J.H.W. GRUXDEMANN
RATIS
TUDSCHRIF
voor de Jeugd
SOLO
PI
DE GEHEIMZINNIGE
VERDWIJNING.
1
JAC. KARSiCEiSi Zijlstraat 62, Heeren- en Dameskleermakerij, ENGELSCHE STOFFEN.
brengt steeds het nieuw
ste op het gebied van
Dames- en
HeerenkleedSm g.
Eigen ateliers onder
leiding van BEKWAME
Coupeurs.
De Haarlemsche „Hanze" en de Federatie.
B UIT E ft L A ft
Hu Bon Marché
„lioyons.
Haarieiii-Brusseli Handschoenen voor aiie gelegenheden:
KONINGSTRAAT,
VERKRIJGBAAR VOOR ELK
KQOPER VAN EEN PONO
MARGARINEA45cT P POND
me uunuy op den Balkan.
I
FEUILLETON
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT
Wij lezen in „De Haarl. Hanze" het vol
gende artikel:
In het vorige nummer hebben wij uit de
„Nieuwe Haarl. Ct." overgenomen een be
richt omtrent de uitspraken die onze Hoog-
eerw. Bisschoppen van Nederland hebben
gedaan in zake de Federatie der verschillen
de R.K. Diocesane Middenstandsbonden.
Sedert dien is in verschillende bladen ver
schenen een ingezonden stukje van den Eer-
Waarden heer van Overvelde, een der voor
mannen van de tweede (dissideerende) „Fe
deratie", die daarin „namens het hoogste
kerkelijk gezag" mededeelt, uat de bisschop
pelijke goedkeuring op de statuten van de
ze (tweede) Federatie niet is geweigerd,
maar opgeschort.
Nu valt het ons niet in, om te gaan vra
gen naar het verschil tusschen een goed
keuring die ,)nog niet is verleend", of eene,
die is „opgeschort."
Waar hec om draait is eenvoudig, dat de
Bisschoppen dus blijkbaar deze (tweede) Fe
deratie, zooals zij is tot stand gekomen en
samengesteld, niet willen aanvaarden.
In welken vorm dat nu is geschied en
met welke bewoordingen, dat is vrijwel on
verschillig. De Haarlemsehe Diocesane heeft,
langs officieelen weg, van „het hoogste ker
kelijke gezag" een mededeeiing ontvangen
hieromtrent die precies in het bericht van
de „N. Haarl. Ct." is weergegeven.
Dat dus noch de Eerw. heer van Over-
'velde, noch de couranten die altijd tegen
over de Haarlemsehe Diocesane gestaan
'lebbon tt.nl. nj>7.011 aniit vnrulnn wii ooi-
weer TiDe Voorhoede -, die, naar het schijnt,
niet kan verhoeden, dat de ook te
Leiden zetelende redacteur van „De Hanze
bode" zijn partijdige en tendentieuze voor
stellingen óók in het algemeen R.K. Week
blad „ten beste" geeft 1) géén reden heb
ben om te spreken van een „onjuist" be
richt, is helder als de dag.
Maar nog eenshet gaat hier vooi ons
diet om de juistheid of onjuistheid van cou
rantenberichten, nóch om de kennelijke ten-
denz van een ingezonden stukje als dat van
kapelaan Overvelde.
De „Diocesane" van Haarlem heeft wel
Wat anders te doen dan te polemiseeren over
Statuten, die.... haar volstrekt niet raken en
Waarmede zij niets te maken heeft.
Maar toch schijnt het op dit oogenblik
en in dit stadium van zaken goed, eens
even de puntjes op de i te zetten, hoe van
den beginne af en onder voortdurende goed
keuring van „bet hoogste kerkelijke gezag
de houding van onzen Bond is geweest ten
opzichte van de Federatie, en hoe dus ook
logisch ook nu door onzen Bond stelling
.Wordt genomen, waarbij wij als altijd
met de jongste vermaningen van het Hoog
vaardig Episcopaat, aan welks beslissing
de Haarlemsehe Diocesane zich immer heeft
onderworpen, rekening houden.
De houding der Haarlemsehe Diocesane
Hanze ten opzichte van de Federatie is
altijd deze geweest: dat die Federatie zou
moeten worden een Katholieke, naast de
„neutrale" organisatie staande Bond.
Er naast staande, en dan ook gelijkbe
rechtigd.
En op geen enkele wijze wil zij met dien
„neutralen" Bond samenwerken dan vol
gens het Bisschoppelijk voorschrift voor
bepaalde doeleinden, vooraf omschreven, en
dan natuurlijk nevens eikand er, niet in el
kaar opgaande.
Dat denkbeeld: de Katholieke Midden
standsorganisatie dus definitief en geheel
afgescheiden van interconfessioneele, z. g.
neutrale organisaties, heeft de Haarlemsehe
Diocesane van het eerste oogenblik af dat
't pas gaf, verdedigd en hooggehouden,
en nu is het spelen met woorden, als men
zegt, dat dit toch eigenlijk óók werd ge-
wenscht door de andere Bonden.
Wij spreken nu heel in 't algemeen, doch
mogen zonder vrees van tegenspraak zeg
gen, dat juist dit star-principiëele stand
punt van Haarlem oorzaak is geweest, dat
Haarlem alleen bleef staan, toen men van
andere zijde het nog eens met den „neu
tralen" Bond wilde probeeren, poogde „her
vormingen" in dien Bond uit te lokken, enz.
De persoonlijke kwesties die later en tus-
schentijds ontstaan zijn, laten wij nu geheel
achterwege.
Doch we blijven liever bij de praktische
zijde der zaak on vragen: wat nu?
Het antwoord daarop is in beginsel alweer
gemakkelijk te geven: éénheid.
Eenheid van actie en van defensie,
van voorlichting en van organisatie, van
werkplan en beraadslaging, zulk een een
heid is juist tegenover do kracht der „neu
trale" organisatie (zio de (fariefwet-kome-
diel) hóóg- en hóóg-noodig.
De Haarlemsehe Diocesane heeft zich dan
ook herhaaldelijk op hare algemeene verga
deringen uitgesproken voor het tot stand
komen van een Federatie.
Maar
Wij willen die éénheid alléén, als onze
beginselen, do hoofdlijn waarlangs heel onze
Diocesane-orgabisatie gaat, ongerept blijven
Wij willen géén eenheid, die ons zou on
dergeschikt maken, rechtstreeks of zijde
lings, aan de „neutralen".
Wij willen een Iioomsclxo eenheid, onaf
hankelijk van wien anders óók, zelf
standig en levend in eigen huis.
Wij willen een organisatie, die geheel vol
gens den geest en den zin van de voor-
schri1", n des Pausen op zichzelve sta, en
geen .'trekkingen heeft met andere (inter
confessioneele) vereenigingen dan alléén
voor een of ander bepaald, welomschreven
doel.
Zóó alleen wensclit Haarlem de eenheid
der R.K. Diocesane Bonden van den Mid
denstand, welke eenheid onzerzijds zoo vu
rig wordt gewenscht.
Hoe tot die eenheid te komen?
Men zal misschien zeggen en ue Eerw.
heer van Overvelde stuurt het in zijn lis
tig stukje over „geweigerde" en „.opgeschor
te" goedkeuring blijkbaar die richting uit 1
dat Haarlem dan niet beter kan doen
dan zich maar aansluiten aan de andere
üuiiucn, UlO, 1JU jov, j
„dissenter" speelden, maar dan toch al sta
tuten en alles klaar hebben. En zooals
de Eerw. heer van Overvelde schijnt te
willen zeggen Mgr. de Aartsbisschop
wacht er immers maar op, of Haarlem tot
die (tweede) Federatie toetreedt, om or de
Statuten van goed te keuren I!
Ho eens evenl
Onze Haarlemsehe Diocesane kan en mag
in góénen deele toetreden tot eene Federa
tie (dat ligt in de lijn die hierboven al
is ontwikkeld) die nog in eenigerlei vaste be
trekking staat tot andere „neutrale", orga
nisaties.
Daarin ligt dus, dat onze Bond zeker nooit
kan toestemmen in het, blijkbaar door som
mige andere R. K. Middenstanders van min
der belang geachte feit, dat een bestuurder
der R. K. Federatie zou zitting hebben in
het bestuur van een „neutrale" vereeniging
of van een „neutralen" Bond.
Niet in dit feit alléén ligt natuurlijk het
zwaartepunt, maar in héél de verhouding van
Katholieke Middenstanders tegenover niet-
Katholieken, die in het gewone leven o.i.
voortreffelijk en altijd broederlijk kan we
zen, maar die in liet organisatieleven een
principieel-verschillende moet zij n 1
Ziedaar de eerste voorwaarde, waaraan
onze Haarlemsehe Diocesane krachtens hare
grondregelen, het voorschrift van „het hoog
ste kerkelijk „gezag", en de besluiten der
vergaderingen, moet vasthouden.
En nu vragen wij dit: zouden de andere
R. K. Bonden, onze zustervereenigingen
in Utrecht, den Bosch en Breda, met ons
willen onderhandelen tot een Federatie te
komen, op den grondslag die hierboven is
aangegeven?
Wat Limburg betreft, onze Hoogw. Bis
schoppen hebben den wensch uitgesproken,
dat ook dit Bisdom spoedig weer zijn „Dio
cesane" ziet herleven, die wij dan ook
gaarne in de rij onzer zustervereenigingen
zullen begroeten.
Maar hoe moeten nu deze beraadslagingen
over de zoo gewenschte Federatie worden ge
voerd?
Oók hierin hebben onze Hoogw. Bisschop
pen voorzien.
Naar ons „namens het hoogste kerkelijk
gezag" is medegedeeld, wenscht héél het
Hoogw. Episcopaat, dat de eenheid tot
stand kome, èn dat de besprekingen daarvoor
worden gevoerd door anderen dan hen, die
aan de vorige besprekingen onzaliger ge
dachten isse, deelnamen.
Onzerzijds zijn wij natuurlijk dadelijk be
reid daaraan te voldoen.
En wanneer het zoover komt, zal ons
Hoofdbestuur ongetwijfeld ter bespreking
van eene Federatie der vijf Diocesane Bis
dommen andere personen afvaardigen dan
degenen, die in de vorige besprekingen per
soonlijk waren gemoeid.
Dat is werkelijk een wijs besluit van onze
Bisschoppen, dat persoonlijke antipatiën
uitschakelt.
De nieuwe onderhandelingen (waartoe,
naar ons hekend is, ons Haarlemsch Hoofd
bestuur volgaarne bereid is) zullen dus door
geheel nieuwe personen worden gevoerd.
Het spreekt van zelf, dat ook de geestelijke
adviseurs, zooais de Eerw. heer van Over
velde,- en de Eerw. heer v. Beurden, die op
zoo felle manier in deze historie zijn betrok
ken of zich hebben betrokken, buiten deze
onderhandelingen moeten blijven: aldns wil
len liet onze Bisschoppen, en terecht.
Wij voor ons hebben, als dit laatste voor
al gebeurt, ecu optimistisch denkbeeld van
de te voeren beraadslagingen, en wij twij
felen er niet aan, of met goeden wil van
beide zijden za! de zoo gewenschte Federa
tie eindelijk tot stand komen.
Dat Haarlem echter aan de twee hierbo
ven genoemde voorwa'arden (onvereonigbaar
heid dor bestuursfunctie van „neutrale" ver
eenigingen en ue R.K. Federatie, en bet uit
schakelen van de personen die in de vo
rige besprekingen een rol hebben gespeeld)
onvoorwaardelijk vasthoudt, moet, dunkt
ons, hier met nadruk worden vooropgesteld.
Wie met ons onderhandelen wil, kent hier
mede onze voorwaarden.
Terecht is gezegd, dat eene „Federatie"
onderstelt de volkomen „onafhankelijk
heid" der gei'edereerden.
Op die onafhankelijkheid staan wij, en
wij doen dat daarenboven we mogen
dit zeggen! gesteund door „het aller
hoogste kerkelijk gezag."
De cholera in de Tuksclie
liniën.
Een vertegenwoordiger van Reuter heeft
in gezelschap van enkele andere personen
het eliolera-kamp van San-Stefano, op tien
mijl afstand van Konstantinopel bezocht. Wij
lezen in zijn relaas, vertaald door de N. R. C.
het volgende:
Toen wij uit onze auto gestapt waren en
den spoordijk opklommen, die ongeveer 30
voet hoog was, zagen wij een open ruimte,
als een groote grasvlakte bij een dorp of een
speelterrein buiten een stad, omringd door
bel er-soort buizen, die in Europeesehen stijl
'opgetrokken waren.'Want San-Stefano is het
zomerverblijf van welgestelde bewoners van
Konstantinopel. Twee soldaten hielden de
wacht op den spoordijk, zij lieten ons passee-
ren. Ze schenen er, evenals de andere gewa
pende soldaten, alleen te_ staan om hen, die
binnen het afgezette gebied waren, het ont
snappen te beletten. Lichamen, die uit de
treinen geworpen waren, lagen zooals ze ge
vallen waren. Sommige waren hoven op den
dijk blijven liggen, andere waren iets, weer
andere geheel naar heneden gezakt. Soms la
gen zij alleen, clan weer in groepen van drie
of vier. Bij een stal beuedendijks lag een
groep van vijftig of zestig dooden of sterven
den, blijkbaar om warmte bij elkaar gekro
pen. De kanten van den mesthoop, die zachter
waren clan de grond, lagen vol mannen, en
oen man die erboven op ]ag groef met zijn
handen een soort kuil om in te liggen. De
kuil zou weldra zijn graf zijn.
Toen we den spoordijk afklommen nader
den wij een man aan den anderen kant van
den rijweg, die evenwijdig liep met den spoor-
een groep van twaalf tenten, waar vier of
vijf soldaten bijstonden, die de Roode Halve
Maan op hun mouw droegen. Ook hier wa
ren zieken en dooden niet gescheiden, maarverblijf té Mustafa Pacha ook over een ont
in dichte groepen bijeen. De dokter ging een moe ting met den Nederlandscken luitenant
tent binnen, en telde er twee-en-twiutig. Ik'Fabius, die een van de weinige Nederlaudsche
schatte, dat het dubbele aantal er buiten was,
waar zij achter de tenten beschutting tegen
den wind zochten.
Af en toe richtten de mannen zieli met
groote inspanning naar liet oosten en namen
de Mahomedaansche houding aan met hun
hoofd naar den grond. Een keer zag ik hoe
de wind de gehavende grijze soldatenjas over
het hoofd van een biddend man wierp. Hij
probeerde, maar had de kracht niet zijn hoofd y^^
vrij te maken. En de Roode Krnis-verplegers
hielpen hem niet; niemand hielp hem. Men
plaatste zelfs geen steenen onder de hoofden
oorlogscorrespondenten is.
„Ik heb bij het licht van uw lantaarn uw
roode banden herkend. Mag ik me aan u
voorstellenluitenant der artillerie Eabius,
der op het veld Eggende menschen, hoewel oorlogsCorrespondent van vijf Hollandsche
er genoeg waren. Wel liepen de bewakers te hlnrlo® TV vnn hJnftMkwnWiftr 4
hoop om ons indringers op te nemen. Een
haalde zijn schouders op, alsof hij zeggen
wilde: wat kunnen wij doen
Daar kwam een water-vat, getrokken door
een ezel den weg af. Zij, die staan konden,
t
I
f
i
l
I
weg. Hij probeerde naar den vollen mesthoop Er waren honderden dooden, duizenden
over te kruipen, maar hij kon niet, viel zieken in dit kamp. Velen lagen midden in
en bleef op den weg liggen. Een ander lichtte het veld, anderen tegen de huizen, die er rond
zijn hoofd op en vroeg den chauffeur van de stonden en verlaten waren. Beter af zijn de be-
auto wat er in zijn reservoir was. De cliauf- j trekkelijk weinige Turksche soldaten, die
feur antwoordde: petroleum. Het hoofd van naar de hospitalen, barakken en moskeeën
den man zonk op den grond terug. Vele hoof- g-ebracht zijn in de stad om er te sterven,
den werden toen opgeheven en verscheidenewant daar krijgen enkelen een bed en water
sterkere mannen gingen overeind zitten en en allen krijgen, zoo geen warmte, beschut-
riepen naar ons, waar hun Turksche bewa-ting tegen de winter-winden en regens,
kers bij stonden. Ik vroeg iemand wat zij rie-San Stefano is niet het ergste cholera-
pen. Hij zeide: zij roepen, dat zij ziek zijn en kamp. Te Hademkeui, het hoofdkwartier
gg^juA.mapd hun water, niemand hun brood van het leger, is het uitgestrekter.
Wij liepeu eeu eiuu uei j -Hoe velen van de duizenden Anatoliërs en
den en stervenden, die soms iets verder van Ion er ooit naar Klein-Azië terugkeeren 1
elkaar verwijderd lagen en staken over naar
Luitenant Fabius op het oorlogspad.
Paul Block, oorlogscorrespondent van het
Berl. Tagebl., vertelt in een schets van het
Do heer Block stond, in een wanhopigen
toestand een trein van ossenwagens aan te
kijken,, toen van een dier wagens een hel
dere stem vroeg:
„Correspondents de guerre, messieurs?
En een krachtige gestalte sprong van "den
wagen, zoodat de modder ons in de neuzen
heldere stem ging in het Fransch
bladen. Ik kom van het hoofdkwartier in
Starra Zagora en wil morgen verder gaan
naar Adrianopel."
Naar Adrianopel! Wij moesten, ondanks
onze onaangename stemming, lachen en mijn
strompelden er zonder hulp heen en vochten .lotgenoot zeide.
om een dronk: wie dat niet- kon doen kreeg: „Morgen wi t ge al dadelijk naar Aclria-
nicls. Evenzoo werd er brood uitgedeeld on-,noI*L luitenant? Ja, daar zouden wij. ook
der hen, die in staat waren naar de plaats lie.^n willen l
van de uitdeeling toe te komen. Tal van Hij zeide het spottend, maar luitenant Fa-
mannen sleepten zich met m-oeite naar een hius liet niet met zich spotten. Hij was zoo
wel en probeerden aan water te komen door vol hoop en zoo frisch en vroolijk, met zijn
middel van de lange gordels, die zij gewoon- kort, blond haar en de heldere, eerlijke jon-
lijk rond hun middel dragen, waarschijnlijk gensoogen, dat hij ons binnen tien minuten
door het uiteinde nat te maken en hun mond geheel had opgemonteerd. Alles vond hij
te bevochtigen. enorm en interessant en leerrijk, zelfs het
99
Uit hel Engelsch, door
Z. v. K.
Mijn echtgenoot is zeo afkeerig van bezoe
kers, dat ik het niet durf wagen, haar mee
haar het kasteel te nemen.
De stationschef, die er ook bijgekomen was,
'luisterde zijn beambte iets in het oor.
Deze snelde weg en kwam een oogenblik
pier terug met een kleinen heer met grijs
haar. die zoo even uit den trein gestapt was.
Het was dokter Bardon, de gemeente-arts
Vftn Salton.
„Hij nam vluchtig den hoed af voor lady
hatterly, stapte in den waggon, bekeek en
mastte de jonge dame, die daar zoo onbe-
eeglijk in een hoek lag en beval, dat men
naai- .i_n
?aar
rhgen.
terstond naar de wachtkamer moest
r- '1 bevel werd ten uitvoer gebracht door
'aneth Ford en den stationschef, die het
Clsje daar op een lange tafel neerlegden.
Lady Chatterly haalde haar eau-de-cologue
flacon te voorschijn en wilde den dokter hel-
pen, haar tot het bewustzijn terug te bren-
geu, maar deze legde de eene hand op het
hart, voelde met de andere den pols en zeide
ernstig:
Zij is dood.
Allen deinsden verschrikt terug, terwijl de
dokter voortging:
Mijnheer do stationschef, wees zoo goed
do coupé terstond te -laten doorzoeken. Ik
vermoed dat wij hier niet tegenover een na
tuurlijk sterfgeval staan, er is een misdaad
gepleegd.
Lady Chatterly en Kenueth Ford waren
stom van ontzetting. Het meisje was nog zoo
jong, zoo schoon. Het was eeno vreeselijke
gedachte, dat zij zoo tragisch om het leven
gekomen was.
j Inderdaad, de vreemdelinge was opvallend
schoon en had daarbij zulk eeu onschuldig
gelaat. Wanneer zij niet de kleederen van oen
volwassene had gedragen, dan zou men haar
voor een vijftienjarig kind hebben kunnen
houden.
Zij droog een langen, grijzen mantel, een
j klein zwart kanten hoedje met witte bloe-
1 men, lange grijze handschoenen mot veel
knoopjes en Fransche bottines. Haar wan
gen waren zoo zacht als de bladoren van oen
bloem, haar oogen helder blauw, hot mooie
blonde haar viel in iware lokken op het mar-
merhlanke voorhoofd. Zelfs de dood had dit
lieftallige gelaat ontzien, de oogen drukten i Dokter Bardon haalde de schouders op.
geen doodsangst, geen ontsteltenis uit, de lip-De conducteur Wilton zeide, dat hij eerst
pen plooiden zich als tot een glimlach en te Willmington den trein had overgenomen
wanneer doktor Bardon niet zoo stellig ver- en geen achtgeslagen had op de jonge dame,
klaard had, dat zij dood was, dan hadden Ger- omdat hij dacht dat zij sliep,
trude en mr. Ford het niet kunnen gelooven,O ja, mylady, zeide hij daarop tegen de
want zij geleek veeleer op een slapende, die Gravin. Ik ben door dit voorval zoo ver-
elk oogenblik kan ontwaken. schrikt, dat ik bijna vergeten zou u eeu bood-
Arm kind, zeide Kenueth bijna eer-1 schap van mijnheer de Graaf over te bren-
biedig, om liaar zal zeker wel getreurd wor-gen. Mylord was aan het station te Willming
den.
Lady Chatterly schrok.
Hoe kwam zij hier? fluisterde zij.
Ik weet zeker dat zij geen vreomde-
linge is.
ton en droeg mij op u te zeggen, dat hij daar
nog zaken had en eerst met den laatsten
trein thuis zou komen.
De Gravin gaf Wilton een shilling voor
zjjn boodschap, hetgeen zij, dank zij de vrij-
De stationschef kwam terug, na de coupé gevigkeid van lady Edith Ford, nu wel doen
doorzocht te hebben. kon.
1 Dit'onderzoek scheen niet veel aan het licht I Dat is juist weer iets voor Reginald,
I te zullen brengen, want een lederen reis-dacht zij, op die wijze spaart liij telegram-
taschje zooals ze in eiken galanteriewinkel 1 kosten.
worden verkocht en oen rond mandje, waar! Zij zag er zoo bleek en ontroerd uit, dat
wellicht cenige versnaperingen in geweest Kenueth Ford het uooclig oordeelde, haar
waren, was alles wat men gevonden had. In naar het kasteel te vergezlleu.
het mandje lagen nog eenige bonbons, de
dokter nam een daarvan, brak ze door en
rook er aan.
Antimonium, geloof ik, zeide hij. Gij
moet deze bonbons goed bewaren, chef, dio
zullen wij bij de lijkschouwing wellicht noo-
dig hebben.
Maar wie i6 z(jf vroeg Kenueth Ford.
Ik zie duidelijk dat ge niet in staat zijt,
alleen (o gaan, zeide hij, en Cartwrigkt ver
wacht mii niet, het kan dus geen teleurstel
ling voor hem zijn, als hij mij te Willming
ton niet vindt.
De trein keerde terug naar Willmington.
De stationschef had den waggon, waarin
het droevige voorval was afgespeeld, laten
Het komt mij zeer wreed voor, haar familie afhaken en Wilton opgedragen, aangifte te
zoo in het onzekere over haar lot te laten. I doen bij de justitie te Willmington.
AlMD -ACJV XL&UX AlUatHl UG1A Mi/A "«TU UOUafUÖWjWlU CJ1> dlfclAJUi- HOJ iVi üolu#
Gertrude nam bet aanbod van mr. Ford
dan iv baar aan.
Ik zal u werkelijk veel verplicht zijn,
wanneer gij mij thuis brengt, zeide zij. Ik
ben anders niet zenuwachtig, maar thans
voel ik mij vreeselijk aangedaan. O, God!
zoo mijn Phil zoo iets moest overkomen.
Haar moederhart brak, toen zij naar do
lieftallige doode keek, die door geen moeder
meer gekust zou worden.
Had zij geen bagage bij zich? vroeg Ger
trude eensklaps. Die zou ons misschien op
het spoor kunnen brengen.
Er was echter geen bagage, volstrekt niets,
behalve het kleine reistaselije. Op verzoek
van den dokter werd het door lady Chatterly
geopend, maar ook daarin vond men niets
wat eenige opheldering kon geven: een zak
doek, een borduurwerkje, eeu beurs met on
geveer eeu pond aan goud en zilver en len
slotte eeu verkreukeld couvert, waarop met
stijlschrift geschreven was: „The Firs".
De stationschef bood terstond aan, het
meisje zoolang in zijn huls te houden, totdat
men een baar gehaald zou hebben, om haar
naar het Jijkenhuisje op het kerkhof over te
brengen.
Lady Chatterly kon slechts met moeite van
do sehoone doode scheiden, maar Kenueth
nam haar bij de liand en voerde liaar met
zacht geweld weg.
Gij moet aan Phil denken, fluisterde hij
'haar vriendelijk toe, zij wacht u