J.H.W. GRUXDEMANN RATIS TUDSCHRIF voor de Jeugd SOLO PI DE GEHEIMZINNIGE VERDWIJNING. 1 JAC. KARSiCEiSi Zijlstraat 62, Heeren- en Dameskleermakerij, ENGELSCHE STOFFEN. brengt steeds het nieuw ste op het gebied van Dames- en HeerenkleedSm g. Eigen ateliers onder leiding van BEKWAME Coupeurs. De Haarlemsche „Hanze" en de Federatie. B UIT E ft L A ft Hu Bon Marché „lioyons. Haarieiii-Brusseli Handschoenen voor aiie gelegenheden: KONINGSTRAAT, VERKRIJGBAAR VOOR ELK KQOPER VAN EEN PONO MARGARINEA45cT P POND me uunuy op den Balkan. I FEUILLETON NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT Wij lezen in „De Haarl. Hanze" het vol gende artikel: In het vorige nummer hebben wij uit de „Nieuwe Haarl. Ct." overgenomen een be richt omtrent de uitspraken die onze Hoog- eerw. Bisschoppen van Nederland hebben gedaan in zake de Federatie der verschillen de R.K. Diocesane Middenstandsbonden. Sedert dien is in verschillende bladen ver schenen een ingezonden stukje van den Eer- Waarden heer van Overvelde, een der voor mannen van de tweede (dissideerende) „Fe deratie", die daarin „namens het hoogste kerkelijk gezag" mededeelt, uat de bisschop pelijke goedkeuring op de statuten van de ze (tweede) Federatie niet is geweigerd, maar opgeschort. Nu valt het ons niet in, om te gaan vra gen naar het verschil tusschen een goed keuring die ,)nog niet is verleend", of eene, die is „opgeschort." Waar hec om draait is eenvoudig, dat de Bisschoppen dus blijkbaar deze (tweede) Fe deratie, zooals zij is tot stand gekomen en samengesteld, niet willen aanvaarden. In welken vorm dat nu is geschied en met welke bewoordingen, dat is vrijwel on verschillig. De Haarlemsehe Diocesane heeft, langs officieelen weg, van „het hoogste ker kelijke gezag" een mededeeiing ontvangen hieromtrent die precies in het bericht van de „N. Haarl. Ct." is weergegeven. Dat dus noch de Eerw. heer van Over- 'velde, noch de couranten die altijd tegen over de Haarlemsehe Diocesane gestaan 'lebbon tt.nl. nj>7.011 aniit vnrulnn wii ooi- weer TiDe Voorhoede -, die, naar het schijnt, niet kan verhoeden, dat de ook te Leiden zetelende redacteur van „De Hanze bode" zijn partijdige en tendentieuze voor stellingen óók in het algemeen R.K. Week blad „ten beste" geeft 1) géén reden heb ben om te spreken van een „onjuist" be richt, is helder als de dag. Maar nog eenshet gaat hier vooi ons diet om de juistheid of onjuistheid van cou rantenberichten, nóch om de kennelijke ten- denz van een ingezonden stukje als dat van kapelaan Overvelde. De „Diocesane" van Haarlem heeft wel Wat anders te doen dan te polemiseeren over Statuten, die.... haar volstrekt niet raken en Waarmede zij niets te maken heeft. Maar toch schijnt het op dit oogenblik en in dit stadium van zaken goed, eens even de puntjes op de i te zetten, hoe van den beginne af en onder voortdurende goed keuring van „bet hoogste kerkelijke gezag de houding van onzen Bond is geweest ten opzichte van de Federatie, en hoe dus ook logisch ook nu door onzen Bond stelling .Wordt genomen, waarbij wij als altijd met de jongste vermaningen van het Hoog vaardig Episcopaat, aan welks beslissing de Haarlemsehe Diocesane zich immer heeft onderworpen, rekening houden. De houding der Haarlemsehe Diocesane Hanze ten opzichte van de Federatie is altijd deze geweest: dat die Federatie zou moeten worden een Katholieke, naast de „neutrale" organisatie staande Bond. Er naast staande, en dan ook gelijkbe rechtigd. En op geen enkele wijze wil zij met dien „neutralen" Bond samenwerken dan vol gens het Bisschoppelijk voorschrift voor bepaalde doeleinden, vooraf omschreven, en dan natuurlijk nevens eikand er, niet in el kaar opgaande. Dat denkbeeld: de Katholieke Midden standsorganisatie dus definitief en geheel afgescheiden van interconfessioneele, z. g. neutrale organisaties, heeft de Haarlemsehe Diocesane van het eerste oogenblik af dat 't pas gaf, verdedigd en hooggehouden, en nu is het spelen met woorden, als men zegt, dat dit toch eigenlijk óók werd ge- wenscht door de andere Bonden. Wij spreken nu heel in 't algemeen, doch mogen zonder vrees van tegenspraak zeg gen, dat juist dit star-principiëele stand punt van Haarlem oorzaak is geweest, dat Haarlem alleen bleef staan, toen men van andere zijde het nog eens met den „neu tralen" Bond wilde probeeren, poogde „her vormingen" in dien Bond uit te lokken, enz. De persoonlijke kwesties die later en tus- schentijds ontstaan zijn, laten wij nu geheel achterwege. Doch we blijven liever bij de praktische zijde der zaak on vragen: wat nu? Het antwoord daarop is in beginsel alweer gemakkelijk te geven: éénheid. Eenheid van actie en van defensie, van voorlichting en van organisatie, van werkplan en beraadslaging, zulk een een heid is juist tegenover do kracht der „neu trale" organisatie (zio de (fariefwet-kome- diel) hóóg- en hóóg-noodig. De Haarlemsehe Diocesane heeft zich dan ook herhaaldelijk op hare algemeene verga deringen uitgesproken voor het tot stand komen van een Federatie. Maar Wij willen die éénheid alléén, als onze beginselen, do hoofdlijn waarlangs heel onze Diocesane-orgabisatie gaat, ongerept blijven Wij willen géén eenheid, die ons zou on dergeschikt maken, rechtstreeks of zijde lings, aan de „neutralen". Wij willen een Iioomsclxo eenheid, onaf hankelijk van wien anders óók, zelf standig en levend in eigen huis. Wij willen een organisatie, die geheel vol gens den geest en den zin van de voor- schri1", n des Pausen op zichzelve sta, en geen .'trekkingen heeft met andere (inter confessioneele) vereenigingen dan alléén voor een of ander bepaald, welomschreven doel. Zóó alleen wensclit Haarlem de eenheid der R.K. Diocesane Bonden van den Mid denstand, welke eenheid onzerzijds zoo vu rig wordt gewenscht. Hoe tot die eenheid te komen? Men zal misschien zeggen en ue Eerw. heer van Overvelde stuurt het in zijn lis tig stukje over „geweigerde" en „.opgeschor te" goedkeuring blijkbaar die richting uit 1 dat Haarlem dan niet beter kan doen dan zich maar aansluiten aan de andere üuiiucn, UlO, 1JU jov, j „dissenter" speelden, maar dan toch al sta tuten en alles klaar hebben. En zooals de Eerw. heer van Overvelde schijnt te willen zeggen Mgr. de Aartsbisschop wacht er immers maar op, of Haarlem tot die (tweede) Federatie toetreedt, om or de Statuten van goed te keuren I! Ho eens evenl Onze Haarlemsehe Diocesane kan en mag in góénen deele toetreden tot eene Federa tie (dat ligt in de lijn die hierboven al is ontwikkeld) die nog in eenigerlei vaste be trekking staat tot andere „neutrale", orga nisaties. Daarin ligt dus, dat onze Bond zeker nooit kan toestemmen in het, blijkbaar door som mige andere R. K. Middenstanders van min der belang geachte feit, dat een bestuurder der R. K. Federatie zou zitting hebben in het bestuur van een „neutrale" vereeniging of van een „neutralen" Bond. Niet in dit feit alléén ligt natuurlijk het zwaartepunt, maar in héél de verhouding van Katholieke Middenstanders tegenover niet- Katholieken, die in het gewone leven o.i. voortreffelijk en altijd broederlijk kan we zen, maar die in liet organisatieleven een principieel-verschillende moet zij n 1 Ziedaar de eerste voorwaarde, waaraan onze Haarlemsehe Diocesane krachtens hare grondregelen, het voorschrift van „het hoog ste kerkelijk „gezag", en de besluiten der vergaderingen, moet vasthouden. En nu vragen wij dit: zouden de andere R. K. Bonden, onze zustervereenigingen in Utrecht, den Bosch en Breda, met ons willen onderhandelen tot een Federatie te komen, op den grondslag die hierboven is aangegeven? Wat Limburg betreft, onze Hoogw. Bis schoppen hebben den wensch uitgesproken, dat ook dit Bisdom spoedig weer zijn „Dio cesane" ziet herleven, die wij dan ook gaarne in de rij onzer zustervereenigingen zullen begroeten. Maar hoe moeten nu deze beraadslagingen over de zoo gewenschte Federatie worden ge voerd? Oók hierin hebben onze Hoogw. Bisschop pen voorzien. Naar ons „namens het hoogste kerkelijk gezag" is medegedeeld, wenscht héél het Hoogw. Episcopaat, dat de eenheid tot stand kome, èn dat de besprekingen daarvoor worden gevoerd door anderen dan hen, die aan de vorige besprekingen onzaliger ge dachten isse, deelnamen. Onzerzijds zijn wij natuurlijk dadelijk be reid daaraan te voldoen. En wanneer het zoover komt, zal ons Hoofdbestuur ongetwijfeld ter bespreking van eene Federatie der vijf Diocesane Bis dommen andere personen afvaardigen dan degenen, die in de vorige besprekingen per soonlijk waren gemoeid. Dat is werkelijk een wijs besluit van onze Bisschoppen, dat persoonlijke antipatiën uitschakelt. De nieuwe onderhandelingen (waartoe, naar ons hekend is, ons Haarlemsch Hoofd bestuur volgaarne bereid is) zullen dus door geheel nieuwe personen worden gevoerd. Het spreekt van zelf, dat ook de geestelijke adviseurs, zooais de Eerw. heer van Over velde,- en de Eerw. heer v. Beurden, die op zoo felle manier in deze historie zijn betrok ken of zich hebben betrokken, buiten deze onderhandelingen moeten blijven: aldns wil len liet onze Bisschoppen, en terecht. Wij voor ons hebben, als dit laatste voor al gebeurt, ecu optimistisch denkbeeld van de te voeren beraadslagingen, en wij twij felen er niet aan, of met goeden wil van beide zijden za! de zoo gewenschte Federa tie eindelijk tot stand komen. Dat Haarlem echter aan de twee hierbo ven genoemde voorwa'arden (onvereonigbaar heid dor bestuursfunctie van „neutrale" ver eenigingen en ue R.K. Federatie, en bet uit schakelen van de personen die in de vo rige besprekingen een rol hebben gespeeld) onvoorwaardelijk vasthoudt, moet, dunkt ons, hier met nadruk worden vooropgesteld. Wie met ons onderhandelen wil, kent hier mede onze voorwaarden. Terecht is gezegd, dat eene „Federatie" onderstelt de volkomen „onafhankelijk heid" der gei'edereerden. Op die onafhankelijkheid staan wij, en wij doen dat daarenboven we mogen dit zeggen! gesteund door „het aller hoogste kerkelijk gezag." De cholera in de Tuksclie liniën. Een vertegenwoordiger van Reuter heeft in gezelschap van enkele andere personen het eliolera-kamp van San-Stefano, op tien mijl afstand van Konstantinopel bezocht. Wij lezen in zijn relaas, vertaald door de N. R. C. het volgende: Toen wij uit onze auto gestapt waren en den spoordijk opklommen, die ongeveer 30 voet hoog was, zagen wij een open ruimte, als een groote grasvlakte bij een dorp of een speelterrein buiten een stad, omringd door bel er-soort buizen, die in Europeesehen stijl 'opgetrokken waren.'Want San-Stefano is het zomerverblijf van welgestelde bewoners van Konstantinopel. Twee soldaten hielden de wacht op den spoordijk, zij lieten ons passee- ren. Ze schenen er, evenals de andere gewa pende soldaten, alleen te_ staan om hen, die binnen het afgezette gebied waren, het ont snappen te beletten. Lichamen, die uit de treinen geworpen waren, lagen zooals ze ge vallen waren. Sommige waren hoven op den dijk blijven liggen, andere waren iets, weer andere geheel naar heneden gezakt. Soms la gen zij alleen, clan weer in groepen van drie of vier. Bij een stal beuedendijks lag een groep van vijftig of zestig dooden of sterven den, blijkbaar om warmte bij elkaar gekro pen. De kanten van den mesthoop, die zachter waren clan de grond, lagen vol mannen, en oen man die erboven op ]ag groef met zijn handen een soort kuil om in te liggen. De kuil zou weldra zijn graf zijn. Toen we den spoordijk afklommen nader den wij een man aan den anderen kant van den rijweg, die evenwijdig liep met den spoor- een groep van twaalf tenten, waar vier of vijf soldaten bijstonden, die de Roode Halve Maan op hun mouw droegen. Ook hier wa ren zieken en dooden niet gescheiden, maarverblijf té Mustafa Pacha ook over een ont in dichte groepen bijeen. De dokter ging een moe ting met den Nederlandscken luitenant tent binnen, en telde er twee-en-twiutig. Ik'Fabius, die een van de weinige Nederlaudsche schatte, dat het dubbele aantal er buiten was, waar zij achter de tenten beschutting tegen den wind zochten. Af en toe richtten de mannen zieli met groote inspanning naar liet oosten en namen de Mahomedaansche houding aan met hun hoofd naar den grond. Een keer zag ik hoe de wind de gehavende grijze soldatenjas over het hoofd van een biddend man wierp. Hij probeerde, maar had de kracht niet zijn hoofd y^^ vrij te maken. En de Roode Krnis-verplegers hielpen hem niet; niemand hielp hem. Men plaatste zelfs geen steenen onder de hoofden oorlogscorrespondenten is. „Ik heb bij het licht van uw lantaarn uw roode banden herkend. Mag ik me aan u voorstellenluitenant der artillerie Eabius, der op het veld Eggende menschen, hoewel oorlogsCorrespondent van vijf Hollandsche er genoeg waren. Wel liepen de bewakers te hlnrlo® TV vnn hJnftMkwnWiftr 4 hoop om ons indringers op te nemen. Een haalde zijn schouders op, alsof hij zeggen wilde: wat kunnen wij doen Daar kwam een water-vat, getrokken door een ezel den weg af. Zij, die staan konden, t I f i l I weg. Hij probeerde naar den vollen mesthoop Er waren honderden dooden, duizenden over te kruipen, maar hij kon niet, viel zieken in dit kamp. Velen lagen midden in en bleef op den weg liggen. Een ander lichtte het veld, anderen tegen de huizen, die er rond zijn hoofd op en vroeg den chauffeur van de stonden en verlaten waren. Beter af zijn de be- auto wat er in zijn reservoir was. De cliauf- j trekkelijk weinige Turksche soldaten, die feur antwoordde: petroleum. Het hoofd van naar de hospitalen, barakken en moskeeën den man zonk op den grond terug. Vele hoof- g-ebracht zijn in de stad om er te sterven, den werden toen opgeheven en verscheidenewant daar krijgen enkelen een bed en water sterkere mannen gingen overeind zitten en en allen krijgen, zoo geen warmte, beschut- riepen naar ons, waar hun Turksche bewa-ting tegen de winter-winden en regens, kers bij stonden. Ik vroeg iemand wat zij rie-San Stefano is niet het ergste cholera- pen. Hij zeide: zij roepen, dat zij ziek zijn en kamp. Te Hademkeui, het hoofdkwartier gg^juA.mapd hun water, niemand hun brood van het leger, is het uitgestrekter. Wij liepeu eeu eiuu uei j -Hoe velen van de duizenden Anatoliërs en den en stervenden, die soms iets verder van Ion er ooit naar Klein-Azië terugkeeren 1 elkaar verwijderd lagen en staken over naar Luitenant Fabius op het oorlogspad. Paul Block, oorlogscorrespondent van het Berl. Tagebl., vertelt in een schets van het Do heer Block stond, in een wanhopigen toestand een trein van ossenwagens aan te kijken,, toen van een dier wagens een hel dere stem vroeg: „Correspondents de guerre, messieurs? En een krachtige gestalte sprong van "den wagen, zoodat de modder ons in de neuzen heldere stem ging in het Fransch bladen. Ik kom van het hoofdkwartier in Starra Zagora en wil morgen verder gaan naar Adrianopel." Naar Adrianopel! Wij moesten, ondanks onze onaangename stemming, lachen en mijn strompelden er zonder hulp heen en vochten .lotgenoot zeide. om een dronk: wie dat niet- kon doen kreeg: „Morgen wi t ge al dadelijk naar Aclria- nicls. Evenzoo werd er brood uitgedeeld on-,noI*L luitenant? Ja, daar zouden wij. ook der hen, die in staat waren naar de plaats lie.^n willen l van de uitdeeling toe te komen. Tal van Hij zeide het spottend, maar luitenant Fa- mannen sleepten zich met m-oeite naar een hius liet niet met zich spotten. Hij was zoo wel en probeerden aan water te komen door vol hoop en zoo frisch en vroolijk, met zijn middel van de lange gordels, die zij gewoon- kort, blond haar en de heldere, eerlijke jon- lijk rond hun middel dragen, waarschijnlijk gensoogen, dat hij ons binnen tien minuten door het uiteinde nat te maken en hun mond geheel had opgemonteerd. Alles vond hij te bevochtigen. enorm en interessant en leerrijk, zelfs het 99 Uit hel Engelsch, door Z. v. K. Mijn echtgenoot is zeo afkeerig van bezoe kers, dat ik het niet durf wagen, haar mee haar het kasteel te nemen. De stationschef, die er ook bijgekomen was, 'luisterde zijn beambte iets in het oor. Deze snelde weg en kwam een oogenblik pier terug met een kleinen heer met grijs haar. die zoo even uit den trein gestapt was. Het was dokter Bardon, de gemeente-arts Vftn Salton. „Hij nam vluchtig den hoed af voor lady hatterly, stapte in den waggon, bekeek en mastte de jonge dame, die daar zoo onbe- eeglijk in een hoek lag en beval, dat men naai- .i_n ?aar rhgen. terstond naar de wachtkamer moest r- '1 bevel werd ten uitvoer gebracht door 'aneth Ford en den stationschef, die het Clsje daar op een lange tafel neerlegden. Lady Chatterly haalde haar eau-de-cologue flacon te voorschijn en wilde den dokter hel- pen, haar tot het bewustzijn terug te bren- geu, maar deze legde de eene hand op het hart, voelde met de andere den pols en zeide ernstig: Zij is dood. Allen deinsden verschrikt terug, terwijl de dokter voortging: Mijnheer do stationschef, wees zoo goed do coupé terstond te -laten doorzoeken. Ik vermoed dat wij hier niet tegenover een na tuurlijk sterfgeval staan, er is een misdaad gepleegd. Lady Chatterly en Kenueth Ford waren stom van ontzetting. Het meisje was nog zoo jong, zoo schoon. Het was eeno vreeselijke gedachte, dat zij zoo tragisch om het leven gekomen was. j Inderdaad, de vreemdelinge was opvallend schoon en had daarbij zulk eeu onschuldig gelaat. Wanneer zij niet de kleederen van oen volwassene had gedragen, dan zou men haar voor een vijftienjarig kind hebben kunnen houden. Zij droog een langen, grijzen mantel, een j klein zwart kanten hoedje met witte bloe- 1 men, lange grijze handschoenen mot veel knoopjes en Fransche bottines. Haar wan gen waren zoo zacht als de bladoren van oen bloem, haar oogen helder blauw, hot mooie blonde haar viel in iware lokken op het mar- merhlanke voorhoofd. Zelfs de dood had dit lieftallige gelaat ontzien, de oogen drukten i Dokter Bardon haalde de schouders op. geen doodsangst, geen ontsteltenis uit, de lip-De conducteur Wilton zeide, dat hij eerst pen plooiden zich als tot een glimlach en te Willmington den trein had overgenomen wanneer doktor Bardon niet zoo stellig ver- en geen achtgeslagen had op de jonge dame, klaard had, dat zij dood was, dan hadden Ger- omdat hij dacht dat zij sliep, trude en mr. Ford het niet kunnen gelooven,O ja, mylady, zeide hij daarop tegen de want zij geleek veeleer op een slapende, die Gravin. Ik ben door dit voorval zoo ver- elk oogenblik kan ontwaken. schrikt, dat ik bijna vergeten zou u eeu bood- Arm kind, zeide Kenueth bijna eer-1 schap van mijnheer de Graaf over te bren- biedig, om liaar zal zeker wel getreurd wor-gen. Mylord was aan het station te Willming den. Lady Chatterly schrok. Hoe kwam zij hier? fluisterde zij. Ik weet zeker dat zij geen vreomde- linge is. ton en droeg mij op u te zeggen, dat hij daar nog zaken had en eerst met den laatsten trein thuis zou komen. De Gravin gaf Wilton een shilling voor zjjn boodschap, hetgeen zij, dank zij de vrij- De stationschef kwam terug, na de coupé gevigkeid van lady Edith Ford, nu wel doen doorzocht te hebben. kon. 1 Dit'onderzoek scheen niet veel aan het licht I Dat is juist weer iets voor Reginald, I te zullen brengen, want een lederen reis-dacht zij, op die wijze spaart liij telegram- taschje zooals ze in eiken galanteriewinkel 1 kosten. worden verkocht en oen rond mandje, waar! Zij zag er zoo bleek en ontroerd uit, dat wellicht cenige versnaperingen in geweest Kenueth Ford het uooclig oordeelde, haar waren, was alles wat men gevonden had. In naar het kasteel te vergezlleu. het mandje lagen nog eenige bonbons, de dokter nam een daarvan, brak ze door en rook er aan. Antimonium, geloof ik, zeide hij. Gij moet deze bonbons goed bewaren, chef, dio zullen wij bij de lijkschouwing wellicht noo- dig hebben. Maar wie i6 z(jf vroeg Kenueth Ford. Ik zie duidelijk dat ge niet in staat zijt, alleen (o gaan, zeide hij, en Cartwrigkt ver wacht mii niet, het kan dus geen teleurstel ling voor hem zijn, als hij mij te Willming ton niet vindt. De trein keerde terug naar Willmington. De stationschef had den waggon, waarin het droevige voorval was afgespeeld, laten Het komt mij zeer wreed voor, haar familie afhaken en Wilton opgedragen, aangifte te zoo in het onzekere over haar lot te laten. I doen bij de justitie te Willmington. AlMD -ACJV XL&UX AlUatHl UG1A Mi/A "«TU UOUafUÖWjWlU CJ1> dlfclAJUi- HOJ iVi üolu# Gertrude nam bet aanbod van mr. Ford dan iv baar aan. Ik zal u werkelijk veel verplicht zijn, wanneer gij mij thuis brengt, zeide zij. Ik ben anders niet zenuwachtig, maar thans voel ik mij vreeselijk aangedaan. O, God! zoo mijn Phil zoo iets moest overkomen. Haar moederhart brak, toen zij naar do lieftallige doode keek, die door geen moeder meer gekust zou worden. Had zij geen bagage bij zich? vroeg Ger trude eensklaps. Die zou ons misschien op het spoor kunnen brengen. Er was echter geen bagage, volstrekt niets, behalve het kleine reistaselije. Op verzoek van den dokter werd het door lady Chatterly geopend, maar ook daarin vond men niets wat eenige opheldering kon geven: een zak doek, een borduurwerkje, eeu beurs met on geveer eeu pond aan goud en zilver en len slotte eeu verkreukeld couvert, waarop met stijlschrift geschreven was: „The Firs". De stationschef bood terstond aan, het meisje zoolang in zijn huls te houden, totdat men een baar gehaald zou hebben, om haar naar het Jijkenhuisje op het kerkhof over te brengen. Lady Chatterly kon slechts met moeite van do sehoone doode scheiden, maar Kenueth nam haar bij de liand en voerde liaar met zacht geweld weg. Gij moet aan Phil denken, fluisterde hij 'haar vriendelijk toe, zij wacht u

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5