ipsp* m Slobkousen. F. TWEEHUIJSEN, Barteljorlsstraat 27. Tel. 1770. Slobkousen, Ingezonden Mededeeling BINNENLAND. Genezen, STADSNIEUWS. i. A ©s V0 'J llan onze RecthfËaank, slik. En toen een schare verdachte medebur gers met emmers voorbij kwamen om ergens in een uithoek van dat Turksche nest een brandende stroohut te blusschen, ijlde luite nant Fabius met reuzensprongen achterna in de duisternis en door het v ij kwam na een half uurtje weer bij ons terug, toen we bij den Griek zaten en diens giftigen wijn dronken en zeide, zwart als een schoorsteen veger en nat, alsof hij uit een sloot was ge haald, maar stralend van geluk: „Het was buitengewoon interessant, mij ne heeren. Het was een flinke brand en ik heb mijn sigaret aan een smeulende balk aangestoken 1" Wij hebben toen een paar dagen samen gehuisd, luitenant Fabius en ik, en zijn hu meur was vrijwat helderder dan het licht, der heide keukenlampen, waarop de fami lie, waar we oozm intrek hadden genomen zoo trotsch was. Hij vertelde van zijn verstandigen vader en van zijn goede moedor en vsn de kame raden te Utrecht en vertoonde de, wonder lijkste staaltjes van kookkunst, die ik ooit in mijn leven heb gezien. Eens liep de ta fel daarbij gevaar, toen bij het theezetten de schoone uitvinding van de vaste spiritus al te spoedig werkte. Dan weer beproefden we met vereende krachten een kippensoepje te koken en ik had wel gewild, dat onze da mes thuis dit romantische tooneel hadden kunnen bijwonen. Wij sprongen als Eski mo's in dekens en vellen gehuld, om het vlammende vuur en wisten van een kippen soep alleen, dat daar een kip bij behoorde. „Moet men er eerst zout bij doen of la ter?" vroeg luitenant Fabius. „U is de oudste u moet dat weten." Ik was de oudste, dat is waar, maar ik wist het helaas niet. Luitenant Fabius ech ter bracht een proefondervindelijke oplos sing; en al brandde hij zich daarbij de vin gers, en al verkoos de soep ook maar niet dikker te wordm, de kip was zacht, en we hebben haar opgegeten tot op do beentjes. Met Albert Cakes, mijne heeren. Poulet a la Moestafa Pasja. Toen namen we op een kouden morgen, om vijf uur in de vroegte, afscheid van el kander, omdat ik de hoop op Adrianopel verloren had en de luitenant nog altijd vol hoop was. Hij lag op den grond in zijn de ken gewikkeld en wilde beslist opstaan om mij uitgeleide te doen. Maai' de slaap was hem te mach tbr, hij dommelde weer in en ik hoorde hem alleen nog brommen: „Morgen ga ik naar Adrianopel. Als u naar Amsterdam komt, moet u mijn moe der bezoeken en haar vertellen hoe leuk 't hier is." De vensterruiten waren bevroren en on der het dak speelden de ratten. Adieu, jonge luitenant Fabius!" Hout in Rusland. De wouden van Siberië zijn zoo groot, dat de uitgestrektheid daarvan zelfs niet bij benadering kan worden opgegeven. Men be schikt slechts over ramingen, welke milli- oenen desjatinen uiteenloopen. Het is slechts bekend, dat tienduizenden vierkante^ wer- sclien zijn bedekt, dat "voorts kolonisten Bos- schen over tienduizenden wersten omhak ken en dat, niettegenstaande dit, nog on metelijke voorraden van het meest waar devolle hout aanwezig zijn. Van bos'iibouw is in Siberië in het ge heel geen sprake. De bosschen zijn geheel aan zichzelf overgelaten en het nut, dat zij den fiscus opleveren, is nihil. Daaren tegen gaan, tengevolge van branden, stor men en ouderdom der boomen jaarlijks voor miüioenen roebel verloren. De behoefte aan hout in Japan en China neemt toe, zoodat het bevreemdend is, dat het met groote bosschen bedekte Amoerge- bied geen deel neemt aan den uitvoer van hout naar deze landen. Dit is te verklaren uit gebrek aan goede verkeers- en spoor wegen, benevens aan gemis aan kapitaal en ondernemingsgeest. Terwijl men van Russische zijde eenebui tengewoon goede kans liet voorbijgaan, heeft zich buitenlandsch kapitaal hiervoor geïnteresseerd. Eene ^roep Engelsche ka; i- talislen is bereid, en heeft dienovereenkom stig reeds aan de Russische regeering vor stellen gedaan, om de Siberische wouden te exploiteeren. Deze groep wil in Siberië spoorwegen aanleggen en fabrieken voor houtbewerking oprichten en verklaart zich bereid spoorwegen in door de regeering ge- wensehte richtingen aan te leggen, terwijl de ontwoude velden zonder kosten aan den fiscus zullen worden teruggegeven. Hier voor verlangt zij alleen de toewijzing van eene zoo groot mogelijke oppervlakte en concessie voor de exploitatie. Een en ander heeft aanleiding gegeven tot opmerkingen van Russische zijde. Een Russisch vakblad merkt o.a. op, dat men geen bezwaar heeft tegen de langdurige aan vreemdelingen verleende concessiën. Het zelfde blad deelt voorts mede, dat de Sibe rische bosschen zeer talrijk zijn aan naald hout, geschikt voor de houtstoffabrieken. Deze in Amerika en Europa voorkomende houtsoort vermindert snel, zoodat de Sibe rische bosschen gespaard moeten blijven, teneinde in het te zijner tijd voorkomend gebrek aan houtstof te kunnen voorzien. Gedaanteverwisseling. Het is hekend, dat kleine hondjes zeer gezocht zijn, voo door rijke adellijke da mes. De voorlief oor die kleine diertjes ontaardt echter in een passie, die de daaraan lijdenden wel eens duur te staan komt. Dat laatste moest een Fransche ba rones, die hekend stond om haar buiten gewone voorliefde voor de allerkleinste schippertjes, ondervinden. Op een goeden dag zag zij iemand voorbij haar kasteel komen met een allerliefst klein schippertje op zijn arm. Onmiddellijk liet zij den man binnen roepen en vroeg hem of het hondje te koop was. Daarvan wilde de man ech ter niets weten, doch na lang gesmeek overwon de barones en werd voor 1000 fres. eigenares van het lieve, kleine hondje. Da delijk ging zij in den tuin haar vriendin roepen, om haar het diertje te laten zien. Toen zij echter terugkwam, was het hondje verdwenen, dat, na lang zoeken werd te ruggevonden boven op een kast, waar het scheen opgeklauterd te zijn. Het was ech ter geheel van gedaante verwisseld; de prachtige, zwartglimmende huid was door midden gescheurd en toonde een vaalgrijze onderhuid. Het bleek n.L, dat "het schip pertje niets anders was geweest dan een vermomde reuzenrat. De barones kreeg, toen, bij dc gedachte zoo te zijn beet ge nomen en op het zien van een rat.... een zenuwtoeval. Uit oen brief van het oorlogsterrein. Een Rotterdamsche jongen schrijft aan zijn vader uit Constantinopel: „Ik ben 16 October uit Den Helder ge gaan en toen üen ik naar Palermo gegaan; daar kwam ik 26 October aan. Toen zijn wij 5 November daar vandaan gegaan naar Malta en waren 11 November in Constan tinopel en daar blijven wij liggen totdat de oorlog afgeloopen is. En dan kom ik naar Holland terug, maar dat kan nog wel een jaar duren. Maar als ik terugkom, dan kom ik met verlof en dan heb ik een hoop geld. Maar het is nu erg gevaarlijk voor ons, want in Konstantinopel is een Hol- landsche consul en daar moeten om de 24 uren 20 jongens op post voor en om het huis van den consul. Wij staan daar op leven en dood, want de vijand is een uur van de stad af en als zij een aanval doen, ma ken zij iedereen dood, want dan willen zij alle consuls daar vermoorden en wij moe ten daarom zorgen dat zij dan den Holland- schen consul niet vermoorden. Nu, vader, tot ziens. Complimenten aan 'Janus uit het keldertje, Piet en andere ken nissen. Salut lera woedde, zijn alle leden" van de oor spronkelijk veel grootere ambulance in de gelegenheid gesteld zich terug te trekken. Slechts één enkele wenschte niet naar Kon stantinopel te gaan, maar de overigen ver klaarden zich bereid. Alle personen zijn met' cholera-serum be handeld en tegen pokken ingeënt. Het Hoofdcomité heeft gemeend het een en ander te moeten mededeelen om te ver klaren waarom slechts een zeer beperkt aantal deelnemers Vrijdag vertrok'. Aanvulling kan bij eersten telegrafischen oproep terstond plaats hebben. DE NATUUR EN DE LEER. Naar „Zeelandia" verneemt zijn 'dé be sturen der gemeenten langs 'de Belgische grens 'door Ged. Staten aangeschreven om de geneeskundige armenpraktijk op to bla gen aan in Nederland gevestigde genees- heeren. Waar de armenpraktijk aan Belgische ge- neesheeren is opgedragen, moeten dezen door Nederlandsche geneesheeren worden vervangen. „Een billijk' besluit" zet bet „Vad." bo ven dit bericht en toont daardoor dus niet altijd van profectie afkeerig te zijn. De practijk' is soms sterker dan de leerl PRIJSVERHOOGING VAN DE SIGAREN? Men meldt uit Amsterdam aan de „'N. Crt.": Wij hebben beden in" verband met loo- pende geruchten, als zouden de prijzen der sigaren worden verhoogd, naar de juistheid daarvan geïnformeerd. Wij kunnen mede deelen dat bij bet hoofdbestuur van de Ned. Vereeniging van Sigarenwinkeliers daarom trent niets hekend is en evenmin of de sigarenfabrikanten een dergelijk voornemen hebben. Een lid van Het hoofdbestuur dezer ver eeniging, van wien wij zulks vernamen, gaf ons als zijn meening te kennen dat, hoewel de steeds stijgende tabaksprijzen en de aan de werklieden rechtmatig toekomende loons- verhooging, een prijs verhooging zou recht vaardigen, dit toch door de groote oneenig- heid onder de ongeveer 1000 sigarenfabri kanten zeer zeker bezwaren zou ondervin den. Er blijft dus niets anders over al dus de meening van onzen zegsman om de loonsverhooging, die de werklie den zullen krijgen, wederom op de kwali teit der sigaren te verhalen, zooals dit ook plaats heeft ten opzichte van de sedert vroe gere jaren met meer dan 100 pCt. gestegen prijzen der tabak. ZT-i - HET ROODE KRUIS. Het Hoofdcomité van het Nederlandsche Roode Kruis is onder anderen door particu liere, doch zeer betrouwbare berichten, op de hoogte gebracht van de ellendige wijze van behandeling der te Konstantinopel aan gevoerde gewonde en zieke soldaten. De zoogenaamde verpleging geschiedt voor een groot gedeelte in Kazerne-gebou wen, die onbeschrijfelijk vuil zijn en waar de meest eenvoudige, doch noodzakelijke middelen tot reiniging ontbreken. De Tur ken hebben bijna nog niets voor de ver pleging van de lijders gedaan. Geen enkele operatie-zaal is door hen ingericht. Hulp vau buiten zal dus op den hoogsten prijs gesteld worden, zoude men zeggen. Het omgekeerde is waar. Vermoedelijk om den bes taanden toestand te verbloemen, trachten de plaatselijke autoriteiten de door verschillende naties aangeboden en aanwe zige hulp op zijde te schuiven. Met het oog op deze omstandigheden heeft het Nederlandsche Roode Kruis, rijkelijk gesteund door giften en gaven uit Neder land en Nederlandsch-Indië, gedaan wat het kon. De ambulance, die Vrijdag met ruim 600 kisten met verbandmiddelen, beddegoed, voedingsmiddelen, enz., enz., naar Turkije is vertrokken, heeft dan ook voornamelijk ten doel naar een arbeidsveld te zoeken en ondertusschen te helpen, waar mogelijk. Nadat bekend was geworden, dat de cho- Ar Mevrouw S. Kaldenhoven, gebo- ren^van der Beek, van Basenstraat 29, te 's Gravenhage, heeft ook de Pink Pillen gebruikt en is naturlijk van baar lijden verlost. Ik wanhoopte, schrijft zij, de krachten, de eetlust en het welzijn dat men ondervindt wanneer men coed cezond is. ooit te rullen weer vinden. Sedert langen tijd was ik ver zwakt ten gevolge van bloedarmoede, en mijn verzwakking vermeerderde voordurend ondanks versterkende mid delen, krachtigen wijn en een uitge zocht voedsel. De geneesmiddelen die ik had gebruikt, hadden geen verbetering in mijn toestand gebracht. Ik ondervond een overmatige ver moeienis bij het doen van het lichtste werk en een korte loop of het hestij gen van een trap was voldoende om mij op te doen zijn. Men zeide mij Waarom beproeft gij de Pink Pillen met?Ik heb toen eenige doosjes Pink Pillen gekocht en de behande ling gevolgd. Toen ik het eerste doosje had opgebruikt, was ik reeds veel beter, en na eenige weken behandeling had ik al mijne krachten weergevon den en zag er weer goed uit, wat wel een aanwijzing was dat ik op nieuw een uitmuntende gezondheid had." Pink Pillen Zij *§n yerkrUgbaar k75 per doos en f9 per zes dcozen bij het Generaal-Depót der Pink Pillen, van Eeghenb.an 22, huis te Amsterdam; voor Haarlem en Omstreken bij de firma's J. 1. Göppinger Groote Üoutstraat 147a, W. A. Schouten, drogist to Lisse. Eu verder bij verschillende Apothekers en drogisten. ELECTR. SPOORWEGMIJ. Gedurende de maand October 1912 bedroeg het aantal vervoerde passagiers op de ver schillende lijnen; AmsterdamHaarlemZandvoort 201,969; Ceintuurhaan te Haarlem 152,452; Haarlem- Bloemen daal 77,713. Totaal 432,134. De ontvangsten per dagkilometer bedroe gen: Lijn Amsterdam—Haarlem—Zandvoort 43.69; Ceintuurbaan te Haarlem 42.4614; Lijn Haarlem—Bloem en daal 49.26/5. GEVONDEN VOORWERPEN. Terug te bekomen bijE. Groeneveld, Zoe- testraat 30rood, een hondje; J.A. Staats, Spoorwegstraat 8, eene portemonnaie met inhoud; Mej. G. van Strien, Gen. Cronjé- straat 100, een broche; E. de Haan, Zijl straat 52rood, een pakje waarin een "boe zelaar; W. Geurts, Kleine Houtstraat 132, een ceintuur met gesp; Bureau van Politie, een halsband van overreden hond; H. Saijs, Lange Dijkstraat 11, een zakmes; II. do Mooij, Eendrachtstraat 58, een zweep; Li- Boeree, Hazepaterslaan 20, éen broche; J- Gigengack, N. Groenmarkt 7, een vrouwen zak met inhoud; J. v. Bemmel, Baan 23a, een vergrootglas; Mej. H. ter Haak, Oran jeboomstraat 181, eene portefeuille waarin visitekaartjes; Mej. M. Roest, Amsterdam straat 3IJ, een schortje; J. v. d. Aart, Ko- ningsteinstraat 19, een paar schoenen; F- v. Zijp, Zuid-Brouwerstraat 42, een zilveren halsketting met dito medaljon; H. J. Wubbe, Molensteeg 29, een paar blauwe kousen; M. Bleiswijk, Voortingstraat 48, een bruine rozenkrans in etui; J. G. de Bruin, Kloos-1 terstraat 46, te Schoten, een koperen ket tinkje met kruisje eraan; N. Vermeer, Zuid- Brouwerstraat 22, een wit koralen rozen krans; W. Opdam, President Steijnstr. 12, een bovenstuk van een rijtuiglantaarn; H. Seukens, Spaarnwouderstraat 122, een pat rapluie. DE SANTPOORTER BRANDWEER-KWESTIE. Gistermorgen werd voor de rechtbank in hooger beroep behandeld de zaak tegen de Santpoorter brandweerlieden, die op Maan dag 7 Augustus 1911 niet waren opgekomen toen door klokluiden en trommelslag brand was gealarmeerd in de landbouwschunr va»1 Dam. 'Door den kantonrechter waren all® beklaagden veroordeeld. En nu stonden er niet minder dan 37 be klaagden terecht. Een vijftal hoorde doof den officier vrijspraak eischen, wijl zij boven 50 jaar oud zijnde niet brandweerplichtig waren. En daarna kwam de eerste beklaagde, di® bij het oproepen voor den brand niet was op gekomen. De man verbleef op het oogenblilc dei' alarmeering in middenduin, dat moet onge veer twintig minuten van Santpoort verwij derd zijn. Hij was daar aan 't werk, en had' de brandklok niet gehoord. Als getuige werd gehoord ten eerste d® opperoranauieesier, aie bevel bad gesty^ tot 't luiden der brandklok en de rondgang met den trommel. Deze getuige zegt dat ®r van de 120 mannen, ongeveer 20 waren op gekomen. Hij kan aannemen, dat beklaagd® de alarmklok niet heeft gehoord. Zeker niet gelooft spr. aan onwil. Het mecleblussehe» van een brand is daarenboven een niet on- voordeelig zaakje: er wordt goed voor be taald, en een uurtje brandblusschcn levert voor velen méér op dan een uur van hu® gewone werkzaamheden. Na dezen opperbrandmeester werd gehoord als getuige de burgemeester der gemeente Velsen, waaronder Santpoort behoort, Jhi'- Mr. Dr. L. Ver Loren van Themaat. Vóóf hem had evnwel de trommelslager verklaard, hoe en waar hij geloopen had: hij had zijn ge wone wandeling van nog geen half uur ge maakt en geregeld 'de trom geslagen. De burgemeester verklaarde, dat naar zij.® oordeel, iedereen, tusschen de 18 en 50 ja-ai" brandweerplichtig is. Hij zeide ook, dat het kunnen hooren va® de brandklok van ontelbaar veel omstandig heden afhangt. Hij kan over dit hooren dus geen beslist oordeel uitspreken. Antwoordende op verschillende vragen e® opmerkingen van den verdediger, Mr. Mon nik, zeide de burgemeester dat naar zij» meening de instructie voor de brandweer lieden eigenlijk buiten beschouwing kan blij ven, die instructie, meent getuige, is geheel verouderd De verdediger is evenwel van oordeel, dat deze instructie wel degelijk rechtsgeldigheid heeft, waaraan men zich behoorde te hou den. Die instructie is nog steeds van kracht en de verdediger wijst er dan ook op, dat Gertrude beefde over haar heele lichaam. Gij vergt te veel van uw moed, zeide hij zacht. Ik wilde dat ik u vroeger had wegge bracht. Neen, neen, dat is het niet. Zij waren alleen, want de groom was aan het station achtergebleven om op zijn mees ter te wachten, anders had Kenueth mis schien niet gevraagd. Wat is het dan? Gertrude antwoordde: Ik kan nooit doode menschen zien zon der medelijden met hen te hebben en den wensch op te vatten, nog iets voor hen te doen. Kenueth zag haar verwonderd aan en zij vervolgde: Gij hebt misschien nooit gehoord, dat ik een broeder had? Neen. Wij stonden met elkaar alleen op de we reld, totdat ik huwde Vertel niet verder, zeide Kenueth, het doet u te veel aan, het zou nadeelig voor n zijn. O neen, bet kan niet nadeelig voor mij wezen, over Cecil te spreken. Ik had hem lief boven alles ter wereld, uitgezonderd mijn kinderen en hij beeft mij geen enkele maal geschreven, sedert ik gehuwd ben. Ik geloof dat het niet goed met hem is gegaan en hij was te trotsch om hulp t^ vragen. Misschien dacht hij ook dat ik als Gravin anders over hem dacht dan toen ik nog eenvoudig Ger trude Monkton heette; hoe dan ook, ik ont ving taal noch toeken van licm, totdat ik ein delijk, nadat ik reeds drie jaren op Chat- terly was, een courant uit de Oost ontving. En stonden daar slechte berichten in? Niets clan een korte aankondiging dat Cecil overleden was. Er volgde een lang stilzwijgen, daarna ging zij voort: Ik heb nooit vernomen, hoe hij gestor ven is, noch of hij door goede menschen was omringd. Ook weet ik niet of hij aan mij ge dacht en iemand opgedragen heeft, mij zijn laatsten groet over te brengen, ik weet zelfs niet, waar hij begraven is, maar sedert dien tijd doet het mij altijd zoo pijnlijk aan, als ik verneem dat iemand ver van zijn geboorte plaats heeft moeten sterven; ter wille van Ceel zou ik elk onbekend graf met bloemen I willen tooien. De tranen vloeiden rijkelijk over baar wangen en ook de stem van Kenueth Ford klonk aangedaan toen hij zeide: Ik begrijp u. Ook ik had een eenige zuster, die ik moest verliezen en ik kan mij daarom uw verdriet des te levendiger voorstellen. Reginald zegt altijd, dat het dwaas van mij is Cecil te beweenen, want dat hij zeker nooit fortuin heeft gemaakt en als een land- looper rondgezworven, voor w-ien de dooa nog een verlosser was, cnaar, ziet ge, ik had mijn broeder lief en ik zou wel alles ter we reld hebben willen geven, wanneer ik hem nog had weergezien. Geheel onbewust had zij op die wijze haar geheim verraden, want Kenueth Ford was scherpzinnig genoeg om haar gedachten te kunnen doorgronden en hij begreep nu zeer goed, dat deze teergevoelige vrouw, die zoo aangrijpend over haar broeder sprak zeker niet uit liefde gehuwd moest zijn met den somberen lord Chatterly. D'enzelfden nacht, dat Beatrix Charles in een koortsachtigen slaap lag, gekweld door allerlei booze droomen, lag Nora in een ka mer van het hotel „De Blauwe Leeuw", het eenige hotel van Salton, ver van haar tweelingzuster, die met zooveel verlan gen naar tijding had uitgezien, ver wan haar liefhebbenden verloofde Claude, die zijn le ven aan haar geluk had willen wijden, en sliep haar laatsten eeuwigen slaap. Terwijl men zich te Parijs van uur tot uur ongerus ter over haar maakte, lag zij daar koud en strak in het Engelsche dorp en geen licht straal drong door het geheimzinnig duister, dat haar dood omgaf. VI. Lady Chatterly dankte het toeval dat haar ehtgenoot voor zaken te Wilmington terug gehouden had. De Graaf zou wel de laatste zijn geweest, die haar sympathie voor het doode meisje zou hebben goedgekeurd. Hij had een afschuw van alles wat naar fijngevoeligheid geleek en het was daarom een uitkomst voor Gertrude, dat zij nog eeni ge uren voor zich had om hare ontroering te bedwingen eer zij thuis zou komen. Philis was reeds te bed gebracht en het souper stond gereed om gediend te worden, zoodra de Graaf het wensehen zou. Gertrude zat in haar boudoir, iets bleeker en ernstiger dan gewoonlijk, toen zij de wielen van een rijtuig over het zand der oprijlaan hoorde kraken en eenige minuten later trad lord Chatterly binnen, zoo rustig en koel alsof hij slechts een wandeling' in het park had ge- daan in plaats van tien dagen op reis te zijn geweest, zonder dat hij van zijne vrouw af scheid had kunnen nemen. Gij hadt mij wel eens van het station kunnen afhalen, zeicle hij eenigszins gemelijk.1 Ik hen aan het station geweest om op j den trem te wachten, dien ge in uw brief had aangewzen, antwoordde zij, ik voelde mij echter te veel ontsteld om voor een twee de maal naar het station te rijden. Gij hebt toch wel van de vreeselijke gebeurtenis te Salton gehoord? i Of ik er van gehoord heb? herbaalde de Graaf eenigszins spottend. Het geheel dorp spreekt er over, ik heb geen mensch ont moet, die van iets anders sprak. Het is merk waardig hoeveel belang men stelt in een® jonge dame, die dwaas genoeg is een zelf- moord te plegen. j Ik geloof niet, dat het een zelfmoord is, zeide Gertrnde. j De Graaf keek haar strak aan, als verwon derde hij zich hoe zij het durfde wagen met hem van meening te verschillen. Het is een der duidelijkste gevallen van zelfmoord, die ooit is voorgekomen, zeide hij op beslisten toon, en alleen omdat die vrouw nu toevallig jong en mooi was, wil men er niet aan gelooven. Ik denk toch dat er wel een gerechte-1 lijke lijkschouwing gehouden en een onder zoek ingesteld zal worden? Ja, zeker, wij zullen deze en de geheel® volgende week over niets anders hooren pra ten. Ik moet bekennen, dat ik -wel had ge wild, dat die jonge dame eene andere plaats had gekozen, om haar domme streek uit t® voeren. Spreek toch zoo niet, Reginald, ge doet mij pijn, smeekte de jonge dame op zachte» toon. Als ik alles vooruit had geweten, Ger trnde, dan had ik u mee op reis genome», hoewel ik niet veel tijd mfj met u bezig t® houden, want ik had drukke zaken af te han delen. En zijn de zaken naar genoegen geslaagd' Ja, zeide hij ernstig, zeer naar genoe gen. Ik geloof dat alle bezwaren nu uit de» weg geruimd zijn. Gij behoeft nog maar e®» korten tijd geduld te hebben, Gertrude, e® dan zult gij in de gezelschappen van North-, shire de plaats innemen, die u toekomt. -Dj bad mij in groote ondernemingen gewaa# en daarom moest ik voorzichtig zijn, ma»j alles is nu voorbij en binnen korten tijd het kasteel Chatterly om zijne gastvrijhe' weer even beroemd zijn als het was ten tü van mijn vader. x Had hij een goudmijn ontdekt? Men na het kunnen denken, wanneer men hem hoorde spreken, maar zijn vrouw was re verheugd hem in zulk eene goede stem»11 te vinden en vroeg daarom niets. (Wordt vervolgd-)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 6