De ULSTER buitenland DE 30JLIST N DE GEHEIMZINNIGE VERDWIJNING. m m p.) Goedkoopst a^res voor BANDEN en RIJWIELEN is H. J. VAM OER WEEK, Schagciialstr. 9. lel. 2422 KONINGSTRAAT. Naar Borneo, BINNENLAND. n. is de groote mode zoowel voor Dames als voor Heeren, in groote verscheidenheid van STOFKLEUR en PSSJS te vekrijeen bij lllUlMllllIll) CnAVIF KINDERTIJDSCHRIFT UflAI ld VEKSCHUNTAUEM DAGEN JUDDUUD tnDHD EN-IS OVERAL-GRAriS \?ÊBVKRÜ^^AAR VOOR-IEDER KOOPErJ JSOLPaARGARINE a 4 Sct FerTond j VAN Hu Bon üarclié FEUILLETON „lofons Haarlem-HruS'Sels Hattcisciioeneii vogp alle gelegenheden NIEUWE HAARLENSCHE COURANT LS, Vervolg van mijn dagboek. Zaterdagmiddag heeft onze boot een wed- itrijd gehouden met dolfijnen. Tien groote visschen geven voor een mijl of zoo een Btaaltje van hun vlieg- en zwemkunst. Zij blijven de boot bij, doch. eindelijk raken zij achter en dan in eens gaan zij zwemmend, duikend, vliegend op den kustkant aan. Zij wisten genoeg en moesten het opgeven te gen de moderne machines van duizenden paar- aekrachten. Zondagmorgen sta ik om half zes al op 't dek, we zien rechts Afrika n.l. de lich ten van Tanger. Half acht liggen we ge ankerd voor Gibraltar, dat we reeds zagen om een uur of zes, met den wentelenden vuurtoren hoog boven de kale rotsen. De heele Zuidpunt is niets dan rotsblok ken, zoo recht-op in zee gezet. We gaan aan land. D. w. z. stappen in een bootje en betalen f 1.20 retour. 't Is Zondag: we vinden dadelijk een ka tholieke kerk, waar ik de H. Mis las. Later had ik een praatje met een kapelaan in Latijn, Engelsch en Duitschl Na het ontbijt gingen we een wandeling maken langs den waterkant, eenig mooi! Overal die" breede bergen met huizen ge plant tegen do hellingen. Die huizen heb ben allen effen kleuren, zacht-blauw, rood, groen, geel, grijs, alle rechthoekig met ra men wier hoeken ook 90 zijn. Een curieus gezicht. De markt hoewel Zondag is in vollen gang. De Spanjaarden schreeuwen en roe pen. Allen eciite Zuid-typen met bruin ge brand gelaat, donker haar en donkere oogen. De ezel is hier nog het middel van ver voer. Hoog en breed geladen gaan ze suk kelend voort door de opgaande straten. Nu en dan krijgen zij een tik met een Spaansch riet van den Spaanschen drijver. Ik dacht dat ik een der mannen een Hollandsck krachtwoord hoorde gebruiken, waarschijnlijk vergiste ik mij daar ik ook de honden Ilol- landsche blafferijtjes hoorde blaffen. Een haan kraaide tamelijk laat en oen der Zusters merkte op„Dat is een Hollandsche haan, bij ons thuis kraaien zij precies eender." 't Was mogelijk 1 Ik wilde den eigenaar vragen, doch we verstonden elkander niet, hoewel ik Latijnsche woorden gebruikte met Spaanschen uitgang. Veel tijd hadden we echter niet. Spoedig waren we weer op de „Prinz Ludwig" en nog even later was Gi braltar tenminste de hooge kale rots ï.nog alleen maar zichtbaar aan den horizon. De Middellandsche Zee golft meer dan de Atlantische Oceaan. Ook vandaag volgen zee meeuwen ons schip. Zij zijn donkerder, dan ■de Noordelijke, lichtbruin met zwarte vleu geltippen. i De golven zijn prachtig, mooi wit-gekopt, .die hoog opspatten en als parelen schitte ren in de Zuider zonnestralen. Onze koude Noordenwinterruggen worden gewarmd door hare kostelijke koesterstralen. Maandagmorgen is de Afrikaansche kust iweder in 't gezicht. We volgen een reeks 'wan hooge en ruwe bergen. Schoon liggen Ho huizen hier en daar als er tusschen ge kwakt. De zon er hoog boven in het Zuid- Oosten geeft licht tegen deze bergen, die bij de huizen begroeid zijn met groen gewas. Mij vermaakt een schooltje duikel-visschen. Zij springen boven het water, duikelen vooral en met de staart achter duiken zij terug het water in. Twee uur komen we voor Algiers. Schilderachtig ligt de stad tegen de ber gen De huizen er tegen aan getorend ver men zoowat zes, zeven straten boven elkaar. Wat een beweging in het water door al die roeibootjes met Arabieren die hun best doen om bij ons schip te komen om hun verschil lende waren van de hand te doenl We an keren in de haven, vlak langs onze(n) Ne- derlandsche(n) „Rembrandt". Mijn hart zwol toen ik die rood-wit-blauwe vlag zag uitwaai en boven het Algiersche water! Onze „Prinsz" moet kolen innemen en dus worden wij in kleine motorbooten aan wal gebracht. Wat een herrie hier! We worden bestormd door mannen en jongens. „Rijje meheer?" „Je parle Duitsch" kwam er een naar me toe! Je krijgt in eens heel Algiers en het leven der Arabieren te zien in de a n z i c h t e n die je voorgehouden worden. Gidsen met en zon der portret en beschrijving; met en zonder aanbevelingen en brieven loopen ons een paar minuten na. Eindelijk zijn we bij een trap die ons een paar straten iiooger brengt. Op de trap spe len Arabische kinderen; jongens, naakt tot aan het middel hangen op of glijden van de trapleuning. Groote mannen in hun schil derachtige kleederdracht en vieze vrouwen trachten nog op den trap 't een of ander te verkoopen. We zijn boven. Een prachtige galerij De huizen hel-wit of licht-geel zijn grootsche gebouwen. Mooie winkels die niet onder be hoeven te doen voor de winkels in onze groote winkelstraten. En dan het mooie: hee le straten beplant met een soort hooge varen- of palmboomHier ontmoet men Franschen, half-bloed en de eigenlijke bevolking. De laatsten vooral in hun eigenaardige klee deren een lange sarong of toga de meeste vuil-wit, echt goor; sommige gekleurd en afgezet met veel borduursels en steenen. De tulband op het hoofd, of om het hoofd ge slagen, en kin en bovenlip dicht begroeid met kort, zwart haar. De vrouwen, meest in 't wit met witten gelaatsdoek, die alléén de oogen vrijlaat, loo pen vlug langs de straten. Men ziet ze gaan, de oogen draaiend naar alle kanten. Er zijn vele groote straten en dan die zijstraten hoog-op tegen den berg of aan den zeekant laag-neer glijdend. Do prachtige ka thedraal is het kijken waard en zoo is de Moskee. Het nieuwe postkantoor is van blank- witten steen gebouwd in Oostcrsche trant. Grootsch, wijd luchtig. 'tls jammer dat men ieder oogenblik ge stoord wordt door de Arabische jeugd om schoenen te poetsen, kranten, bananen, si naasappelen te verkoopen of.... 0111 een sou te vragen. Ik vroeg een politieagent den weg naar een paar mooie punten, waar we veilig wan delen konden, want ik durfde niet goed in de Arabische of Jóden buurt komen. Tegen zes uur was het donker en ik maakte voort om naar de boot terug te gaan. Van alle kanten kan men recht naar den zeekant, zoodat 't gemakkelijk is. Spoedig bracht het motorbootje ons weer naar ons zeekasteel. Langs de valreep naar boven en we keken met wondcroogen naar de stad Al giers, wier lichten nu alle ontstoken waren.... Dat gaf een magnifiek effect! Overal tot hoog boven den berg die heldere lichtjes; de schitterlichtjes van de electrisehe tram zag men gaan door vier, vijf straten boven elkaar'. We stoomden de haven uit en de lichtende stad verdween meer en meer en weldra za gen we alleen nog maar water in de rich ting waarin Algiers lag Van Algiers naar Genua is 37 uur varen. Men kan hier merken dat men in een Itali- aansche stad is. Dat schreeuwt en roept, vloekt en raast alles door elkaar. Hier kwa men vele passagiers aan boord, meest Hol landers en Duitschers. Nu begon het hob belen Het schip hobbelpaarde heerlijk op de gol ven. Velen der reizigers lagen vlak op het dek en kermden. Van uit de hutten klonken zuchten naar buiten. Ook in mijn hut was een nieuwe Duitscher. Arme man! weg van zijn „grossen Vaterland" en ziek! Op den vloerbrrr.... en de lucht daar... onder nul! De kajuitsjongen redderde alles op; de ramen werden wijd geopend, zoodat ik, toen 't bedtijd was, de frissche lucht weer in ademde. Hobbelen heel den nacht, ook nu nog hobbelen. Verschillenden waren niet in de eetzaal. De Duitscher, ver van zijn „heimat" ligt nog in kooi, ziet bleek en zucht. Óp een vraag hem gesteld volgt geen ant woord, alleen een benauwd kermen. De ra men staan open. Ik echter heb nog geen belasting betaald aan Neptunus, den Zeegod, en ik voel er ook geen lust toe J. STAAL, Pr. Miss. S. S. Prinz Ludwig, 3 Dec. 1912. De gezantenconferentie over den Balkan. Het Berl. Tageblatt heeft een bericht, naar de Tel. meldt, waarin het volgende wordt medegedeeld: Ofschoon het programma der gezanten- conferentie eerst na de bijeenroeping gepu bliceerd zal worden, jg hier toch bekend ge worden dat het de volgende punten bevat: 1. Een Servische haven aan de Adriatische Zee met een verbinding daarheen. 2. De Albaneesche kwestie in het algemeen en de toekomstige grenzen van Albanië in het bijzonder. 3. De eilanden in de Egeïsche Zee, die door Griekenland en Italië bezet zijn. 4. De toekomst van Kreta. 5. De Turksche staatsschuld en het spoor wegmonopolie in het door de Balkanstaten veroverde gebied. 6. Saloniki, indien tusschen Bulgarije en Griekenland inzake dit punt geen overeen komst wordt getroffen. De conferentie zal slechts over die kwes ties beraadslagen, die de belangen der groote mogendheden treffen. De besluiten der con ferentie hebben geen bindend karakter, maar zullen de eindbeslissing der groote mogend heden over bijzondere punten gemakkelijk maken en bespoedigen en bovendien den al- gemeenen internationalen toestand doen op helderen. Bulgaarsche gruwelen. De Daily Telegraph publiceert een bericht van haar correspondent te Weenen, dr. Dil lon, waarin melding wordt gemaakt van af schuwelijke gruwelen, die een onuitwisbare vlek werpen op de Christenen van den Bal kan. De correspondent heeft berichten ont vangen, door de Maasb. vertaald, uit Oon- stantinopel en Boekarest, volgens welke de soldaten der Balkanstaten onmenschelijke slachtingen zouden hebben aangericht onder de onbewapende Turksche bevolking in den omtrek van Saloniki. De ongelukkigen wer den door de Bulgaren niet slechts vermoord, doch moesten, naar verluidt, duivelsehe mar telingen doorstaan. De schandelijkheden, waarvan de vrouwen het voorwerp waren, laten zich niet beschrij- sehrijven. Tot het ergerlijkste moet wel ge rekend worden, dat gewonden met opzet le vend werden begraven. Dr. Dillon deelt ten slotte mede, dat de bijzonderheden van deze gruwelen wel niet lang meer onbekend zul len blijven, daar de consuls van Frankrijk, Duitscliland, Engeland en Italië reed® uit voerig hierover aan hun regeeringen hebben getelegrafeerd. De toestand in Saloniki. De toestand in Saloniki is volgens alle be richten zeer verontrustend. De Times-correspondent seint, dat de vluchtelingen in de stad, ruim 40,000, er dage lijks slechter aan toe raken. Duizenden zijn dakloos en lijden ontzettend door het slechte weer. Huu gezondheidstoestand is natuurlijk daardoor geschokt en allerlei ziekten: pok ken, dyssenterie, koorts, breiden zich snel uit. Met troepjes sterven de menschen van hon ger, ellende en ziekte; de fondsen voor hun onderhoud aangewezen, zijp volkomen onvol doende en honderden hebben sedert vijf da gen niets te eten gehad. De tooneelen van ellende die de correspondent beschrijft, zijn waarlijk vreeselijk. Een internationale commissie onder di rectie van de Engelsch e Roode Kruis-expo ditie, is bezig een kamp in te richten buiten de stad, waarin de vluchtelingen kunnen worden opgenomen. Het eerste kamp zal 12,000 menschen kunnen bevatten. Manr het is dit niet alleen, wat in Saloniki ontzetting en wanhoop doet ontstaan, zegt het blad. Met groote benauwdheid ziet iedereen in de stad de toekomst tegemoet; de onzekerheid over de vraag, wat er van Saloniki worden (Hl) zal, geeft aanleiding tot de grootste vrees. Niemand weet wat er gebeuren zal, en ieder- een is in bange afwachting. Het verkeer met Macedonië is slechts ge- deeltelijk en alleen voor reizigers weder ge-1 opend. Op het baanvak Saloniki—Monastir kan men tot Fiorina, op het baanvak naar het Oosten tot Karasuli, het vierde station van Saloniki komen. Voor goederenvervoer is de lijn echter nog steeds gestremd. En daar ook de douanekantoren in Salo niki gesloten zijn, wordt over zee ook niets aangevoerd. Alle zaken liggen daardoor stil. Betalingen worden niet gedaan, om verval- len wissels uit te stellen. Maar de reeds in zoo groote mate verleende credieten nog meer uit te breiden gaat ook niet. Derhalve verlangt iedereen naar den vrede en hoopt men dat deze spoedig door een regeling van den toestand zal worden gevoerd. De strijd heeft ook in de omstreken van Saloniki ontzettende verwoestingen doen ont- j staan. Geheele plaatsen zijn verbrand of uit-1 gemoord, de plunderingen, niet alleen doër de Bulgaarsche eu Grieksche benden, maar ook door de troepen, hebben namelijk ellen de doen ontstaan, en de dood van veile koop lieden in de provincie, zal het den meesten greote handelaars in Saloniki wel onmoge lijk maken, hunne uitstaande vorderingen te kunnen binnenhalen. De verdeeling van Macedonië onder de Balkanstaten wordt in Saloniki met een soort schrik tegemoet gezien. Do groote moei lijkheid zal zijn de stad als eersterangs ex- port- en importhaven te behouden. Krijgt Sprvië een directen weg naar de zee, wordt Monastir aangesloten aan een spoorweg naar de Adria, en wordt Bulgarijte meester van de havens Dedeagatsj en Kawalla, dan zal Saloniki verlaagd worden tot een onbe- teekenende transito-haven, wijl de invoeren zeer zullen verminderen en de uitvoeren langs andere wegen zullen gaan. de minister tegen den burgemeester liad ge nomen of daeht te memen. Minister Heemskerk heeft op die vragen schriftelijk geantwoord. De burgemeester van Weert, deswege ge boord, heeft meegedeeld, dat Weert zoo goed als uitsluitend Katholiek is, dat in die om geving alleen een katholiek politie-agent op zijn plaats is, dat dc vermelding van den Ka tholieken godsdienst in de oproeping enkel was geschied om niet-katholieken tijd, moeite en kosten te besparen, dat die burgemeester overigens niet exclusief is, daar met, zijn me dewerking een niet-katholiek tot directeur der gasfabriek is benoemd. De minister blijft intussclien van oordeel, dat de bedoelde eisch niet in de oproeping had belmoren te worden gesteld, heeft dit den burgemeester meegedeeld en hem uit- genoodigd in het vervolg dienovereenkom stig te handelen. Vermits de burgemeester volkomen te goe der trouw heeft gehandeld, en ook in deze niet de minste zucht beeft getoond anders denkenden onbillijk te bejegenen, is de mi nister niet voornemens eenigen verderen maatregel te nemen. HET ANTWOORD OP DUIJS' VRAAG. Die burgemeester van Weert had sollici tanten opgeroepen voor de betrekking van politie-agent en in de oproeping als ver- eischte o.a. opgenomen „Roomsch-Katholiek". De heer Duys heeft hierop minister Heems- i kerk schriftelijk naar diens oordeel hierover j gevraagd en ook naar de maatregelen, die Indringers gepakt. Men meldt uit Ter- neuzen: Zondagmorgen werd onder de ge meente Graauw, terwijl de familie naar de kerk was, een hofstede door een drietal individuen bezocht. De alleen zijnde jeug dige dienstbode, werd door de booswichten gekneveld, terwijl zij gedwongen werd de plaats aan te wijzen waar 'het geld en an dere voorwerpen van waarde waren gebor gen. Zij deed dit, toen de mannen daarna iets wilden gebruiken, werd het meisje uit- genoodigd koffie te zetten. Zij verklaarde zich daartoe bereid maar vroeg haar los te maken. Daarna beweerde zij dat 't om de koffie te zetten noodig was, 'dat zij even naar buiten moest. De mannen lieten haar even onbewaakt en van haar vrijheid maak te de dienstbode gebruik om terstond weg te snellen om hulp te halen. "Ofschoon dc dieven onraad bemerkten, bleek het toch nog mogelijk om twee hunner op de hof stede te arresteeren. De derde werd door een hond van den rijksveldwachter in een kreek opgespoord. Gisteren zijn de drie mannen door marechaussee's naar het Huis van bewaring te Middelburg overgebracht. Inbraak. In den nacht van Zaterdag op Zondag hebben zich eenige personen door Uit het Engelsch, door Z. v. K. De waarheid, tot op zekere hoogte wel te »erstaan: dat uw grootmoeder gedurende Jeenige jaren haar toelage door tusschenkomst ■van inr. Wedgwood heeft ontvangen en dat hij zich altijd zeer voorkomend jegens u heeft (betoond. Claude, thans nu ik mijn doel zoo nabij en, sidder ik bijna. Het komt mij ongeloof- ijk voor, dat ik over eenige dagen aan het igraf van mijn lieve Nora zal staan, f Mr. Wedgwood zal uw beste raadsman «n, zeide Claude bemoedigend, maar vergeet iet, dat gie mij als uw broeder moet beschou- en. Ik zou wel willen, dat ik met u kou an naar Chatterly. XXI. Aan het Victoria-Station wachtte Beatrix ipene verrassing. Een jong man met een def- tig doch vriendelijk gelaat, dat veel overeen komst had met dat van Maud Cartwright, stond op het perron op haar te wachten. Met een beleefden groet naderde hij en sprak haar aan: Miss Charles? Ja, mijnheer. Mag ik mjj dan even aan u voorstellen? Ik ben Paul Verity. Mijue moeder heeft eene hevige verkoudheid opgedaan, anders zou zc u wel zelf hebben afgehaald. Wilt u mij toe staan u naar Streetliam te geleiden, mijne moeder wacht u daar met het ontbijt. Paul Verity was getroffen door haar schoonheid, hij kon zich niet herinneren ooit zulk een mooi meisje gezien te hebben. Daar hij altijd veel van zijne moeder en zijne zus ter had gehouden, was hij er aan gewend, aan dames kleine attenties te bewijzen en in on gelooflijk korten tijd was de zware koffer van Maud in de goederenloods geborgen, waarna hij haar handkoffertje overnam en haar naar een rijtuig geleidde, waarmee zij naar Street- harn reden. Ik vrees dat liet u te Chatterly niet lang zal bevallen, zeide Paul openhartig. Ik ben er nooit geweest, maar ik weet toch wel dat het een klein dorp is en by Parijs vergele ken, moet het u als een woestijn voorkomen. Toch niet, ik ga er gaarne heen, het is altijd mijn vurige wenseh geweest, in Enge land te zijn. Gü hebt ook een geheel Engelsch uiter- lijk, ik zou u nooit voor eene Franscbe heb ben aangezien. Ik ben ook eene Engelsehe, al werd ik in Frankrijk geboren. Mrs. Verity ontving de jonge vreemdelin ge zeer vriendelijk, en drong er op aan, dat zij minsteus twee nachten in Streetliam zou logeeren, alvorens zij haar reis voortzette. Hebt ge nog kennissen te Londen, die gij gaarne zoudt willen bezoeken? vroeg zij. Ik vrees dat ik wegens mijn verkoudheid niet zal kunnen uitgaan, maar mijn huishoudster kan u brengen waar go wezen wiit. Ik stel mij ook geheel ter uwer beschik king, voegde Paul er bij. Vandaag moet ge nog wat uitrusten van de reis, maar morgen zullen wij eens eenige bezienswaardigheden van de stad gaan bezoeken. Beatrix schudde het hoofd en antwoordde: Ik zou liever geen bezienswaardigheden van de stad bezoeken, daartoe beu ik nog niet gestemd en zij wees op haar rouwkleede- ren maar er is te Londen een heer, dien ik gaarne zou willen spreken. Hij is een goed vriend geweest van mijn grootmoedier en voor mij is hij in zekeren zin een voogd. Ik wilde hem een bezoek brengen en hem mijn plannen meedeelen. Waar woont hij? vroeg mr. Verity gast vrij. Zou hij wellicht bij ons willen komen dineeren? Ik geloof dat hij het nog al druk heeft en daarom zou ik hem liever op zijn kantoor bezoeken. Hij heet Péter Wedgwood en heeft zijn kantoor in Temple. Peter Wedgwood van Elin-Court? vroeg Paul Verity verwonderd. Dat is een der meest bekende en tevens een der knapste ad vocaten van Londen. Wanneer hij uw voogd is, miss Charles, dan zal hij u zeker zeggen dat ge wel iets beters kunt doen, dan u op een stil dorpje in Nortshire te gaan begra ven. Ik geloof het niet, maar al deed hij het, dan zou hij mij toch niet van mijn besluit kunnen afbrengen. Wanneer gij hem schrijven wilt, dat ge morgenochtend om tien uur bij hem komt, hernam Paul, dan kan ik u als ik naar mijn kantoor ga daar tegelijk heenbrengen, zijn kantoor is dicht bij het mijne. En wanneer ge terng komt, moet ge een rijtuig nemen, lief kind, zeide mr. Verity. Gij moogt niet alleen door Londen loopen. Na het ontbijt ging Paul naar zijn kantoor en toen hij in den namiddag thuis kwam,1 vroeg hij aan zijn moeder: Nn, hoe bevalt u de beschermelinge van Maud? Zij is een allerliefst meisje, antwoordde mrs. Verity, maar ik weet zeker, Paul, dat1 zij het een of ander verdriet heeft. Misschien heeft zij een verloofde gehad, dien zij verloor. Ik geloof stellig, dat zij er nog een nevenbe doeling bij heeft, dat zij zoo vast besloten i,- naur Chatterly te gaan Misschien heeft zij van mijn rijken cliënt mr. March gehoord en is zij voornemens hem te veroveren. Neen, Paul, zij is niet een van die meis jes, welke jacht maken op een rijken echt genoot, maar daarom kan ik des te minder begrijpen, wat haar zoo tot Chatterly aan drijft. Den volgenden morgen ging Beatrix met Paul Verity mee en nam aan de deur van het kantoor van mr. Wedgwood afscheid van hem. Peter Wedgwood had den vorigen dag haar brief ontvangen en verwachtte haar in zijn spreekkamer. Beatrix voelde haar knieën knikken, toen zij daar binnentrad. De advocaat schoof haar een fauteuil toe en staardie haar een oogenblik ernstig aan. Hebt ge op uw zuster geleken, miss Char les? vroeg hij. O neen! antwoordde het meisje. Nora zag er uit als een fee, zij was beeldschoon. Ik geloof dat zij het levend evenbeeld van mijne moeder was, terwijl ik op vader geleek Dat is jammer. Beatrix zag hem verwonderd aan en dal ontging hem niet, want hij voegde er ter stond bij: Ik bedoel dat, wanneer mijn veronder stelling juist is en de familie van uw vader in de nabijheid van Salton woont, deze gelij-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5