De Lnxe Broodbakkerij
Smakelijk Brood
Wilde dieren aan boord.
AdvertentiSn.
Hatuiirsckin van Holland,
St. Vincentius-Vereenipg
liefdadigheids-
PREDIKATIE
DE ZILK (Hillegom).
LIEF0ABIBKEIB8C0KCERT
Si
N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD
N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD
De Woluenjacht in Rusland.
N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD
N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD
van uitsluitend prima kwaii.eit.
N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD
Hotel „de Witte Zwaan".
op Maandag 13 januari,
in de Concertzaal „Üt KKÜilft".
HAARLEM.
CONFERENTIE VAN 0. L. VROUW.
OP 20ND4G 12 JANUARI 1913,
Pater J. LOHMEIJBR,
COLLECTE
Kinderhuisvest 29—33
HAARLEM. INT. TEL 1426.
HENNtPENVELOPPEN
vanaf f2.per 1000.
WITTE COUVERTEN
vanaf f 3.50 per 1000.
Bedrukt met aares.
Kinderhuisvest 29—33
HAARLEM. INT. TEL. 1426.
LEVELING van alle
soorten drukwerk bin
nen den kortst mogelij
ken tijd en tegen sterk
concurreer ende prijzen.
Kinderhuisvest 29—33
HAARLEM. INT. TEL 1426.
ROUWCIRCULAIRES
vanaf f4per 100,
met portefeuillesluiting.
ROUWKAARTEN
vanaf f 3.50 per 100
niet enveloppen.
Kinderhuisvest 29—33
HAARLEM. INT. TEL 1426.
Ondertrouwcirculaires
Oud-Holl. met envelopp.
vanaf f4per 100.
Ondertrouwkaarten
vanaf f3 p. 100.
met enveloppen.
HEHRi C. J- GARELS,
voorheen Kaiser1
Lt v ekT:
Kinderhuisvest 29—33
HAARLEM. INT. TEL 1426.
VISITEKAARTEN
vanaf f0 65 per 100,
CONCERTZAAL
Donderdag 16 Jan. 1913,
's avonds te 8 uur,
ten bate der St. Vincentius vereeni
ging te Lisse,
VUUKUKAUHTAVU.iU
ten bate der St. Elisabeth s
Vereeniging
TE HOUDhN DOOR
Kevr. J. M. STERCK-PR00T,
des avonds ten 8V2 uur
in de kerk van O. L. Vrouw
Rozenkrans, Spaarne alhier,
TE HOUDEN DOOR DEN WELEERWAARDEN
WAARNA EENE
Abonnementen en adverten-
tiën voor de „Nieuwe Haarl,
Courant' worden aangenomen
door do" agent
CPs HAKKER,
Zi&k, Kctl.egom
TSHfe
tot do studenten wendende, deze man is met
een kwaal bebebt die veelvuldig bij muzi
kanten voorkomt, want door te veel blazen
werden de longen verslapt, zij verslijten en
brengen een toestand te weeg zooals hier het
geval is. Gelukkig meen ik bet middel tegen
de kwaal gevonden te hebben en we kunnen
alzoo de ziekte met den wortel uitroeien. Men
moet aan beide ziiden der longen een trek
pleister leggen en dan zullen we morgen ver
der zien.
De volgende dagen kwam de dokter trouw
aan het bed van den zieke, verzorgde en on
derzocht hem nauwkeurig, maar belette hem
steeds te spreken.
De ongesteldheid, aanvankelijk hevig, be
gon te wijken: de ademhaling werd regel
matig, de koorts hield op en de pijnen waar
over bij aanvankelijk klaagde, verdwenen.
Bravo, zeide eindelijk de dokter, nog een
weinig geduld en moed en je zijt gezond; dat
is een uitgemaakte zaak. Ge moogte n geluk
kig rekenen aan den gevaarlijken toestand
ontkomen te zijn. Geef hem wat meer voed
sel, de krachten moeten toenemen.
Eindelijk was de gelaatskleur weer geko
men en de zieke was geheel hersteld.
Je kunt onze inrichting verlaten, sprak
de dokter, maar reken niet te veel op uwe
krachten, vermoei u niet en begin niet op
nieuw op dat drommelsche instrument te
spelen; zoek een ander bestaanmiddel op.
Maar....
Babbel maar niet; zeg kortweg welk in
strument je bespeelde.
De Turksche trom, dokter.
Tableau!.... De dokter hief de handen he
melwaarts, de studenten begounen te scha
terlachen en de muzikant maakte dat hij uit
de voeten kwam.
opnieuw te verontrusten en nu begon er eene
langzame en geduldige jacht; in alle hoeken
tussehendeks had men schotels met melk
gezet.
Drie dagen verliepen zonder dat er iets op
gemerkt werd: de slangen waren niet te vin
den. De kapitein zeide niets ondanks de vra
gen der passagiers, die door zijne sombere
en bezorgde gelaatstrekken niet op hun ge
mak waren, maar op een nacht, terwijl hij
met een der reizigers. Barbier genaamd, in
gesprek was, kwam een bootsman hem iets
in het oor fluisteren. De kapitein gaf een
gil van schrik en liep heen. Helaasl het gold
een ernstig geval.
De heer Barbier had, toen hij op het dek
klom. zijn hnt open gelaten, de beide slangen
waren er ingeslopen en hadden zijn twaalf
jarig zoontje gebeten.
De doodstrijd van het kind en de smart
van den vader zijn niet te beschrijven.
De kapitein doodde eigenhandig de slangen
en besloot nimmer meer wilde dieren aan
boord te nemen.
De Glenaston had te Calcutta vier prach
tige tijgers en drie vergiftige slangen aan
boord genomen, zij waren bestemd voor den
dierentuin te Berlijn en werden in het tus-
scheudek geborgen. Aanvankelijk ging alles
naar wensch. De oppasser, de inboorling van
Bengalen, voederde zijne geduchte kostgan
gers tweemalen per dag en deze hielden zich
rustig, maar op zekeren dag dronk de In
diaan te veel, werd beschonken en verzuim
de de tijgers eteu te geven. In den daarop
volgenden nacht hoorde men eensklaps een
verschrikkelijk gebrul: het waren de tijgers
die honger hadden en naar gelang zij brul
den werden zij woedender, 't scheen alsof zij
elkander ophitsten. Eensklaps bezweken de
traliën der kooi en in vier sprongen waren
zij alle op het dek.
De tijgers zijn los! I)e tijgers zijn los!
Deze kreet deed de passagiers ontwaken.
De eerste die zijn hut verlaat, jaag ik
een kogel door bet hoofd! riep de kapitein
Alle hens aan dek!
Men gehoorzaamde, alle manschappen wer
den gewapend en de tijgers, verwonderd de
stormachtige zee te zien, hadden de wijk
naar achter genomen.
Met uw verlof, kapitein, zeide de eerste
stuurman, laat mij de jacht eens regelen; ik
ken dergelijke beestjes.
De kapitein gaf in zooverre toe, dat hij
zijn beslissend woord behield.
Hierop maakten acht mannen, alle goede
schutters, zich gereed om in het waut te klim
men, zij moesten langzaam aanleggen en op
een gegeven teeken gezamenlijk vuur geven.
Alle bevelen werden stipt opgevolgd zon
der dat de tijgers, die als verschrikt waren,
zich bewogen. Acht mannen gingen op de
touwladders staan.
Vuur! riep de kapitein, cu acht schoten
weerklonken tegelijk.
Twee tijgers vielen dood neder, de derde,
die gewond was, sprong op het dek, terwijl
de vierde zich op een matroos wierp, die op
de touwladder stond. De schok was zóó he
vig, dat mensch en dier overboord vielen en
verdronken. De overgeschoten tijger was nu
!het mikpunt van revolvers en bijlen. Hij ver
dedigde zich woedend en de reizigers die in
de hutten opgesloten waren, verkeerden in
doodsangst.
Eindelijk werd het dier gedood, maar ne
gen matrozen werden gewond, waarvan vier
ernstig. Den kapitein was een stuk vleesch
nit den arm gebeten en terwijl men de doode
dieren tussehendeks bracht, stelde men de
passagiers gerust. Dan nieuwe ontsteltenis
waut beneden komende, zag men dat door
'het springen der tijgers de kist waarin de
slangen geborgen waren, stuk was geraakt
en twee dier griezelige beesten er waren uit
gekropen.
De kapitein beval aan de matrozen die
zulks ontdekt hadden, ten strengste er niet
over te spreken, ten einde de passagiers niet
Rusland is niet zijn streng klimaat, zjjn on
metelijke bosschen en groote steppen wel een
„land van beloften" voor den wolvenjager.
Gedurende de lange wintermaanden worden
de wolven, wanneer zij geen toereikend voedsel
vinden, buitengewoon stoutmoedig en komen
zelfs tot voor de deuren der woningen de buiten
in het woud ontbrekende voedingsmiddelen zoe
ken. Dan gaat de groote Russische heer, de
hartstochtelijke liefhebber van de jacht, in de
slede de velden op, om aan zijn sportlust te
voldoen.
Met twee, drie vrienden, neemt hij plaats in
een „troika", slede, die met drie vlugge en
sterke paarden bespannen is en door een erva
ren koetsier bestuurd wordt. Men rijdt naar het
dichtst nabij gelegen bosch, waar zeker wolven
huizen. Elk schutter draagt een groote hoe
veelheid amunitie mede. In de slede hebben de
jagers een klein varken, dat zij aanhoudend in
de ooren en den staart knijpen, teneinde door
het schreeuwen de wilde dieren uit hun schuil
hoeken te lokken.
Deze blijven niet lang uit. Maar lang voordat
men ze ziet, verraden de paarden door hun ang
stige houding, dat de vijanden in aantocht zijn.
Daarna begint onmiddellijk een vreeselijke
slachting. De heeren openen een hevig geweer
vuur op de wolven, wier getal steeds blijft toe
nemen. Met troepen komen ze aanrukken. Er
vallen telkens slachtoffers, die aanstonds door
de overlevenden worden verslonden. De uitge
hongerde wolven door den geur van het warme
bloed en vleesch geprikkeld, omsingelen dichter
en dichter de slede, zoodat de jagers, allerminst
kans hebben een schot te missen.
Deze jachten zijn gedurende twee of drie
uur werkelijk van groote gevaren vergezeld. Het
behoud der jagers hangt grootendeels af van de
vlugheid der paarden en van de koelbloedigheid
van den koetsier. Deze laatste cuoet zijn paar
den, ais hij voelt, dat ze geschrokken zijn en op
hol zullen slaan, met. ijzeren hand weten te be
teugelen en op de been houden. Hij moet ze
aanmoedigen en tot kalmte brengen. Ook mag
hij de beesten niet hard en onverhoeds met de
teugels schokken, omdat een dezer daardoor zou
kunnen vallen en de jagers door het vallen
groot gevaar kunnen beloopen.
De wolvenjacht in de stede kan men alleen
in den winter houden. Hierdoor wordt een echte
verdelgingsoorlog tegen de dieren gehouden.
De Russische boeren houden insgelijks groote
slachtingen op de wolven, die zij door middel
van doode dieren, welke als lokaas worden neer
gelegd, onder schot pogen te krijgen. In de zo
mermaanden vinden de woiven overvloed van
voedsel om den honger te stillen in de dichte
bosschen, waaruit zij dan onmogelijk te verdrij
ven zijn.
„Thans," zegt de heer Lesibe, „moet er van
een ander soort jacht gesproken worden, waar
bij hazewinden en andere honden noodig zijn.
In de lente leggen de wolvinnen buiten de
bosschen in het schaarhout nabij de boeren
woningen hun jongen neder. Zij weten, dat zij
daar gemakkelijker het voldoende voedsel zullen
vinden, om haar kroost op te voeden. De jonge
dieren blijven daar en verraden hun aanwezig
heid door enkele kleine diefstallen. Maar men
spoort ze niet direct op, doch laat ze liever leven
tot in den herfst, waarop men dan met de
honden kan gaan jagen.
Eerstens onderzoekt de man, die voor de hon
den moet zorgen, zijn troep en vraagt of er ge
noeg Barzois (jachthonden met lange zijdeach
tige haren en van vernuft stralende oogen)
voorhanden zijn. Hij kent zijn oude makkers,
die in de boeken der jachtgeschiedenis als dap
per en sterk zijn opgeteekend. Blijkt, het aantal
te gering, dan vraagt hij een menigte jonge
honden, die nog niet mede uitgingen en onder
zoekt ze allen met een kennersoog. Gewoonlijk
vallen jaarlijks een aantal dezer trouwe dieren
in den strijd, die natuurlijk door nieuwe moeten
aangevuld worden.
Wanneer hij tevreden is over zijn onderzoek,
laat hij de vrienden voor de jachtpartij noodi-
gen.
üp den aangewezen dag rijdt hij te paard
met de genoodigden naar een b'>sch, dat eenige
hectaren groot is en midden op de steppen
(eindelooze weilanden) staat.
Vier ruiters houden ieder een drietal wind
honden aan den koppelriem en begeven zich
ieder naar een verschillenden uithoek van bet
bosch. Zij houden zich schuil, want de wolven
mogen hen niet te vroeg zien.
Zoodra iedereen op zijn post is, jaagt de pi
keur de honden met groot misbaar het kreupel
hout in. De honden komen de wolven onmiddel
lijk op 't spoor en noodzaken ze voor den dag
te komen, ten minste voor zooverre de zwakke
en jonge dieren niet reeds door hen in het
dichte hout worden gewurgd. Vervolgens begint
het meest interessante deel van de jacht.
De jagers op de hoeken van het bosch ge
plaatst, wachten zich wel de windhonden, die
hun zijn toevertrouwd, te vroeg los te laten,
opdat zij de wilde dieren niet in den weg zou
den loopen. Zij laten den wolf liever eerst zijn
gang gaan. Eerst, wianneer de wolf hem in een
rechte lijn passeert, en een vijftig meter is
vooruit gehold, zendt hij de honden achterna
Mocht hij een oogenblik te laat komen en de
ondieren b.v. meer dan honderd meter ver zijn,
dan kunnen de honden ze niet meer inhalen.
De Barzois stormen, zoodra zij zich in vr heid
gevoelen, aangehitst door den ruiter, die ze
volgt in woeste vaart voorwaarts, bereiken den
wolf en rollen er mede over den grond. Dik
wijls breken de honden in hun onstuimigheid
door den schok d© borstkas en blijven op de
plaats dood.
Zulk een stormvaart duurt gewoonlijk slechts
weinige seconden. Niet zelden hebben de honden
reeds een jongen wolf gewurgd, voordat men
ze kan inhalen. Dit gebeurt echter niet als zij
een volwassen jongen wolf achtervolgen. De
wolven kunnen, dank zjj hun sterke kinnebak
ken, zich dikwijls gemakkelijk van drie honden
ontdoen. Er is dus geen tijd te verliezen, als
men ze levend wil vangen.
De jager bereikt intusschen op zijn vlug paard
gezeten al spoedig de windhonden, springt op
den grond, vervolgens hoven op den wolf en
houdt hem tusschen zijn gespierde beenen, steekt
't dier vervolgens een prop, waaraan een paar
touwen bevestigd zijn, in den muil en maakt
hem machteloos. Indien de wolf bij uitzonde
ring niet levend gevangen kan worden, dan
trekt de man zijn jachtmes en steekt hem in
het hart.
In elk geval moet in Rusland een jager, die
zijn heer behagen, een belooning verdienen en
zijn goeden naam handhaven wil, door stout
moedig en koelbloedig te handelen den ver
woedsten wolf levend kunnen vangen. De hon
den voor deze jacht geschikt moeten buitenge
woon snel kunnen loopen en zeer krachtig ont
wikkeld zijn, daar zij niet zelden een zwaren
strijd te voeren hebben. Men berekent, dat zelfs
een derde gedeelte van de Barzois-honden on
geschikt zijn en onbekwaam, om de groote ver
moeienissen en worstelingen te doorstaan. Som
mige honden kunnen evenwel herhaaldelijk den
strijd meemaken, zonder een kwetsuur te krij
gen."
Men begrijpt, dat de wolvenjacht voor de Rus
sen dus zeer aantrekkelijk is. Sommige groote
heeren beschouwen het dan ook als den groot
sten roem als zij met eigen hand een wolf van
gen, en zij stellen er de grootste eer in, een
sterken wolf te verslaan.
ANGST EN VREES BIJ HET PAARD.
Bij geen ander huisdier is het gevoel van
angst en vrees in zulk een mate ontwikkeld,
als bij het paard. Dit is dan ook de reden, waar
om het paard bij de geringste aanleiding daar
toe zijn vrees, op eene dadelijk waar te nemen
en levendige wijze te kennen geeft.
Hoewel nu angst en vrees voor bepaalde
voorwerpen dikwijls met temperament en ras
in verband staan, zoo ligt toch in de meeste
gevallen de oorzaak in eene verkeerde behan
deling der dieren. Ook kan er vreesachtigheid
ontstaan door bijzondere gebeurtenissen, waar
bij het paard iets onaangenaams is overkomen.
Uit zijn natuur is bet paard niet schuw en
ook niet vreesachtig- Uitgezonderd de angst en
vrees, die het paard, evenals alle andere dieren
bij instinct gevoelt voor zijn natuurlijke vijan
den, is de vreesachtigheid en schuwheid meestal
een product van mishandelingen op een on
rechtvaardige wijze bedreven door onverstan
dige stalknechts, voerlieden, koetsiers, enz.
Zonder twijfel wordt ook een natuurlijk in-
nu met veel leven en groot lawaai gepaard, zoo
zal het paard bij de eerste gelegenheid, waar
het zulk lawaai hoort, opschrikken.
Wordt nu het angstige paard nog verkeerd
behandeld, door het met de zweep of een ander
voorwerp te bewerken, dan wordt het kwaad
verergerd en de angst vermeerderd. Dikwijls
gebeurt het, dat een angstig paard een zeker
voor- erp vreest en daar niet voorbij wil gaan,
w arop ren het met geweld voortdrijft en on-
1 rtinr met de zw-'ep mishandelt.
Moeten nu die paarden later voor de tweede
ma 1 dat voorwerp passeeren, dan herinneren
zij zich de ondergane mishandeling, en trach
ten, zoo mogelijk, de plaats waar dat voorwerp
zich bevindt, te ontwijken, of steigeren hoog
op, om zoo snel mogelijk uit het bereik van
het kwade voorwerp te komen.
Zooals wij reeds gezegd hebben, bezit het
paard een uitstekend herinneringsvermogen en
h"kan de ondergane mishandeling langen tijd
onthouden. Zoo zal het paard ook het voorwerp
waarmede het geslagen of gepijnigd wordt, dit
licht vergeten. Wordt bijv. een paard met een
stalbezem op ruwe wijze geslagen, dan beeft het
reeds, als men naar het genoemde voorwerp
grijpt en daarmede zijn stand nadert.
Bij sommige paarden neemt die angst en
vreesachtigheid dermate toe, dat zij daaronder
lichamelijk lijden en zelfs het voeder weige
ren. Er zijn paarden, die tengevolge van stal-
mishandeling bij het geringste leven opschrik
ken; er zijn er zelfs, die langen tijd yoor de
gevulde krib blijven staan en eerst dan als het
langzamerhand tot stilte en rust is gekomen,
den honger stillen.
Het behoeft dan ook geen nadere toelichting,
als wij zeggen, dat Zoo'n door angst en vrees
gekweld paard dikwijls de oorzaak is van de
gevoelige verliezen, die somtijds zeer kostbaar
kunnen zijn. Zulk een paard is slecht te be
rijden en evenmin veilig als wagenpaard te ge
bruiken, daar het door de bekende vreesach
tigheid bij het geringste leven opschrikt en wild
wordt, waarom niemand, noch op den wagen,
noch in den zadel, zijn leven zeker is. Door
zweepslagen en geschreeuw zal men deze kwaal
niet beperken, evenmin verminderen, maar in
tegendeel slechts verergeren. Om den angst
te do.en verdwijnen, is het dringend noodig, het
paard zoowel in den stal als bij het werk zacht
te behandelen.
Paarden, die in hun jeugd zacht en rustig
behandeld worden, blijven ook op lateren leef
tijd voor de gevolgen van angst en vrees ge
vrijwaard.
Ontstaat er angst en vrees door het zien of
het in de nabijheid zijn van een zeker voor
werp, dan moet men er achter zien te komen
welk voorwerp tot zooveel angst en vreesach
tigheid aanleiding gaf. Ook in gevallen waar
de vreesachtigheid reeds langen tijd bestaat, is
raad te schaffen, zooals men uit onderstaand
voorbeeld zal bemerken.
Een stalhouder had een paard, dat steeds on
rustig werd, als de stal schoongemaakt werd.
Nadat hij een nader onderzoek had ingesteld,
bleek hem, dat de staljongen het paard eens
duchtig met een bezemsteel had afgerost, zoo
dat het reeds angstig omkeek als men naar
den hoek van den stal ging en den bezem ter
hand nam. Nu de oorzaak bekend was, ging de
stalhouder dikwijls naar het paard en nam den
bezem mede. Hij streelde het dier, klopte het op
den hals en borst en hield het steeds den be
zemsteel voor de oogen.
Het paard was eerst erg angstig, doch na
eenigen tijd begon het den bezemsteel wantrou
wig te besnuffelen en er later in te bijten. Na
veelvuldige herhaling, waarbij de stalhouder
het paard zacht met den bezemsteel streelde en
verdere mishandeling naliet, slaagde hij er ten
slotte in de angst van bet paard voor het voor
werp te overwinnen, dan trachtte hij door lief
kozingen en praten het dier te bewegen dat
voorwerp te naderen, wat in de meeste gevallen
gelukt en tot vermindering der angst leidt.
Met zweepslagen komt men hier niet verder,
daarom een zachte en rustige behandeling, al
leen daardoor wordt angst en vrees verbannen.
(Weekbl. voor Dierenvrienden.)
stinctmatig angstgevoel bij de paarden verwekt,
zonder dat een verkeerde behandeling daarvan
de oorzaak behoeft te zijn, aj3 J^et paard bij
voorbeeld plotseling en geheel onverwacht met
een hem naar het leven staauden doodsvijand
in aanraking komt. Zoo herkent het paard, ten
gevolge van zijn aangeboren instinct, in den
beei zjju bloedigen doodsvijand, bij wiens na
dering het paard over het gausche lichaam be
vend opschrikt.
Treedt er bijv. in de nabijheid van het paard
plotseling een berenleider op, die zjju aan een
ketting loopende beer als kunstenmaker met
zich voert, dan zal het paard door een onbe-
schrijielijke angst worden aangegrepen, die dui
delijk blijkt door het opzwellen der neusga
ten, den vertwijfelenden blik en het uitbreken
van het angstzweet.
Hie vindt men de oorzaak in een of ander
voorwerp of in bepaalde omstandigheden. En
daar een paard een uiterst goed geheugen
heeft, zoo treedt ook do herinnering op aan
vroegere gebeurtenissen, die het dier beangsti
gen en vrees aanjagen. Gingen zulke oorzaken
KONIJNEN ALS VLEESCHKOST.
Het tijdschrift „Gemeentebelangen" ont
leent het volgende aan dè „Stadte-Ztg.":
Schöneberg, dat o.a. ook reeds gemeentelij
ken zeevischverkoop heeft ingevoerd en op
zijn vloeiweiden varkensteelt heeft ingericht,
heeft ook besloten op deze weiden
te fokken, welk besluit wel met eenige v'roo-
lijkheid is ontvangen. Maar de gemeente is
met het laatste zelfs nog verder gegaan, want'
zij doet nu een poging om financieelen steun'
te geven aan particuliere konijnenfokkers,
waartoe zij zich om kosten te sparen direcl'
met deskundigen op dat gebied in verbinding
heeft gesteld en wel met een vereeniging var
fokkers, voor wie zij ©en terrein van 15 mor-
gen beschikbaar heeft gesteld, verdeeld in
perceelen van (4' morgen, die ieder voorzien
zijn van 32 deuren. De vereeniging verdeelt
de stukjes grond onder haar leden; ieder
lid moet er zoo intensief mogelijk de fok
kerij drijven en met alle energie ervoor zor
gen, dat er jaarlijks 240 konijnen, geschikt
om te worden geslacht, op worden gefokt!.
Bereiken zij een grooter getal, dan mogen zij
die in hun eigen huishouding gebruiken. Zij
moeten de bedoelde 240 aan de gemeente
verkoopen tegen een prijs, voor elk geval
ooor de gemeente in overleg met het be
stuur der ver©cni<ring vast te stellen. Voor
ieder perceel stelt de gemeente 70 M. om
hokken te maken beschikbaar, benevens 50
M. voor aanschaffing van fokdieren, welk be
drag in geld of in gefokte konijnen moet wor
den teruggegeven, als de fokkerij wordt op
geheven.
De verkoop aan het publiek geschiedt door
de zeevischhal, opdat zoo weinig mogelijk kos
ten worden gemaakt, en wel per stuk, zoo
dat de stad zelf niet voor het slachten zorgt.
De konijnen mogen niet meer dan 6 pond we
gen, zoodat naar behoefte ook dieren van
lager gewicht kunnen worden geleverd.
GEBOORTEKAARTEN
vanaf f3.— per 100.
mei enveloppen.
TE GEVEN DOOR:
Mej. MIEN DR1ESSEN, Sopraan-
zangeres Leidea.
Mej. MARIE BATENBURG, piano,
Leiden, (leerlinge van Garl.Obekbtad).
Deu Heer B. A. LE KiiTTn, viool,
Den Haag.
D n Heer J. H. FEE1KAMP, fluitist,
Dcu Haag, (leerling van het Haag«che
Con ser va tori u m)
Kaartverkoop in Hotel „de Witte
Zwtan", bij vooruitname a 10.75 en
10.40 's Avonds aan de zaal A 11.
en 1 0.50.
Piaatsoespreking en verkoop der
tekstboekles op. den dag der uitvoe
ring vanal 10 uur voor uid ags.
OVEK
met Lichtbeelden
1 oegangsprijs 11
Kaaiten verkrijgbaar bij de boek-
haaüelaren, BOöoE, Barteljonsstraut,
COEPERGH, Gedempte Oude Gracht
en ÖUrtlRPEft Groote Houtstraat.
onder de HM. Missen van half
negen en half elf
C. s. s. R. (Oud Rector;,
uit de kerk der Paters Redemptoristen
te Amsterdam.
ten behoeve der talrijke bezochte ge
zinnen van öt. Vincentius voor de
Wintermaanden.
De nood is groot! Ons geld raakt op I
De Bijzondere Raad;
P. J. vam KErSBEL, President.
J. Ch. ViNTGEti, Secretaris.
De Conferentie van O. L. Vroaw
A. VASEN Hz, Voorzitter.
W. HOUTKAMP, Secretaris.
ZEGT HET VOORT.