J.H.W. 6RUMDEMANN Bomeinsche Kroniek. DE GEHEIMZINNIGE VERDWIJNING. JAC. KARSKENS, Zijlstraat 62, Heeren- en Dameskleermakerij, ENGELSCHE STOFFER. BUITENLAND. brengt steeds het nieuw ste op het gebied van Dames- en Heerenkleeding. Eigen ateliers onder leiding van BEKWAME Coupeurs. De oorlog op den Balkan. ku Bon iliarché „Noyons." HaarSem-iFussel. Handschoenen voor alle gelegenheden. KOiliGSTRAAT, FEUILLETON 3.) NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT O HOME, 15 Nov. 1912. Na liet uil gebreid résumé, 'dat deze cou rant braclit van dc jongste Encycliek' aan het Duitsch Episcopaat inzake der Syndi caten, is het overbodig dit nogmaals mede to doelen. Alleen wensch ik er even de aandacht op te vestigen, dat dit pauselijk Schrijven aan alle misverstand een einde maakt, daar er zoo klaar en duidelijk moge lijk in uitgedrukt is, dat slechts aan hem die bij eene zuiver Katholieke Vereeniging in geschreven is, veroorloofd wordt zich zoo zijne belangen dit noodig maken, nog bo vendien bij een interconfessioneel syndicaat te voegen voor zoover de Katholieke be ginselen niet daaronder lijden. Hoewel speci aal tot Duitschland gericht en met het oog op Duitsche misstanden, kan dit woord van het opperhoofd der Kerk ook in Holland ter harte genomen worden, opdat het kwaad, dat hier en daar kiemt, uitgeroeid worde, alvorens het opschiet. Er zijn ook uitzon deringen op de les die ons liet Evangelie van den vijfden Epiphaniën-Zondag leert. OKan niet anders verwacht worden dan dat een man, d ie geen vast beginsel heeft, met allerlei systemen meedoet, een liinker zij op twee gedachten, de Katholiek, die staat op de ééne rots, die geleid wordt langs nvaste lijn, voor wien slechts ééne waarheid, één systeem bestaat, is geroepen om te zijn „man uit één stuk". Slechts .waar allen dit begrijpen en er zich naar richten kan weelderig het Katholieke leven 'loeien, kan het vruchten brengen, den eerlijken oorsprong vaardig, kan het lei den tot den triomf waartoe het geroepen is, den triomf van eenheid en reinheid, zege vierend over allen en alles dat beginselloos en halfslachtig is. In Calabrië is liet den Paus gelukt, na dc ramp die zooveel vernielde, om één groot Seminarie op te richten voor eene geheele provincie, in plaats van de vele kleine Se minaries in de vele kleine diocesen. .Want in Italië is men gebleven bij het oude sys teem des eerste Christenkerk toen nood zakelijk, onvermijdelijk, nu in vele opzich ten noodlottig dat elke stad van eenige heteekenis met de naaste omgeving een diocees vormt. Zoodoende zijn hier dioce sen kleiner dan eene middelmatige paro chie elders; en daar elk diocees zijn Semi narie wil hebben en noch de middelen van don Bisschop toereikend zijn om voldoende leerkrachten te betalen, noch deze aanwe zig zijn, leidt dit tot allerlei misstanden waaronder de voornaamste wel is: onvol doende opleiding van den Clerus. 13e wensch van den Paus die daarnaar uitgaat eenige diocesen en Seminaries samen te smelten, •tuit op twee moeielijkheden. De eene, het ongenoegen der bevolking, die Bisschop en Seminarie niet willen missen, de andere van meer gewicht, n.l. de finantieele kwestie. Daar na den roof der kerkgoederen de Staat de bisschoppen bezoldigt, wordt, zoo de l'aus twee dioeescn samensmelt, ééne be zoldiging ingetrokken, inplaats van dien éénen bisschop het dubbele uit te keeren; en daar dc bezoldiging in vele gevallen zoo karig is dikwijls een paar duizend fres. zoodat de Kerkvorst toch reeds noode aan alle verplichtingen, die op hem rusten voldoen kan, wordt dit eene absolute on mogelijkheid, wanneer, de verplichtingen ver dubbelen. In Calabrië echter, waar alles te vernieu wen was, schijnt het mogelijk te zijn gewor den en zoo is, door de mildheid des Pausen te Catanzaro een monumentaal groot semi narie verrezen. Uit dankbaarheid wijdt nu de bevolking een monument aan Pius X, dat het voorplein sieren zal. Ik' had het genoegen bij den beeldhouwer Aureli, de zelfde wien de vervaardiging der groote heiligen-beelden in den Sint Pieter steeds opgedragen wordt, het model te zien, dat in Carrarisch marmer zal uitgevoerd worden. Het beeld, drie meter hoog, stelt den Paus voor staande, eenvoudig in soutane met cein tuur gekleed, de mozetta op de schouders. In dc eene hand houdt Hij het decreet (der oprichting van het Seminarie) de andere is in zegenende houding opgeheven. Het hoofd, eenigszins gebogen met eene uitdruk king vol mildheid en goedheid, bekrachtigt dien Zegen met i er lij ken glimlach. Reeds vóór de Engelsche pers begonnen was de gruwelen in Peru bedreven, te be spreken had de Paus (17 Juni 1.1.) zich in li et bekende schrijven tot het Episco paat van Z. Amerika gericht. Engelsche Franciskanen zijn nu aangewezen om het zendingswerk in de beruchte streek op zich te nemen en den 18den dezer maand ver trekken de eerste zendelingen naar Putu maio. Zooals bekend, wordt ook door Engel sche Protestanten tot dit beschavingswerk' bijgedragen tot groote ergernis der Noncon formisten, die er op aandringen dat niet Engelsch geld protestantezendingen gezonden worden. De Peruaansche regeering heeft echter, zooals bekend is, geantwoord dat volgens art. 4 der Constitutie geen andere dan de R. K. Godsdienst in dat land wordt toegelaten. Gunstig steekt bij deze hou ding der Nonconformisten een schrijven af van den bekenden Anglicaanschen kansel redenaar Henson, waarin hij zijne vreugde uit over het feit dat de keuze op Eng. Franciscanen gevallen is, en de hoop uit spreekt dat zijne landgenooten zullen voort gaan deze zending finantieel te steunen. „De Indianen worden doodgemarteld" schrijft hij „en 't is dus niet het oogenblik om gods dienstige strijdvragen op te werpen. Wat mij betreft geef ik er den voorkeur aan, mij voor den geest te roepen de groote verdiensten en het roemrijk beschavings werk door de katholieke zendelingen ver richt, zoowel in het verledene als ten hui- digen dage: ik zie in hen Christenen en broeders, geroepen om een dringend en heldhaftig werk te verrichten on met vreug de draag ik hot mijne er toe bij om hen te steunen en te doen slagen". Moge als belooning dezer edele taal hem nog eens de genade geworden het volle licht over zich to zien opgaan 1 De Paus sticht, het gemeentebestuur breekt af. 13e Paus zorgt in de eerste plaats voor de armen zijner kudde armen naar het lichaam, armen naai- den geest en denkt aan zich zelf het laatst. Is het niet een aandoenlijk woord, eens tot iemand die den Paus een gift bracht geuit: „Wat mij betreft, een enkele franc daag6 (una liretta) is voldoende voor mijn onderhoud, daar goede zuSters (de Riparatrices) voor mijne kleeding zorgen." De gemeente en haar hoofd berooft d e armen en denkt alleen aan zichzelf. Terzelfdertijd dat de rekening van den automobiel van den burgemeester 1000 francs per maand dus in de vijf jaar van zijn bewind 60.000 frs., werd goed gekeurd, werd besloten uit eene inrichting de oudjes op straat te zetten, en in drie andere geen nieuwe ouden van dagen meer op te nemen. En juist in dezelfde dagen werd een d er hospitalen, dat van Sint An- tonius, gesloten. Verbeeld u nu in welke positie zij, die in Vincentiusvereenigingen zich het lot der armen aantrekken, zich be vinden! Toch reeds weten wij hier met onze oudjes geen raad, welke vereeniging is rijk genoeg die tal van alleenstaande oude vrouwtjes te voeden? Zoo zelden kwam een plaats open. Nu is het voor goed uit; er zit niet veel anders op dan ze van gebrek te laten omkomen. En dan die stak kerds, welke gedacht hadden voor haar le ven geborgen te zijn, en die nu in den winter op straat staan zonder voedsel, zon der dak. Maar Nathan heeft zoo'n weelde rige auto dat deze het dubbele per maand kost dan wat een ander betaalt 1 Z. E. Acht- barc heeft een lijvig verslag opgesteld over zijn beheer en dat van het Blok' gedurende dit vijfjarig tijdvak. Hoe hij het ook draait, er blijkt daaruit klaar en helder dat dit be wind een groot fiasco geweest is, geen en kele belofte is gehouden, geen enkele schrede voorwaarts gedaan. Het eenige goede is de tuinaanleg en 't onderhoud op verschillende punten der stad, maar dit is enkel en alleen omdat bij toeval aan het hoofd van dit de partement een man staat, die zijn vak ver staat en het lief heeft. Wij hebben hier het wonderbaarste 'der wonderkinderen gehad: een zesjarig orkest directeur Willy Ferreros. Kan men tot op zekere hoogte het vroegrijpe talent van een pianist, een violist begrijpen, voor een on oplosbaar raadsel staat men, als men zulk' een klein kind een orkest ziet leiden. Men gaat met het sceptisch denkbeeld er heen dat men het kind handgrepen en bewegingen ge leerd heeft en dit zich door het goed ge schoold orkest laat leiden dus een truc. Maar wie de concerten bijwoont, komt tot de overtuiging, dat dit kleine wezen wer kelijk de leidende en bezielende kracht is. De Ouvertures van Egmond, van Wilhelm Teil enz. enz. werden onberispelijk' geleid; maar 't grootste succes werd met de Tann- hauser-ouverture behaald, waarbij tevens werkelijk dirigeeren overtuigend uitkwam. Op een zeker moment verslapte men in de maat, in het juist samenspel en krachtige ex pressie. Energiek klopte de stok op den lessenaar, eenige krachtige bewegingen en aanduidingen en vol brio werd de passage verder gespeeld. 'Wonderbaar is ook' 'dat het kind die vele partitures uit het hoofd kent en steeds elk der groepen, als elk ander directeur, het sein tot invallen geeft. En 't aardigste is dat het, van zijn hoogen zetel afgeklommen, een echt kind blijkt, dol op bonbons, met kinderlijken praat en volkomen onmachtig om over zijn dirigeeren en wat hem daarbij door de ziel gaat, uitsluitsel te geven. Een spiritist kan aan een muzikaal me dium denken, zooals indertijd Jessi Shepard, een theosoof m hem de reïncarnatie zien van een muzikaal genie. Op te lossen is het raadsel niet, dat is zeker. Ik heb er alleen mee te doen dat het kleine ventje zoo wei nig een kinderleven leidt, zoo boven zijne kinderkrachten en behoeften van het kin derleven geëxploiteerd wordt. Na van 9 tot 11.30 hier een concert gedirigeerd te heb ben, vertrok hij middernacht naar Napels, waar na 's middags gerepeteerd te hebben, 's avonds het concert zou plaats hebben; daarna weder nachtreis naar Rome om des avonds opnieuw te dirigeeren. Toch ziet hij er gezond en fleurig uit. Tot mijne verwondering schijnen nog bij niemand de overwegingen opgekomen te zijn, die zich aan mij opdringen bij dezen oorlog van het Kruis tegen de Halve Maan juist in het jaar, dat wij den triomf van het Kruis plechtig herdenken. Wel heeft een courant en nog wel schande genoeg een Katholieke courant, den draak gesto ken met het denkbeeld dezen oorlog een „kruistocht" t© noemen „al te bespottelijk in de 20ste eeuw", en dezen alleen aan zucht tot grensuitbreiding en fanatiek' pa triotisme toegeschreven, zonder dieper op de betedkenis van dezen krijg in te gaan. Het mag zijn dat ik mij vergis, maar ik zie in het geheele verloop de leiding Gods, die nu als terugslag op Constantijn's over winning onder de Kruisbanier, deze thans wil laten wapperen in de door Constantijn gestichte stad. Wel zijn 'het de schismatie- ken in plaats van de Katholieken, wien de Heer dezen triomf gunt, maar nagaande in hoe weinig de rechtgeloovige natieB zich zulk een hulp bij God waardig hebben ge maakt èn de religieuse gevoelens waar deze Schi8matieken blijk van geven, door elke overwinning door eene godsdienstige plech tigheid te vieren en Gode dank te bren gen, kan men dezen voorkeur Gods zoowel begrijpen als billijken. Mij is het bovendien alsof ik oud-Testamentische geschiedenis lees: Het is de zelfde „God der Heirscha- ren" die Israël zwak en klein, de over winning gaf over zijne zooveel sterkere vij anden. Ik kan ook niet nalaten verband te zien tusschen dezen triomftocht van het Kruis en den triomftocht van het H. Sacra ment in Weenen, waar in vroeger eeuwen de Turk werd tot staan gebracht. Wie weet of wanneer deze regelen onder de oogen der lezers komen het pleit niet reeds beslist is en het Kruis op de Hagia Sophia de Kerk der Heilige Wijsheid, die de Oostersche kerk zoo bijzonder eert, ge-' tuige de aanroepingen gedurende hunne H. Liturgie luide der wereld verkondigt: „Christus vincit, Christus regnat, Christus imperatl" Voor het laatst werd de H. Mis in de Aya Sophia op den 29sten Mei 1453 opgedragen. .Welke zal de gedenkwaardige datum zijn in 1912, dat opnieuw het vlekke loos Lam aldaar geofferd wordt en het reini gend Bloed de ontwijdde Basiliek' van alle' smetten zuivert? Waarom bidt de Katholie ke Christenheid niet voor dit doel? B. T. P. WASZKLEWICZ VAN BCHILFGAARDE. Een gevecht bü Adrianopel. Luitenant Wagner, de correspondent van de Weensche „Reichspost" in het Bulgaar- sche hoofdkwartier, seint aan zijn blad het verslag van een gesprek, dat hij gehad heeft met den gewonden majoor Nahii Bey, uit Adrianopel. Deze ligt met een borstwond, die van een granaatscherf afkomstig is, in de Oostenrijksche ambulance. De majoor ver haalde naar we in de „N. Rott. Ct." le zen het volgende: Ik was commandant in de reserve hij den laatsten uitval uit het Karageuz-fort 7 K.M. ten N.W. van Adrianopel tegen de stellingen van de Bulgaarsciie artillerie voor de boerderij Ekmekisjikeui (3 K.M. ten N. W. van dat fort.) In de laatste dagen was het vuur van de zware Bulgaarsche Krupp-kanonnen ondrage lijk geworden. Onze artillerie kon over dat geschut niet de overhand krijgen, waarom een nachtelijke aanval werd gelast. In den namiddag werd tot aan het vallen van den avond een beweging bij Marasj uit gevoerd, terwijl veertien bataljons zich ge reed maal: n om uit Karaggeuz den aanval te ondernemen, zoodra de duisternis zou ge vallen zijn. De nacht was stikdonker, na een dag van regen. Den geheelen middag lagen de man schappen in het nat en de modder, wach tende op het bevel om op te rukken. Tweemaal kwam het fccvel en tweemaal werd het herroepen. Het was een verschrik kelijke spanning voor de zenuwen van de officieren, want. de manschappen, die, nadat zij twee dagen tevoren gedetacheerd waren geweest voor krijgsverrichtingen aan het noordwestelijke front, niet te eten had den gehad dan in heet water ge- weekte beschuiten, morden. Toen eindelijk voor de derde maal het be vel om op te rukken gegeven werd, bleef een heele compagnie manschap pen liggen, maar zij waren met vol maakte onverschilligheid voor de bevelen van de officieren, zich Oost-Indisch doof houdende voor alle aanmaningen. Pas de tusschenkomst van twee militaire imans had ten gevolge, dat zij. hun onver schilligheid lieten var-en. Eindelijk, omstreeks negen uur 's avonds, waren wij opgerukt, terwijl ons zoeklicht aan het westelijke front speelde. Na een uur marcheeren stieten wij op de Bulgaarsche voorposten rechts en links tegen over ons. Eerst vielen hier en daar een paar schoten, maai' zeer spoedig bevonden wij ons tegenover een lange vuurlinie. Nu kwam de Bulgaarsche artillerie er aan te pas. Zij schoot even prach tig alsof zij oefend had in ren afstand. Het was een vreeselijke nacht. Wij wisten niets van de sterkte van den vijand en in die ongebaande donkere vlakte verloren enkele afdoelingen alle voeling met de andere cn raakten zij de richting heelemaal bijster. Reserves kwamen van achteren naar het front aanrukken en werden in de vuurlijn geworpen. In de pikzwarte duisternis volg de een vreeselijke verwarring. Wij wisten niet of wij op den vijand dan wel op onze eigen menschen vuurden, maar de Bulgaar sche batterijen .wierpen op onze gelederen een doodelijken hagel van projectielen. Na twee uur vechtens trokken wij in een volslagen verwarring terug. Plotseling wer den wij opgeschrikt door het schorre ge juich van de Bulgaarsche infanterie, die ons rechts en links aanviel. Het was, alsof alle boozen geesten op ons losgelaten waren. Ik stond in een kluwen mannen op een smal voetpad toen een regen van Bulgaarsche bommen in ons midden viel. Ik voelde iets heets aan den linker kant zich van te voren ge- het vuren op ver- van mijn borst, deed een paar passen voor uit en wist van niets meer, tot ik uit eeu diepe bezwijming ui gevangenschap ontwaak te. Uit den grond van mijn hart dank ik hen voor hun menschlievende behandeling, en ib ben hun bijzonder erkentelijk, omdat zij mijn rang als officier geëerbiedigd hebben. Aldus de majoor. Voor de rest was hij zeer terughoudend met zijn antwoorden op vragen, hoe het in Adrianopel stond, maar toen men hem den zegevierenden opmarsch van de Bulgaren met de kaart duidelijk maak te, zeide hij: „Men heeft ons het tegenover gestelde verteld, maar wij geloofden het niet Later zeide men ons, dat Mockthar pasja overwinnend naar Kirk Kilisse oprukte en dat Adrianopel spoedig ontzet zou worden zoodat wij een groote voorwaartsche bewe ging naar Philippopel zouden kunnen begin nen. Hoe de ramp over ons is gekomen, kan ik niet begrijpen. Allah heeft ons verlaten Het is de straf van Allah voor onze zonden." Met een droevigen blik gaf dc majoor aan luitenant Wagner de hand tot afscheid. „Gij Oostenrijkers," besloot hij, „zijt altijd onze vrienden geweest, maar in het uur van de beproeving wil niemand zich meer de oude vriendschap herinneren. Dat is heel treurig voor ons." Ecu oordeel over de Turken. Aan een, aan de Maasbode, ter inzage ver strekt particulier schrijven van een gees telijke. rlie te Constantinopel vertoeft en uitstekend met de Oostersche toestanden vertrouwd is, ontlecnen wij dc volgende be schouwing over den Balkan-oorlog. „Met Turkije is het gedaan, meent de schrijver, en dit is het werk der Jong-Tur- ken d.i. der Joden en der vrijmetselaars, die heiden geen vaderland hebben. Zij bob ben de Turksche officieren geheel gedemo raliseerd. Dat de Turk verliest, gaat de schrijver voort, schijnt eene straf Gods te zijn. Nu ze hadden wel eene kastijding verdiend. Maar hun nederlaag moet niet daaraan ge weten worden, zooals vooral dé Fransche kranten plegen te schrijven, omdat hun ge schut ontoereikend was. Dat is een grove leugen. De Franschen willen reclame maken en tevens hun liaat tegen Duitschland botvie ren. De geallieerde Balkanstaten hebben Fransch geschut maar zij hebben tevens tijd genoeg gehad al hun soldaten er mede ver trouwd te maken. Turkije heeft dat niet, de meeste soldaten, die thans op het slagveld zijn, zijn boerenlui, die nooit een geweer in handen hebben gehad. Geeft hun het beste, zjj zullen er niets mee kunnen doen. Daarbij is het commando der Jong-Turksche offi cieren zeer slecht, wijl ze onder het gezag der vrijmetselaars staan, die alleen lafaards en verraders maken kunnen. In het gezicht der Bulgaren commandeerden ze den terug- marech, ze gaven hun soldaten zelfs gect patronen. De schrijver constateert, dat verschillende Turksche officieren vermoord zijn door hun eigen manschappen, die over het lafhartig gedrag van hun meerderen verontwaardigd waren. Men praat van slachtingen, van de wreed heden der Turken. Ja, de Turk is wreed, maar hij niet alleen. Allo Balkan-volken hebben het met hem gemeen, in meerdere of mindere mate. Ik persoonlijk heb absoluut geen vertrou wen in de Christelijke Balkanstaten. Ze zijn ontrouw geworden aan het geloof hun ner vaderen en dat vrijwillig, uit hoovaar- djj. Zij hebben het ijzeren juk des sultans vrijwillig op hun schouders genomen. Nu ze zich sterk genoeg gevoelen, gaan ze in troebel water visschen en nemen de gele genheid te baat, om den Turk te verslaan nu deze afgemat is van den laatsten oorlog. Nu nemen ze het Kruis ter hand, om een schijn van Godsdienst voor te wenden, een Godsdienst die ze niet bezitten. Want alles bjj hen is slechts uitwendig. Al die volke ren, zoogenaamde Christenen, haten 'duizend maal meer het gezag van den Paus van Rome, den Plaatsbekleeder van Christus dan den Turk zelf. Geen heil is van hen te verwachten, want ze staan nu meer dan anders onder de plak der vrijmetselarij." Dwarsliggers van gewapend beton. Ter verbetering van het spoorwegbedrijf heeft een Leipziger firma dwarsliggers van gewapend beton vervaardigd, die veel vóór hebben op de tot nu toe gebruikte houten dwarsliggers. Daar de houtprijzen steeds stij- Uit het Engelsch door Z. v. K. De dame schreef, dat zij iemand noodig •uad als gezelschapsjuffrouw en tevens als gouvernante^ voor haar dochtertje. Beatrix zeide, na het lezen van dien brief: Ik zon we) eens willen weten waar zij Woont. Mrs. Masterton noemt -wel den naam Aan haar huis, maar geet't geen nadere aan wijzing. Overigens bevalt haar brief mij wel, Nora. i, Mij eveneens, antwoordde Nora, maar ,qie goede neef Kenueth schijnt ons nog niet jgoed van elkaar te kunen onderscheiden, ,want in zijn eersten brief sprak hij van Bea- rix e„ mi }ieeft j,jj a]ieen over Nora, vr Zou ''at moeten beteekenen, Trix? i 'imrointrent gaf mevrouw Lecomte op heldering. De tweelingzusters hadden nog een broertje gehad, dat slechts een paar dagen had ge leefd en kort na het vertrek van Charles gestorven was. Achttien jaar geleden had de weduwe aan mr. Ford, tegelijk met het over lijden van haar dochter, ook gemeld dat dit kind gestorven was. Hij had gemeend, dat dit een van de tweelingen was, waarover haar vader hem waarschijnlijk gesproken had. Ik heb hem nooit geschreven om dit misverstand op te helderen, zeide de oude dame. Ik wilde den schijn niet op mij iaden, alsof ik meer geld van hem verlangde, en tachtig pond per jaar was met eenige zui nigheid voor ons drieën wel voldoende. Wan neer gij hem spreekt, Nora, kunt ge hem daar wel eens over inlichten. Allen waren zeer voldaan over den brief van mrs. Masterton. Claude vooal vond dit schrijven zeer be moedigend en hoopte dat zijn lieve Nora daar in veiligheid zou zijn tot op den dag dat hij haar zou komen halen om haar een eigen thnis te verschaffen. Mrs. Bolton, de vrouw van den-dokter, hielp mevrouw Lecomte die twintig pond zoo voor- deelig mogelijk uit te geven en zoo had No- ra, toen de Maandag daar was, 'n llinke uit zet gereed. Allen gingen mee, om haar naar het sta tion te brengen. In Frankrijk mogen alleen de reizigers op het perron komen en daaróm bleven zij in de wachtkamer totdat de trein voortreed. Het ga u goed, lief kind, zeido me- vroeg Lecomte met tranen in de oogen, en ons zult ge zeker ook niet vergeten, wel? Schrijf ons zeer spoedig, fluisterde Bea trix haar zuster toe, en vertel ons hoe het u bevalt, Claude beloofde haar op zachten toon, dat hij hard zou werken om door zijn examen te komen en wanneer hij eenmaal dokter was, zijn lieveling een eigen woning binnen te voeren, waar geen wolkje haar geluk ver duisteren zou. Mrs. Bolton was wel zoo vriendelijk Trix cn mevrouw Lecomte een weinig van het minnende paar te verwijderen, opdat de jon gelui ongestoord afscheid konden nemen. En wilt ge nu werkelijk gaarne heen gaan, mijn liefste? vroeg Claude. Het is nog niet te laat om van besluit te veraucTeren, gij kunt nog altijd hier blijven. Neen, neen, Claude, ik vertrek uit vrije beweging, antwoordde Nora. Ik heb er altijd zoo naar verlangd Engeland te zien. Hoe gaarne herinnerden allen er zich la ter aan, dat Nora zelf wenschte te vertrek ken. Zij konden zichzelf althans er geen verwijt van maken, in den droevigen, somberen tijd die nu aanbrak, dat zij het meisje tegen haar wil hadden overgehaald, om die noodlottige reis te maken. Nora stapte in de dameecomié, die de con ducteur, na haar kaartje geknipt te hebben, voor haar opende, en de anderen bleven voor de glazen deur van de wachtkamer staan en wuifden haar toe tot de trein vertrok. Daarop keerden zij langzaam terug naar de rue Saint Denis. De twee dames bleven spoedig achter. Claude had Beatrix zijn arm geboden en hij voelde hoe haar hand beefde, terwijl zij slechts met m-oeite haar tranen bedwong. Wees niet verdrietig, Trix, troostte hij haar, de scheiding zal niet van langen duur zijn. Ik zal werken als een plantage-neger en over een of twee jaar doe ik mijn examen. Slaag ik, dan kan Nora nog in hetzelfde jaar mijn vrouw worden. Beatrix scheen niet vatbaar voor deze troostwoorden te zijn, want zij zeide angstig: Ik hoop, dat Nora zich gelukkig zal ge voelen. De brief van mrs. Masterton was voo vrien delijk, dat wij dit wel kunnen verwachten. Ja. Dat is waar ook, hernam Claude, ik heb nog vergeten Nora naar het adres van mrs. Masterton te vragen, dat stond niet in den brief. The Firs. Maar Trix, dat is alleen de naam van een villa of een landgoed. Dat kan zoowel in Northumberland als in Cornwal liggen. Waarlijk, gij zult toch wel weten, waar uw zuster is heengegaan? Beatrix meende in zijn woorden een zacht verwijt te bespeuren, wat haar te duidelijker opviel, daar zij er ook verwonderd over ge weest was, dat de brief van mrs. Masterton geen nauwkeurig adres mededeelde. Nora beloofde dat zij morgen reeds zou schrijven. Maar wanneer ge haar nu eens moest telegrafeeren? Beatrix glimlachte. Dat is niet waarschijnlijk. Zij zal mor genochtend om negen uur aan het station Charing Cross zijn en daar komt onze neef,; mr. Ford, haar afhalen om haar naar The Firs te brengen. Ik geloof wel dat wij Woensdag bericht kunnen verwachten o' uiterlijk Donderdag. Claude kwam Woensdagavond alleen om te vragen of er ook een brief ontvangen was. Hij vond Beatrix alleen, want mevrouw Lecomte had zich met een zware verkoud heid, die zij waarschijnlijk aan het station had opgedaan, te bed hegeven. Toen Claude binnentrad zag Beatrix van haar naaiwerk op, haar oogen waren roofl geweend en geen lachje vertoonde zieh on haar mond, toen zij hem begroette. Hij drukte haar met broederlijke genegen heid de hand en zeide: Wat nu! Gij lieht toch geen slechte be richten ontvangen? Zij antwoordde:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5