeren, brood en w ij n voor zich hebben, en suas, et elevatis ocu- over die stof de woorden uitspreken, die lis in coelum ad te Christus had gesproken. Veranderingen, die in Deum, Patrem suum het wezen der zaak ingrepen, konden zonder on- omaipotentem, tibi geldigheid van het Offer en van het Sacrament gratias agens, benet niet bestaan. Dus, zoo besluiten wij met alle dixit, fregit, deditque Wij O zijn genaderd aan het glanspunt dei H. is, aan dat oogenblik, waarin de priester, Yrac tons <e m.aeht van God ontvangen, de of fergaven verandert in bot Lichaam en Bloed des Heeren Toen Christus in het Laatste Avondmaal het eucharistisch Offer had inge steld, vertrouwde Hij het Zijn Apostelen en hun opvolgers in de priesterlijke waardigheid toe opdat zij het voortdurend in Zijn naam, spre kend en handelend als Zijn organen, zouden opdragen. Wat Christus eens in eigen persoon deed, dat doet Hij voortdurend door Ziju plaats bekleeder, den priester. Bij alle veranderingen, welke de gebeden en plechtigheden van het Misoffer in den loop der eeuwen konden ondergaan, moest natuurlijk de wijze van consacreeren altijd dezelfde blijven. Immers, het geldt hier het Offer van het Nieuw ■Verbond en het H. Sacrament des Altaars; en de Sacramenten kan, zooals men weet, nooit worden afgeweken van de stof en den vorm 'd. i. van de woorden, die door Christus zelf zijn 1V Altijd en overal dus moesten de pries- - wettige dienaars), die wilden consa- recht, de Consecratie werd altijd op dezelfde wijze verricht. Om nu de ceremoniën der Consecratie wel te begrijpen, vergete men niet, dat op dit oogen blik, meer nog dan op elk ander, Jezus Christus zelf de hoofd-offeraar is. De persoon des die naars is om zoo te spreken als verdwenenonge twijfeld hij zal consacreeren, maar de hoofd priester is Jezus. Deze gedachte legt de conse cratie-formulieren van elk der beide gedaan ten op bvredigende wijze uit. Van den anderen kant is de priester niet een verhaler zonder meer van het evangelisch bericht over het Laatste Avondmaal, nuaar zijn woorden hebben dezelfde uitwerking als die van Zijn Meester op den avond voor Diens lijden. 1. Consecratie van het brood. Op het corporale veegt de priester duim en wijsvinger van iedere hand af; zijn vingeren zonden vochtig kunnen zijn. Tegelijk roeper de fork hem hierdoor in het geheugen hoe vlok je oos rein zijn ziel en zijn lichaam moeten zijn. et laatste woord, dat hy by het slot van het gi- x q u a m o b 1 a t i o n e m heeft uitgespro ken. is geweest Jezus Christus. Hy ver volgt nu zonder eenige onderbreking: Qui pridie quam J Die daags voor zijn pateretur, accepit I lyden het brood nam panem in sanctas, ac I in zijne heilige en eer- veaerabiiles man us I biel waardige handen, discipulis suis dicens Accipite, et mandu- oate ex hoe omnes en zijne oogen ten ten eerbied en heilige vreeze over de hostie de hemel verheffende tot II, God, zijnen alm ach- tigen Vader, en U dankende, het zet gen- de, brak en aan zijne woorden Hoe est enim Cor- I Dit is in waarheid pus meum. I mijn lichaam, En het geheim is voltrokken.,.. Credo discipelen gaf, zeggen-1 *Le' n, n.. de- Neemt en eet1011 1 Jezus Christus, ik geloof, dat Gy hiervan allen Dit gebed richt zich tot den Vader van Jezus Christus, den eersten Persoon der H. Drievul digheid. Vol ontroering herhaalt de priester dezelfde ceremoniën, welke de Meester zelf bij de instelling der H. H. Geheimen verricht heeft. Ieder woord onderstreept hij door een of ander gebaar, willende op deze wijze zoo levendig mo gelijk worstollen, wat Jezus deed en wat Hij verordende te doen tot gedachtenis aan Hem. Evenals Jezu3 neemt hij daarom het brood in zyn gewijde en gezalfde handen, verheft de oogen ten hemel tot den Vader, die neerziet op bet offer; hij dankt, zegent en maakt een kruisteeken over het brood. Bij het Laatste Avondmaal had op dit oogen blik het breken en het uitdeelen van het H. Brood plaats; de Liturgie echter heeft deze ceremoniën naar later verschoven. Merken wij nog op, dat de priester zich over het altaar voorover buigt; deze houding steit hem in de gelegenheid de hostie aandachtig te beschou wen, vergemakkelijkt zijn oplettendheid en doet hem de heilige woorden der Consecratie zoo nauwkeurig mogelijk uitspreken. Alsdan, één met Jezus en als opgelost in dien Hoogo pries ter van hemel eu van aarde, zegt hy met groo- daar op het altaar tegenwoordig zijt, waarlijk God en waarlijk Mensch, met uw lichaam, uwe en uwe godheid. Ik aanbid U en ik herhaal met den H. Thomas van Aquine, den zanger uwer H.H. Geheimen bij de woorden van den Canon: Omnia ho nor et gloria, 't Was tegelijkertijd een teekeu om te communiceeren. Maar de ketterij van Berengarius, die Christus' tegenwoordig heid in de Eucharistie in twijfel durfde trek ken, zou de opheffing bij de Consecratie in het leven geroepen hebben ais een plechtig protest tegen dien aartsketter en een uitdrukkelijke geloofsbelijdenis aan de wezenlijke tegenwoor digheid. Dit gebruik dagteekent derhalve nnnr allen schijn van omstreeks het jaar 1100. Bis schop Hildebert, die eerst met de ketterij be smet scheen te ziju, zou de nieuwe ritus 't eerst „O gedachtenis van Heeren dood, levend s ingwer<i hebben; de Karthuizers en met hen Brood, dat leven brengt aan den mensch, geef dat mijn hart Van U leve en in U steeds zijn genoegen vinde!" Als toeken van geloof antwoorden de Grieken, bij wie de priesters de consecratiewoorden met luider stemme uitspreken, driemaal: Amen! Ja, het is zoo! Oudtijds geschiedde dit in de Latijnsche Kerk eveneens. Onmiddellijk na de Consecratie knielt de priester aanbiddend neer, heft vervolgens de H. Hostie omhoog en toont Haar aan de geloovi- gen. De Grieksche liturgieën plaateen deze op heffing eerst vóór de Communie. Zoodra de Canon begint worden er gordijnen voor het al taar geschoven en alleen vlak voor de Communie houdt de priester de H. Spijze tor aanbidding in de hoogte, waarna allen tot de H. Tafel naderen. Wat de Latijnsche Kerk betreft, het huidig gebruik is niet altijd in zwang geweest. Tot aan de 12 eeuw kende men alleen de kleine opheffing van. hostie en kelk tesamen, een opheffing, die nauwelijks zichtbaar is en on middellijk vóór liet Pater uoster geschiedt de andere kloosterorden volgden zijn voorbeeld. Spoedig was 't overal ingeburgerd en Rome nam het over van de Kerk van Frankrijk. Een andere uitleg over het ontstaan van deze oeremonië werd kort geleden nog gegeven door den Engelschen Jezuiet Thurston: „Eenige hoogleeraars der Parijsche Universiteit, o.a. Petrus Cantor en Petrus Comestor (-J-U97)," zoo zegt hij, „leerden dat de wezensverandering van het brood eerst plaats greep op hetzelfde oogenblik als die van den wijn, op het oogen blik als de consecratiewoorden over den kelk werden uitgesproken. De tegenstanders van deze 1 meening, die weidrd door een ieder verlaten werd, begonnen bij wijze van protest de hestie door een kniebuiging te aanbidden en haaf aanstonds na de consecratie van het brood aaö de geloovigen te vertoonen. Weldra deed men insgelyks na de consecratie van den kelk. (Wordt ver/olgd). t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 9