TWEEDE I J.H.W. GRUNDEMANN DE GEHEIMZINNIGE VERDWIJNING. ICostuumrokken en Blouses R£CEKHIANTEIS in gummi- Wa- Beslist Waterdicht IINIIHIMI BUITENLAND. BINNENLAND. „ioyons, J. HUIZING. Import American Shoe's. Groote Houtstraat No. 44. Telef. no- 365. I KONINGSTRAAT. Mantelcostuums terproof en ecbt ÏYBDLER lodenstof. De oorlog op den Balkan. Jtti Bon fötarché Haarlem-Brussel. Handschoenen voor alle gelegenheden' I— Steeds voorradig de Nouvéaute's in DAMES en KINOERMANTELS tornrnnf bh snht TYRfll FR De oorlogscorrespondent van »le Reiehspost. De bekende oorlogscorrespondent van de Weensehe „Reiehspost", Hermenigüd Wag ner, publiceert in zijn blad eenige losse schetsjes over zijn ervaringen op het oor logsveld. De „Msb." neeemt er enkele pas sages uit over omdat zij bewijzen, dat de cor respondent zijn berichten niet eenvoudig ver zonnen heeft, zooals door enkele, ook Hol- landsche bladen zeer onsmakelijk is geïnsi nueerd. „ik open, schrijft hij, mijn „oorlogs koffer" waarin verward door elkander liggen notitieboekjes,losse velletjes papier, schet sen en kaarten, die weldra ook den vloer van het vertrek bedekken. Het is werkelijk ongelooflijk, wat men in een klein gevloch ten reismandje persen kan, als do nood dringt. Bii mijn eenigszins overhaaste afreis uit de Servische stad Nisj ik beken het eerlijk uit vrees plotseling te bezwijken aan do Ser vische ziekte" heb ik met mijn zeer respec tabel lichaamsgewicht de schatten van mijn werkzaamheid van meerdere weken op het Bulgaarsche oorlogstooneel in dit koffertje gedrukt. Het is vergeefsche moeite wat orde in den choas te brengen en ik moot het wel opgeven een systematischen aanval op dit materiaal te doen De correspondent begint dan het verhaal zijner wederwaardigheden aldus: „Mijn vlucht uit het hoofdkwartier van het tweede Bulgaarsche leger 1 Op dit waag stuk ben ik bijzonder trotsch. Het is de sleutel geweest tot mijn later succes. Tronend op de koffers van mijn collega's trok ik 28 Oc tober op een buffelwagen het vurig ver langde Moustapha-Pacba, in het Bulgaarsch Swilengrad (zijdestad), binnen. De vreemde militaire attache's hadden het beter, want te hunner beschikking had men automobielen gesteld. Toen de extra-trein ons uit het akelige nest Stara Zagora voor het eerst op bloedgedrenkten bodem bracht, riep men mij uit do „driebondauto" ecu servus, servusl toe. Maar met een Oostenrijksch „hü hot" spoorde ik de flegmatieko Bulgaar sche buffels aan en trok achter de vijf ki lometer lango stofwolk opgejaagd door dc troepen en de legertros, over de oude Tur ken brug, Kara Moustapha, binnen. Ingekwartierd werd ik, hoe heerlijk in de „Joodsche club" met de raededeeling, dat ik naar believen ook resideeren kon in een der velo verlaten Turksche huizen. Toen ik in het aangewezen kwartier aankwam, waren de twee bruikbare vertrekken reeds door Fransehen, ondor leiding van den uit den Russisch-Japanschen oorlog bekenden Naudeau en door den vroegeren Bulgaarschen militairen instructeur Von Moch bezet. Een oude canapé, die in do voorkamer geplaatst was bezette ik dadelijk met reismand en visitiekaartjes, waarna ik op verkenning ging. Op de eerste plaats wenschte ik mijn maag wat voldoening te schenken. Alle herborgen en winkels waren echter vol soldaten, wijn en sterkedrank vloeiden bij stroomen, een stuk brood was niet meer te krijgen. Ner gens, alles was op. In een kleinen bazar zag ik een Turkschon „schapenworst" hangen. Ik kreeg ze voor veel geld en at ze voor de helft rauw op. Toen ik weer naar buiten ging, was ik ge tuige van een buitengewoon koddig schouw spel. De oorlogscorrespondent van een groot Berlijnsch blad, een eerbiedwaardig bejaar de collega, reed voorbij op een wagen bela den met huisraad, levensmiddelen en bedde- goed. Een geheele bruidschat sleepte hij met zich in den oorlog. Wat vermocht ik daarto- tegea met zijn handkoffertje, maar hoeveel pleizier had ik op mijn verdere Odyssee van mijn sobere bagage..... ïk begaf mij nu 'dadelijk naar de cen suur, waar mijn kort telegram verminkt werd en daarna naar het telegraafbureau, waar ik reeds 20 oorlogscorrespondenten vond, met telegrammen tot 3000 woorden toe. De En- gelschen vooral beschikten over fabelachtige sommen. Een enkele telegraafbeambte telde bedacht zaam en langzaam de woorden en wanneer hij bij 680 of 860 was, raakte hij den tel kwijt en begon opnieuw. Aan regelmatigen telegrafischen reporterdienst was onder déze omstandigheden niet te denken. Bovendien was ons op de censuur medegedeeld, dat wij Moustapha-Pac.ha beslist niet mochten verlaten, die twee kilometer buiten de kom der gemeente zich waagde, uitgewezen zou worden. Inderdaad was dit lot spoedig het deel van verschillende correspondenten, ik was er echter niet bij, daar ik toen reeds lang uit Moustapha-Pacha gevlucht was. Dit vriende lijk plaatsje was een soort val voor de oor logscorrespondenten, niemand hoorde of zag daar iets en wanneer er een toch met een mooi bericht, waarbij do kennis door dc ver beelding vervangen was, bij de censuur ver scheen, dan bereikte dit bericht belden de plaats van bestemming. Hier behoefde ik dus niets te zoeken. Den eersten dag reeds, dat het donker werd, re- quireerde ik kort en bondig een soldaten- wagen, die voorbij reed, haalde uit de „Jood sche Club" mijn koffertje en reed op goed geluk naar het station terug. Slechts drie uren had ik doorgebracht in het hoofdkwartier van generaal Iwanof. Moustapha-Pacha zag me niet terug I Het is wel typisch, dat volgens de berichten van enkele bladen de oorlogs correspondenten mij nog een paar dagen daar hebben gezien, het is te hopen, dat hun ver dere berichten vertrouwbaarder zijn dan deze. Ik had geluk. Toen de militaire wagen het station binnenreed, stond juist een trein met grooto Krupp-kanonnen gereed om in de rich ting van Adrianopel naar Kadikeui te vertrek ken. Op het perron ontmoette ik majoor Stoj- nof, militair in merg en been, dien ik uit Stara-Zagora goed kende; hij bezorgde mij een plaatsje bij den stoker. Een scherp fluit je gilde en voort ging het in den kouden ne- veligen nacht, terwijl mijn waarde collega's in Moustapha-Pacha nog wel om hun slaap plaatsen vochten Het oponthoud was, God zij dank, zeer kort en verder ging het, uit de nabijheid der cen suur en van mijn collega's. Het eerste Bulgaarsche station na Mousta pha-Pacha is Ljubimer. Hier stapte ik uit en meldde mij bij den militairen stationscomman dant als „terugkeerend in het koninklijk hoofdkwartier." Het was een weer dienstdoende officier van den ouden stempel, die niet wist, wat met mij te beginnen. Veel spraken wij niet, want hij bad 't erg druk. Voor Adrianopel had men n.l. beslist zwaar belegeringsgeschut noo- dig en ook oen Bleriot. Do vurig verbeide trein was echter halverwege ergens bij Har- manli blijven steken. Ik was spoedig besloten en haastte mij naar het telegraafkantoor om een poging to wagen tot het verzenden van een telegram buiten de censuur om. Juist, marcheerden afdeelingen vau de niouw-geformeerde tiende divisie door het plaatsje in de richting van Adrianopel. De „Ratsehatnik" (chef) van het telegraafbureau die was gaan kijken, stormde binnen en bood zijn verontschuldigingen aan voor zijn afwe zig zijn en ontving mijn reusachtig groot te legram. Hij had nog nooit te voren eeïï oor logscorrespondent gozien en beschouwde mij in verband met de insignes en den roodon band, dien ik droeg, voor een officieel „oor logscommissaris". Ik. vond geen reden om hem uit die dwa ling te helpen. Hij wilde zelf de „belangrij ke depêche" over Philippopel wegzenden, ik was reeds bang dat hij het via Stara Za gora zou doen, en in loon ontving hij een levendig verhaal van de verschrikkelijke ge vechten bij Marasch. Een oogenblik werd mijn toestand echter pijnlijk. De man was n.l. verwonderd, dat ik het telegram contant betaalde, beschouwde het als een staatstelegram en sprak maar van „verrekening". Bij het seinen te Trnowo ge lukte mij iets dergelijks. Als Turksch spion verdacht, werd ik in- tusschen van alle kanten vervolgd. Een Duitsch en Oostenrijksch collega van be voegde zijde vernam ik uit Sofia de namen, maar ik wil de personen ontzien hadden immers uit broodnijd, verwoed over mijn ver dwijnen den censor, dr. Radeff, tegen mij mo biel gemaakt. Het was met mij niet in orde, had men verteld, die Wagner had militaire schetsen en notities in zijn bezit, wie weet of hij niet in Turkschen dienst staat. De pogingen om mij in handen te krijgen werden verdubbeld. Ik overnachtte intusschen met den .schoonzoon van den chef van den Bulgaarschen generalen staf, Fitschef, mot den hofschilder des konings, professor Ve- sehen, en twee Bulgaarsche officieren, in de wachtkamer van het station Trnowo-Sej- mcn. Hier kreeg ik, dank aan deze buren en aan den stationscommandant Dulgherski voor de beminnelijkheid, waarmede zij mij den Oostenrijker opgenomen hebben. Terwijl men naar dén Turkschen spion speurde, had ik gelegenheid mij te verheugen in een uitge lezen gezelschap te zijn. In Stara Zagora ontkwam ik als door een wonder aan arrestatie. Ik was alleen in het koninklijk hoofdkwartier teruggekeerd, met begrijpelijke belangstelling begroet door do militaire attaché s die na onkele uren in Moustapha Pacha, vertoefd te hebben, weer veilig naar Stara Zagora waren teruggekeerd. Ik was immers de eenige, die werkelijk in de vuurlinie had gestaan. Na de veldslagen bij Lüle Burgas on Tschorlu keerde ik naar Sofia terug en daar gebeurde het, dat een pa trouille mij op het station zocht, terwijl ik met een Bulgaarsch kapitein over mijn avon turen sprak. Uit Moustapha Pacha, waar intusschen een aantal oorlogscorrespondenten uitgewezen was, werd door bemoeiingen van beminnelijke collega's een bevel tot aan houding wegens verdenking van spionnage uitgevaardigd. Met dankbaarheid denk ik hier aan mijn Italiaanscho collega's en vooral aan den oor logscorrespondent Ernesto Vassallo, van de „Corsiere d'Italia" en Zoli, die mij intijds ver- wittigxl hebben van .hefc gevaar dat mij be- dreigde. Alle Italiaanscho collega's zijn steeds zonder afgunst vol liefde voor mij geweest. Na een onaangenaam oponthoud in Philip popel, waar ik gearresteerd werd, doch spoe dig weer vrijgelaten, kwam ik in Sofia aan. Minister-president Gueschof, die mij dien zelfden dag nog telefonisch bij zich riep, be groette mij in tegenwoordigheid van onzen gezant graaf Tarnowski, met deze woorden: „Ik feliciteer u met uw schitterend succes. U zijt de overwinnende oorlogscorrespondent, maar nu biecht op, hoe u de zaak hebt aan gelegd." En ik biechtte alles op en kreeg van excel lentie Gueschof algemeen pardon. Mijn minder gelukkige collega's zullen mij wel niet lan ger vergiffenis kunnen weigeren? Minister Gueschof was zoo vriendelijk mij toen onmiddellijk het bekende politieke in terview te verloenen over de uiteenzetting van graaf Berchtold. Terwijl men mij in Stara Zagora als verdachte tevergeefs zocht, zat ik dus in de salon van den Bulgaarschen premier. Een drama op zee. Passagiers, die uit Tampia kwamen, ver telden bijzondci-heden omtrent een schrikke lijk drama dat plaats greep aan boord van de stoomboot „Brunswick". Drie Spaansche landverhuizers, aldus het „H. v. A.", die den overtocht niet betalen konden, waren in bet schip geslopen, met de hoop de reis kosteloos af te leggen en in New-Orleans te ontschepen. De kapitein deed hen om ze te straffen opsluiten in een cel. waar hun water noch voedsel werd ver strekt. 's Anderen daags, door honger gedre ven. braken de ongelukkige gevangenen uit' ban cel en kwamen aan den kapitein vragen te mogen werken voor hun brood. Daarop werd een lid der bemanning door den kapitein gelast een geweer te halen en de ontsnapten neer te schieten. Maar een. Spaansch matroos, die aldaar aanwezig was, sprong verontwaardigd toe, ontrukte het ge weer aan zijn maat en wierp het in zee. Dadelijk snelde den kapitein toe. Hij dood de den Spanjaard met een revolverschot en velde een der landverhuizers aan zijn voeten neer. Twee anderen werden insgelijks ge kwetst; een hunner overleed eenige uren na dien. De lijken werden ontscheept in New- Orleans en de overlevende landverhuizer werd in de gevangenis opgesloten. De Spaansche consul, die <u> de hoogte werd gesteld, teekende kraehtdacfig verzet aan. Te La Corogne verwekte de tijding een groote opschudding. Bookmakers-verbod. Door lord Newton is een wetsvoorstel in gediend tot verbod van het schrijven, druk ken en uitgeven van advertenties van book makerskantoren en andere inrichtingen tot het aangaan van weddenschappen. Voor de eerste overtreding wordt een boete vastgesteld van 15 pond of drie maanden ge vangenisstraf, voor een volgende overtreding een boete van vijftig pond of zes maanden gevangenisstraf. Wordt de wet aangenomen, dan treedt ze 1 Mei 1913 in werking. Drankmisbruik. De magistratuur van Birmingham heeft maatregelen genomen, aldus lezen we in de N. R. Crt. ter verdere beteugeling van het drankmisbruik: jongens onder de 16 jaar en vrouwen kunnen voor 's middags 12 uur geen drank meer koopen; het openingsuur van in richtingen met vf-igunning is verlaat van 6 tot 8.30 des morgens; Zondags zullen de in richtingen alleen open mogen zijn tussehen 32 en 1.30 uur en 's avonds tussehen 8 en 9.80; het vergunningsrecht zal berekend worden naar den verkochten drank (ook bier en wijn); kruideniers zullen geen geestrijke dranken meer mogen verkoopen; er mag geen bier verkocht worden in schenkkannen (er zijn inriehtingen nl. die den koop van grooto hoeveelheden hier tegelijk aanmoedi gen door flesschen whisky uit te loven voor wie het meeste koopt);societeiten worden wat de uren voor den verkoop van bedwel mende aaanken aangewezen, en het toezicht van de politie betreft, op gelijken voet ge bracht met gewone inrichtingen (hierop kan echter uitzondering worden gemaakt). De auto en de kippen. Iedere automobilist weet, welke last men op den weg kan hebben van kippen, daar deze dieren de onaangename gewoonte schij nen te hebben om net zoolang voor den wa gen te blijven rennen, totdat ze onder ge raken en ter voorkoming van onaangenaam heden is men dan wel tot het betalen van een schadevergoeding verplieht. Men leze echter thans, zegt de Tel., hoe in Frankrijk een boer, wiens boerderij aan een door auto's zeer druk beredeu hoofdweg ge legen was, deze eigenaardigheid der kippen Hij had zich een automobielhoorn aange schaft en wanneer hij zijn kippen wilde voe ren liet hij zijn hoorn weerklinken en strooi de daarna het voer uit. Gevolg was, dat de kippen onmiddellijk, zoodra er een autohoorn weerklonk, kwamen toerennen. Men begrijpt de gevolgen. Er kon geen auto voorbijrijden of de kippen kwamen op zijn getoeter toestormen en bij tientallen wer den de arme kippen toevalli allemaal le klas tentoonstellingsexemplaren, overreden. Dat on3 boertje een goeden prijs voor doodge wone kippetjes maakte, behoeft geen betoog. teits-redenen slechts ten deele heeft afgelegd. Door deze regeling wordt voldaan aan een eisch van billijkheid en ook komt zij aan het onderwijs ten goede. De jaarlij ksche pensioenstaat van den staat zal stijgen met f 37.100. Voor de bijzondere leeraren behooren zoo veel mogelijk gelijke pensioensbepalingen te gelden, als voor hun ambtgenooten bij open baar hooger en middelbaar onderwijs. Aange zien laatstgenoemden voor wat hunne pensi oensaanspraken betreft, als burgerlijke amb tenaren worden aangemerkt, moet ook de pensioensregeling voor eerstgenoemden zich zooveel mogelijk aansluiten aan de Burger lijke Pensioenwet. Bovendien moet men, om zoowel den weg voor den overgang van openbare gymnasia en hoogere burgerscho len naar bijzondere, als dien voor den over gang in omgekeerde richting, geheel te ef fenen, vooreerst het pensioen van den bij- zonderen leeraar doen berekenen ook over vroegeren diensttijd als leeraar bij het open baar hooger en middelbaar onderwijs en da# van den openbaren leeraar ook over den tijd, dien de betrokkene vroeger aan een bij- zonder gymnasium of aan een bijzondere H. IB. S. als leeraar heeft doorgebracht; voorts den openbaren leeraar of den gewezen open- baren leeraar overgaat naar, of verplaatst 1 wordt bij het bijzonder onderwijs, en omge- keerd den bijzonderen leeraar of den gewezer bijzonderen leeraar, die als leeraar overgaat naar, of verplaatst wordt bij het bijzonder onderwijs, in zijn nieuwe betrekking, zoo hij daarin lager wordt gesalarieerd dan in zijn vroegere, den ouden pensioens-grondslag doen behouden. Met deze eischen is bij de samenstelling van het eerste wetsontwerp re kening gehouden, evenals bij de samenstelling van de met dit ontwerp verband houdende wetsvoordracht tot wijziging en aanvulling van de Burgerlijke Pensioenwet. Toekenning aan de bijzondere leeraren van recht op pensioen voor hun weduwen en wee zen, geschiedt, door hen op te nemen in de Weduwenwet voor de onderwijzers 1905. Het ligt in de bedoeling van don minister van Financiën één pensioenregeling te doen ontwerpen voor de weduwen en weezen van alle deelgerechtigden in het weduwen- en weezenfonda voor burgerlijke ambtenaren. Deze zaak wordt aan *3 ministers departement voorbereid. PENSIOENREGELING LEERAREN H. B. S. EN GYMNASIUM. Ingediend zijn een tweetal ontwerpen van wet houdende: le. pensioenregeling voor de leeraren aan- bijzondere gymnasia en aan bijzondere hooge re burgerscholen, en 2e. pensioenregeling voor de weduwen en weezen van die leera ren. In de toelichting wordt betoogd, dat het geen thans wordt voorgesteld, slechts is een naar eisch van consequentie voortgaan op den weg, dien de wetgever in 1905 om utili- DE NIEUWE VIJFGULDEN STUKKEN. De gouden vijf guldenstukken mogen zich verheugen in de algemeene belangstelling. Een belangstelling die zóó groot is, dat er reeds handel in gedreven wordt op grooten schaal. Wat toch is het gevalt vraagt de Tel. Zooals men weet, wordt voor een bedrag van j 5,000,000 aangemunt.Nu is er reeds voor l'/i millioen verzonden aan do verschil lende betaalmeesters in het land en daarvan ontv ing de betaalmeester te Amsterdam voor 70,000 aan vijfguldenstukken. Die nu zijn reeds alle verkocht. Ze werden door de lief hebbers vaak met 6 per stuk betaald. Men behoeft echter heusch niet zoo gehaast te zijn j zich het nieuwe muntstuk aan te schaffen. Tussehen 3 en 5 December toch ontvangt de Nedeilandsclie Bank een groote zending gou den vijfjes. De bedoeling is door dit nieuwe muntstuk zooveel mogelijk de rijksdaalders uit het ruil verkeer te doen verdwijnen. INSTELLING VOOR JOURNALISTEN AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTER DAM. Den 2en November is in het gebouw der Ge meentelijke Universiteit de constitueerende vergadering gehouden van de „Instelling voor journalisten aan de Universiteit van Amsterdam." In de „Mededeelingen v. d. Ned. Journalis tenkring" lezen we o.a. „De Raad van Bestuur werd samengesteld als volgt: twee hoogleeraren, door de jurdische facul teit der Gemeentelijke Universiteit aangewe zen, t.w. de proff. J. A. van Hamel en A. H. Struyken; twee hoogleeraren, door do litarischo facul teit aangewezen, t.w. de proff. H. Brugman» en S. R. Steinmetz; een hoogleeraar, door de vier genoemden aangewezen, t.w. prof M. Straub; de voorzitter van de directeursvereeniging De Nederlandsche Dagbladpers, de heer A. G. Boissevain; een bestuurslid van De Amsterdamsche Pers, door het bestuur aangewezen, mr. G. Keiler; terwijl nader nog een lid van den Raad van FEUILLETON Uit het Engelsch, door Z. v. K. \b.) Lady Chnlterly vertelde mij, dat er op züu studeerkamer altijd een bed gereed staat. Ja, dat is ook zoo, mr. Kenueth. Behalve de Graaf komt daar uiemand ooit over den drempel. Ik weet niet of hij er iets tegen heeft, maar het is voor het eerst dat er iemand, behalve hij, op die kamer komt. Kenueth herinnerde zich uu ook, dat de Graaf altijd zijn bezoeken in de bibliotheek ontving eu nooit iemand op zijn kamer liet komen. Ik geloof dat ik hem met de hulp van uw man wel kan dragen, hernam hij. Wij zul len hem te bed brengen voordat do dokter komt, dat is altijd veel gewonnen. Toen de dokter Bardon een uur later op bet 1' kwam, bracht Kenueth Ford hem terstond naar de studeerkamer, waar de Graaf te bed lag. De dokter onderzocht zijn patiënt zorgvul dig, maar hij wendde geen pogingen aan om hem tot bewustzijn te doen keeren. Hij fluisterde Kenueth Ford toe, hem naar de bibliotheek te volgen, terwijl de huishoud ster bij den zieke bleef. Bij de bibliotheek ontmoetten zij Lady Chatterly. Ik ben in een paar minuten ten uwen dienst, mylady, zeide de dokter beleefd, maar ik wenschte eerst een paar vragen onder vier oogen aan mr. Ford te doen. Gertrude verwijderde zich en de beide hee- ren traden de bibliotheek binnen en sloten de deur achter zich. De dokter aarzelde evenwel zoo lang met zijn vragen, dat Kenueth ongerust werd. Wat is er gebeurd, doktert vroeg hij. Wees zoo goed en kom er maar rond voor uit. Chatterly en ik zijn niet zulke vrienden, dat gij behoeft te vreezen mij verrdriet te doen. Neen, dat weet ik, maar gij hebt toch eerbied voor den naam, dien hij draagt, zeide de dokter ernstig. Zeg mij eens openhartig, mr. Ford, vermoedt gij niet wat lord Chat terly deert? Ik geloof dat het de voorbode is van een zenuwziekte, die zijne hersens heeft aange tast. Hij snelde als een waanzinnige het sa lon binnen, waar ik met zijn vrouw zat te praten en viel aan haar voeten neer, terwiil hij schreeuwde dat hij den geest van haar broeder in het hoseh had gezien. Dat doet niet iemand die goed bij het hoofd is. En lady Chatterly, heeft zij in den laat- sten tijd niets zonderlings aan den Graaf ge- merkt? Ja, zij vroeg mij vanmiddag nog of er ooit gevallon van waanzin in de familie wa ren voorgekomen. De handelwijze van lord Chatterly kwam haar zoo zonderling voor. Waanzin, ja, dat is een gewone dekman- tel, maar het is niets anders dan dronken- schap. Kenueth Ford sprong verschrikt van zijn stoel op. Wat? riep hü uit. Dronkenschap, herhaalde de dokter, kort en goed dronkenschap. Maar dokter, dat moet eene vergissing van u zün, Chatterly is de matigste man der wereld. Over het algemeen, ja. Gü züt tien jaar jonger dan uw neef, mr. Ford, uw herinne- ringen strekken niet zoover als de müne. Maar om 's hemels wil, spreek toch dui- delüker. Ik kan u slechts zooveel zeggen, dat de neiging tot dronkenschap uw neef zoo goed als aangeboren moet zün. Hoe ingetogen hü tot zekere hoogte ook zün mag, heeft hü toch j tüden dat hü sterker drinkt dan de sterkste dronkaard. Hü geeft zich niet dikwüls aan j zulke fl'tspattinjren over, soms verloopen er jaren dat hü zioh geen enkele maal te buiten gaat en do omstandigheid, dat hü veel ster ken drank kan verdragen zonder dat men iets aafl hem kan bespeuren, maakt het hem gemakkelük zün kwaal te verbergen. Zijn va der wist ook van die noodlottige drankzucht, hü heeft mü dikwijls over zün jongsteu zoon geraadpleegd, de laatste maal nog toen hü door den plotselingen dood van zün ouderen broeder erfgenaam was geworden. Hü had toen zelfs een aanval van delirium tremes, en wel zoo erg dat ik voor zün leven vreesde. En sedert zün huwelük? Heeft hü twee aanvallen gehad, zoover ik weet. De eerste na den dood van zün zoon tje en de tweede nu. Maar wat te doen? riep Kenueth Ford uit. Lady Chatterly zou zich nameloos onge lukkig gevoelen, wanneer zü er iets van ver nam. De oude Jordan en züne vrouw weten het ook. Keuueth beet zich op de lippen; zün trots voelde zich diep gekrenkt dat de bedienden, ook al waren het zulke oude, beproefde be dienden als het echtpaar Jordan, van die schande wisten. Gü denkt dus dat zü wel in staat zullen zün hem te verplegen? vroeg Kenueth Ford. Ja, ik zal aan do Gravin zeggen, dat haar tegenwoordigheid hem te veel zou opwinden en dat zü daarom de verpleging van haar echtgenoot maar aan Mr. Jordan en zijne vrouw moet overlaten. Zün ongesteldheid zal niet lang duren, binnen acht dagen zal hü wel in staat zün, op reis te gaan. Met züne vrouw? O! ik kan mij best begrijpen hoe ont steld gü daarover züt, Mr. Kenueth. Zelfs mij, zeventigjarigen man is het een gruwel er over te denken, dat eene zoo mooie, lieve vrouw aan zulk een man verbonden is. Inderdaad, als zij de waarheid wist, dan zou zü hem verlaten. Kan zü dat? Denkt go dat zün rijkdom haar er van terug zou houden? Ik geloof dat zij liever met don ruwsten handenarbeid voor haar kind en haar zelf het brood verdienen zou dan bü hem te blüven als zü alles wist. Maar mün beste Mr. Kenueth, gij vergeet het kind. Neen dat vergeet ik niet. Chatterly haat Philis. Maar hü haat zijne vrouw niet De wet kent hem alle rechten op züne dochter toe zoodra zü boven de zevenjaren is, en dat is zü. Wanneer lady Chatterly haar echtge noot wilde verlaten, dan zou hü dreigen haar het kind te ontnemen. De hemel sta haar bü, zeide Kenneth Ford treurig, want het komt me voor dat geen macht der aarde haar helpen kan. L Vijf dagen lang was 'k vermist^ naar het luidde, in het kwartier van generaal Iwanof. De telegraaf seinde in alle richtingen. In het koninklijk hoofdkwartier Stara-Zagora vrees de men, dat mij een ongeluk het was im mers oorlog zou zijn overkomen. Intussohon was ik voor Adrianopel op de heuvels van Kemal, was ooggetuige van het grootsche artillerie-duel op Karagjuz en Seheitantabja, liet mij over dc Maritza zet ten, vertoefde in de ruïnen van Jurusch en was van nabij ooggetuige van de heldhafti ge bestorming van de Turksche stellingen bij de Maraschbrug, door de Bulgaren. Veel, zeer veel, had ik gezien. Ik maakte do terug reis met een transport gewonden. Eon Bulgaarsch officier, wiens rechterborst- zijdo opengereten was door een granaat-splin ter, was mijn reismakker. Toen de trein in Moustapha-Pacha stilhield, had ik een schuil plaats tegen speurdersoogen gezocht in een vergeten hoekje van een wagon. 99

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5