De ULSTER
buitenland
DE 30JLIST
N
DE GEHEIMZINNIGE
VERDWIJNING.
m
m
p.)
Goedkoopst a^res voor BANDEN en RIJWIELEN is H. J. VAM OER WEEK, Schagciialstr. 9. lel. 2422
KONINGSTRAAT.
Naar Borneo,
BINNENLAND.
n.
is de groote mode zoowel voor
Dames als voor Heeren, in groote
verscheidenheid van STOFKLEUR
en PSSJS te vekrijeen bij
lllUlMllllIll)
CnAVIF KINDERTIJDSCHRIFT
UflAI ld VEKSCHUNTAUEM DAGEN
JUDDUUD
tnDHD
EN-IS OVERAL-GRAriS \?ÊBVKRÜ^^AAR VOOR-IEDER KOOPErJ
JSOLPaARGARINE a 4 Sct FerTond j
VAN
Hu Bon üarclié
FEUILLETON
„lofons
Haarlem-HruS'Sels
Hattcisciioeneii vogp alle gelegenheden
NIEUWE HAARLENSCHE COURANT LS,
Vervolg van mijn dagboek.
Zaterdagmiddag heeft onze boot een wed-
itrijd gehouden met dolfijnen. Tien groote
visschen geven voor een mijl of zoo een
Btaaltje van hun vlieg- en zwemkunst. Zij
blijven de boot bij, doch. eindelijk raken
zij achter en dan in eens gaan zij zwemmend,
duikend, vliegend op den kustkant aan. Zij
wisten genoeg en moesten het opgeven te
gen de moderne machines van duizenden paar-
aekrachten.
Zondagmorgen sta ik om half zes al op
't dek, we zien rechts Afrika n.l. de lich
ten van Tanger. Half acht liggen we ge
ankerd voor Gibraltar, dat we reeds zagen
om een uur of zes, met den wentelenden
vuurtoren hoog boven de kale rotsen.
De heele Zuidpunt is niets dan rotsblok
ken, zoo recht-op in zee gezet. We gaan
aan land. D. w. z. stappen in een bootje en
betalen f 1.20 retour.
't Is Zondag: we vinden dadelijk een ka
tholieke kerk, waar ik de H. Mis las. Later
had ik een praatje met een kapelaan in
Latijn, Engelsch en Duitschl
Na het ontbijt gingen we een wandeling
maken langs den waterkant, eenig mooi!
Overal die" breede bergen met huizen ge
plant tegen do hellingen. Die huizen heb
ben allen effen kleuren, zacht-blauw, rood,
groen, geel, grijs, alle rechthoekig met ra
men wier hoeken ook 90 zijn. Een curieus
gezicht.
De markt hoewel Zondag is in vollen
gang. De Spanjaarden schreeuwen en roe
pen. Allen eciite Zuid-typen met bruin ge
brand gelaat, donker haar en donkere oogen.
De ezel is hier nog het middel van ver
voer. Hoog en breed geladen gaan ze suk
kelend voort door de opgaande straten. Nu
en dan krijgen zij een tik met een Spaansch
riet van den Spaanschen drijver. Ik dacht
dat ik een der mannen een Hollandsck
krachtwoord hoorde gebruiken, waarschijnlijk
vergiste ik mij daar ik ook de honden Ilol-
landsche blafferijtjes hoorde blaffen.
Een haan kraaide tamelijk laat en
oen der Zusters merkte op„Dat is een
Hollandsche haan, bij ons thuis kraaien zij
precies eender."
't Was mogelijk 1 Ik wilde den eigenaar
vragen, doch we verstonden elkander niet,
hoewel ik Latijnsche woorden gebruikte met
Spaanschen uitgang. Veel tijd hadden we
echter niet. Spoedig waren we weer op de
„Prinz Ludwig" en nog even later was Gi
braltar tenminste de hooge kale rots
ï.nog alleen maar zichtbaar aan den horizon.
De Middellandsche Zee golft meer dan de
Atlantische Oceaan. Ook vandaag volgen zee
meeuwen ons schip. Zij zijn donkerder, dan
■de Noordelijke, lichtbruin met zwarte vleu
geltippen.
i De golven zijn prachtig, mooi wit-gekopt,
.die hoog opspatten en als parelen schitte
ren in de Zuider zonnestralen. Onze koude
Noordenwinterruggen worden gewarmd door
hare kostelijke koesterstralen.
Maandagmorgen is de Afrikaansche kust
iweder in 't gezicht. We volgen een reeks
'wan hooge en ruwe bergen. Schoon liggen
Ho huizen hier en daar als er tusschen ge
kwakt. De zon er hoog boven in het Zuid-
Oosten geeft licht tegen deze bergen, die bij
de huizen begroeid zijn met groen gewas.
Mij vermaakt een schooltje duikel-visschen.
Zij springen boven het water, duikelen vooral
en met de staart achter duiken zij terug
het water in.
Twee uur komen we voor Algiers.
Schilderachtig ligt de stad tegen de ber
gen De huizen er tegen aan getorend ver
men zoowat zes, zeven straten boven elkaar.
Wat een beweging in het water door al die
roeibootjes met Arabieren die hun best doen
om bij ons schip te komen om hun verschil
lende waren van de hand te doenl We an
keren in de haven, vlak langs onze(n) Ne-
derlandsche(n) „Rembrandt". Mijn hart zwol
toen ik die rood-wit-blauwe vlag zag uitwaai
en boven het Algiersche water!
Onze „Prinsz" moet kolen innemen en dus
worden wij in kleine motorbooten aan wal
gebracht.
Wat een herrie hier! We worden bestormd
door mannen en jongens. „Rijje meheer?"
„Je parle Duitsch" kwam er een naar
me toe!
Je krijgt in eens heel Algiers en het leven
der Arabieren te zien in de a n z i c h t e n die
je voorgehouden worden. Gidsen met en zon
der portret en beschrijving; met en zonder
aanbevelingen en brieven loopen ons een paar
minuten na.
Eindelijk zijn we bij een trap die ons een
paar straten iiooger brengt. Op de trap spe
len Arabische kinderen; jongens, naakt tot
aan het middel hangen op of glijden van de
trapleuning. Groote mannen in hun schil
derachtige kleederdracht en vieze vrouwen
trachten nog op den trap 't een of ander te
verkoopen.
We zijn boven. Een prachtige galerij
De huizen hel-wit of licht-geel zijn grootsche
gebouwen. Mooie winkels die niet onder be
hoeven te doen voor de winkels in onze
groote winkelstraten. En dan het mooie: hee
le straten beplant met een soort hooge varen-
of palmboomHier ontmoet men Franschen,
half-bloed en de eigenlijke bevolking.
De laatsten vooral in hun eigenaardige klee
deren een lange sarong of toga de
meeste vuil-wit, echt goor; sommige gekleurd
en afgezet met veel borduursels en steenen.
De tulband op het hoofd, of om het hoofd ge
slagen, en kin en bovenlip dicht begroeid
met kort, zwart haar.
De vrouwen, meest in 't wit met witten
gelaatsdoek, die alléén de oogen vrijlaat, loo
pen vlug langs de straten. Men ziet ze gaan,
de oogen draaiend naar alle kanten.
Er zijn vele groote straten en dan die
zijstraten hoog-op tegen den berg of aan den
zeekant laag-neer glijdend. Do prachtige ka
thedraal is het kijken waard en zoo is de
Moskee. Het nieuwe postkantoor is van blank-
witten steen gebouwd in Oostcrsche trant.
Grootsch, wijd luchtig.
'tls jammer dat men ieder oogenblik ge
stoord wordt door de Arabische jeugd om
schoenen te poetsen, kranten, bananen, si
naasappelen te verkoopen of.... 0111 een sou
te vragen.
Ik vroeg een politieagent den weg naar
een paar mooie punten, waar we veilig wan
delen konden, want ik durfde niet goed in
de Arabische of Jóden buurt komen.
Tegen zes uur was het donker en ik maakte
voort om naar de boot terug te gaan.
Van alle kanten kan men recht naar den
zeekant, zoodat 't gemakkelijk is. Spoedig
bracht het motorbootje ons weer naar ons
zeekasteel. Langs de valreep naar boven en
we keken met wondcroogen naar de stad Al
giers, wier lichten nu alle ontstoken waren....
Dat gaf een magnifiek effect! Overal tot
hoog boven den berg die heldere lichtjes;
de schitterlichtjes van de electrisehe tram
zag men gaan door vier, vijf straten boven
elkaar'.
We stoomden de haven uit en de lichtende
stad verdween meer en meer en weldra za
gen we alleen nog maar water in de rich
ting waarin Algiers lag
Van Algiers naar Genua is 37 uur varen.
Men kan hier merken dat men in een Itali-
aansche stad is. Dat schreeuwt en roept,
vloekt en raast alles door elkaar. Hier kwa
men vele passagiers aan boord, meest Hol
landers en Duitschers. Nu begon het hob
belen
Het schip hobbelpaarde heerlijk op de gol
ven. Velen der reizigers lagen vlak op het
dek en kermden. Van uit de hutten klonken
zuchten naar buiten. Ook in mijn hut was
een nieuwe Duitscher. Arme man! weg van
zijn „grossen Vaterland" en ziek! Op den
vloerbrrr.... en de lucht daar... onder
nul! De kajuitsjongen redderde alles op; de
ramen werden wijd geopend, zoodat ik, toen
't bedtijd was, de frissche lucht weer in
ademde. Hobbelen heel den nacht, ook nu
nog hobbelen. Verschillenden waren niet in
de eetzaal. De Duitscher, ver van zijn
„heimat" ligt nog in kooi, ziet bleek en zucht.
Óp een vraag hem gesteld volgt geen ant
woord, alleen een benauwd kermen. De ra
men staan open.
Ik echter heb nog geen belasting betaald
aan Neptunus, den Zeegod, en ik voel er
ook geen lust toe
J. STAAL,
Pr. Miss.
S. S. Prinz Ludwig, 3 Dec. 1912.
De gezantenconferentie over den Balkan.
Het Berl. Tageblatt heeft een bericht, naar
de Tel. meldt, waarin het volgende wordt
medegedeeld:
Ofschoon het programma der gezanten-
conferentie eerst na de bijeenroeping gepu
bliceerd zal worden, jg hier toch bekend ge
worden dat het de volgende punten bevat:
1. Een Servische haven aan de Adriatische
Zee met een verbinding daarheen.
2. De Albaneesche kwestie in het algemeen
en de toekomstige grenzen van Albanië in
het bijzonder.
3. De eilanden in de Egeïsche Zee, die door
Griekenland en Italië bezet zijn.
4. De toekomst van Kreta.
5. De Turksche staatsschuld en het spoor
wegmonopolie in het door de Balkanstaten
veroverde gebied.
6. Saloniki, indien tusschen Bulgarije en
Griekenland inzake dit punt geen overeen
komst wordt getroffen.
De conferentie zal slechts over die kwes
ties beraadslagen, die de belangen der groote
mogendheden treffen. De besluiten der con
ferentie hebben geen bindend karakter, maar
zullen de eindbeslissing der groote mogend
heden over bijzondere punten gemakkelijk
maken en bespoedigen en bovendien den al-
gemeenen internationalen toestand doen op
helderen.
Bulgaarsche gruwelen.
De Daily Telegraph publiceert een bericht
van haar correspondent te Weenen, dr. Dil
lon, waarin melding wordt gemaakt van af
schuwelijke gruwelen, die een onuitwisbare
vlek werpen op de Christenen van den Bal
kan. De correspondent heeft berichten ont
vangen, door de Maasb. vertaald, uit Oon-
stantinopel en Boekarest, volgens welke de
soldaten der Balkanstaten onmenschelijke
slachtingen zouden hebben aangericht onder
de onbewapende Turksche bevolking in den
omtrek van Saloniki. De ongelukkigen wer
den door de Bulgaren niet slechts vermoord,
doch moesten, naar verluidt, duivelsehe mar
telingen doorstaan.
De schandelijkheden, waarvan de vrouwen
het voorwerp waren, laten zich niet beschrij-
sehrijven. Tot het ergerlijkste moet wel ge
rekend worden, dat gewonden met opzet le
vend werden begraven. Dr. Dillon deelt ten
slotte mede, dat de bijzonderheden van deze
gruwelen wel niet lang meer onbekend zul
len blijven, daar de consuls van Frankrijk,
Duitscliland, Engeland en Italië reed® uit
voerig hierover aan hun regeeringen hebben
getelegrafeerd.
De toestand in Saloniki.
De toestand in Saloniki is volgens alle be
richten zeer verontrustend.
De Times-correspondent seint, dat de
vluchtelingen in de stad, ruim 40,000, er dage
lijks slechter aan toe raken. Duizenden zijn
dakloos en lijden ontzettend door het slechte
weer. Huu gezondheidstoestand is natuurlijk
daardoor geschokt en allerlei ziekten: pok
ken, dyssenterie, koorts, breiden zich snel uit.
Met troepjes sterven de menschen van hon
ger, ellende en ziekte; de fondsen voor hun
onderhoud aangewezen, zijp volkomen onvol
doende en honderden hebben sedert vijf da
gen niets te eten gehad. De tooneelen van
ellende die de correspondent beschrijft, zijn
waarlijk vreeselijk.
Een internationale commissie onder di
rectie van de Engelsch e Roode Kruis-expo
ditie, is bezig een kamp in te richten buiten
de stad, waarin de vluchtelingen kunnen
worden opgenomen. Het eerste kamp zal
12,000 menschen kunnen bevatten.
Manr het is dit niet alleen, wat in Saloniki
ontzetting en wanhoop doet ontstaan, zegt
het blad.
Met groote benauwdheid ziet iedereen in
de stad de toekomst tegemoet; de onzekerheid
over de vraag, wat er van Saloniki worden
(Hl)
zal, geeft aanleiding tot de grootste vrees.
Niemand weet wat er gebeuren zal, en ieder-
een is in bange afwachting.
Het verkeer met Macedonië is slechts ge-
deeltelijk en alleen voor reizigers weder ge-1
opend. Op het baanvak Saloniki—Monastir
kan men tot Fiorina, op het baanvak naar
het Oosten tot Karasuli, het vierde station
van Saloniki komen. Voor goederenvervoer
is de lijn echter nog steeds gestremd.
En daar ook de douanekantoren in Salo
niki gesloten zijn, wordt over zee ook niets
aangevoerd. Alle zaken liggen daardoor stil.
Betalingen worden niet gedaan, om verval-
len wissels uit te stellen. Maar de reeds in
zoo groote mate verleende credieten nog
meer uit te breiden gaat ook niet. Derhalve
verlangt iedereen naar den vrede en hoopt
men dat deze spoedig door een regeling van
den toestand zal worden gevoerd.
De strijd heeft ook in de omstreken van
Saloniki ontzettende verwoestingen doen ont- j
staan. Geheele plaatsen zijn verbrand of uit-1
gemoord, de plunderingen, niet alleen doër
de Bulgaarsche eu Grieksche benden, maar
ook door de troepen, hebben namelijk ellen
de doen ontstaan, en de dood van veile koop
lieden in de provincie, zal het den meesten
greote handelaars in Saloniki wel onmoge
lijk maken, hunne uitstaande vorderingen te
kunnen binnenhalen.
De verdeeling van Macedonië onder de
Balkanstaten wordt in Saloniki met een
soort schrik tegemoet gezien. Do groote moei
lijkheid zal zijn de stad als eersterangs ex-
port- en importhaven te behouden. Krijgt
Sprvië een directen weg naar de zee, wordt
Monastir aangesloten aan een spoorweg
naar de Adria, en wordt Bulgarijte meester
van de havens Dedeagatsj en Kawalla, dan
zal Saloniki verlaagd worden tot een onbe-
teekenende transito-haven, wijl de invoeren
zeer zullen verminderen en de uitvoeren
langs andere wegen zullen gaan.
de minister tegen den burgemeester liad ge
nomen of daeht te memen.
Minister Heemskerk heeft op die vragen
schriftelijk geantwoord.
De burgemeester van Weert, deswege ge
boord, heeft meegedeeld, dat Weert zoo goed
als uitsluitend Katholiek is, dat in die om
geving alleen een katholiek politie-agent op
zijn plaats is, dat dc vermelding van den Ka
tholieken godsdienst in de oproeping enkel
was geschied om niet-katholieken tijd, moeite
en kosten te besparen, dat die burgemeester
overigens niet exclusief is, daar met, zijn me
dewerking een niet-katholiek tot directeur
der gasfabriek is benoemd.
De minister blijft intussclien van oordeel,
dat de bedoelde eisch niet in de oproeping
had belmoren te worden gesteld, heeft dit
den burgemeester meegedeeld en hem uit-
genoodigd in het vervolg dienovereenkom
stig te handelen.
Vermits de burgemeester volkomen te goe
der trouw heeft gehandeld, en ook in deze
niet de minste zucht beeft getoond anders
denkenden onbillijk te bejegenen, is de mi
nister niet voornemens eenigen verderen
maatregel te nemen.
HET ANTWOORD OP DUIJS' VRAAG.
Die burgemeester van Weert had sollici
tanten opgeroepen voor de betrekking van
politie-agent en in de oproeping als ver-
eischte o.a. opgenomen „Roomsch-Katholiek".
De heer Duys heeft hierop minister Heems- i
kerk schriftelijk naar diens oordeel hierover j
gevraagd en ook naar de maatregelen, die
Indringers gepakt. Men meldt uit Ter-
neuzen: Zondagmorgen werd onder de ge
meente Graauw, terwijl de familie naar de
kerk was, een hofstede door een drietal
individuen bezocht. De alleen zijnde jeug
dige dienstbode, werd door de booswichten
gekneveld, terwijl zij gedwongen werd de
plaats aan te wijzen waar 'het geld en an
dere voorwerpen van waarde waren gebor
gen. Zij deed dit, toen de mannen daarna
iets wilden gebruiken, werd het meisje uit-
genoodigd koffie te zetten. Zij verklaarde
zich daartoe bereid maar vroeg haar los
te maken. Daarna beweerde zij dat 't om
de koffie te zetten noodig was, 'dat zij even
naar buiten moest. De mannen lieten haar
even onbewaakt en van haar vrijheid maak
te de dienstbode gebruik om terstond weg
te snellen om hulp te halen. "Ofschoon dc
dieven onraad bemerkten, bleek het toch
nog mogelijk om twee hunner op de hof
stede te arresteeren. De derde werd door
een hond van den rijksveldwachter in een
kreek opgespoord. Gisteren zijn de drie
mannen door marechaussee's naar het Huis
van bewaring te Middelburg overgebracht.
Inbraak. In den nacht van Zaterdag
op Zondag hebben zich eenige personen door
Uit het Engelsch, door
Z. v. K.
De waarheid, tot op zekere hoogte wel te
»erstaan: dat uw grootmoeder gedurende
Jeenige jaren haar toelage door tusschenkomst
■van inr. Wedgwood heeft ontvangen en dat
hij zich altijd zeer voorkomend jegens u heeft
(betoond.
Claude, thans nu ik mijn doel zoo nabij
en, sidder ik bijna. Het komt mij ongeloof-
ijk voor, dat ik over eenige dagen aan het
igraf van mijn lieve Nora zal staan,
f Mr. Wedgwood zal uw beste raadsman
«n, zeide Claude bemoedigend, maar vergeet
iet, dat gie mij als uw broeder moet beschou-
en. Ik zou wel willen, dat ik met u kou
an naar Chatterly.
XXI.
Aan het Victoria-Station wachtte Beatrix
ipene verrassing. Een jong man met een def-
tig doch vriendelijk gelaat, dat veel overeen
komst had met dat van Maud Cartwright,
stond op het perron op haar te wachten.
Met een beleefden groet naderde hij en
sprak haar aan:
Miss Charles?
Ja, mijnheer.
Mag ik mjj dan even aan u voorstellen?
Ik ben Paul Verity. Mijue moeder heeft eene
hevige verkoudheid opgedaan, anders zou zc
u wel zelf hebben afgehaald. Wilt u mij toe
staan u naar Streetliam te geleiden, mijne
moeder wacht u daar met het ontbijt.
Paul Verity was getroffen door haar
schoonheid, hij kon zich niet herinneren ooit
zulk een mooi meisje gezien te hebben. Daar
hij altijd veel van zijne moeder en zijne zus
ter had gehouden, was hij er aan gewend, aan
dames kleine attenties te bewijzen en in on
gelooflijk korten tijd was de zware koffer van
Maud in de goederenloods geborgen, waarna
hij haar handkoffertje overnam en haar naar
een rijtuig geleidde, waarmee zij naar Street-
harn reden.
Ik vrees dat liet u te Chatterly niet lang
zal bevallen, zeide Paul openhartig. Ik ben
er nooit geweest, maar ik weet toch wel dat
het een klein dorp is en by Parijs vergele
ken, moet het u als een woestijn voorkomen.
Toch niet, ik ga er gaarne heen, het is
altijd mijn vurige wenseh geweest, in Enge
land te zijn.
Gü hebt ook een geheel Engelsch uiter-
lijk, ik zou u nooit voor eene Franscbe heb
ben aangezien.
Ik ben ook eene Engelsehe, al werd ik
in Frankrijk geboren.
Mrs. Verity ontving de jonge vreemdelin
ge zeer vriendelijk, en drong er op aan, dat
zij minsteus twee nachten in Streetliam zou
logeeren, alvorens zij haar reis voortzette.
Hebt ge nog kennissen te Londen, die
gij gaarne zoudt willen bezoeken? vroeg zij.
Ik vrees dat ik wegens mijn verkoudheid niet
zal kunnen uitgaan, maar mijn huishoudster
kan u brengen waar go wezen wiit.
Ik stel mij ook geheel ter uwer beschik
king, voegde Paul er bij. Vandaag moet ge
nog wat uitrusten van de reis, maar morgen
zullen wij eens eenige bezienswaardigheden
van de stad gaan bezoeken.
Beatrix schudde het hoofd en antwoordde:
Ik zou liever geen bezienswaardigheden
van de stad bezoeken, daartoe beu ik nog niet
gestemd en zij wees op haar rouwkleede-
ren maar er is te Londen een heer, dien
ik gaarne zou willen spreken. Hij is een
goed vriend geweest van mijn grootmoedier
en voor mij is hij in zekeren zin een voogd.
Ik wilde hem een bezoek brengen en hem
mijn plannen meedeelen.
Waar woont hij? vroeg mr. Verity gast
vrij. Zou hij wellicht bij ons willen komen
dineeren?
Ik geloof dat hij het nog al druk heeft
en daarom zou ik hem liever op zijn kantoor
bezoeken. Hij heet Péter Wedgwood en heeft
zijn kantoor in Temple.
Peter Wedgwood van Elin-Court? vroeg
Paul Verity verwonderd. Dat is een der
meest bekende en tevens een der knapste ad
vocaten van Londen. Wanneer hij uw voogd
is, miss Charles, dan zal hij u zeker zeggen
dat ge wel iets beters kunt doen, dan u op
een stil dorpje in Nortshire te gaan begra
ven.
Ik geloof het niet, maar al deed hij het,
dan zou hij mij toch niet van mijn besluit
kunnen afbrengen.
Wanneer gij hem schrijven wilt, dat ge
morgenochtend om tien uur bij hem komt,
hernam Paul, dan kan ik u als ik naar mijn
kantoor ga daar tegelijk heenbrengen, zijn
kantoor is dicht bij het mijne.
En wanneer ge terng komt, moet ge een
rijtuig nemen, lief kind, zeide mr. Verity. Gij
moogt niet alleen door Londen loopen.
Na het ontbijt ging Paul naar zijn kantoor
en toen hij in den namiddag thuis kwam,1
vroeg hij aan zijn moeder:
Nn, hoe bevalt u de beschermelinge van
Maud?
Zij is een allerliefst meisje, antwoordde
mrs. Verity, maar ik weet zeker, Paul, dat1
zij het een of ander verdriet heeft. Misschien
heeft zij een verloofde gehad, dien zij verloor.
Ik geloof stellig, dat zij er nog een nevenbe
doeling bij heeft, dat zij zoo vast besloten i,-
naur Chatterly te gaan
Misschien heeft zij van mijn rijken cliënt
mr. March gehoord en is zij voornemens hem
te veroveren.
Neen, Paul, zij is niet een van die meis
jes, welke jacht maken op een rijken echt
genoot, maar daarom kan ik des te minder
begrijpen, wat haar zoo tot Chatterly aan
drijft.
Den volgenden morgen ging Beatrix met
Paul Verity mee en nam aan de deur van
het kantoor van mr. Wedgwood afscheid van
hem.
Peter Wedgwood had den vorigen dag haar
brief ontvangen en verwachtte haar in zijn
spreekkamer.
Beatrix voelde haar knieën knikken, toen
zij daar binnentrad.
De advocaat schoof haar een fauteuil toe
en staardie haar een oogenblik ernstig aan.
Hebt ge op uw zuster geleken, miss Char
les? vroeg hij.
O neen! antwoordde het meisje. Nora
zag er uit als een fee, zij was beeldschoon.
Ik geloof dat zij het levend evenbeeld van
mijne moeder was, terwijl ik op vader geleek
Dat is jammer.
Beatrix zag hem verwonderd aan en dal
ontging hem niet, want hij voegde er ter
stond bij:
Ik bedoel dat, wanneer mijn veronder
stelling juist is en de familie van uw vader
in de nabijheid van Salton woont, deze gelij-