mr m S J.HJ. GRUNDEMANN DE GEHEIMZINNIGE VERDWIJNING. Heeren en Xinderconfectie- HET PROGRAM VAN HET KABINET-HEEMSKERK. J. HUIZING. lisiport Hmericaw Shoe's. Groote Houtstraat No. 44. Telef. si®. 365* KONINGSTRAAT. ULSTERS, WINTERJASSEN, DEMISAISONS en KINDERJASJES ftu Bon ËÜa^ché „loyons. Haarleits-iriBSseS. Handschoenen voor alle gelegenheden* Groote Sorteering. Lage prijzen III. Toen kwam Minister Heemskerk op de be schuldiging van reactie: Nu de reactie tegen de beginselen van vrijheid en recht die aan onze staatsinstel lingen ten grondslag liggen. Is het een reactie wanneer wij erkennen, dat de Overheid bijj de gratie Gods regeert? Er is geen grooter waarborg voor vrijheid en recht en tegen willekeur dan die erkenning, want daaruit volgt-, dat de Overheid heeft te eerbiedigen datgene wat God in de maatschappij gelegd heeft en dat het haar niet vrij staat om, ter wille van het algemeen belang, willekeurig in de maatschappelijke toestanden in te grij pen of de maatschappij te versmoren. Daarin kan dus nooit reactie gelegen zijn. Ook is het van algemeene bekendheid, dat het beginsel dat de" Overheid bij de gratie Gods regeert, niet betrekking heeft op slechts één regeeringsvorm, maar dat het een alge meen beginsel is, dat voor iedere Overheid en voor ieder overheidscollege geldt. De geloofsverschillen zouden worden aan.* gescherpt. De geachte afgevaardigde uit Am sterdam VI heeft zelfs, indien ik mij niet vergis, gezegd, dat de relletjes die in Gen- dringen hebben plaats gehad naar aanleiding van het optreden van Mr. van de Laar onder dit bewind politieke beteekenis hebben die zij anders niet zouden hebben, en de geachte afgevaardigde uit Groningen heeft zich be klaagd over een censuur die in de Gerefor meerde Kerk in Utrecht is uitgesproken over openbare school. Ik moet den geachten afgevaardigdo uit Amsterdam VI ten sterkste betwisten, dat die relletjes te Gendringen politieke betee kenis hebben of in eenig opzicht zouden samenhangen met dit bewind. In Gendringen heeft iemand die niet gewoon is om zijn gedachten op de zachtste en voor zijn tegen standers meest aangename wijze te uiten, een redevoering gehouden, die ergernis ge geven heeft aan zijn Roomsch-Katholiek© toehoorders, die daar ter plaatse in de over wegende meerderheid zijn, en daarop hebben eenige zeer laakbare ongeregeldheden plaatsl gehad, die natuurlijk moesten bedwongen worden en bedwongen zijn, en die, naar de bladen berichten, ook slechte kort van duur zijn geweest voor een belangrijk deel, ten gevolge van de verstandige bemoeiingen van den pastoor daar ter plaatse. Dat is de ge- heele geschiedenis. Welke politieke beteekenis dat kan hebben zie ik niet. Het is alleen een waarschuwing aan do bevolking, dat zij geen relletjes mag maken en niemand mag molesteeren, en verder een waarschuwing aan den spieker om op eenigszins aangenamer wijze zijn woorden te kiezen. De Regeering is aan dit alles ten eenenmale vreemd. Neen, Mijnheer de Voorzitter, de linker zijde moet zich niet de illusie maken, dat zij, antithetisch tegen de rechterzijde optrek kende, dat doet in naam van de vrijheid en het recht, en de nationale samenhoorigheid' zal bevorderen. Het omgekeerde is waar; nog steeds streeft de rechterzijde naar handhaving» van vrijheid en recht en op die wijze naar I bevordering van de nationale samenhoorig heid, onda-fc ieder naar zijn aard zal kunnen leven. Over het teêre punt der benoemingen liet hij zich aldus uit: Het derde punt is: de geestelijke vrijheid van het Nederlandsche volk wordt aangerand, begunstiging van bepaalde Christelijke rich tingen leidt tot onoprechtheid en veinzerij'., Mijnheer de Voorzitter I Reeds zeide ik een woord over de geestelijke vrijheid. Door wien wordt nu die geestelijke vrijheid aangerand. Door mij? Mijnheer de Voorzitter, niemand gelooft hot; en ik mocht van den geachten afgevaardigde uit Amsterdam VI dan ook het inderdaad aangenaam getuigenis vernemen, dat hij er van overtuigd was, dat in mijn boezem geen plaats was voor onverdraag zaamheid. Maar men bedoelt hier iets speciaals. Men acht de geestelijke vrijheid aangerand door de benoemingen, want er staat bijbegun stiging van bepaalde kerkelijke richtingen, leidt tot onoprechtheid en veinzerij. ■Heeft er nu inderdaad begunstiging van bepaalde kerkelijke richtingen plaats? Ik moet de vrijheid nemen dat uitdrukkelijk te ontkennen. De Regeering streeft bij haar be noemingen naar het betrachten van recht en billijkheid tegenover alle richtingen. Hetj spreekt vanzelf, dat er benoemingen kunnen zijn, waarbij men zich door deze of gene oor zaak heeft vergist. Dit is natuurlijk onder elk bewind mogelijk, maar als algemeene regel is het het streven van de Regeering om onpartijdig te werk te gaan. Als ik mij dan ook afvraag, wat ik over de benoemingen ten slotte heb moeten hooren, dan is dat werkelijk al bitter weinig. Hetgeen daarom trent door mij te zeggen is, kan men dan ook reeds in do Memorie van Antwoord lezen. Wanneer de geachte afgevaardigde uit Groningen er nu op wijst, dat het zeer ver keerd is, wanneer personen die pas tot een zekere richting bekoord zijn, op dien grond voor een benoeming worden voorgedragen, dan zeg ook ik, dat men inderdaad er voor moot waken, da-t men niet personen neemt die zich voordoen onder een richting welke zij' inderdaad niet zijn toegedaan. Een in quisitoriaal onderzoek moet echter steeds zijn uitgesloten, en men kan zich dus in dit opzicht vergissen, maar de geachte afgevaar digde zal toch begrijpen, dat elk bewind, van welke richting ook, er op uit is, zich te dien opzichte zoo weinig mogelijk te ver gissen. Niemand heeft nu eenmaal gaarne menscken, die voorwenden een overtuiging te hebben welke zij inderdaad niet koesteren. Zulke vergissingen kunnen dus moeilijk' anders zijn dan zeer partieele verschijnselen die zich onder ieder bewind kunnen voordoen. De zaak staat dus zoo, dat ook onder dit Kabinet personen zijn benoemd van zeer ver schillende richtingen. Ik mag hier bijvoegen, dat, ten aanzien van een aantal ambten en bedieningen de vrijzinnigen uit den aard der zaak nog altijd een voorsprong hebbendit geldt voor het openbaar onderwijs en ver moedelijk ook voor de rechterlijke macht; er zijn nu eenmaal meer gegadigden voor die betrekkingen onder de vrijzinnigen. Niette min klaagt men over aanranding van de geestelijke vrijheid in verband met de be noemingen. Nu moet ik toch vragen: wordt dan de geestelijke vrijheid alleen gewaar borgd, wordt tegen onoprechtheid en vein zerij alleen gewaakt, wanneer de kerkelijke richtingen opzettelijk worden achtergesteld? In verband met den stand der benoemingen zooals die onder dit Kabinet is, durf ik de stelling staande te houden, dat, indien nu of later onder een vrijzinnig bewind de ver houding waarin de verschillende richtingen, voor zekere benoemingen in aanmerking zouden komen, belangrijk zou afwijken van de verhouding onder dit bewind, het schan delijk partijdig zou zijn ten voordeele van de vrijzinnigen. Het is mijn overtuiging, dat onder dit Kabinet men zoo dicht komt bij de onpartijdigheid als mogelijk is. Men kan zich eens vergissen in een enkel geval, maar het is mijn stellige overtuiging, dat -dit Ministerie te dezen» aanzien zoo na mogelijk aan de onpartijdigheid is gekomen en dat, zoo een vrijzinnig bewind daarin ver andering zou willen brengen, ik zou mogen zeggen: past op, want dan zou nauwkeurig op dat bewind moeten toegekeken worden. Wat de Bakkerswet betreft, vernam men! dit: Het is de moeite waard op de houding van den 'Minister van Landbouw ten aan zien van de sociale wetgeving iets nader in te gaan. Al wat de Minister van Land bouw heeft voorgesteld valt onder het be grip arbeiders-bescherming. Eenige voorstel len waren tegen directe gevaren gericht. De Arbeidswet, de Steenhouwerswet, de Bak kerswet (het gevaar van slechte tijdverdee- ling); verder waren er voorstellen, ten einde aan de arbeiders een vaste materieele basis te geven, niet als einddoel, zooals de geachte afgevaardigde uit Venlo het uitdrukte, maar voor betere ontwikkeling hunner persoonlijk heid, In die categorie valt het wetsontwerp op de plaatsjes en vallen de invaliditeits- en onderdomsverzekering en de ziekteverzeke ring. Mag men nu tegen die sociale wetge ving principieel verzet verwachten, niet tegen den modus quo, maar tegen de grondbegin selen? Tegen de eerste categorie van arbei der sbescherm in <r heeft niemand bezwaar. Ook niet de sociaal democraten, die dan ook die oppositie niet gevoerd hebben, want hier geldt het zaken, die drukken, en waartegen bij elke werkzaamheid van arbeiders gewaakt moet worden, ook in dien geheimzinnigen toestand, dat er geen kapitalisme meer zal zijn. Maar evenmin kan men oppositie ver wachten van de andere richtingen, waarvan er toch geen zal zijn, die zal beweren, dat ©en arbeider niet moet beschermd worden' tegen gevaren. Ik geloof te mogen zeggen, dat het verwijt van bureaucratie reeds door het aangevoerde ongegrond is gebleken. Bij den modus quo van de Bakkerswet rees het verschil hoofdzakelijk over de vraag, of het verbod van nachtarbeid zich ook tot de patroons mag uitstrekken. Ik stel er wel prijs op te verklaren, dat do Regeering het hier in beginsel met den Minister van Landbouw, Nijverheid en Han del eens is. Hoever men met dergelijke voor schriften gaan kan, is een vraag niet van beginsel, maar van beleid. Het verzet tegen die bepaling geleek op bescherming van vrijheid van den kleinen patroon. Of het vervallen van het verbod bij aanneming van do wet aan den kleinen pa troon ten goede zou zijn gekomen, is echter een geheel andere vraag. Voorschriften van stilstand van 't bedriji gedurende eenige uren worden gegeven en alleen daardoor kunnen zij: gerechtvaardigd worden ter bescherming van zwakken. Zij moeten niet zijn regeling van het bedrijf, maar zij moeten altijd zijn voorschriften tot bescherming van de zwakken, dat is de werk man van wien de patroon arbeid vergt op onrechtmatige wijze, of op een tijd waarop dit niet moet. Had men te doen met naast elkaar staande affaires, zonder eenig onderling verband, dan zou er natuurlijk niemand aan donken een verbod aan anderen dan werkgevers ter be scherming van hun arbeiders te geven. Maar in da maatschappij hangt alles samen en de kleine patroon, die zijn werkman niet op zekere uren mag laten werken, zou doodge drukt worden door anderen, die zelf werken. Wie met liet oog daarop dit zelf werken verbiedt, als eenmaal in die materie bescher ming noodig is, regelt niet het bedrijf en doet niets onrechtmatigs. Hij blijft voorschrif ten geven ter bescherming van de zwakken. De eenige vraag is, of hij met die voorschrif ten niet meer schade dan voordeel voort brengt, en niet te veel in het leven ingrijpt, waartegen te recht is gewaarschuwd door den geachten afgevaardigde uit Amsterdam! VI, den lieer de Beaufort, Maar de Regeering en de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel zijn het hierin met den geachten afgevaardigdo uit Amsterdam VI volkomeni eens. Principieel moeten de vrijzinnig-democraten in deze aan onze zijde staan. Steeds wordt van vrijzinnig-democratische zijde aangedron gen op gedwongen winkelsluiting. Dit ia een voorschrift van gelijke strekking, gelijke me thode en niet onrechtmatig. Waarop het aan komt is weer, of niet meer schade dan voor deel wordt aangebracht, een vraag, die ik op dit oogenblik niet beslissen kan en waarin ik geen partij kies. Mijnheer de Voorzitter! De vrijzinnig- democraten hebben zich dan ook principieel niet tegen dit deel van de Bakkerswet ver klaard, maar tegengestemd op een motief, dat mij toch eigenlijk zonderlinger voorkomt dan de verdediging der Bakkerswet. Het was namelijk op dit motief, dat het grootbedrijf zou benadeeld worden. Dit motief komt mij onderling voor, niet omdat het grootbedrijf niet in stand gehouden zou moeten worden, maar omdat het mij zeer twijfelachtig voor komt, of daar zwakken zijn, die men niet gerust in déze zonder bescherming kan laten, en die hun weg zeer goed zullen vinden. Over het Concentratieprogram als politiek evenement betuigde de Minister o.m. het hier volgende: Mijnheer de Voorzitter, het zij mij ver oorloofd, naar aanleiding van dat program eenige kantteekeningen te maken. Het is allereerst een concentratie tegen over de coalitie. Alles overheerschend is de antithese. Het is vreemd, maar als historisch verschijnsel is het niettemin waar: niet de rechterzijde, maar de linkerzijde proclameert! hier de antithese. Voorts valt in het, oog een vlag moet ook in het oog vallen dat het conc.en- t.ratie-program de roode vlag hijscht; door het eischen van algemeen kiesrecht en staats- pensionneering heeft het de roode vlag gehe- schen en komt het in het gevlij van de sociaal-democraten. Het staatspensioen is een reactie tegen de Armenwet en wekt groote bezorgdheid voor de financiën. Over de kosten van het staatspensioen een enkel woord. Natuurlijk hangt hot er veel van af op welken leeftijd en hoeveel pensioen zal wor den verleend en men weet op het oogenblik niet hoe dat staatspensioen er zal uitzien. Do heer Treub meende, dat het Engelsche Staatspensioen A f3 per week voor ons land f 24 millioen zou kosten; ad. f 2, 16 millioen per jaar; werd er respectievelijk f3 en f2 per week gegeven op 65-jarigen leeftijd, dan zou het kosten f 40 millioen en f 261/2 mil lioen. Do heer Patijn schat de kosten van het Engelsche pensioen op f 19.4 millioen pei* jaar. Geeft men niet f 3 maar f 2.50 en sluit men de bedeelden uit, dan zou het f 14 millioen kosten. De heer Tydeman meent, dat men zich ten deze een band moet aanleggen. Juist, mem kan op financieel gebied niet alles doen. Men kan voor dat pensioen volgens den heer Tydeman evenveel uitgeven als men maar wil, men heeft dan eenvoudig den leeftijd op te schroeven. Men zou wellicht kunnen aannemen, dat de heer Tydeman er 12 millioen gulden voor over heeft. Houdt men rekening met den 70- jarigen leeftijd en neemt men aan dat het percentage van 70-jarigen even groot is als in Engeland, Ierland er buiten gelaten, dan kan ook voor 12 millioen gulden gegeven worden een pensioen van f 91, respectieve lijk van f 54 per jaar, wanneer men den leef tijd laat ingaan op het 65ste jaar. Of de geachte afgevaardigde uit den Briel, het land 'doorgaande, van een dergelijk pen sioen, weer zal zeggen: „wat heeft een dooie aan een pensioen?" laat ik natuurlijk in het midden, maar de mogelijkheid bestaat, dat een dergelijke pensioenregeling, kostende 12 millioen gulden, zal kunnen worden voorge steld op den grondslag van het program. Maar dan is nog niet voorzien in de kosten van de Invaliditeits- en de ziekteverzekering, waarop liet concentratieprogram toch ook moet rekenen en dan komen bovendien daarbij de onderwijsparagraaf en de eischeni van vele andere takken van dienst. De vrijzinnige concentratie in strijd met het vroeger uitgesproken gevoelen van den, Minister Pierson, versmaadt het tarief. Ik vraag, welke middelen men dan zal aan wenden om al dat geld te vinden? Ja, zeg gen de geachte afgevaardigden uit den Briel en uit Zierikzeo, wij weten het wel, maar wij zeggen het u niet. Maar zoo gaat het niet. Bij de verkiezin gen wordt zeer hevig" gesproken over de be lastingplannen, die te wachten zijn, en wat) men dan noemt de economische nadeelen van die plannen worden uitvoerig in het licht gesteld, een licht niet altijd even zui ver, soms zelfs een zeer valsch licht. Maar gaat het dan aan om niet tevens in debat to brengen de economische voor- en nadee len van de plannen die daartegenover wor den gesteld? Het blijft dus de vraag, waar men al die millioenen vandaan wil halen, die zeer ver gaan boven de 12 millioen, gevorderd voor de staatspensionneering, en die wel zullen beloopen en 20- a 30 millioen gulden. Waar willen de heeren nu al dat geld van daan halen, waar willen zij het vinden? Gij weet het, maar wilt het niet zeggenl Dat vind ik niet mededeelzaam. Hebt gij naar uw meening misschien reeds te veel verteld over uw plannen in de toe komst? Uit een tactisch oogpunt was er dan allicht iets voor uw stilzwijgen aan te voeren; maar nu gij eenmaal zoover zijt gegaan, ga nu ook wat verder en deel ons mede welke belastingen van de vrijzinnige concentratie te wachten zijn, indien gij werkelijk aan bet werk moet gaan. Hoe het werk der concentratie er precies zal uitzien, zal misschien worden geantwoord,, dat weten de geconcentreerden nog niet. Of er bijv. dwangverzekering zal zijn, weet men; ook niet. De heer Borgesius heeft zich ten' gunste van een dwangverzekering uitgespro ken en de heer Tydeman heeft zich daartegen' verklaard en nu weet men tenslotte niet wie tot de opgeslokten behoort, waarvan gis teren de geacht© afgevaardigde uit Goes heeft gesproken. Mijnheer de Voorzitter! Men) mag intusschen vragen of dit alles inderdaad! in het duister mag blijven. Het komt hierop neer, dat de concentratie het slechts eens is in haar verzet tegen de coalitie. Zelfs tegen de uiterst gematigde fonnuleering en toepassing van de Christe lijke regeeringsbeginsèlen onder het tegen-' woordig Kabinet. Zij heeft een raad moeten in ontvangst nemen van den grijzen staats man van Houten, dat men wel zich moet coneentreeren, doch liefst over het concen tratie-program niet moet spreken, en maajj eenvoudig moet zeggen: tegen Rome. En nu do toekomstplannen van de Regee ring: D© Regeering is van oordeel, dat de Grond wet, zoowel wat aangaat het kiesrecht als op menig ander punt, herziening behoeft. Zij meent ten aanzien van het kiesrecht een oplossing te kunnen aanbieden, die, in over eenstemming met het gevoelen der rechter zijde, kan aanvaard worden door hen die het volk in al zijn geledingen gelijdelijk' w illen zien deelnemen aan de keuze der" V olies vertegenwoordiging. Evenredig kiesrecht wordt door haar wen- schelijk geacht. Zij beoogt geen verandering te brengen in de machtsverhouding tusschen Kroon en Volksvertegenwoordiging. Wat daaromtrent in de voorstellen der staatscommissie te vin den is, heeft slechts de strekking om de be staande verhoudingen meei overeenkomstig de werkelijkheid te omschrijven. Ten aanzien van de verhouding tusschen den Staat en de Kerken wenscht zij de his torisch verkregen rechten en bestaande toe standen te eerbiedigen. Zij meent, dat op dien grondslag eenige aanvulling der tegen woordige uitkeeriug redelijk is. Het onderwijs eischt in de komende peri ode in dubbel opzicht de zorg dfcr Regeering. De Grondwet behoort beter dan thans de verhouding uit te drukken, die, krachtens da eischen der billijkheid en blijkens de erva/-> ring, tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs behoort te bestaan. De Regeering is van oordeel, dat de ge wetensvrijheid de vrije ontwikkeling van het bijzonder onderwijs eischt, zonder dat het bij het openbaar onderwijs mag worden ach tergesteld. Overtuigd, dat het niet op den weg der Overheid ligt om door middel van het openbaar onderwijs te beproeven de natie in een bepaald godsdienstig geloof op te voe den, en evenmin om den godsdienst weg te cijferen, meent zij, dat het openbaar onderwijs niet opzettelijk in een bepaalde richting moet worden gestuurd, en dat dan ook de aanraking tusschen de ouders en het openbaai' onder wijs zooveel mogelijk moet worden bevor derd. Buitendien zullen op het gebied van d« ineenschakeling van het onderwijs belangj- rijko regelingen moeten worden tot stand gebracht, waarbij zooveel mogelijk van den arbeid der Staatscommissie zal zijn partij te trekken, en die aan het peil van het onder wijs ten goede zullen komen. Het vakonderwijs zal tevens daarbij gere geld moeten worden, en ook een regeling liet voorbereidend onderwijs zal daarbij niet kunnen uitblijven. Al deze voorstellen zullen, naar de Ro- geering zich vleit, in dit zittingsjaar kunnen inkomen, de grondswetsherziening, haar zij) hoopt, reeds binnen enkele weken. Bij een nieuwe onderwijswetgeving op den grondslag van wezenlijke billijkheid zal een nieuwe regeling van de salarissen der onder wijzers noodzakelijk zijn. Wat op het oogen blik ter voorziening in den meest dringen den nood gedaan kan worden, vindt de Kamer in het op 10 December ingekomen wets voorstel. Mijnheer de Voorzitter 1 De Regeering is zich bewust dat veel van hetgeen hier in herinnering is gebracht over de stembus heen; reikt, dat er ook veel is, dat te midden vaai den steeds aanwezigen overvloed van wetgevenden arbeid nog geruimen tijd zal vorderen. Zij heeft echter gemeend in deze korte samenvatting de voornaamste vraag stukken te moeten aangeven, die bij de door FEUILLETON Uit het Engelsch, door Z. v. K. 29.) Ik hoop miss Charles, zeide hij opge wekt, dat gij niet trotseh zult worden, gij hebt er anders wel reden toe, want gij zijt veel meer in aanzien te Chatterly dan wij, gewone stervelingen. Weet gij wel, dat ik nu reeds bijna twee jaren geleden uit Indië te ruggekeerd ben en dat men mij op het kas teel nog nooit op de lunch heeft gevraagd? Beatrix lachte. Ik wist niet, dat ik zulk een bijzondere ®er genoot, zeide zij. Wij zijn er tegen Dinsdag te dineeren gevraagd, Kenueth, zeide Jim Cartwright, ®n Maud beeft nu al van angst, als zij be denkt dat zij, als de jongstgehuwde vrouw, door den landheer aan tafel zal geleid wor den. Zij zegt, dat zii doodsbang is vóór hem. Ik geloof niet, dat ge dat behoeft te zijn, «ra. Cartwright. snrak Beatrix. Mii bevalt Weet go waarmee miss Hoskin zich nu bezighoudt? Neen. Hij scheen er niet op te letten, dat de ant- lord Chatterly zeer goed, het komt mij voor, j dat hij zich veel moeite geeft om het zijn 1 gasten aangenaam te maken. Kenueth glimlachte. Het een of het ander, miss Charles, zeide hij, of gij moet eene bijzondere gunstelingewoorden van Kenueth buitengewoon kort van hem zijn, of mijn neef is geheel van en stroef waren, want hij ging voort: karakter veranderd, want ik kan u op mijn j Ik vind het gedrag van miss Hoskin eerewoord verzekeren, dat ik nooit zulke hoogst bedenkelijk en daarin zult gii het met eigenschappen in hem heb bespeurd. j mij een- zijn, als ge alles weet. Wat ik u vragen wilde, zeide de leeraar Wat heeft zij dan gedaan? eensklaps, weet ge niet waar meester March j Zij heeft mij een anoniemen brief ge- gebleven is, Kenueth? Hij is Dinsdag eerstschreven, waarin zij ar bij mij op aandringt teruggekeerd en nu hoor ik dat hij weer-op dat ik, uit een oogpunt van welvoegelijkheid, reis is. i miss Charles moet doen vertrekken. Hij is Woensdagavond naar Londen vor-1 Met uw verlof, maar hetgeen ge daar trokken, antwoordde Kenueth Ford eenigs-1 zegt, klinivt 111e nogal ongerijmd toe. Wan- zins kortaf, ik weet niet wanneer hij terug- neer die brief anoniem is, hoe weet ge dan komt. I dat miss Hoskin hem geschreven heeft? De tijd ging snel voorbij in de gezellige Niemand anders kan zoo boosaardig zijn, woning. Het was dan ook reeds hoog tijd zeide Maud Jim, laat mr. Ford den brief toen Beatrix Charles afscheid nam. j eens lezen. De leeraar keek Kenueth Ford, die haar j De brief was op ordinair postpapier en tot aan de deur uitgeleide deed, met een met een vrouwenhand gesehreven. Vooreerst vriendelijken glimlach aan en zeide, toen zijn werd mr. Cartwright er op gewezen, dat zijne vriend de deur achter het meisje had ge- pianiste alleen en bij avond verre wandelin- sloten: gen maakte en zich eens door mr. March in Vindt ge haar niet een allerliefste jonge een rijtuig had laten thuisbrengen, hetgeen dame? j men zeer ongepast vond. Als een nog ernsti- Zeker. gor feit noemde men, dat mr. March twee Gij zult moeten toestemmen dat wij met ureu achtereen op Elin-Cottage was geweest, haar tegen miss Hoskin een goede ruil ge- Dan werd er nog de aandacht op gevestigd, daan hebben' 'dat men niets van het verleden der nieuwe pianiste wist, maar dat zij in alles had ge toond een lichtzinnige Fransche avonturier ster te zijn. Kenueth Ford hield den brief lang in zijn hand ei: terwijl zijn oogen onafgewend op de letters rustten, nam zijn gelaat zulk eene stroeve uitdrukking aan, dat Maud ongerust werd. Hij verwijderde een heftige uitbarsting van verontwaardiging en meende, dat Kenueth Ford den brief ever.zeker aan miss Hoskin toeschreef. Kenueth, dat gelooft ge toch niet? zeide Jim Cartwright. Neen, Jim, zeide Kenueth Ford zacht, ik geloof niet dat miss Hoskin u misleid heeft, maar het is volkomen waar, dat March haar Dinsdagavond in zijn rijtuig naar huis heeft gebracht en dat hij Woensdag een lang bezoek bij haar bracht, dat heeft hij mij zelf verteld. De leeraar zette een ernstig gezicht en zei: Ik vond wel, dat zij nog veel te jong is om alleen te wonen, maar ik had op het oogenblik geen geschikter woning voor haar. Maak u daaromtrent geen zwarigheden, mijn waarde Jim, zeide Kenueth Ford ge ruststellend, maar laat mij u nog eens wat zeggen: miss Hoskin heeft dezen brief niet geschreven, ik ken haar hand en bovendien is de brief veel beter gesteled dan zij het had kunnen doen- Wie heeft hem dan gesehreven? vroeg Jim. Lord Chatterly. Kenueth. Mr. Ford! Zoo klonk het ontsteld en gelijktijdig van de lippen van het jonge echtpaar. Luister eens, ging Kenueth Ford voort, ik kan u de zaak niet nader verklaren, maar ik weet zeker dat het is zooals ik zeg. Chat terly kan met zijn linkerhand schrijven als met zijn rechter, maar hij maakt van deze bekwaamheid zeer zelden gebruik. Toch heb ik eens een brief van hem gelezen, dien hij met de linkerhand geschreven had en ik ver klaar u op mijn woord van eer, dat deze brief hetzelfde handschrift draagt. Maar hij schijnt haar juist zeer geuegen te zijn. Kenueth Ford haalde de schouders op en antwoordde: Daaromtrent kan ik u geen opheldering geven; misschien is het uit haat tegen mr- March, dat hij zich vijandig toont tege&mverj ieder, die met hem vriendschappelijk ombaat. Maar lord Chatterly is gedurende ge- heele vorige week niet thuis geweest,^her nam Jim. Kenueth Ford volhardde in zijn stilzwijgen, Ik vind het hoogst onaangenaam, zeide de lieve, zachtzinnige leeraarsvrouw. Ik kan het niet helpen, maar ik heb een grenzenloo- zen afkeer van anoniem© brieven en ik zie NIEUWE HAARLEMSCNE COURANT oen juffrouw, die onderwijzeres was aan een ti J ei.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1912 | | pagina 5