ipsp*
m
Slobkousen. F.
TWEEHUIJSEN, Barteljorlsstraat 27. Tel. 1770. Slobkousen,
Ingezonden Mededeeling
BINNENLAND.
Genezen,
STADSNIEUWS.
i.
A
©s
V0 'J
llan onze RecthfËaank,
slik. En toen een schare verdachte medebur
gers met emmers voorbij kwamen om ergens
in een uithoek van dat Turksche nest een
brandende stroohut te blusschen, ijlde luite
nant Fabius met reuzensprongen achterna
in de duisternis en door het v ij kwam
na een half uurtje weer bij ons terug, toen
we bij den Griek zaten en diens giftigen wijn
dronken en zeide, zwart als een schoorsteen
veger en nat, alsof hij uit een sloot was ge
haald, maar stralend van geluk:
„Het was buitengewoon interessant, mij
ne heeren. Het was een flinke brand en ik
heb mijn sigaret aan een smeulende balk
aangestoken 1"
Wij hebben toen een paar dagen samen
gehuisd, luitenant Fabius en ik, en zijn hu
meur was vrijwat helderder dan het licht,
der heide keukenlampen, waarop de fami
lie, waar we oozm intrek hadden genomen
zoo trotsch was.
Hij vertelde van zijn verstandigen vader
en van zijn goede moedor en vsn de kame
raden te Utrecht en vertoonde de, wonder
lijkste staaltjes van kookkunst, die ik ooit
in mijn leven heb gezien. Eens liep de ta
fel daarbij gevaar, toen bij het theezetten
de schoone uitvinding van de vaste spiritus
al te spoedig werkte. Dan weer beproefden
we met vereende krachten een kippensoepje
te koken en ik had wel gewild, dat onze da
mes thuis dit romantische tooneel hadden
kunnen bijwonen. Wij sprongen als Eski
mo's in dekens en vellen gehuld, om het
vlammende vuur en wisten van een kippen
soep alleen, dat daar een kip bij behoorde.
„Moet men er eerst zout bij doen of la
ter?" vroeg luitenant Fabius. „U is de oudste
u moet dat weten."
Ik was de oudste, dat is waar, maar ik
wist het helaas niet. Luitenant Fabius ech
ter bracht een proefondervindelijke oplos
sing; en al brandde hij zich daarbij de vin
gers, en al verkoos de soep ook maar niet
dikker te wordm, de kip was zacht, en we
hebben haar opgegeten tot op do beentjes.
Met Albert Cakes, mijne heeren. Poulet a
la Moestafa Pasja.
Toen namen we op een kouden morgen,
om vijf uur in de vroegte, afscheid van el
kander, omdat ik de hoop op Adrianopel
verloren had en de luitenant nog altijd vol
hoop was. Hij lag op den grond in zijn de
ken gewikkeld en wilde beslist opstaan om
mij uitgeleide te doen. Maai' de slaap was
hem te mach tbr, hij dommelde weer in en
ik hoorde hem alleen nog brommen:
„Morgen ga ik naar Adrianopel. Als u
naar Amsterdam komt, moet u mijn moe
der bezoeken en haar vertellen hoe leuk 't
hier is."
De vensterruiten waren bevroren en on
der het dak speelden de ratten.
Adieu, jonge luitenant Fabius!"
Hout in Rusland.
De wouden van Siberië zijn zoo groot,
dat de uitgestrektheid daarvan zelfs niet bij
benadering kan worden opgegeven. Men be
schikt slechts over ramingen, welke milli-
oenen desjatinen uiteenloopen. Het is slechts
bekend, dat tienduizenden vierkante^ wer-
sclien zijn bedekt, dat "voorts kolonisten Bos-
schen over tienduizenden wersten omhak
ken en dat, niettegenstaande dit, nog on
metelijke voorraden van het meest waar
devolle hout aanwezig zijn.
Van bos'iibouw is in Siberië in het ge
heel geen sprake. De bosschen zijn geheel
aan zichzelf overgelaten en het nut, dat
zij den fiscus opleveren, is nihil. Daaren
tegen gaan, tengevolge van branden, stor
men en ouderdom der boomen jaarlijks voor
miüioenen roebel verloren.
De behoefte aan hout in Japan en China
neemt toe, zoodat het bevreemdend is, dat
het met groote bosschen bedekte Amoerge-
bied geen deel neemt aan den uitvoer van
hout naar deze landen. Dit is te verklaren
uit gebrek aan goede verkeers- en spoor
wegen, benevens aan gemis aan kapitaal en
ondernemingsgeest.
Terwijl men van Russische zijde eenebui
tengewoon goede kans liet voorbijgaan,
heeft zich buitenlandsch kapitaal hiervoor
geïnteresseerd. Eene ^roep Engelsche ka; i-
talislen is bereid, en heeft dienovereenkom
stig reeds aan de Russische regeering vor
stellen gedaan, om de Siberische wouden
te exploiteeren. Deze groep wil in Siberië
spoorwegen aanleggen en fabrieken voor
houtbewerking oprichten en verklaart zich
bereid spoorwegen in door de regeering ge-
wensehte richtingen aan te leggen, terwijl
de ontwoude velden zonder kosten aan den
fiscus zullen worden teruggegeven. Hier
voor verlangt zij alleen de toewijzing van
eene zoo groot mogelijke oppervlakte en
concessie voor de exploitatie.
Een en ander heeft aanleiding gegeven
tot opmerkingen van Russische zijde. Een
Russisch vakblad merkt o.a. op, dat men
geen bezwaar heeft tegen de langdurige aan
vreemdelingen verleende concessiën. Het
zelfde blad deelt voorts mede, dat de Sibe
rische bosschen zeer talrijk zijn aan naald
hout, geschikt voor de houtstoffabrieken.
Deze in Amerika en Europa voorkomende
houtsoort vermindert snel, zoodat de Sibe
rische bosschen gespaard moeten blijven,
teneinde in het te zijner tijd voorkomend
gebrek aan houtstof te kunnen voorzien.
Gedaanteverwisseling.
Het is hekend, dat kleine hondjes zeer
gezocht zijn, voo door rijke adellijke da
mes. De voorlief oor die kleine diertjes
ontaardt echter in een passie, die de
daaraan lijdenden wel eens duur te staan
komt. Dat laatste moest een Fransche ba
rones, die hekend stond om haar buiten
gewone voorliefde voor de allerkleinste
schippertjes, ondervinden. Op een goeden
dag zag zij iemand voorbij haar kasteel
komen met een allerliefst klein schippertje
op zijn arm. Onmiddellijk liet zij den man
binnen roepen en vroeg hem of het hondje
te koop was. Daarvan wilde de man ech
ter niets weten, doch na lang gesmeek
overwon de barones en werd voor 1000 fres.
eigenares van het lieve, kleine hondje. Da
delijk ging zij in den tuin haar vriendin
roepen, om haar het diertje te laten zien.
Toen zij echter terugkwam, was het hondje
verdwenen, dat, na lang zoeken werd te
ruggevonden boven op een kast, waar het
scheen opgeklauterd te zijn. Het was ech
ter geheel van gedaante verwisseld; de
prachtige, zwartglimmende huid was door
midden gescheurd en toonde een vaalgrijze
onderhuid. Het bleek n.L, dat "het schip
pertje niets anders was geweest dan een
vermomde reuzenrat. De barones kreeg,
toen, bij dc gedachte zoo te zijn beet ge
nomen en op het zien van een rat.... een
zenuwtoeval.
Uit oen brief van het oorlogsterrein.
Een Rotterdamsche jongen schrijft aan
zijn vader uit Constantinopel:
„Ik ben 16 October uit Den Helder ge
gaan en toen üen ik naar Palermo gegaan;
daar kwam ik 26 October aan. Toen zijn
wij 5 November daar vandaan gegaan naar
Malta en waren 11 November in Constan
tinopel en daar blijven wij liggen totdat
de oorlog afgeloopen is. En dan kom ik
naar Holland terug, maar dat kan nog wel
een jaar duren. Maar als ik terugkom, dan
kom ik met verlof en dan heb ik een hoop
geld. Maar het is nu erg gevaarlijk voor
ons, want in Konstantinopel is een Hol-
landsche consul en daar moeten om de 24
uren 20 jongens op post voor en om het huis
van den consul. Wij staan daar op leven
en dood, want de vijand is een uur van
de stad af en als zij een aanval doen, ma
ken zij iedereen dood, want dan willen zij
alle consuls daar vermoorden en wij moe
ten daarom zorgen dat zij dan den Holland-
schen consul niet vermoorden.
Nu, vader, tot ziens. Complimenten aan
'Janus uit het keldertje, Piet en andere ken
nissen. Salut
lera woedde, zijn alle leden" van de oor
spronkelijk veel grootere ambulance in de
gelegenheid gesteld zich terug te trekken.
Slechts één enkele wenschte niet naar Kon
stantinopel te gaan, maar de overigen ver
klaarden zich bereid.
Alle personen zijn met' cholera-serum be
handeld en tegen pokken ingeënt.
Het Hoofdcomité heeft gemeend het een
en ander te moeten mededeelen om te ver
klaren waarom slechts een zeer beperkt
aantal deelnemers Vrijdag vertrok'.
Aanvulling kan bij eersten telegrafischen
oproep terstond plaats hebben.
DE NATUUR EN DE LEER.
Naar „Zeelandia" verneemt zijn 'dé be
sturen der gemeenten langs 'de Belgische
grens 'door Ged. Staten aangeschreven om
de geneeskundige armenpraktijk op to bla
gen aan in Nederland gevestigde genees-
heeren.
Waar de armenpraktijk aan Belgische ge-
neesheeren is opgedragen, moeten dezen
door Nederlandsche geneesheeren worden
vervangen.
„Een billijk' besluit" zet bet „Vad." bo
ven dit bericht en toont daardoor dus niet
altijd van profectie afkeerig te zijn. De
practijk' is soms sterker dan de leerl
PRIJSVERHOOGING VAN DE SIGAREN?
Men meldt uit Amsterdam aan de „'N.
Crt.":
Wij hebben beden in" verband met loo-
pende geruchten, als zouden de prijzen der
sigaren worden verhoogd, naar de juistheid
daarvan geïnformeerd. Wij kunnen mede
deelen dat bij bet hoofdbestuur van de Ned.
Vereeniging van Sigarenwinkeliers daarom
trent niets hekend is en evenmin of de
sigarenfabrikanten een dergelijk voornemen
hebben.
Een lid van Het hoofdbestuur dezer ver
eeniging, van wien wij zulks vernamen, gaf
ons als zijn meening te kennen dat, hoewel
de steeds stijgende tabaksprijzen en de aan
de werklieden rechtmatig toekomende loons-
verhooging, een prijs verhooging zou recht
vaardigen, dit toch door de groote oneenig-
heid onder de ongeveer 1000 sigarenfabri
kanten zeer zeker bezwaren zou ondervin
den. Er blijft dus niets anders over al
dus de meening van onzen zegsman om
de loonsverhooging, die de werklie
den zullen krijgen, wederom op de kwali
teit der sigaren te verhalen, zooals dit ook
plaats heeft ten opzichte van de sedert vroe
gere jaren met meer dan 100 pCt. gestegen
prijzen der tabak.
ZT-i -
HET ROODE KRUIS.
Het Hoofdcomité van het Nederlandsche
Roode Kruis is onder anderen door particu
liere, doch zeer betrouwbare berichten, op
de hoogte gebracht van de ellendige wijze
van behandeling der te Konstantinopel aan
gevoerde gewonde en zieke soldaten.
De zoogenaamde verpleging geschiedt
voor een groot gedeelte in Kazerne-gebou
wen, die onbeschrijfelijk vuil zijn en waar
de meest eenvoudige, doch noodzakelijke
middelen tot reiniging ontbreken. De Tur
ken hebben bijna nog niets voor de ver
pleging van de lijders gedaan. Geen enkele
operatie-zaal is door hen ingericht.
Hulp vau buiten zal dus op den hoogsten
prijs gesteld worden, zoude men zeggen.
Het omgekeerde is waar. Vermoedelijk om
den bes taanden toestand te verbloemen,
trachten de plaatselijke autoriteiten de door
verschillende naties aangeboden en aanwe
zige hulp op zijde te schuiven.
Met het oog op deze omstandigheden heeft
het Nederlandsche Roode Kruis, rijkelijk
gesteund door giften en gaven uit Neder
land en Nederlandsch-Indië, gedaan wat het
kon.
De ambulance, die Vrijdag met ruim 600
kisten met verbandmiddelen, beddegoed,
voedingsmiddelen, enz., enz., naar Turkije
is vertrokken, heeft dan ook voornamelijk
ten doel naar een arbeidsveld te zoeken
en ondertusschen te helpen, waar mogelijk.
Nadat bekend was geworden, dat de cho-
Ar
Mevrouw S. Kaldenhoven, gebo-
ren^van der Beek, van Basenstraat 29,
te 's Gravenhage, heeft ook de Pink
Pillen gebruikt en is naturlijk van
baar lijden verlost.
Ik wanhoopte, schrijft zij, de
krachten, de eetlust en het welzijn
dat men ondervindt wanneer men
coed cezond is. ooit te rullen weer
vinden.
Sedert langen tijd was ik ver
zwakt ten gevolge van bloedarmoede,
en mijn verzwakking vermeerderde
voordurend ondanks versterkende mid
delen, krachtigen wijn en een uitge
zocht voedsel. De geneesmiddelen
die ik had gebruikt, hadden geen
verbetering in mijn toestand gebracht.
Ik ondervond een overmatige ver
moeienis bij het doen van het lichtste
werk en een korte loop of het hestij
gen van een trap was voldoende om
mij op te doen zijn. Men zeide mij
Waarom beproeft gij de Pink Pillen
met?Ik heb toen eenige doosjes
Pink Pillen gekocht en de behande
ling gevolgd. Toen ik het eerste doosje
had opgebruikt, was ik reeds veel
beter, en na eenige weken behandeling
had ik al mijne krachten weergevon
den en zag er weer goed uit, wat wel
een aanwijzing was dat ik op nieuw
een uitmuntende gezondheid had."
Pink Pillen
Zij *§n yerkrUgbaar k75 per doos en f9 per zes dcozen bij het Generaal-Depót der Pink
Pillen, van Eeghenb.an 22, huis te Amsterdam; voor Haarlem en Omstreken bij de firma's J. 1.
Göppinger Groote Üoutstraat 147a, W. A. Schouten, drogist to Lisse. Eu verder bij verschillende
Apothekers en drogisten.
ELECTR. SPOORWEGMIJ.
Gedurende de maand October 1912 bedroeg
het aantal vervoerde passagiers op de ver
schillende lijnen;
AmsterdamHaarlemZandvoort 201,969;
Ceintuurhaan te Haarlem 152,452; Haarlem-
Bloemen daal 77,713. Totaal 432,134.
De ontvangsten per dagkilometer bedroe
gen: Lijn Amsterdam—Haarlem—Zandvoort
43.69; Ceintuurbaan te Haarlem 42.4614;
Lijn Haarlem—Bloem en daal 49.26/5.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bijE. Groeneveld, Zoe-
testraat 30rood, een hondje; J.A. Staats,
Spoorwegstraat 8, eene portemonnaie met
inhoud; Mej. G. van Strien, Gen. Cronjé-
straat 100, een broche; E. de Haan, Zijl
straat 52rood, een pakje waarin een "boe
zelaar; W. Geurts, Kleine Houtstraat 132,
een ceintuur met gesp; Bureau van Politie,
een halsband van overreden hond; H. Saijs,
Lange Dijkstraat 11, een zakmes; II. do
Mooij, Eendrachtstraat 58, een zweep; Li-
Boeree, Hazepaterslaan 20, éen broche; J-
Gigengack, N. Groenmarkt 7, een vrouwen
zak met inhoud; J. v. Bemmel, Baan 23a,
een vergrootglas; Mej. H. ter Haak, Oran
jeboomstraat 181, eene portefeuille waarin
visitekaartjes; Mej. M. Roest, Amsterdam
straat 3IJ, een schortje; J. v. d. Aart, Ko-
ningsteinstraat 19, een paar schoenen; F-
v. Zijp, Zuid-Brouwerstraat 42, een zilveren
halsketting met dito medaljon; H. J. Wubbe,
Molensteeg 29, een paar blauwe kousen;
M. Bleiswijk, Voortingstraat 48, een bruine
rozenkrans in etui; J. G. de Bruin, Kloos-1
terstraat 46, te Schoten, een koperen ket
tinkje met kruisje eraan; N. Vermeer, Zuid-
Brouwerstraat 22, een wit koralen rozen
krans; W. Opdam, President Steijnstr. 12,
een bovenstuk van een rijtuiglantaarn; H.
Seukens, Spaarnwouderstraat 122, een pat
rapluie.
DE SANTPOORTER
BRANDWEER-KWESTIE.
Gistermorgen werd voor de rechtbank in
hooger beroep behandeld de zaak tegen de
Santpoorter brandweerlieden, die op Maan
dag 7 Augustus 1911 niet waren opgekomen
toen door klokluiden en trommelslag brand
was gealarmeerd in de landbouwschunr va»1
Dam. 'Door den kantonrechter waren all®
beklaagden veroordeeld.
En nu stonden er niet minder dan 37 be
klaagden terecht. Een vijftal hoorde doof
den officier vrijspraak eischen, wijl zij boven
50 jaar oud zijnde niet brandweerplichtig
waren.
En daarna kwam de eerste beklaagde, di®
bij het oproepen voor den brand niet was op
gekomen.
De man verbleef op het oogenblilc dei'
alarmeering in middenduin, dat moet onge
veer twintig minuten van Santpoort verwij
derd zijn. Hij was daar aan 't werk, en had'
de brandklok niet gehoord.
Als getuige werd gehoord ten eerste d®
opperoranauieesier, aie bevel bad gesty^
tot 't luiden der brandklok en de rondgang
met den trommel. Deze getuige zegt dat ®r
van de 120 mannen, ongeveer 20 waren op
gekomen. Hij kan aannemen, dat beklaagd®
de alarmklok niet heeft gehoord. Zeker niet
gelooft spr. aan onwil. Het mecleblussehe»
van een brand is daarenboven een niet on-
voordeelig zaakje: er wordt goed voor be
taald, en een uurtje brandblusschcn levert
voor velen méér op dan een uur van hu®
gewone werkzaamheden.
Na dezen opperbrandmeester werd gehoord
als getuige de burgemeester der gemeente
Velsen, waaronder Santpoort behoort, Jhi'-
Mr. Dr. L. Ver Loren van Themaat. Vóóf
hem had evnwel de trommelslager verklaard,
hoe en waar hij geloopen had: hij had zijn ge
wone wandeling van nog geen half uur ge
maakt en geregeld 'de trom geslagen.
De burgemeester verklaarde, dat naar zij.®
oordeel, iedereen, tusschen de 18 en 50 ja-ai"
brandweerplichtig is.
Hij zeide ook, dat het kunnen hooren va®
de brandklok van ontelbaar veel omstandig
heden afhangt. Hij kan over dit hooren dus
geen beslist oordeel uitspreken.
Antwoordende op verschillende vragen e®
opmerkingen van den verdediger, Mr. Mon
nik, zeide de burgemeester dat naar zij»
meening de instructie voor de brandweer
lieden eigenlijk buiten beschouwing kan blij
ven, die instructie, meent getuige, is geheel
verouderd
De verdediger is evenwel van oordeel, dat
deze instructie wel degelijk rechtsgeldigheid
heeft, waaraan men zich behoorde te hou
den. Die instructie is nog steeds van kracht
en de verdediger wijst er dan ook op, dat
Gertrude beefde over haar heele lichaam.
Gij vergt te veel van uw moed, zeide hij
zacht. Ik wilde dat ik u vroeger had wegge
bracht.
Neen, neen, dat is het niet.
Zij waren alleen, want de groom was aan
het station achtergebleven om op zijn mees
ter te wachten, anders had Kenueth mis
schien niet gevraagd.
Wat is het dan?
Gertrude antwoordde:
Ik kan nooit doode menschen zien zon
der medelijden met hen te hebben en den
wensch op te vatten, nog iets voor hen te
doen.
Kenueth zag haar verwonderd aan en zij
vervolgde:
Gij hebt misschien nooit gehoord, dat ik
een broeder had?
Neen.
Wij stonden met elkaar alleen op de we
reld, totdat ik huwde
Vertel niet verder, zeide Kenueth, het
doet u te veel aan, het zou nadeelig voor
n zijn.
O neen, bet kan niet nadeelig voor mij
wezen, over Cecil te spreken. Ik had hem lief
boven alles ter wereld, uitgezonderd mijn
kinderen en hij beeft mij geen enkele maal
geschreven, sedert ik gehuwd ben. Ik geloof
dat het niet goed met hem is gegaan en hij
was te trotsch om hulp t^ vragen. Misschien
dacht hij ook dat ik als Gravin anders over
hem dacht dan toen ik nog eenvoudig Ger
trude Monkton heette; hoe dan ook, ik ont
ving taal noch toeken van licm, totdat ik ein
delijk, nadat ik reeds drie jaren op Chat-
terly was, een courant uit de Oost ontving.
En stonden daar slechte berichten in?
Niets clan een korte aankondiging dat
Cecil overleden was.
Er volgde een lang stilzwijgen, daarna
ging zij voort:
Ik heb nooit vernomen, hoe hij gestor
ven is, noch of hij door goede menschen was
omringd. Ook weet ik niet of hij aan mij ge
dacht en iemand opgedragen heeft, mij zijn
laatsten groet over te brengen, ik weet zelfs
niet, waar hij begraven is, maar sedert dien
tijd doet het mij altijd zoo pijnlijk aan, als
ik verneem dat iemand ver van zijn geboorte
plaats heeft moeten sterven; ter wille van
Ceel zou ik elk onbekend graf met bloemen
I willen tooien.
De tranen vloeiden rijkelijk over baar
wangen en ook de stem van Kenueth Ford
klonk aangedaan toen hij zeide:
Ik begrijp u. Ook ik had een eenige zuster,
die ik moest verliezen en ik kan mij daarom
uw verdriet des te levendiger voorstellen.
Reginald zegt altijd, dat het dwaas van
mij is Cecil te beweenen, want dat hij zeker
nooit fortuin heeft gemaakt en als een land-
looper rondgezworven, voor w-ien de dooa
nog een verlosser was, cnaar, ziet ge, ik had
mijn broeder lief en ik zou wel alles ter we
reld hebben willen geven, wanneer ik hem
nog had weergezien.
Geheel onbewust had zij op die wijze haar
geheim verraden, want Kenueth Ford was
scherpzinnig genoeg om haar gedachten te
kunnen doorgronden en hij begreep nu zeer
goed, dat deze teergevoelige vrouw, die zoo
aangrijpend over haar broeder sprak zeker
niet uit liefde gehuwd moest zijn met den
somberen lord Chatterly.
D'enzelfden nacht, dat Beatrix Charles in
een koortsachtigen slaap lag, gekweld door
allerlei booze droomen, lag Nora in een ka
mer van het hotel „De Blauwe Leeuw", het
eenige hotel van Salton, ver van haar
tweelingzuster, die met zooveel verlan
gen naar tijding had uitgezien, ver wan haar
liefhebbenden verloofde Claude, die zijn le
ven aan haar geluk had willen wijden, en
sliep haar laatsten eeuwigen slaap. Terwijl
men zich te Parijs van uur tot uur ongerus
ter over haar maakte, lag zij daar koud en
strak in het Engelsche dorp en geen licht
straal drong door het geheimzinnig duister,
dat haar dood omgaf.
VI.
Lady Chatterly dankte het toeval dat haar
ehtgenoot voor zaken te Wilmington terug
gehouden had. De Graaf zou wel de laatste
zijn geweest, die haar sympathie voor het
doode meisje zou hebben goedgekeurd.
Hij had een afschuw van alles wat naar
fijngevoeligheid geleek en het was daarom
een uitkomst voor Gertrude, dat zij nog eeni
ge uren voor zich had om hare ontroering te
bedwingen eer zij thuis zou komen.
Philis was reeds te bed gebracht en het
souper stond gereed om gediend te worden,
zoodra de Graaf het wensehen zou. Gertrude
zat in haar boudoir, iets bleeker en ernstiger
dan gewoonlijk, toen zij de wielen van een
rijtuig over het zand der oprijlaan hoorde
kraken en eenige minuten later trad lord
Chatterly binnen, zoo rustig en koel alsof hij
slechts een wandeling' in het park had ge-
daan in plaats van tien dagen op reis te zijn
geweest, zonder dat hij van zijne vrouw af
scheid had kunnen nemen.
Gij hadt mij wel eens van het station
kunnen afhalen, zeicle hij eenigszins gemelijk.1
Ik hen aan het station geweest om op j
den trem te wachten, dien ge in uw brief
had aangewzen, antwoordde zij, ik voelde
mij echter te veel ontsteld om voor een twee
de maal naar het station te rijden. Gij hebt
toch wel van de vreeselijke gebeurtenis te
Salton gehoord?
i Of ik er van gehoord heb? herbaalde de
Graaf eenigszins spottend. Het geheel dorp
spreekt er over, ik heb geen mensch ont
moet, die van iets anders sprak. Het is merk
waardig hoeveel belang men stelt in een®
jonge dame, die dwaas genoeg is een zelf-
moord te plegen.
j Ik geloof niet, dat het een zelfmoord is,
zeide Gertrnde.
j De Graaf keek haar strak aan, als verwon
derde hij zich hoe zij het durfde wagen met
hem van meening te verschillen.
Het is een der duidelijkste gevallen van
zelfmoord, die ooit is voorgekomen, zeide hij
op beslisten toon, en alleen omdat die vrouw
nu toevallig jong en mooi was, wil men er
niet aan gelooven.
Ik denk toch dat er wel een gerechte-1
lijke lijkschouwing gehouden en een onder
zoek ingesteld zal worden?
Ja, zeker, wij zullen deze en de geheel®
volgende week over niets anders hooren pra
ten. Ik moet bekennen, dat ik -wel had ge
wild, dat die jonge dame eene andere plaats
had gekozen, om haar domme streek uit t®
voeren.
Spreek toch zoo niet, Reginald, ge doet
mij pijn, smeekte de jonge dame op zachte»
toon.
Als ik alles vooruit had geweten, Ger
trnde, dan had ik u mee op reis genome»,
hoewel ik niet veel tijd mfj met u bezig t®
houden, want ik had drukke zaken af te han
delen.
En zijn de zaken naar genoegen geslaagd'
Ja, zeide hij ernstig, zeer naar genoe
gen. Ik geloof dat alle bezwaren nu uit de»
weg geruimd zijn. Gij behoeft nog maar e®»
korten tijd geduld te hebben, Gertrude, e®
dan zult gij in de gezelschappen van North-,
shire de plaats innemen, die u toekomt. -Dj
bad mij in groote ondernemingen gewaa#
en daarom moest ik voorzichtig zijn, ma»j
alles is nu voorbij en binnen korten tijd
het kasteel Chatterly om zijne gastvrijhe'
weer even beroemd zijn als het was ten tü
van mijn vader. x
Had hij een goudmijn ontdekt? Men na
het kunnen denken, wanneer men hem
hoorde spreken, maar zijn vrouw was re
verheugd hem in zulk eene goede stem»11
te vinden en vroeg daarom niets.
(Wordt vervolgd-)