De ULSTER De Keukenmeid en de wet! Goedkoopst adres voor BANDEN en RIJWIELEN is H> J. VAN DEB WIEEB; Schagchelstr*. S. 1 el. 2422. Waarom liturgisch bidden? BUITENLAND. De oorlog op den Balkan. ST ADSNItUWS Au Bon „Moyons. Naai*iem*Bpussel. Handschoenen voor alle gelegenheden is de groote mode zoowel voor Dsmes als voor Heeren, in groote verscheidenheid van STOFKIEUR en PRIJS te verkrij en bij IlluuiiKiiiuj KONINGSTRAAT, w« FEUILLETON NIEUWE NAARLEMSCHE COURANT =111^ Aldus dc titel van een nieuw Vliegend Blaadje (no. 15IB), door het Centraal Bu reau van de Katholieke Sociale Actie uitge geven. Van ganseher harte kunnen wij genoemd Bureau met do uitgave van dit pakkend ge schriftje gelukwenschen. Immers, in aanslui ting met het gesproken woord op de Sociale Weken en op zoo menige vergadering der K. S. A., met talloozo artikelen in het Kath. So ciaal Weekblad en het Tijdschrift K. S. A., met zoovele reeds verschenen Vlugschriften en Vliegende Blaadjes, weerlegt ook deze uit gave opnieuw de onjuiste bewering van som mige onkundige bedillers, als zoude dc Kath. Sociale Actie zich uitsluitend bezig houden met dc stoffelijke -belangen der ïnenschen, als zou zij weinig belangstelling toonen en de oogen. sluiten voor het hoogerc, d.i. op do eerste plaats het godsdienstig en zedelijk leven van den mensch, en verder ook voor de kunst en de wetenschap. Neen, zij, de K. S. A., stelt zich niet tevreden N'eer lands Katholieken alleen ter behartiging van tijdelijke belangen tc veree nigen in R. K. Volksbonden, Middenstands- verecnïgingen, Boerenbonden, enz., zij wil, dat wij sociaal zullen zijn in alles, ook in dc Kerk, ook in dc Godsvereering. Vandaar dit blaadje, dat opheldering geelt omtrent eenigc zaken, die voor ons Katholieken van zoo groot gewicht zijn, doch nog zoo weinig gekend worden. Wij vinden daarin een helder antwoord op de volgende vragen: I. Wat is Liturgie? II. Is het H. Misoffer een private of een openbare en gemeenschappelijke oefening van godsvrucht? III. Waarin bestaat de voortreffelijkheid van het liturgisch gebed? IV. Hoe moet men het praktisch aanleggen om steeds liturgisch tc bidden? In allo bescheidenheid wil het door het beantwoorden dezer vragen meehelpen aan een krachtige Katholieke beweging, die in den laatsten tijd ontstaan is en welke ten doel heeft de wonderschoone Roomsche Li turgie onder het Katholieke volk dc eere plaats terug tc geveu, welke haar toekomt. Sinds onze H. Vader Pius X, wiens eerste hocgepriesterlijkc daad gewijd is geweest aan de hervorming van den kerkzang, het tege lijkertijd als zijn ernstige overtuiging heeft uitgesproken, dat de ware, christelijke geest vooral hierdoor zal opleven, dat de gcloovi- gen de beteekenis der kerkelijke plechtig heden weer leeren begrijpen en weer gaan deelnemen aan het gemeenschappelijk en of ficieel gebed der Kerk, sindsdien, zeg ik, mag men liet. als een verheugend feit beschou wen, dat onder de Katholieken de belangstel ling voor de Liturgie, d.i. voor den openbaren oeredienst, steeds grooter is geworden. Li turgische Congressen en Liturgische Weken zijn aan de orde van den dag. Leuven met hare wakkere Benedictijnen op den Keizers berg is een liturgische centrale geworden, die volop stroom levert, eok aan Nederland. Zoo ziet men het meeleven met de kerk plechtigheden, hetwelk zooveel voedsel gaf aan het geloovend hart onzer voorvaderen, al lerwegen toenemen. De zinnebeeldige taal, waarin dc Kerk tot ons spreekt door gewaden ou kleuren, gebeden cn gebaren, zangen en klanken, verlangt men wederom te verstaan. Evenals in de middeleeuwen zoekt men hare ceremoniën te begrijpen, men wil Haar vol gen in de handelingen, die priesters en le vieten uit haar naam verrichten. Steeds aan zienlijker wordt het getal van hen, die er naar snakken zich te ven-ijken met de schat ten van pittige onderrichting en overheer lijke, degelijke godsvrucht, welke in de li turgie. in het gemeenschappelijk en onenbaar e-ebed der Kerk, liggen ongesloten. Hun kerk boekje in vestjeszakjes formaat, dikwijls vol weeke. va<ro ontboezemingen slingeren zij van zich af, wart moede ziin ze het hun gees- telüken dorst te lessehen aan regenbakken, half leeg of gevuld met smakeloos en troebel water. Die beweging aanwakkeren, die ideeën on der het volk uitstrooien en doen rijpen, d&t wil dit Vliegend Blaadje. Het schudt de Nederlandsche Katholieken bij den arm en herinnert hen er aan, dat, als zij op zijn allerbest. God willen vereeren en voor hun ziel willen zorgen, zij het niet moeten zoe ken buiten de Vereeniging om, buiten de Kerk, sinds 19 eeuwen ambtshalve daar mede belast en door Christus gesticht als godsdienstige vereeringsmaatschappij maar dat zij, met terzijdestelling van allerlei pri vate devoties tijdens het H. Misoffer zooveel mogelijk den priester behooren te volgen door deelname aan het liturgisch gebed. Ons inziens is deze bescheiden poging vol komen geslaagd. Het Blaadje zal inslaan. Want, 't is uitmuntend én van vorm én van inhoud. Geen hooge taal, maar een gemoede lijk woord, glasheldere bewijsvoering, keu rige en juiste verdeeling van stof; na theore tisch onderricht middelen aan de hand doend om de theorie in de nraktijk om te zetten: wat wil men nog meer? Moge daarom dn voor liet godsdienstig leven zoo uiterst nuttig Vliegend Blaadje bij duizenden en tienduizenden onder het Ne derlandsche Katholieke volk verspreid wor den! Het zegenrijk gevolg toch van grootere vertrouwdheid met de Liturgie der Kerk zal gelijk v akkere en degelijk geredigeer de „Maandschrift Sint Antonius" onlangs (18de jg„ bi. 100) terecht schreef wezen: „dat de mensehen edeler denken, met meer overtuiging gelooven, vuriger bidden en rei ner leven." Last not least. Opdat niemand opzie tegen de propagaudakosten, volgc hier opgave der prij zen. 1.00—600 ox. 50 ets. de 100 fr. p. post. Boven 500—1000 ex. 40 ets. de 100 fr. p. p. Boven i 000—5000 ex. 30 ets. de 100 fr. p. post. 5000 en meer cx. 25 ets. de 100 fr. p. p. Do bestelling geschiede per postwissel aan het Centraal Bureau der Kath. Sociale Ac- U )udo Sing 78, Leiden. Zegt het voort 1 fr. 1\ 'ERTIJS VAN DER YLK, Haarlem. O. F. M. Do vreeselijke ellende van den oorlog. Uit een brief van een correspondent van de „Times" bij, de Turken in de aelrterhoedt na den slag bij Loelc Boergas: „Ik geloof niet, dat men ooit een aan grijpender beeld van dc menschelijke wan hoop en ellende onder de oogen gehad heeft, dan deze ongelukkigen, die zonder verple ging, zonder gezondheidsdienst, bijna zon der leiders, als het ware zonder wapenen, en als verlaten door God en de menschen, in den schrikkelijksten oorlog geworpen werden. Het is een ware lijdensweg ge weest, waarvan de tafereelen lang in mijn herinnering gegrift zullen blijven. Ik zie nog bij den post waar wij tragische uren doorbrachten, dien soldaat die zijn liand verloren had en die geen verband had kunnen krijgen en die met een touwtje de mouw van zijn kapot jas had laten dicht binden. Doodsbleek en uitgeput kwam hij naar ons toe en ons waarschijnlijk voor geneesheeren aanziende, strekte hij die soort zak naar ons uit, waar al zijn bloed in dikke druppels uit wegstrooomde. Dan verschijnt voor mij die lange rij uitgehon- gerden, die 's avonds tot aan onze tenten kwamen om een stuk brood te vragen en die, wanneer wij hun niets gaven, omdat wij zelf bijna niets hadden, zonder een woord van verwijt en zonder een klacht vertrokken. En allen, die wij gezien hebben, op onzen tocht naar den strijd van Loele-Boergas, beweegloos uitgestrekt langs den weg, inge zonken van ontbering en vermoeienis, en die daar neergevallen waren als de doode beesten die overal liggen, zonder verder te kunnen. En de ontelbare gewonden, die, met bloed bedekt, zich in de richting van Tsjor- loe sleepten en die door men weet niet welk wonder verstard door de hoop on redding, een dertig kilometer af'egden om in een trein te kunnen komen. De meesten dezer wezens waren van zulk een kinderlijke ge willigheid en zoo geheel zonder verdediging in de paniek, die hen meesleeute, dat twee ruiters met de sabel in de vuist voldoende waren om talrijke groepen weer te doen omkeeren; zonder een beweging van tegen stand, zonder een woord, keerden zij naar l|et front terug. Maar het meest indrukwekkende, het somberste schouwspel hebben wij gehad jongstleden Zaterdag, den avond voor mijn vertrek te paard naar Rodosto. Het Turk- sche leger stroomde in wanorde Tsjorloe binnen. Het stortregende en stormde. Een schrikwekkende mensclienmassa dwaalde en waadde in het water, niet wetend waar heen te gaan om wat eten en een onderkomen te krijgen. Niemand bekommerde zich om hen. In een bakkerij, dicht bij de plek waar ik mij bevond, had men niettemin brood uitgedeeld. Men wierp aan de rumoe rige massa soldaten de brooden toe: zij vochten er om en toen er niets meer was, hadden meer dan de helft dier arme kerels niets gehad. Alle huizen waren gesloten, bijna de geheele bevolking was vertrokken en zij, die nog gebleven waren, bleven, be vend van angst, opgesloten in hun huizen. De soldaten klopten op de deuren, die ge sloten bleven; zij schoolden als natte bees ten samen onder de poorten der stallen, die ook niet opengingen. Op sommige pun ten braken ze winkels open en verslon den alles wat ze vonden; rauwe groenten, kaarsen, hout, Nooit kreeg men een der gelijke helR-visie!" Een interessante brief uit Konstantinopel van een missionaris. Van bevriende zijde ontving „Ons Blad" te Alkmaar inzage van een brief, geschreven door een Hollandschen Pater Missionaris, vertoevende te Constantinopel. Aan dezen brief, verzonden op 7 Nov. 1.1., per Oostenrijksche post uit Constantinopel, ontleent het blad het onderstaande: De toestand wordt aldus Z.Eerw. de laatste dagen wel wat critiek. De Turken verliezen alles, en ze zullen zich op een of andere ~"anier wreken. Nocli' us 'ier zijn flinke maatregelen ge nomen, van n kant van het Turksche gou vernement zelf, want gebeurde er iets, het gebeurt door enkele heethoofden, die het volk opzetten tegen de Christenen. Daaren boven komen juist vandaag (Woensdag) vreemde oorlogsschepen in de haven liggen, die ons moeten beschermen. Wij zijn ook nog gewapend; ons huis en kerk is vol met nog andere families, die bij ons gevraagd hebben te blijven en allen heb ben wapenen. Wij zorgen nu voor wat proviand en met Gods hulp zullen wij er wel doorheen spar telen. Beginnen de Turken iets tegen ons, dan zijn aanstonds de vreemde soldaten bij de hand; dan zijn ook de Bulgaren slechts op 4 uur afstands van Constantinopel; en daarenboven zijn wij bier zeer talrijk. In plaats van 3000 christenen, dat je in de cou ranten gelezen liebt, zijn er ongeveer 150,000 christenen in Turkije. Hier in Constantino pel alléén zijn zeker 20,000 katholieken, ver der 60 000 Grieken scliismatieken en 20,000 Armenische christenen. En dat hier alléén. Dus hier is nogal wat dood te maken, en dat gaat zoo maar niet. Daarom ook is het meer waarschijnlijk, dat de Turken zich wreken zullen op de Christenen in een of andere streek van Klein-Azië, waar ze ineer mees ter zijn. Hier is meer gevaar voor een oproer om de mislukking van den oorlog, en daarom zijn wij voorbereid hen te ontvangen. Alles j hebben de Turken verloren, niets gewon nen. En je moest eens gezien hebben hoe veel duizenden en duizenden soldaten hier in den laatsten tijd door de straat trokken om naar het oorlogsterrein te gaan. Ook alle paarden hebben ze genomen: cr loopt geen enkele tram meer, want hier zijn nog paardentrammen. Dezer dagen zal de oorlog toch wel gedaan zijn, zoo is 't algemeen gevoelen. De Turken zijn uitgeput en de anderen hebben hun doel bereikt. De stad Adriano- pel houdt echter nog stand, doch ze is ge heel omgeven door Bulgaren. Alle verbin ding met Constantinopel is natuurlijk ver broken. Wij hooren niets van onze Paters die daar zitten. Ziedaar het nieuws wat ik je kan geven. Als 't God belieft, zei ik je later eens schrijven, hoe alles hier afgeloo- pen is. ALS EEN ROMAN. Een politie-agent te Londen, zekere Mac- farlane, is een buitenkansje ten deel geval len. Op zekeren dag stond hii op post in Chiswick. toen een voor een riitnip gespan nen paard schichtig werd en on de Highroad op hol sloeg. Iedereen trachtte zich een veilig heenkomen te zoeken en niemand dm-fde zich tegen de paarden inwerpen. Nauwelijks had Macfarlane gezien, wat er gebeurde, of hij snelde het paard na, vatte het hij den teu gel en dwong het met krachtigen ruk tot stil staan. Zekere mejuffrouw Badham-Thorn- kill, eene schatrijke Iersche jonge dame met landgoederen cn voorvaderen die op den troon van Ierland hebben gezeten, was ge tuige van dit voorval en was één en al be wondering voor den moedigen en sterken man, die in een oogwenk een schichtig paard had getempd. Zij zag geen reden om den wak keren man haar sympathie te verbergen, en er ontstond spoedig een zeer vriendschappe lijke verstandhouding tusselien hen beiden. Toen de bekenden der jonge dame dit ge waar werden, deden zij hnn uiterste best om dit paar te scheiden. Toen hier geen kans op bleek te zijn, namen zij zelfs tot een denunciatie bij de superieuren van den poli tieagent hun toevlucht. Maar ook dit was vergeefscli, de hinder nissen, die het paar had te overwinnen, brachten slechts hen dichter bij elkander. Mejuffrouw Badham kon in het geheel niet buiten den uitverkorene haars harten. Was hij in dienst, dan volgde zij hem in een rij tuig met ververscbingen uren lang door de straten. Was de jonge dame echter ziek, dan moest haar kamenier hem volgen, om haar over zijn doen en laten verslag geven. Onder deze omstandigheden hebben dan ook de verwan ten het voor goed gehouden, de bruiloft vast te stellen. Het jonge paar zal zich in een stille streek, waar de geschiedenis van hun romantisch huwelijk niet is doorgedrongen, terugtrekken. Mejuffrouw Badham is geens zins eene „aftandsche" oude jonge juffrouw, die zich voor haar geld een jongen, knappen man koopt. Zij is integendeel nog zeer jong, goed opgevoed innemend en schoon. Tot voor weinige jaren was zij eene zeer bekende figuur der Dnblinsckesociety met vele vereerders. De eenvoudige politie-agent wordt nu een groote Iersche landheer in het graafschap Cork. Een monsterproces. Voor de assizen te Moseou wordt op liet oogenblik een monsterproces gevoerd dat groote opschudding teweeg brengt. Niet minder dan 500 personen vullen de banken der beklaagden; 300 getuigen zijn opgeroe pen. Büna alle Russische advocaten van nam voeren de verdediging. Ongeveer twee jaar geleden ontdekte de politie te Moseou dat een groot aantal joodsche tandartsen geen practijk uitoefenden en zich uitsluitend met handels- en industrieele en finaucieele zaken ophielden. Deze eigenaardige toestand werd weldra op de volgende wijze verklaard. De Rus sische wet staat den Joden het verblijf slechts in enkele streken toe, in de overige provincies en in de groote steden van Mid den-Rusland worden slechts enkele catego- riën van Joden toegelaten. Hiertoe behooren ook de tandartsen. Het tandarts-diploma is gemakkelijk te behalen; na drie jaar lang als leerling bij een tandarts te zijn ingeschreven verkrijgt men het na aflegging van een ge makkelijk examen. Het gevolg hiervan was, dat de Israëliti sche kooplui, die zich te Moskou wilden ves tigen, zioli de moeite getroosten het diploma te behalen, zonder evenwel voornemens te zijn ooit een kies te trekken. Eenige jaren geleden echter werd een nieuwe wet uitgevaardigd, die academische opleiding voor den tandarts voorschreef; de Israëlitische kooplieden bevonden zich dus in dc onmogelijkheid de oude truc te gebrui ken, doch verscheidene slaagden er in diplo ma's te koopen, die gedateerd waren voor de nieuwe wet in werking trad. Hier kwam de Moscovitisehe politie achter, en hij nader onderzoek spoorde het parket zelfs een groo te organisatie op, welke zich uitsluitend ten doel stelde den Israëlieten diploma's met vroegere data (dus vervalsoht) te verschaf fen. Op al deze daadzaken is het reuzenpro- ces gebaseerd, dat thans te Moseou gevoerd wordt. Het zal een geheele maand duren. De openbare meening is geheel ten gunste van de beklaagden, die dc slachtoffers zijn van de in Rusland heersellende godsdiensthaat. Gevecht tusselien verscheurende beesten. In den dierentuin te Neurenberg heeft zich een zeldzaam drama afgespee'd. Twee aangrenzende kooien, gescheiden door een ijzeren hek, waarvan de tralies ver van el kaar geplaatst zijn, bevatten de schoonste verscheurende dieren, n.l. Beneaalscbe ko ningstijgers en Afrikaansche leeuwen. Toen enkele dagen geleden de leeuw Othello een drinkbak ontwaarde in het hok dor tijgers, stak hij den kop tusschen de barren. Een der tijgers stortte zich op hem, en een ge weldige worsteling ontstond, waarin de tij ger weldra de overwinning behaalde, daar Othello zich niet uit de tralies kon bevrij den. Zijn tegenstander duwde zijn kop zoo lang onder water, tot het prachtige beest, dat een waarde van 3000 gulden vertegen woordigde, gestikt was. In zijn woede gestikt. Een schokkend drama speelde zich een dezer dagen in een Parijsch café af. Een kopersmid speelde kaart met twee andere mannen. Men wondt zich sterk op, naarmate het eene partijtje op het andere volgde. Op zeker oogenblik meende de kopersmid op te merken, dat zijn medespelers onderling knoeiden; woedend maakte hij hun hiervan verwijten; vervolgens stond hij op, om een hunner naar de keel te vliegen, doch eens klaps werd zijn gezicht vuurrood; hij zwaai de wanhopig met zijn armen, schuim bedek te zijn lippen, en stuiptrekkend viel hij door een doodelijke beroerte getroffen, op den grond. Hij wilde den oorlog zien. Eenige dagen geleden verdween een ze ventien-jarige bediende met medeneming van 2000 francs ten nadeele van zijn pa troon. Den volgenden morgen ontvingen zijn ouders een brief, waarin hij berichtte, dat hij als secretaris van een vreemden genees heer naai- den Balkan zou vertrekken. Reeds wanhoopte men er aan, den voortvluchtige in handen te krijgen, toen hij bij toeval door door een paar agenten en burgers gearres teerd werd. Twee dagen land had hij zon der een cent op zak rond gezworven. Het verhaal, dat hij op 't politiebureau deed, was inderdaad treurig en tevens komisch. In een restaurant had hij een vreemdeling ontmoet, die zich voordeed als een Duitsche arts, belast met de organisatie van de am bulance in Turkije. Hij werd door dezeri overgehaald zich het geld, dat hij voor zijn patroon had opgehaald, toe te eigenen, waar op zij samen naar het oorlogsterrein zouden vertrekken. Natuurlijk verdween de „ge neesheer" nog dienzelfden avond met mede neming van de 2000 fres. en met achter lating van den bedrogen jongeling. 8T. AUGUSTINUS. .dinsdagavond vergaderde in 't gebouw St Bavo de R. K. Spoor- en Tramvereeniging „St. Augustinus". De voorzitter releveerde het feit dat het aantal bondsleden de 4000 had overschreden, dat ook de afdeeling Haar lem in bloei toenam, en spoorde aan tot krachtige actie om dit succes blijvend te doen zijn. Medegedeeld werd dat de afdeelings-sta- tuten de Koninklijke Goedkeuring hebben ver kregen. 2o Werd verslag uitgebracht van een gecombineerde bestuursvergadering te Amsterdam. 3o. Een ingekomen schrijven van den secretaris der gecombineerde vakbestu- ren om tot wederoprichting te komen van het „Steuncomité Leo XIII" en reorgani satie van den Chr. Best. Bond. 4o. Een ver slag der onlangs gehouden vergadering om tot oprichting te komen van een R. K. Bu reau voor Arbeidsrecht. Punt 2 der mede- deelingen leverde nogal discussie op, om trent de vraag of de e.v. Propaganda ver gadering zal worden gehouden alleen vooi R. K. Spoor- en Tramweg-personeel of ge combineerd, ook voor Christelijke Protestan ten. Besloten werd gecombineerd te werken Voor comité-leden van 't Steuncomité Lec XIII werden de zitting gehad hebbende ge handhaafd. De heer W. Colpa aanwezig ^ai hiertoe bereid, terwijl de heer P. Scholte wegens ziekte afwezig, schriftelijk zal 'wor den aangezocht. Als candidaten voor de ver kiezing van het bestuur van den Christ Best. Bond werden gesteld de heeren J. Bomhof en J. v. Dam. Verder werd beslotei Wij zochten eene nieuwe keukenmeid en pluatston dus eene advertentie, waarin slechts zij, die „van goede getuigen voor zien" waren, verzocht werden zich aan te melden. Maar het begrip van goede getuigen scheen den dienstboden niet erg duidelijk te zijn. „Lri, langzaam en onzindelijk" had er veen in huar getuigschriften staan en toch ikwam zij zich aanmelden, zeker in do hoop, ^dat wij ons daaraan niet zouden storen. Men weet immers zelf h« ondervinding, hoe zul- \!ke getuigschriften geschreven worden. Men iiheeft zijn dienstbode de huur opgezegd, het (afscheidsuur nadert en dan komt de ^dienstbare geest en verzoekt u een getuig schrift te geven en wel liefst een goed, om ihet haar niet onmogelijk te maken een nieu- vwen dienst te vinden; z(j wilde immers wel \6n hield veel van werken. Wanneer het haar Biet gelukt was, onze ontevredenheid te ver- yv 'i'ven, dau lag het daaraan, dat het vleescli >Ycel'. zwakker was dan de wil. Wii ziin allen menschen en een ïnensehenhart wordt door vrouwentranen maar al te gauw geroerd; men neemt dus de zaak eens in bedenking, laat genade voor recht gaan en geeft de ver langde getuigschriften. Tegen goede getuigen ben ik erg wantrou wend en toen wij reeds alle hoop, iets goeds te vinden, hadden opgegeven, verscheen op 't laatst nog een jong aardig meisje, dat een zeer goeden indruk maakte. Wij lazen haar getuigschriften en vonden daarin weinig lof, doch ook geen klachten. Kunt gij koken? vroeg mijne vrouw, waarop zij antwoordde, dat zij van die kunst een weinig verstond. Dat klonk nu niet erg vertrouwenwekkend en op de vraag wat zij onder „een weinig" verstond, antwoordde zij: „een eenvoudige burgerpot". Dat klonk al veel heter, delicatessen eet men nu juist niet iederen dag, als men maar oen eenvoudig burger is. Verder maakte Eli sabeth, zoo heette de jonkvrouw, een zeer goeden indruk, kalm, helder, verstandig en niet praatzuchtig, zooals de andere sollici tanten. Mijne vrouw zag mij vragend aan en ik stak mijn sigaar in den rechterhoek van den mond dat was het afgesproken tee- ken; rechts beteekende „ja", links „neen" en in het midden „ik laat bot aan jou over." Zoo werd Elisabeth dan ais keukenmeid aangenomen, nadat bet volgende afgespro ken was: tachtig gulden loon met een drie- maandelijksche verhooging, drie maanden van te voren opzeggen en om de twee weken een uitgaansdag. Elisabeth vond dit goed en beloofde haar best te zullen doen en ook de kookkunst duchtig ter band te nemen. Een paar uur later verscheen zij met haar linnenkast, twee hoedendoozen en een zijden parapluie en reeds denzelfden middag ver restte zij ons met eene totaal ongenietbare kip. Mijn vrouw was boos en ik was er in- j wendig blij over, daar ik nu niet behoefde te eten van iets, waarvan ik totaal niet bond en mijn vrouw kreeg haar gewone kalmte terug door mijne onverschilligheid. Eigen lijk kon het meisje het toch ook niet helpen; zij moest immers eerst aan den haard wen nen, de een brandt gauw, de ander langzaam. Een volgende keer zou het wel beter gaan. Maar belaas, het ging den volgenden mid dag nog slechter, toen mijn vrouw, om mij voor de hongerkuur van den vorigen dag schadeloos te stellen, mij een mijner lieve lingsgerechten, nl. biefstuk met champig nons, toegedacht had. Ditmaal maakte ik mij werkelijk kwaad, maar mijn toorn maak te op Elisabeth niet den minsten indruk; zij liet mij kalm uitspreken en zeide ten slotte overtuigd: „mijnheer doet naij onrecht, ik heb gezegd, dat ik een gewonen burgerpot kan koken en gewone burgermenschen eten geen champignons". Daar had zij weer ge luk in en beschaamd ging ik naar de eet kamer terug eu stilde mijn honger met zoo genaamde studentenhaver, rozijnen en aman delen. De tijd ging voort en dat moest men ter cere van Elizabeth zeggen, zij deed alle moei te oin goed te leeren. Maar daarom leerde zij het nog niet; na vier weken hadden alle pogingen schipbreuk geleden. Op dagen dat mijn vrouw het eenigszius met haar tijd en gezelschapsplichten over eenbrengen kon, kookte zij zelf en slechts in hoogst, noodzakelijke gevallen kookte Elisa beth de pap want veel anders was het niet wat uit haar potten en pannen te voorschijn kwam. Natuurlijk hadden wij al lang plan haar den dienst op te zeggen en wij zagen al ver langend uit naar het oogenblik, waarop wij konden zeggen: nu is het uit met de kokerij. En de middag kwam, waarop zij ons een schotel met aangebrande aardappelen op ta fel zette. Ik ging naar de keuken en vroeg: Zijn aardappelen een burgerpot? ja of neen. Ja. Goed, dan zeg ik je hierbij den dienst op. Zij antwoordde niets, maar ging in de ka chel poken, die al zooveel onheil aangericht had. Heb je mij verstaan, Elisabeth? vroeg ik voorzichtigheidshalve. Zeker, mijnheer, zelde zij, maar.... Wat maar? vroeg ik. Mijnheer kan mij den dienst vandaaj niet opzeggen, het is vandaag den 7den Fe bruari; den eersten Januari ben ik met dn- maanden opzeggen in dienst gekomen, da; behoef ik volgens de wet pas den eerstel April ef - opzegging tegen den eersten Jul aan te men. Zoolang wil je nog voor ons koken, rie; ik verschrikt uit, kind, dat meen je toe' niet? Zeker wel, was het antwoord, ik he mijn best gedaan en als u nu niet met m tevrcd'-'i is, dan ligt dit niet aan mij, waai om 1 l u mij dan in dienst genomen? Hoe uikwijls raagt men zich in zijn leve niet af, wanneer men eene domheid begaa heeft en onder de gevolgen daarvan zwaa lult: waarom, waarom? En al de zeven wi zen wisten daarop geen antwoord te gevei Waarom had ik haar in dienst genomen Wist ik het? Misschien omdat een he dere muts droeg? De mensch ziet wat voor zijne oogen i maar de maag voedt zich met hetgeen i den pot is. (Wordt vervolgd;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5