TWEEDE
I J.H.W. GRUNDEMANN
DE GEHEIMZINNIGE
VERDWIJNING.
ICostuumrokken en
Blouses
R£CEKHIANTEIS in gummi- Wa-
Beslist Waterdicht
IINIIHIMI
BUITENLAND.
BINNENLAND.
„ioyons,
J. HUIZING.
Import American Shoe's.
Groote Houtstraat No. 44.
Telef. no- 365.
I KONINGSTRAAT.
Mantelcostuums
terproof en ecbt ÏYBDLER
lodenstof.
De oorlog op den Balkan.
Jtti Bon fötarché
Haarlem-Brussel. Handschoenen voor alle gelegenheden'
I— Steeds voorradig de Nouvéaute's
in DAMES en KINOERMANTELS
tornrnnf bh snht TYRfll FR
De oorlogscorrespondent van »le Reiehspost.
De bekende oorlogscorrespondent van de
Weensehe „Reiehspost", Hermenigüd Wag
ner, publiceert in zijn blad eenige losse
schetsjes over zijn ervaringen op het oor
logsveld. De „Msb." neeemt er enkele pas
sages uit over omdat zij bewijzen, dat de cor
respondent zijn berichten niet eenvoudig ver
zonnen heeft, zooals door enkele, ook Hol-
landsche bladen zeer onsmakelijk is geïnsi
nueerd. „ik open, schrijft hij, mijn „oorlogs
koffer" waarin verward door elkander liggen
notitieboekjes,losse velletjes papier, schet
sen en kaarten, die weldra ook den vloer
van het vertrek bedekken. Het is werkelijk
ongelooflijk, wat men in een klein gevloch
ten reismandje persen kan, als do nood dringt.
Bii mijn eenigszins overhaaste afreis uit de
Servische stad Nisj ik beken het eerlijk
uit vrees plotseling te bezwijken aan do Ser
vische ziekte" heb ik met mijn zeer respec
tabel lichaamsgewicht de schatten van mijn
werkzaamheid van meerdere weken op het
Bulgaarsche oorlogstooneel in dit koffertje
gedrukt. Het is vergeefsche moeite wat orde
in den choas te brengen en ik moot het wel
opgeven een systematischen aanval op dit
materiaal te doen
De correspondent begint dan het verhaal
zijner wederwaardigheden aldus:
„Mijn vlucht uit het hoofdkwartier van
het tweede Bulgaarsche leger 1 Op dit waag
stuk ben ik bijzonder trotsch. Het is de sleutel
geweest tot mijn later succes. Tronend op de
koffers van mijn collega's trok ik 28 Oc
tober op een buffelwagen het vurig ver
langde Moustapha-Pacba, in het Bulgaarsch
Swilengrad (zijdestad), binnen.
De vreemde militaire attache's hadden het
beter, want te hunner beschikking had men
automobielen gesteld. Toen de extra-trein ons
uit het akelige nest Stara Zagora voor het
eerst op bloedgedrenkten bodem bracht, riep
men mij uit do „driebondauto" ecu servus,
servusl toe. Maar met een Oostenrijksch
„hü hot" spoorde ik de flegmatieko Bulgaar
sche buffels aan en trok achter de vijf ki
lometer lango stofwolk opgejaagd door dc
troepen en de legertros, over de oude Tur
ken brug, Kara Moustapha, binnen.
Ingekwartierd werd ik, hoe heerlijk
in de „Joodsche club" met de raededeeling,
dat ik naar believen ook resideeren kon in
een der velo verlaten Turksche huizen. Toen
ik in het aangewezen kwartier aankwam,
waren de twee bruikbare vertrekken reeds
door Fransehen, ondor leiding van den uit
den Russisch-Japanschen oorlog bekenden
Naudeau en door den vroegeren Bulgaarschen
militairen instructeur Von Moch bezet. Een
oude canapé, die in do voorkamer geplaatst
was bezette ik dadelijk met reismand en
visitiekaartjes, waarna ik op verkenning ging.
Op de eerste plaats wenschte ik mijn maag
wat voldoening te schenken. Alle herborgen
en winkels waren echter vol soldaten, wijn
en sterkedrank vloeiden bij stroomen, een
stuk brood was niet meer te krijgen. Ner
gens, alles was op. In een kleinen bazar
zag ik een Turkschon „schapenworst" hangen.
Ik kreeg ze voor veel geld en at ze voor de
helft rauw op.
Toen ik weer naar buiten ging, was ik ge
tuige van een buitengewoon koddig schouw
spel. De oorlogscorrespondent van een groot
Berlijnsch blad, een eerbiedwaardig bejaar
de collega, reed voorbij op een wagen bela
den met huisraad, levensmiddelen en bedde-
goed. Een geheele bruidschat sleepte hij met
zich in den oorlog. Wat vermocht ik daarto-
tegea met zijn handkoffertje, maar hoeveel
pleizier had ik op mijn verdere Odyssee van
mijn sobere bagage.....
ïk begaf mij nu 'dadelijk naar de cen
suur, waar mijn kort telegram verminkt werd
en daarna naar het telegraafbureau, waar
ik reeds 20 oorlogscorrespondenten vond, met
telegrammen tot 3000 woorden toe. De En-
gelschen vooral beschikten over fabelachtige
sommen.
Een enkele telegraafbeambte telde bedacht
zaam en langzaam de woorden en wanneer
hij bij 680 of 860 was, raakte hij den tel
kwijt en begon opnieuw. Aan regelmatigen
telegrafischen reporterdienst was onder déze
omstandigheden niet te denken. Bovendien
was ons op de censuur medegedeeld, dat
wij Moustapha-Pac.ha beslist niet mochten
verlaten, die twee kilometer buiten de kom
der gemeente zich waagde, uitgewezen zou
worden.
Inderdaad was dit lot spoedig het deel
van verschillende correspondenten, ik was er
echter niet bij, daar ik toen reeds lang uit
Moustapha-Pacha gevlucht was. Dit vriende
lijk plaatsje was een soort val voor de oor
logscorrespondenten, niemand hoorde of zag
daar iets en wanneer er een toch met een
mooi bericht, waarbij do kennis door dc ver
beelding vervangen was, bij de censuur ver
scheen, dan bereikte dit bericht belden de
plaats van bestemming.
Hier behoefde ik dus niets te zoeken. Den
eersten dag reeds, dat het donker werd, re-
quireerde ik kort en bondig een soldaten-
wagen, die voorbij reed, haalde uit de „Jood
sche Club" mijn koffertje en reed op goed
geluk naar het station terug. Slechts drie
uren had ik doorgebracht in het hoofdkwartier
van generaal Iwanof. Moustapha-Pacha zag
me niet terug I Het is wel typisch, dat volgens
de berichten van enkele bladen de oorlogs
correspondenten mij nog een paar dagen daar
hebben gezien, het is te hopen, dat hun ver
dere berichten vertrouwbaarder zijn dan deze.
Ik had geluk. Toen de militaire wagen het
station binnenreed, stond juist een trein met
grooto Krupp-kanonnen gereed om in de rich
ting van Adrianopel naar Kadikeui te vertrek
ken. Op het perron ontmoette ik majoor Stoj-
nof, militair in merg en been, dien ik uit
Stara-Zagora goed kende; hij bezorgde mij
een plaatsje bij den stoker. Een scherp fluit
je gilde en voort ging het in den kouden ne-
veligen nacht, terwijl mijn waarde collega's
in Moustapha-Pacha nog wel om hun slaap
plaatsen vochten
Het oponthoud was, God zij dank, zeer kort
en verder ging het, uit de nabijheid der cen
suur en van mijn collega's.
Het eerste Bulgaarsche station na Mousta
pha-Pacha is Ljubimer. Hier stapte ik uit en
meldde mij bij den militairen stationscomman
dant als „terugkeerend in het koninklijk
hoofdkwartier."
Het was een weer dienstdoende officier
van den ouden stempel, die niet wist, wat met
mij te beginnen. Veel spraken wij niet, want
hij bad 't erg druk. Voor Adrianopel had
men n.l. beslist zwaar belegeringsgeschut noo-
dig en ook oen Bleriot. Do vurig verbeide
trein was echter halverwege ergens bij Har-
manli blijven steken.
Ik was spoedig besloten en haastte mij naar
het telegraafkantoor om een poging to wagen
tot het verzenden van een telegram buiten
de censuur om. Juist, marcheerden afdeelingen
vau de niouw-geformeerde tiende divisie door
het plaatsje in de richting van Adrianopel. De
„Ratsehatnik" (chef) van het telegraafbureau
die was gaan kijken, stormde binnen en bood
zijn verontschuldigingen aan voor zijn afwe
zig zijn en ontving mijn reusachtig groot te
legram. Hij had nog nooit te voren eeïï oor
logscorrespondent gozien en beschouwde mij
in verband met de insignes en den roodon
band, dien ik droeg, voor een officieel „oor
logscommissaris".
Ik. vond geen reden om hem uit die dwa
ling te helpen. Hij wilde zelf de „belangrij
ke depêche" over Philippopel wegzenden,
ik was reeds bang dat hij het via Stara Za
gora zou doen, en in loon ontving hij een
levendig verhaal van de verschrikkelijke ge
vechten bij Marasch.
Een oogenblik werd mijn toestand echter
pijnlijk. De man was n.l. verwonderd, dat ik
het telegram contant betaalde, beschouwde
het als een staatstelegram en sprak maar van
„verrekening". Bij het seinen te Trnowo ge
lukte mij iets dergelijks.
Als Turksch spion verdacht, werd ik in-
tusschen van alle kanten vervolgd. Een
Duitsch en Oostenrijksch collega van be
voegde zijde vernam ik uit Sofia de namen,
maar ik wil de personen ontzien hadden
immers uit broodnijd, verwoed over mijn ver
dwijnen den censor, dr. Radeff, tegen mij mo
biel gemaakt. Het was met mij niet in orde,
had men verteld, die Wagner had militaire
schetsen en notities in zijn bezit, wie weet
of hij niet in Turkschen dienst staat.
De pogingen om mij in handen te krijgen
werden verdubbeld. Ik overnachtte intusschen
met den .schoonzoon van den chef van den
Bulgaarschen generalen staf, Fitschef, mot
den hofschilder des konings, professor Ve-
sehen, en twee Bulgaarsche officieren, in
de wachtkamer van het station Trnowo-Sej-
mcn. Hier kreeg ik, dank aan deze buren en
aan den stationscommandant Dulgherski voor
de beminnelijkheid, waarmede zij mij den
Oostenrijker opgenomen hebben. Terwijl men
naar dén Turkschen spion speurde, had ik
gelegenheid mij te verheugen in een uitge
lezen gezelschap te zijn.
In Stara Zagora ontkwam ik als door een
wonder aan arrestatie. Ik was alleen in het
koninklijk hoofdkwartier teruggekeerd, met
begrijpelijke belangstelling begroet door do
militaire attaché s die na onkele uren in
Moustapha Pacha, vertoefd te hebben, weer
veilig naar Stara Zagora waren teruggekeerd.
Ik was immers de eenige, die werkelijk in
de vuurlinie had gestaan. Na de veldslagen
bij Lüle Burgas on Tschorlu keerde ik naar
Sofia terug en daar gebeurde het, dat een pa
trouille mij op het station zocht, terwijl ik
met een Bulgaarsch kapitein over mijn avon
turen sprak. Uit Moustapha Pacha, waar
intusschen een aantal oorlogscorrespondenten
uitgewezen was, werd door bemoeiingen
van beminnelijke collega's een bevel tot aan
houding wegens verdenking van spionnage
uitgevaardigd.
Met dankbaarheid denk ik hier aan mijn
Italiaanscho collega's en vooral aan den oor
logscorrespondent Ernesto Vassallo, van de
„Corsiere d'Italia" en Zoli, die mij intijds ver-
wittigxl hebben van .hefc gevaar dat mij be-
dreigde. Alle Italiaanscho collega's zijn steeds
zonder afgunst vol liefde voor mij geweest.
Na een onaangenaam oponthoud in Philip
popel, waar ik gearresteerd werd, doch spoe
dig weer vrijgelaten, kwam ik in Sofia aan.
Minister-president Gueschof, die mij dien
zelfden dag nog telefonisch bij zich riep, be
groette mij in tegenwoordigheid van onzen
gezant graaf Tarnowski, met deze woorden:
„Ik feliciteer u met uw schitterend succes.
U zijt de overwinnende oorlogscorrespondent,
maar nu biecht op, hoe u de zaak hebt aan
gelegd."
En ik biechtte alles op en kreeg van excel
lentie Gueschof algemeen pardon. Mijn minder
gelukkige collega's zullen mij wel niet lan
ger vergiffenis kunnen weigeren?
Minister Gueschof was zoo vriendelijk mij
toen onmiddellijk het bekende politieke in
terview te verloenen over de uiteenzetting
van graaf Berchtold. Terwijl men mij in Stara
Zagora als verdachte tevergeefs zocht, zat
ik dus in de salon van den Bulgaarschen
premier.
Een drama op zee.
Passagiers, die uit Tampia kwamen, ver
telden bijzondci-heden omtrent een schrikke
lijk drama dat plaats greep aan boord van
de stoomboot „Brunswick".
Drie Spaansche landverhuizers, aldus het
„H. v. A.", die den overtocht niet betalen
konden, waren in bet schip geslopen, met de
hoop de reis kosteloos af te leggen en in
New-Orleans te ontschepen. De kapitein deed
hen om ze te straffen opsluiten in een cel.
waar hun water noch voedsel werd ver
strekt. 's Anderen daags, door honger gedre
ven. braken de ongelukkige gevangenen uit'
ban cel en kwamen aan den kapitein vragen
te mogen werken voor hun brood.
Daarop werd een lid der bemanning door
den kapitein gelast een geweer te halen en
de ontsnapten neer te schieten. Maar een.
Spaansch matroos, die aldaar aanwezig was,
sprong verontwaardigd toe, ontrukte het ge
weer aan zijn maat en wierp het in zee.
Dadelijk snelde den kapitein toe. Hij dood
de den Spanjaard met een revolverschot en
velde een der landverhuizers aan zijn voeten
neer. Twee anderen werden insgelijks ge
kwetst; een hunner overleed eenige uren na
dien. De lijken werden ontscheept in New-
Orleans en de overlevende landverhuizer
werd in de gevangenis opgesloten.
De Spaansche consul, die <u> de hoogte werd
gesteld, teekende kraehtdacfig verzet aan.
Te La Corogne verwekte de tijding een
groote opschudding.
Bookmakers-verbod.
Door lord Newton is een wetsvoorstel in
gediend tot verbod van het schrijven, druk
ken en uitgeven van advertenties van book
makerskantoren en andere inrichtingen tot
het aangaan van weddenschappen.
Voor de eerste overtreding wordt een boete
vastgesteld van 15 pond of drie maanden ge
vangenisstraf, voor een volgende overtreding
een boete van vijftig pond of zes maanden
gevangenisstraf.
Wordt de wet aangenomen, dan treedt ze
1 Mei 1913 in werking.
Drankmisbruik.
De magistratuur van Birmingham heeft
maatregelen genomen, aldus lezen we in de
N. R. Crt. ter verdere beteugeling van het
drankmisbruik: jongens onder de 16 jaar en
vrouwen kunnen voor 's middags 12 uur geen
drank meer koopen; het openingsuur van in
richtingen met vf-igunning is verlaat van 6
tot 8.30 des morgens; Zondags zullen de in
richtingen alleen open mogen zijn tussehen
32 en 1.30 uur en 's avonds tussehen 8 en 9.80;
het vergunningsrecht zal berekend worden
naar den verkochten drank (ook bier en
wijn); kruideniers zullen geen geestrijke
dranken meer mogen verkoopen; er mag
geen bier verkocht worden in schenkkannen
(er zijn inriehtingen nl. die den koop van
grooto hoeveelheden hier tegelijk aanmoedi
gen door flesschen whisky uit te loven voor
wie het meeste koopt);societeiten worden
wat de uren voor den verkoop van bedwel
mende aaanken aangewezen, en het toezicht
van de politie betreft, op gelijken voet ge
bracht met gewone inrichtingen (hierop kan
echter uitzondering worden gemaakt).
De auto en de kippen.
Iedere automobilist weet, welke last men
op den weg kan hebben van kippen, daar
deze dieren de onaangename gewoonte schij
nen te hebben om net zoolang voor den wa
gen te blijven rennen, totdat ze onder ge
raken en ter voorkoming van onaangenaam
heden is men dan wel tot het betalen van
een schadevergoeding verplieht.
Men leze echter thans, zegt de Tel., hoe in
Frankrijk een boer, wiens boerderij aan een
door auto's zeer druk beredeu hoofdweg ge
legen was, deze eigenaardigheid der kippen
Hij had zich een automobielhoorn aange
schaft en wanneer hij zijn kippen wilde voe
ren liet hij zijn hoorn weerklinken en strooi
de daarna het voer uit. Gevolg was, dat de
kippen onmiddellijk, zoodra er een autohoorn
weerklonk, kwamen toerennen.
Men begrijpt de gevolgen. Er kon geen
auto voorbijrijden of de kippen kwamen op
zijn getoeter toestormen en bij tientallen wer
den de arme kippen toevalli allemaal le klas
tentoonstellingsexemplaren, overreden. Dat
on3 boertje een goeden prijs voor doodge
wone kippetjes maakte, behoeft geen betoog.
teits-redenen slechts ten deele heeft afgelegd.
Door deze regeling wordt voldaan aan een
eisch van billijkheid en ook komt zij aan
het onderwijs ten goede.
De jaarlij ksche pensioenstaat van den staat
zal stijgen met f 37.100.
Voor de bijzondere leeraren behooren zoo
veel mogelijk gelijke pensioensbepalingen te
gelden, als voor hun ambtgenooten bij open
baar hooger en middelbaar onderwijs. Aange
zien laatstgenoemden voor wat hunne pensi
oensaanspraken betreft, als burgerlijke amb
tenaren worden aangemerkt, moet ook de
pensioensregeling voor eerstgenoemden zich
zooveel mogelijk aansluiten aan de Burger
lijke Pensioenwet. Bovendien moet men, om
zoowel den weg voor den overgang van
openbare gymnasia en hoogere burgerscho
len naar bijzondere, als dien voor den over
gang in omgekeerde richting, geheel te ef
fenen, vooreerst het pensioen van den bij-
zonderen leeraar doen berekenen ook over
vroegeren diensttijd als leeraar bij het open
baar hooger en middelbaar onderwijs en da#
van den openbaren leeraar ook over den
tijd, dien de betrokkene vroeger aan een bij-
zonder gymnasium of aan een bijzondere H.
IB. S. als leeraar heeft doorgebracht; voorts
den openbaren leeraar of den gewezen open-
baren leeraar overgaat naar, of verplaatst
1 wordt bij het bijzonder onderwijs, en omge-
keerd den bijzonderen leeraar of den gewezer
bijzonderen leeraar, die als leeraar overgaat
naar, of verplaatst wordt bij het bijzonder
onderwijs, in zijn nieuwe betrekking, zoo
hij daarin lager wordt gesalarieerd dan in
zijn vroegere, den ouden pensioens-grondslag
doen behouden. Met deze eischen is bij de
samenstelling van het eerste wetsontwerp re
kening gehouden, evenals bij de samenstelling
van de met dit ontwerp verband houdende
wetsvoordracht tot wijziging en aanvulling
van de Burgerlijke Pensioenwet.
Toekenning aan de bijzondere leeraren van
recht op pensioen voor hun weduwen en wee
zen, geschiedt, door hen op te nemen in de
Weduwenwet voor de onderwijzers 1905.
Het ligt in de bedoeling van don minister
van Financiën één pensioenregeling te doen
ontwerpen voor de weduwen en weezen van
alle deelgerechtigden in het weduwen- en
weezenfonda voor burgerlijke ambtenaren.
Deze zaak wordt aan *3 ministers departement
voorbereid.
PENSIOENREGELING LEERAREN
H. B. S. EN GYMNASIUM.
Ingediend zijn een tweetal ontwerpen van
wet houdende:
le. pensioenregeling voor de leeraren aan-
bijzondere gymnasia en aan bijzondere hooge
re burgerscholen, en 2e. pensioenregeling
voor de weduwen en weezen van die leera
ren.
In de toelichting wordt betoogd, dat het
geen thans wordt voorgesteld, slechts is een
naar eisch van consequentie voortgaan op
den weg, dien de wetgever in 1905 om utili-
DE NIEUWE VIJFGULDEN STUKKEN.
De gouden vijf guldenstukken mogen zich
verheugen in de algemeene belangstelling.
Een belangstelling die zóó groot is, dat er
reeds handel in gedreven wordt op grooten
schaal.
Wat toch is het gevalt vraagt de Tel.
Zooals men weet, wordt voor een bedrag
van j 5,000,000 aangemunt.Nu is er reeds
voor l'/i millioen verzonden aan do verschil
lende betaalmeesters in het land en daarvan
ontv ing de betaalmeester te Amsterdam voor
70,000 aan vijfguldenstukken. Die nu zijn
reeds alle verkocht. Ze werden door de lief
hebbers vaak met 6 per stuk betaald. Men
behoeft echter heusch niet zoo gehaast te zijn
j zich het nieuwe muntstuk aan te schaffen.
Tussehen 3 en 5 December toch ontvangt de
Nedeilandsclie Bank een groote zending gou
den vijfjes.
De bedoeling is door dit nieuwe muntstuk
zooveel mogelijk de rijksdaalders uit het ruil
verkeer te doen verdwijnen.
INSTELLING VOOR JOURNALISTEN
AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTER
DAM.
Den 2en November is in het gebouw der Ge
meentelijke Universiteit de constitueerende
vergadering gehouden van de „Instelling
voor journalisten aan de Universiteit van
Amsterdam."
In de „Mededeelingen v. d. Ned. Journalis
tenkring" lezen we o.a.
„De Raad van Bestuur werd samengesteld
als volgt:
twee hoogleeraren, door de jurdische facul
teit der Gemeentelijke Universiteit aangewe
zen, t.w. de proff. J. A. van Hamel en A. H.
Struyken;
twee hoogleeraren, door do litarischo facul
teit aangewezen, t.w. de proff. H. Brugman»
en S. R. Steinmetz;
een hoogleeraar, door de vier genoemden
aangewezen, t.w. prof M. Straub;
de voorzitter van de directeursvereeniging
De Nederlandsche Dagbladpers, de heer A. G.
Boissevain;
een bestuurslid van De Amsterdamsche
Pers, door het bestuur aangewezen, mr. G.
Keiler;
terwijl nader nog een lid van den Raad van
FEUILLETON
Uit het Engelsch, door
Z. v. K.
\b.)
Lady Chnlterly vertelde mij, dat er op
züu studeerkamer altijd een bed gereed staat.
Ja, dat is ook zoo, mr. Kenueth. Behalve
de Graaf komt daar uiemand ooit over den
drempel. Ik weet niet of hij er iets tegen
heeft, maar het is voor het eerst dat er
iemand, behalve hij, op die kamer komt.
Kenueth herinnerde zich uu ook, dat de
Graaf altijd zijn bezoeken in de bibliotheek
ontving eu nooit iemand op zijn kamer liet
komen.
Ik geloof dat ik hem met de hulp van
uw man wel kan dragen, hernam hij. Wij zul
len hem te bed brengen voordat do dokter
komt, dat is altijd veel gewonnen.
Toen de dokter Bardon een uur later op
bet 1' kwam, bracht Kenueth Ford hem
terstond naar de studeerkamer, waar de
Graaf te bed lag.
De dokter onderzocht zijn patiënt zorgvul
dig, maar hij wendde geen pogingen aan om
hem tot bewustzijn te doen keeren.
Hij fluisterde Kenueth Ford toe, hem naar
de bibliotheek te volgen, terwijl de huishoud
ster bij den zieke bleef.
Bij de bibliotheek ontmoetten zij Lady
Chatterly.
Ik ben in een paar minuten ten uwen
dienst, mylady, zeide de dokter beleefd, maar
ik wenschte eerst een paar vragen onder vier
oogen aan mr. Ford te doen.
Gertrude verwijderde zich en de beide hee-
ren traden de bibliotheek binnen en sloten
de deur achter zich.
De dokter aarzelde evenwel zoo lang met
zijn vragen, dat Kenueth ongerust werd.
Wat is er gebeurd, doktert vroeg hij.
Wees zoo goed en kom er maar rond voor uit.
Chatterly en ik zijn niet zulke vrienden, dat
gij behoeft te vreezen mij verrdriet te doen.
Neen, dat weet ik, maar gij hebt toch
eerbied voor den naam, dien hij draagt, zeide
de dokter ernstig. Zeg mij eens openhartig,
mr. Ford, vermoedt gij niet wat lord Chat
terly deert?
Ik geloof dat het de voorbode is van een
zenuwziekte, die zijne hersens heeft aange
tast. Hij snelde als een waanzinnige het sa
lon binnen, waar ik met zijn vrouw zat te
praten en viel aan haar voeten neer, terwiil
hij schreeuwde dat hij den geest van haar
broeder in het hoseh had gezien. Dat doet
niet iemand die goed bij het hoofd is.
En lady Chatterly, heeft zij in den laat-
sten tijd niets zonderlings aan den Graaf ge-
merkt?
Ja, zij vroeg mij vanmiddag nog of er
ooit gevallon van waanzin in de familie wa
ren voorgekomen. De handelwijze van lord
Chatterly kwam haar zoo zonderling voor.
Waanzin, ja, dat is een gewone dekman-
tel, maar het is niets anders dan dronken-
schap.
Kenueth Ford sprong verschrikt van zijn
stoel op.
Wat? riep hü uit.
Dronkenschap, herhaalde de dokter, kort
en goed dronkenschap.
Maar dokter, dat moet eene vergissing
van u zün, Chatterly is de matigste man der
wereld.
Over het algemeen, ja. Gü züt tien jaar
jonger dan uw neef, mr. Ford, uw herinne-
ringen strekken niet zoover als de müne.
Maar om 's hemels wil, spreek toch dui-
delüker.
Ik kan u slechts zooveel zeggen, dat de
neiging tot dronkenschap uw neef zoo goed
als aangeboren moet zün. Hoe ingetogen hü
tot zekere hoogte ook zün mag, heeft hü toch j
tüden dat hü sterker drinkt dan de sterkste
dronkaard. Hü geeft zich niet dikwüls aan j
zulke fl'tspattinjren over, soms verloopen er
jaren dat hü zioh geen enkele maal te buiten
gaat en do omstandigheid, dat hü veel ster
ken drank kan verdragen zonder dat men
iets aafl hem kan bespeuren, maakt het hem
gemakkelük zün kwaal te verbergen. Zijn va
der wist ook van die noodlottige drankzucht,
hü heeft mü dikwijls over zün jongsteu zoon
geraadpleegd, de laatste maal nog toen hü
door den plotselingen dood van zün ouderen
broeder erfgenaam was geworden. Hü had
toen zelfs een aanval van delirium tremes,
en wel zoo erg dat ik voor zün leven vreesde.
En sedert zün huwelük?
Heeft hü twee aanvallen gehad, zoover
ik weet. De eerste na den dood van zün zoon
tje en de tweede nu.
Maar wat te doen? riep Kenueth Ford
uit. Lady Chatterly zou zich nameloos onge
lukkig gevoelen, wanneer zü er iets van ver
nam.
De oude Jordan en züne vrouw weten
het ook.
Keuueth beet zich op de lippen; zün trots
voelde zich diep gekrenkt dat de bedienden,
ook al waren het zulke oude, beproefde be
dienden als het echtpaar Jordan, van die
schande wisten.
Gü denkt dus dat zü wel in staat zullen
zün hem te verplegen? vroeg Kenueth Ford.
Ja, ik zal aan do Gravin zeggen, dat haar
tegenwoordigheid hem te veel zou opwinden
en dat zü daarom de verpleging van haar
echtgenoot maar aan Mr. Jordan en zijne
vrouw moet overlaten. Zün ongesteldheid zal
niet lang duren, binnen acht dagen zal hü wel
in staat zün, op reis te gaan.
Met züne vrouw?
O! ik kan mij best begrijpen hoe ont
steld gü daarover züt, Mr. Kenueth. Zelfs mij,
zeventigjarigen man is het een gruwel er
over te denken, dat eene zoo mooie, lieve
vrouw aan zulk een man verbonden is.
Inderdaad, als zij de waarheid wist, dan
zou zü hem verlaten.
Kan zü dat?
Denkt go dat zün rijkdom haar er van
terug zou houden? Ik geloof dat zij liever met
don ruwsten handenarbeid voor haar kind en
haar zelf het brood verdienen zou dan bü hem
te blüven als zü alles wist.
Maar mün beste Mr. Kenueth, gij vergeet
het kind.
Neen dat vergeet ik niet. Chatterly haat
Philis.
Maar hü haat zijne vrouw niet De wet
kent hem alle rechten op züne dochter toe
zoodra zü boven de zevenjaren is, en dat is
zü. Wanneer lady Chatterly haar echtge
noot wilde verlaten, dan zou hü dreigen haar
het kind te ontnemen.
De hemel sta haar bü, zeide Kenneth
Ford treurig, want het komt me voor dat geen
macht der aarde haar helpen kan.
L
Vijf dagen lang was 'k vermist^ naar het
luidde, in het kwartier van generaal Iwanof.
De telegraaf seinde in alle richtingen. In het
koninklijk hoofdkwartier Stara-Zagora vrees
de men, dat mij een ongeluk het was im
mers oorlog zou zijn overkomen.
Intussohon was ik voor Adrianopel op de
heuvels van Kemal, was ooggetuige van het
grootsche artillerie-duel op Karagjuz en
Seheitantabja, liet mij over dc Maritza zet
ten, vertoefde in de ruïnen van Jurusch en
was van nabij ooggetuige van de heldhafti
ge bestorming van de Turksche stellingen
bij de Maraschbrug, door de Bulgaren. Veel,
zeer veel, had ik gezien. Ik maakte do terug
reis met een transport gewonden.
Eon Bulgaarsch officier, wiens rechterborst-
zijdo opengereten was door een granaat-splin
ter, was mijn reismakker. Toen de trein in
Moustapha-Pacha stilhield, had ik een schuil
plaats tegen speurdersoogen gezocht in een
vergeten hoekje van een wagon.
99