J.H.W. 6RUMDEMANN
Bomeinsche Kroniek.
DE GEHEIMZINNIGE
VERDWIJNING.
JAC. KARSKENS, Zijlstraat 62, Heeren- en Dameskleermakerij, ENGELSCHE STOFFER.
BUITENLAND.
brengt steeds het nieuw
ste op het gebied van
Dames- en
Heerenkleeding.
Eigen ateliers onder
leiding van BEKWAME
Coupeurs.
De oorlog op den Balkan.
ku Bon iliarché
„Noyons."
HaarSem-iFussel. Handschoenen voor alle gelegenheden.
KOiliGSTRAAT,
FEUILLETON
3.)
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
O
HOME, 15 Nov. 1912.
Na liet uil gebreid résumé, 'dat deze cou
rant braclit van dc jongste Encycliek' aan
het Duitsch Episcopaat inzake der Syndi
caten, is het overbodig dit nogmaals mede
to doelen. Alleen wensch ik er even de
aandacht op te vestigen, dat dit pauselijk
Schrijven aan alle misverstand een einde
maakt, daar er zoo klaar en duidelijk moge
lijk in uitgedrukt is, dat slechts aan hem die
bij eene zuiver Katholieke Vereeniging in
geschreven is, veroorloofd wordt zich zoo
zijne belangen dit noodig maken, nog bo
vendien bij een interconfessioneel syndicaat
te voegen voor zoover de Katholieke be
ginselen niet daaronder lijden. Hoewel speci
aal tot Duitschland gericht en met het oog
op Duitsche misstanden, kan dit woord van
het opperhoofd der Kerk ook in Holland ter
harte genomen worden, opdat het kwaad,
dat hier en daar kiemt, uitgeroeid worde,
alvorens het opschiet. Er zijn ook uitzon
deringen op de les die ons liet Evangelie
van den vijfden Epiphaniën-Zondag leert.
OKan niet anders verwacht worden dan dat
een man, d ie geen vast beginsel heeft, met
allerlei systemen meedoet, een liinker zij
op twee gedachten, de Katholiek, die staat
op de ééne rots, die geleid wordt langs
nvaste lijn, voor wien slechts ééne
waarheid, één systeem bestaat, is geroepen
om te zijn „man uit één stuk". Slechts
.waar allen dit begrijpen en er zich naar
richten kan weelderig het Katholieke leven
'loeien, kan het vruchten brengen, den
eerlijken oorsprong vaardig, kan het lei
den tot den triomf waartoe het geroepen
is, den triomf van eenheid en reinheid, zege
vierend over allen en alles dat beginselloos
en halfslachtig is.
In Calabrië is liet den Paus gelukt, na
dc ramp die zooveel vernielde, om één groot
Seminarie op te richten voor eene geheele
provincie, in plaats van de vele kleine Se
minaries in de vele kleine diocesen. .Want
in Italië is men gebleven bij het oude sys
teem des eerste Christenkerk toen nood
zakelijk, onvermijdelijk, nu in vele opzich
ten noodlottig dat elke stad van eenige
heteekenis met de naaste omgeving een
diocees vormt. Zoodoende zijn hier dioce
sen kleiner dan eene middelmatige paro
chie elders; en daar elk diocees zijn Semi
narie wil hebben en noch de middelen van
don Bisschop toereikend zijn om voldoende
leerkrachten te betalen, noch deze aanwe
zig zijn, leidt dit tot allerlei misstanden
waaronder de voornaamste wel is: onvol
doende opleiding van den Clerus. 13e wensch
van den Paus die daarnaar uitgaat eenige
diocesen en Seminaries samen te smelten,
•tuit op twee moeielijkheden. De eene, het
ongenoegen der bevolking, die Bisschop en
Seminarie niet willen missen, de andere van
meer gewicht, n.l. de finantieele kwestie.
Daar na den roof der kerkgoederen de Staat
de bisschoppen bezoldigt, wordt, zoo de
l'aus twee dioeescn samensmelt, ééne be
zoldiging ingetrokken, inplaats van dien
éénen bisschop het dubbele uit te keeren;
en daar dc bezoldiging in vele gevallen zoo
karig is dikwijls een paar duizend fres.
zoodat de Kerkvorst toch reeds noode
aan alle verplichtingen, die op hem rusten
voldoen kan, wordt dit eene absolute on
mogelijkheid, wanneer, de verplichtingen ver
dubbelen.
In Calabrië echter, waar alles te vernieu
wen was, schijnt het mogelijk te zijn gewor
den en zoo is, door de mildheid des Pausen
te Catanzaro een monumentaal groot semi
narie verrezen. Uit dankbaarheid wijdt nu
de bevolking een monument aan Pius X,
dat het voorplein sieren zal. Ik' had het
genoegen bij den beeldhouwer Aureli, de
zelfde wien de vervaardiging der groote
heiligen-beelden in den Sint Pieter steeds
opgedragen wordt, het model te zien, dat in
Carrarisch marmer zal uitgevoerd worden.
Het beeld, drie meter hoog, stelt den Paus
voor staande, eenvoudig in soutane met cein
tuur gekleed, de mozetta op de schouders.
In dc eene hand houdt Hij het decreet (der
oprichting van het Seminarie) de andere
is in zegenende houding opgeheven. Het
hoofd, eenigszins gebogen met eene uitdruk
king vol mildheid en goedheid, bekrachtigt
dien Zegen met i er lij ken glimlach.
Reeds vóór de Engelsche pers begonnen
was de gruwelen in Peru bedreven, te be
spreken had de Paus (17 Juni 1.1.) zich
in li et bekende schrijven tot het Episco
paat van Z. Amerika gericht. Engelsche
Franciskanen zijn nu aangewezen om het
zendingswerk in de beruchte streek op zich
te nemen en den 18den dezer maand ver
trekken de eerste zendelingen naar Putu
maio. Zooals bekend, wordt ook door Engel
sche Protestanten tot dit beschavingswerk'
bijgedragen tot groote ergernis der Noncon
formisten, die er op aandringen dat niet
Engelsch geld protestantezendingen gezonden
worden. De Peruaansche regeering heeft
echter, zooals bekend is, geantwoord dat
volgens art. 4 der Constitutie geen andere
dan de R. K. Godsdienst in dat land wordt
toegelaten. Gunstig steekt bij deze hou
ding der Nonconformisten een schrijven af
van den bekenden Anglicaanschen kansel
redenaar Henson, waarin hij zijne vreugde
uit over het feit dat de keuze op Eng.
Franciscanen gevallen is, en de hoop uit
spreekt dat zijne landgenooten zullen voort
gaan deze zending finantieel te steunen. „De
Indianen worden doodgemarteld" schrijft hij
„en 't is dus niet het oogenblik om gods
dienstige strijdvragen op te werpen. Wat
mij betreft geef ik er den voorkeur aan,
mij voor den geest te roepen de groote
verdiensten en het roemrijk beschavings
werk door de katholieke zendelingen ver
richt, zoowel in het verledene als ten hui-
digen dage: ik zie in hen Christenen en
broeders, geroepen om een dringend en
heldhaftig werk te verrichten on met vreug
de draag ik hot mijne er toe bij om hen
te steunen en te doen slagen".
Moge als belooning dezer edele taal hem
nog eens de genade geworden het volle licht
over zich to zien opgaan 1
De Paus sticht, het gemeentebestuur
breekt af. 13e Paus zorgt in de eerste plaats
voor de armen zijner kudde armen naar
het lichaam, armen naai- den geest en
denkt aan zich zelf het laatst. Is het niet
een aandoenlijk woord, eens tot iemand die
den Paus een gift bracht geuit: „Wat mij
betreft, een enkele franc daag6 (una liretta)
is voldoende voor mijn onderhoud, daar
goede zuSters (de Riparatrices) voor mijne
kleeding zorgen." De gemeente en haar
hoofd berooft d e armen en denkt alleen aan
zichzelf. Terzelfdertijd dat de rekening van
den automobiel van den burgemeester
1000 francs per maand dus in de vijf
jaar van zijn bewind 60.000 frs., werd goed
gekeurd, werd besloten uit eene inrichting
de oudjes op straat te zetten, en in drie
andere geen nieuwe ouden van dagen meer
op te nemen. En juist in dezelfde dagen
werd een d er hospitalen, dat van Sint An-
tonius, gesloten. Verbeeld u nu in welke
positie zij, die in Vincentiusvereenigingen
zich het lot der armen aantrekken, zich be
vinden! Toch reeds weten wij hier met
onze oudjes geen raad, welke vereeniging
is rijk genoeg die tal van alleenstaande
oude vrouwtjes te voeden? Zoo zelden
kwam een plaats open. Nu is het voor goed
uit; er zit niet veel anders op dan ze van
gebrek te laten omkomen. En dan die stak
kerds, welke gedacht hadden voor haar le
ven geborgen te zijn, en die nu in den
winter op straat staan zonder voedsel, zon
der dak. Maar Nathan heeft zoo'n weelde
rige auto dat deze het dubbele per maand
kost dan wat een ander betaalt 1 Z. E. Acht-
barc heeft een lijvig verslag opgesteld over
zijn beheer en dat van het Blok' gedurende
dit vijfjarig tijdvak. Hoe hij het ook draait,
er blijkt daaruit klaar en helder dat dit be
wind een groot fiasco geweest is, geen en
kele belofte is gehouden, geen enkele schrede
voorwaarts gedaan. Het eenige goede is de
tuinaanleg en 't onderhoud op verschillende
punten der stad, maar dit is enkel en alleen
omdat bij toeval aan het hoofd van dit de
partement een man staat, die zijn vak ver
staat en het lief heeft.
Wij hebben hier het wonderbaarste 'der
wonderkinderen gehad: een zesjarig orkest
directeur Willy Ferreros. Kan men tot op
zekere hoogte het vroegrijpe talent van een
pianist, een violist begrijpen, voor een on
oplosbaar raadsel staat men, als men zulk'
een klein kind een orkest ziet leiden. Men
gaat met het sceptisch denkbeeld er heen dat
men het kind handgrepen en bewegingen ge
leerd heeft en dit zich door het goed ge
schoold orkest laat leiden dus een truc.
Maar wie de concerten bijwoont, komt tot
de overtuiging, dat dit kleine wezen wer
kelijk de leidende en bezielende kracht is.
De Ouvertures van Egmond, van Wilhelm
Teil enz. enz. werden onberispelijk' geleid;
maar 't grootste succes werd met de Tann-
hauser-ouverture behaald, waarbij tevens
werkelijk dirigeeren overtuigend uitkwam.
Op een zeker moment verslapte men in de
maat, in het juist samenspel en krachtige ex
pressie. Energiek klopte de stok op den
lessenaar, eenige krachtige bewegingen en
aanduidingen en vol brio werd de passage
verder gespeeld.
'Wonderbaar is ook' 'dat het kind die vele
partitures uit het hoofd kent en steeds elk
der groepen, als elk ander directeur, het
sein tot invallen geeft. En 't aardigste is
dat het, van zijn hoogen zetel afgeklommen,
een echt kind blijkt, dol op bonbons, met
kinderlijken praat en volkomen onmachtig
om over zijn dirigeeren en wat hem daarbij
door de ziel gaat, uitsluitsel te geven.
Een spiritist kan aan een muzikaal me
dium denken, zooals indertijd Jessi Shepard,
een theosoof m hem de reïncarnatie zien van
een muzikaal genie. Op te lossen is het
raadsel niet, dat is zeker. Ik heb er alleen
mee te doen dat het kleine ventje zoo wei
nig een kinderleven leidt, zoo boven zijne
kinderkrachten en behoeften van het kin
derleven geëxploiteerd wordt. Na van 9 tot
11.30 hier een concert gedirigeerd te heb
ben, vertrok hij middernacht naar Napels,
waar na 's middags gerepeteerd te hebben,
's avonds het concert zou plaats hebben;
daarna weder nachtreis naar Rome om des
avonds opnieuw te dirigeeren. Toch ziet hij
er gezond en fleurig uit.
Tot mijne verwondering schijnen nog bij
niemand de overwegingen opgekomen te
zijn, die zich aan mij opdringen bij dezen
oorlog van het Kruis tegen de Halve Maan
juist in het jaar, dat wij den triomf van het
Kruis plechtig herdenken. Wel heeft een
courant en nog wel schande genoeg
een Katholieke courant, den draak gesto
ken met het denkbeeld dezen oorlog een
„kruistocht" t© noemen „al te bespottelijk
in de 20ste eeuw", en dezen alleen aan
zucht tot grensuitbreiding en fanatiek' pa
triotisme toegeschreven, zonder dieper op
de betedkenis van dezen krijg in te gaan.
Het mag zijn dat ik mij vergis, maar ik
zie in het geheele verloop de leiding Gods,
die nu als terugslag op Constantijn's over
winning onder de Kruisbanier, deze thans
wil laten wapperen in de door Constantijn
gestichte stad. Wel zijn 'het de schismatie-
ken in plaats van de Katholieken, wien de
Heer dezen triomf gunt, maar nagaande in
hoe weinig de rechtgeloovige natieB zich
zulk een hulp bij God waardig hebben ge
maakt èn de religieuse gevoelens waar deze
Schi8matieken blijk van geven, door elke
overwinning door eene godsdienstige plech
tigheid te vieren en Gode dank te bren
gen, kan men dezen voorkeur Gods zoowel
begrijpen als billijken. Mij is het bovendien
alsof ik oud-Testamentische geschiedenis
lees: Het is de zelfde „God der Heirscha-
ren" die Israël zwak en klein, de over
winning gaf over zijne zooveel sterkere vij
anden. Ik kan ook niet nalaten verband te
zien tusschen dezen triomftocht van het
Kruis en den triomftocht van het H. Sacra
ment in Weenen, waar in vroeger eeuwen
de Turk werd tot staan gebracht.
Wie weet of wanneer deze regelen onder
de oogen der lezers komen het pleit niet
reeds beslist is en het Kruis op de Hagia
Sophia de Kerk der Heilige Wijsheid, die
de Oostersche kerk zoo bijzonder eert, ge-'
tuige de aanroepingen gedurende hunne H.
Liturgie luide der wereld verkondigt:
„Christus vincit, Christus regnat, Christus
imperatl" Voor het laatst werd de H. Mis
in de Aya Sophia op den 29sten Mei 1453
opgedragen. .Welke zal de gedenkwaardige
datum zijn in 1912, dat opnieuw het vlekke
loos Lam aldaar geofferd wordt en het reini
gend Bloed de ontwijdde Basiliek' van alle'
smetten zuivert? Waarom bidt de Katholie
ke Christenheid niet voor dit doel?
B. T. P. WASZKLEWICZ VAN
BCHILFGAARDE.
Een gevecht bü Adrianopel.
Luitenant Wagner, de correspondent van
de Weensche „Reichspost" in het Bulgaar-
sche hoofdkwartier, seint aan zijn blad het
verslag van een gesprek, dat hij gehad heeft
met den gewonden majoor Nahii Bey, uit
Adrianopel. Deze ligt met een borstwond,
die van een granaatscherf afkomstig is, in de
Oostenrijksche ambulance. De majoor ver
haalde naar we in de „N. Rott. Ct." le
zen het volgende:
Ik was commandant in de reserve hij den
laatsten uitval uit het Karageuz-fort 7
K.M. ten N.W. van Adrianopel tegen
de stellingen van de Bulgaarsciie artillerie
voor de boerderij Ekmekisjikeui (3 K.M. ten
N. W. van dat fort.)
In de laatste dagen was het vuur van de
zware Bulgaarsche Krupp-kanonnen ondrage
lijk geworden. Onze artillerie kon over dat
geschut niet de overhand krijgen, waarom een
nachtelijke aanval werd gelast.
In den namiddag werd tot aan het vallen
van den avond een beweging bij Marasj uit
gevoerd, terwijl veertien bataljons zich ge
reed maal: n om uit Karaggeuz den aanval te
ondernemen, zoodra de duisternis zou ge
vallen zijn.
De nacht was stikdonker, na een dag van
regen. Den geheelen middag lagen de man
schappen in het nat en de modder, wach
tende op het bevel om op te rukken.
Tweemaal kwam het fccvel en tweemaal
werd het herroepen. Het was een verschrik
kelijke spanning voor de zenuwen van de
officieren, want. de manschappen, die, nadat
zij twee dagen tevoren gedetacheerd waren
geweest voor krijgsverrichtingen aan het
noordwestelijke front, niet te eten had
den gehad dan in heet water ge-
weekte beschuiten, morden.
Toen eindelijk voor de derde maal het be
vel om op te rukken gegeven werd, bleef
een heele compagnie manschap
pen liggen, maar zij waren met vol
maakte onverschilligheid voor de bevelen van
de officieren, zich Oost-Indisch doof houdende
voor alle aanmaningen.
Pas de tusschenkomst van twee militaire
imans had ten gevolge, dat zij. hun onver
schilligheid lieten var-en.
Eindelijk, omstreeks negen uur 's avonds,
waren wij opgerukt, terwijl ons zoeklicht
aan het westelijke front speelde.
Na een uur marcheeren stieten wij op de
Bulgaarsche voorposten rechts en links tegen
over ons. Eerst vielen hier en daar een
paar schoten, maai' zeer spoedig bevonden
wij ons tegenover een lange vuurlinie. Nu
kwam de Bulgaarsche artillerie er
aan te pas. Zij schoot even prach
tig alsof zij
oefend had in
ren afstand.
Het was een vreeselijke nacht. Wij wisten
niets van de sterkte van den vijand en in die
ongebaande donkere vlakte verloren enkele
afdoelingen alle voeling met de andere cn
raakten zij de richting heelemaal bijster.
Reserves kwamen van achteren naar het
front aanrukken en werden in de vuurlijn
geworpen. In de pikzwarte duisternis volg
de een vreeselijke verwarring. Wij wisten
niet of wij op den vijand dan wel op onze
eigen menschen vuurden, maar de Bulgaar
sche batterijen .wierpen op onze gelederen
een doodelijken hagel van projectielen.
Na twee uur vechtens trokken wij in een
volslagen verwarring terug. Plotseling wer
den wij opgeschrikt door het schorre ge
juich van de Bulgaarsche infanterie, die ons
rechts en links aanviel.
Het was, alsof alle boozen geesten op ons
losgelaten waren. Ik stond in een kluwen
mannen op een smal voetpad toen een regen
van Bulgaarsche bommen in ons midden viel.
Ik voelde iets heets aan den linker kant
zich van te voren ge-
het vuren op ver-
van mijn borst, deed een paar passen voor
uit en wist van niets meer, tot ik uit eeu
diepe bezwijming ui gevangenschap ontwaak
te. Uit den grond van mijn hart dank ik hen
voor hun menschlievende behandeling, en ib
ben hun bijzonder erkentelijk, omdat zij mijn
rang als officier geëerbiedigd hebben.
Aldus de majoor. Voor de rest was hij
zeer terughoudend met zijn antwoorden op
vragen, hoe het in Adrianopel stond, maar
toen men hem den zegevierenden opmarsch
van de Bulgaren met de kaart duidelijk maak
te, zeide hij: „Men heeft ons het tegenover
gestelde verteld, maar wij geloofden het niet
Later zeide men ons, dat Mockthar pasja
overwinnend naar Kirk Kilisse oprukte en
dat Adrianopel spoedig ontzet zou worden
zoodat wij een groote voorwaartsche bewe
ging naar Philippopel zouden kunnen begin
nen. Hoe de ramp over ons is gekomen, kan
ik niet begrijpen. Allah heeft ons verlaten
Het is de straf van Allah voor onze zonden."
Met een droevigen blik gaf dc majoor
aan luitenant Wagner de hand tot afscheid.
„Gij Oostenrijkers," besloot hij, „zijt altijd
onze vrienden geweest, maar in het uur van
de beproeving wil niemand zich meer de oude
vriendschap herinneren. Dat is heel treurig
voor ons."
Ecu oordeel over de Turken.
Aan een, aan de Maasbode, ter inzage ver
strekt particulier schrijven van een gees
telijke. rlie te Constantinopel vertoeft en
uitstekend met de Oostersche toestanden
vertrouwd is, ontlecnen wij dc volgende be
schouwing over den Balkan-oorlog.
„Met Turkije is het gedaan, meent de
schrijver, en dit is het werk der Jong-Tur-
ken d.i. der Joden en der vrijmetselaars,
die heiden geen vaderland hebben. Zij bob
ben de Turksche officieren geheel gedemo
raliseerd.
Dat de Turk verliest, gaat de schrijver
voort, schijnt eene straf Gods te zijn. Nu
ze hadden wel eene kastijding verdiend.
Maar hun nederlaag moet niet daaraan ge
weten worden, zooals vooral dé Fransche
kranten plegen te schrijven, omdat hun ge
schut ontoereikend was. Dat is een grove
leugen.
De Franschen willen reclame maken en
tevens hun liaat tegen Duitschland botvie
ren. De geallieerde Balkanstaten hebben
Fransch geschut maar zij hebben tevens tijd
genoeg gehad al hun soldaten er mede ver
trouwd te maken. Turkije heeft dat niet, de
meeste soldaten, die thans op het slagveld
zijn, zijn boerenlui, die nooit een geweer in
handen hebben gehad. Geeft hun het beste,
zjj zullen er niets mee kunnen doen. Daarbij
is het commando der Jong-Turksche offi
cieren zeer slecht, wijl ze onder het gezag
der vrijmetselaars staan, die alleen lafaards
en verraders maken kunnen. In het gezicht
der Bulgaren commandeerden ze den terug-
marech, ze gaven hun soldaten zelfs gect
patronen.
De schrijver constateert, dat verschillende
Turksche officieren vermoord zijn door hun
eigen manschappen, die over het lafhartig
gedrag van hun meerderen verontwaardigd
waren.
Men praat van slachtingen, van de wreed
heden der Turken. Ja, de Turk is wreed,
maar hij niet alleen. Allo Balkan-volken
hebben het met hem gemeen, in meerdere
of mindere mate.
Ik persoonlijk heb absoluut geen vertrou
wen in de Christelijke Balkanstaten. Ze
zijn ontrouw geworden aan het geloof hun
ner vaderen en dat vrijwillig, uit hoovaar-
djj. Zij hebben het ijzeren juk des sultans
vrijwillig op hun schouders genomen. Nu
ze zich sterk genoeg gevoelen, gaan ze in
troebel water visschen en nemen de gele
genheid te baat, om den Turk te verslaan
nu deze afgemat is van den laatsten oorlog.
Nu nemen ze het Kruis ter hand, om een
schijn van Godsdienst voor te wenden, een
Godsdienst die ze niet bezitten. Want alles
bjj hen is slechts uitwendig. Al die volke
ren, zoogenaamde Christenen, haten 'duizend
maal meer het gezag van den Paus van
Rome, den Plaatsbekleeder van Christus
dan den Turk zelf.
Geen heil is van hen te verwachten, want
ze staan nu meer dan anders onder de plak
der vrijmetselarij."
Dwarsliggers van gewapend beton.
Ter verbetering van het spoorwegbedrijf
heeft een Leipziger firma dwarsliggers van
gewapend beton vervaardigd, die veel vóór
hebben op de tot nu toe gebruikte houten
dwarsliggers. Daar de houtprijzen steeds stij-
Uit het Engelsch door
Z. v. K.
De dame schreef, dat zij iemand noodig
•uad als gezelschapsjuffrouw en tevens als
gouvernante^ voor haar dochtertje.
Beatrix zeide, na het lezen van dien brief:
Ik zon we) eens willen weten waar zij
Woont. Mrs. Masterton noemt -wel den naam
Aan haar huis, maar geet't geen nadere aan
wijzing. Overigens bevalt haar brief mij wel,
Nora.
i, Mij eveneens, antwoordde Nora, maar
,qie goede neef Kenueth schijnt ons nog niet
jgoed van elkaar te kunen onderscheiden,
,want in zijn eersten brief sprak hij van Bea-
rix e„ mi }ieeft j,jj a]ieen over Nora,
vr Zou ''at moeten beteekenen, Trix?
i 'imrointrent gaf mevrouw Lecomte op
heldering.
De tweelingzusters hadden nog een broertje
gehad, dat slechts een paar dagen had ge
leefd en kort na het vertrek van Charles
gestorven was. Achttien jaar geleden had de
weduwe aan mr. Ford, tegelijk met het over
lijden van haar dochter, ook gemeld dat dit
kind gestorven was. Hij had gemeend, dat
dit een van de tweelingen was, waarover
haar vader hem waarschijnlijk gesproken
had.
Ik heb hem nooit geschreven om dit
misverstand op te helderen, zeide de oude
dame. Ik wilde den schijn niet op mij iaden,
alsof ik meer geld van hem verlangde, en
tachtig pond per jaar was met eenige zui
nigheid voor ons drieën wel voldoende. Wan
neer gij hem spreekt, Nora, kunt ge hem daar
wel eens over inlichten.
Allen waren zeer voldaan over den brief
van mrs. Masterton.
Claude vooal vond dit schrijven zeer be
moedigend en hoopte dat zijn lieve Nora
daar in veiligheid zou zijn tot op den dag
dat hij haar zou komen halen om haar een
eigen thnis te verschaffen.
Mrs. Bolton, de vrouw van den-dokter, hielp
mevrouw Lecomte die twintig pond zoo voor-
deelig mogelijk uit te geven en zoo had No-
ra, toen de Maandag daar was, 'n llinke uit
zet gereed.
Allen gingen mee, om haar naar het sta
tion te brengen.
In Frankrijk mogen alleen de reizigers op
het perron komen en daaróm bleven zij in
de wachtkamer totdat de trein voortreed.
Het ga u goed, lief kind, zeido me-
vroeg Lecomte met tranen in de oogen, en
ons zult ge zeker ook niet vergeten, wel?
Schrijf ons zeer spoedig, fluisterde Bea
trix haar zuster toe, en vertel ons hoe het u
bevalt,
Claude beloofde haar op zachten toon, dat
hij hard zou werken om door zijn examen
te komen en wanneer hij eenmaal dokter
was, zijn lieveling een eigen woning binnen
te voeren, waar geen wolkje haar geluk ver
duisteren zou.
Mrs. Bolton was wel zoo vriendelijk Trix
cn mevrouw Lecomte een weinig van het
minnende paar te verwijderen, opdat de jon
gelui ongestoord afscheid konden nemen.
En wilt ge nu werkelijk gaarne heen
gaan, mijn liefste? vroeg Claude. Het is nog
niet te laat om van besluit te veraucTeren, gij
kunt nog altijd hier blijven.
Neen, neen, Claude, ik vertrek uit vrije
beweging, antwoordde Nora. Ik heb er altijd
zoo naar verlangd Engeland te zien.
Hoe gaarne herinnerden allen er zich la
ter aan, dat Nora zelf wenschte te vertrek
ken.
Zij konden zichzelf althans er geen verwijt
van maken, in den droevigen, somberen tijd
die nu aanbrak, dat zij het meisje tegen haar
wil hadden overgehaald, om die noodlottige
reis te maken.
Nora stapte in de dameecomié, die de con
ducteur, na haar kaartje geknipt te hebben,
voor haar opende, en de anderen bleven voor
de glazen deur van de wachtkamer staan en
wuifden haar toe tot de trein vertrok.
Daarop keerden zij langzaam terug naar
de rue Saint Denis.
De twee dames bleven spoedig achter.
Claude had Beatrix zijn arm geboden en
hij voelde hoe haar hand beefde, terwijl zij
slechts met m-oeite haar tranen bedwong.
Wees niet verdrietig, Trix, troostte hij
haar, de scheiding zal niet van langen duur
zijn. Ik zal werken als een plantage-neger
en over een of twee jaar doe ik mijn examen.
Slaag ik, dan kan Nora nog in hetzelfde jaar
mijn vrouw worden.
Beatrix scheen niet vatbaar voor deze
troostwoorden te zijn, want zij zeide angstig:
Ik hoop, dat Nora zich gelukkig zal ge
voelen.
De brief van mrs. Masterton was voo vrien
delijk, dat wij dit wel kunnen verwachten.
Ja.
Dat is waar ook, hernam Claude, ik heb
nog vergeten Nora naar het adres van mrs.
Masterton te vragen, dat stond niet in den
brief.
The Firs.
Maar Trix, dat is alleen de naam van
een villa of een landgoed. Dat kan zoowel in
Northumberland als in Cornwal liggen.
Waarlijk, gij zult toch wel weten, waar uw
zuster is heengegaan?
Beatrix meende in zijn woorden een zacht
verwijt te bespeuren, wat haar te duidelijker
opviel, daar zij er ook verwonderd over ge
weest was, dat de brief van mrs. Masterton
geen nauwkeurig adres mededeelde.
Nora beloofde dat zij morgen reeds zou
schrijven.
Maar wanneer ge haar nu eens moest
telegrafeeren?
Beatrix glimlachte.
Dat is niet waarschijnlijk. Zij zal mor
genochtend om negen uur aan het station
Charing Cross zijn en daar komt onze neef,;
mr. Ford, haar afhalen om haar naar The
Firs te brengen. Ik geloof wel dat wij
Woensdag bericht kunnen verwachten o'
uiterlijk Donderdag.
Claude kwam Woensdagavond alleen om
te vragen of er ook een brief ontvangen was.
Hij vond Beatrix alleen, want mevrouw
Lecomte had zich met een zware verkoud
heid, die zij waarschijnlijk aan het station
had opgedaan, te bed hegeven.
Toen Claude binnentrad zag Beatrix van
haar naaiwerk op, haar oogen waren roofl
geweend en geen lachje vertoonde zieh on
haar mond, toen zij hem begroette.
Hij drukte haar met broederlijke genegen
heid de hand en zeide:
Wat nu! Gij lieht toch geen slechte be
richten ontvangen?
Zij antwoordde: