J.H.W. 01UKDEMANN ZWAAR BEPROEFD JAC. KARSKENS, Kleêrmakerij Zijlstraat 62. GRDOTE OPRUIMIHB wegens verplaatsing der zaak naar Grooie Houtstraat 120. Hillegom's Aller ei. BUITENLAND BINNENLAND. brengt steeds het nieuw ste op het gebied van Oanies- en Heeresikieeding. Eigen ateliers onder leiding van BEKWAME Coupeurs. Hu Bon M&rchém Haarlesn^ipussel. Handschoenen voop aSfie gelegenheden* b*è »:a» k BtKStlAH f.4 JAiUAHi IS. - KONINGSTRAAT, EEN ZANGER ONDER DE APEN. FEUILLETON, NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT XXVIII. NA DEN RAAD. De vrome verzuchting aan het eind van; ins vorig artikel is niet bewaarheid: we krijgen waterleiding. Nu is 't maar een kwes tie van tijd. De openbare vergadering van Woensdag j.l. heeft er althans het hare toe bijgedragen, dat het concept-Heederik niet is aangenomen. We gunnen een dergelijk zakelijk optreden van harte het behaalde Bucces. Er was een achtergrond, of beter een ondergrond die aan onze lezers niet mag Verborgen blijven. Als de overgroote meer derheid der burgerij op dit oogenblik nog rondborstig hare gevoelens mocht uiten zou fee nog zeggen voorloopig geen waterlei ding. Nu zou ieder onwetende daarom de opmer king onderschrijven dan had de gecombi neerde organisatie van Middenstand en Huis eigenaren moeten pleiten èn in de openbare vergadering, die zij hield, èn iu haar adres tegen waterleiding. Dit is niet geschied. Wie nu de conclusie trekt dat deze com missie aldus de burgerij zand in de oogen heeft gestrooid vergist zich terdege. Zij volg de de taktiek: van twee kwaden het ergste Vermijden en dat is goed gezien. Met de informaties die de ijverige leden der gecombineerde commissie in den breede nam, werd het haar duidelijk, dat aan een Waterleiding (welke dan pok) niet was te ontkomen. Ze heeft nu gedaan wat ze kon en haar komt een woord van dank en hulde toe voor haren belangloozen arbeid. Tegen den stroom oproeien is altijd moeielijk en. (ditmaal zelfs onmogelijk. Ëen meerderheid In den Raad vóór waterleiding een groot© eeffs was er. En of men nu zegt, de 13 heb ben zich te richten naar het gevoelen der meerderheid in de gemeente, daar schiet men niet mee op. En daarom is met 't getij de bakens verzet. Een waterleiding voor een plaats meer dan 8,5 maal duizend zielen; is geen luxe in sommiger oog en ook aan mode moet men betrekkelijk onder den rook van twee groote steden Haarlem en Lelden meedoen. De bezwaren, de moeielijkheden, het al of niet gering aantal aansluitingen is een vraag, die de toekomst in haar schoot heeft en we zullen nog genoeg gelegenheid! ij gen om ons oordeel of bescheiden advies ter omtrent deze zaak uit te brengen. Een kloeke daad, een durf-daad zouden we zeggen is verricht door de heeren Raadsleden| Nieberding, Jonkheer en Lommerse, die als het ware een sub-commissie vormden en „op eigen houtje" er op uit togen om te trachten langs een goedkooperen weg dan de door d e Waterleiding-commissie aangegevene de stich ting eener waterleiding te bevorderen. Een succes als deze drie behaalden valt zelden te beurt. Ongeveer 4 jaar is de ingestelde commissie bezig geweest met onderzoekingen, plannen, rekeningen, boringen, begrootingen en aanverwante artikelen en dit drietal dat naar we meenen slechts eenige dagen ar beidde ziet zijn voorstel aangenomen met 8 tegen 3 terwijl de waterleidingmenschen in optima forma het hunne zagen vallen met 4 tegen 7. Een kranige, zakelijke uiteenzet ting als van den heer Nieberding, waarop we straks slechts ééne kantteekening zullen ma<- ken en die namens deze. z.g. sub-commissie in hoofdzaak 't woord voerde heeft ongetwij feld tot de behaalde overwinning bijgedragen. De opmerking die we aan het adres van den verdediger Nieberding zouden willen maken en die hij ons, dat vertrouwen we ten volle, niet euvel duiden zal is deze: spr. beweert dat in den polder (Oosteinderlaan werd ge noemd) een onherbergzaam oord de huis heer voor het water heeft te zorgen en dat, als dit niet geschiedt, de Raad de woningen wegens ontbreken van goed drinkwater moet afkeuren. Wij voor ons gelooven niet, dat de heer N. die woorden zóó heeft gemeend; ze moeten hem ontrold zijn, want bij nader in denken zou hij ze o.i. niet onderschrijven. Natuurlijk zijn er in iedere gemeente, en dus ook in de onze, gedeelten, waar het aan brengen eener waterleiding schier onmoge lijk is door de groote kosten wegens den af stand van de woningen van de hoofdbuis; doch deze bewoners zoo hard te vallen of die eigenaren kan niet in de bedoeling van dezen spreker hebben gelegen. Er dit is des te meer jammer omdat uit een dergelijk ge zegde (ieder mensch heeft zijn vijanden) op zet of kwade munt wordt geslagen; daarom stippen we dit gezegde even als terloops aan. Vóór we nu dit opstelletje eindigen (er komt nog een vervolg op) willen we toch een woord van hulde brengen aan de bestaande commissie de heeren H. Veldh. v. Zanten, Van der Schoot en Guldemond. Toen wij in den Raad het concept-Helderik zagen vallen en dat der heeren Nieberding c.s. zagen aannemen, toen dachten we werkelijk, dat de eersten zouden zeggen: „nu, dan zullen wij er ons „baantje" maar bij neerleggen; la ter de voorstellers dan eens trachten beter werk te leveren. Dit is niet gebeurd. Daarvoor verdienen deze heeren hulde en dank. Zijj hebben hierdoor getoond een zekere „neer laag" te kunnen verdragen en bij hun voort- te zetten onderzoekingen met een nieuw plan wenschen we hen gaarne alle goeds toe. Zij hebben dit reeds verdiend door hun krani ge houding van niet-bedanken toen zij zoo als de volksmond het zegt, „hun zin niet kre gen." We komen, zooals we reeds zeiden een volgende maal op deze hoogstbelangrijke Raadsvergadering terug. HILLEGOMMER. De Astors. Er bevindt zich te New-York een Astor- huis, een Astor-theater, een Astor-park, een Astor-plein, een Astorstraat, een Astor-bi bliotheek, en talrijke gebruiksvoorwerpen, die Astor heeten, schrijft de Telegraaf. De Astors worden nog veel vaker genoemd dan de Vanderbilts of de Rockefellers en zij zijn het meest gehaat onder de multi-million- nairs, ofschoon zij volstrekt niet de allerrijk ste zijn, ofschoon zij veel goeds tot stand hebben gebracht op weldadigheidsgebied, en dat nog tloon, en ofschoon hun rijkdom al vier geslachten oud is. De Astors hebben met de beurs niets te maken, bouwen geen spoorwegen en geen schepen, schrijven den prijs van het ijzer en van de petroleum niet voor, houden zich, in 'tkort, heelemaal niet met den handel op. Sedert de laatste zestig jaren voor Ame rika een zeer langen tijd is er onder de Astors geen enkele zakenman. Zij zijn allen renteniers, die er zich mee vergenoegen, den steeds stijgenden opbrengst van den grond te New-York op te strijken, van welken grond de stichter der Astor-dynastie jaren geleden een aanzienlijk deel opkocht, toen hij hon derdmaal goedkoóper was. Deze goedhartige en -vriendelijke man, Jo hann Jakob Astor, was uit Duitschland af komstig en wel uit het vlek Walldorf in Ba den, waar hij in 1763 geboren werd. Zijn va der was een slager en bezat een klein stuk weiland; zeer rooskleurig schijnt het er ten huize van Johann Jakob niet te hebben uit gezien, want twee zoons tegelijk trokken het ouderlijk huis uit. Een trok naar Amerika, de tweede naar Engeland, waar hij zich te Lon den als instrumentmaker vestigde. Het lot seheen het goed met hem te mee nen, want spoedig kon hij zijn oudere schrij ven, dat zij hem nog een van de twee overge bleven broeders moesten sturen, daar hij wel een helper kon gebruiken. De jongste, de 16-jarige Johann Jacob, verlangde vurig om de wijde wereld in te trekken, en fluks be sloot hij, aan de roepstem van zijn broeder gehoor te geven. Vier jaar w«rkte hij bij hem, tot hun wederzijdsehe tevredenheid. Nadat in 1783 de vrede tusschen de Veree- nigde Staten en Engeland gesloten was, zag men in de jonge republiek algemeen een toe- komstland voor koopmansbedrijvigheid en zoo trok ook de 20-jarige Astor naar het be loofde land. Hij wilde eerst trachten, te Bal- timore een kleine partij muziekinstrumenten van de hand te zetten. Maar reeds de reis bracht teleurstellingen. Na een stormachti- gen overtocht, die twee maanden had ge duurd, bevond het schip zich tegenover een machtige ijsversperring, die de geheele Che- sapeake-baai vulde en het binnenloopen on mogelijk maakte. Den kapitein bleef niets anders over dan het anker uit te werpen en zachter weder af te wachten. Nog twee maanden duurde deze wintersebe quarantaine. Zij zou menig naar daden hunkerend jonkman het land hebben tegengemaakt, maar J. J. Astor bezat twee voortreffelijke eigenschappen; kalmte en ge duld. Terwijl anderen in wanhoop de handen wrongen, bracht Astor de lange dagen door in gesprek met een anderen passagier, een landgenoot, die hem kostelijken raad gaf. Hij was een pelshandelaar en maakte den instru mentmaker op den pelshandel als op een vei lige en winstbelovende onderneming opmerk zaam. Hij, Astor, moest volgens zijn raads man voor eenigen tijd bij een bontwerker in de leer gaan, om de waarde en de behande ling van het pelswerk en de marktschom- melingen te leeren. Astor zag zich spoedig geplaatst in een bonthandel en leerde in weinige jaren alles wat met het vak in betrekking stond. De pelswaren werden destijds nog door de trap pers en Canadeezen op de markten der Oost kust gebracht. Met zijn spaarduitje en groote omzichtigheid zette Johann Jacob zijn eerste eigen zaakje op. Toen het aanbod te New- York de vraag te boven ging en de prijzen dus laag waren, koeht hij zooveel mogelijk goede waar op als hij maar kon los krijgen en ging met zijn voorraad naar Engeland scheep. Het geluk liep hem mee, hij kwam juist aan op een oogenblik, dat gunstig voor den verkoop was, keerde met aanzienlijke winst naar New-York terug en herhaalde dit spel letje. Zijn warenkennis, zijn betrouwbaar heid en niet het minst zijn beseheiden optre den, vermeerderden het vertrouwen der klan ten in den eenvoudigen man en van iedere reis bracht hij een grooter kapitaal en groo- ter koopmans-inzicht mede terug. Zij stelden hem in staat, de bronnen van den pelshandel tot aan haar oorsprong, in de verst gelegen wildernissen van het Amerikaansche Westen en Noorden, te volgen, die behalve door den mokassin van den Indiaan, slechte door den voet der zeer geharde bever- en berenjagers werden betreden, en voorts, om zich omtrent den stand der markten op het vasteland op de hoogte te houden. Na eenigen tijd vestig de hij zijn opmerkzaamheid ook op verschei dene andere takken van handel en bracht in plaats van contant geld, andere waren naar New-York. In 1794 begon het Astor intossclien pas goed mee te loopen door het opheffen der grensposten tusschen de drie tot dusverre fel vijandige bont-factorijen. Overal, in de Hud- sonbaai-eilanden, in de streek van Lake Su perior, in de jachtvelden tusschen Missisippi en Rocky Mountans, richtte hij agenturen op. Van alle kanten kwam het kostelijk pelswerk naar zijn zich steeds uitbreidende pakhuizen te New-York, vanwaar het naar Europa en Azië werd verzonden. Eerst bevrachtte hij vreemde schepen. Zoodra zijn kapitaal vol doende gegroeid was, werd hij zelf reeder en importeur tevens. Zijn met pelswerk uitloo- pende schepen keerden met zjjde, thee, wij nen en Oost-Indische waren huiswaarts. Al deze retourvracht kocht hij in Europa en Azië voor eigen rekening. Na zestien jaar aldus te hebben gewerkt, in den ouderdom van 37 jaar, bezat J. J. As tor een kwart millioen dollar, en in de daar op volgende tien jaren werd zijn firma on der de allereerste in Amerika gerekend. Of schoon zijn rijkdom staag toenam, bleef hij de bescheiden, persoonlijk met zijn arbeiders van vroeg tot laat mee-zwoegende zakenman. Zijn schier ongelooflijke spaarzaamheid was een der duurzaamste bronnen van zijn rijk dom. Op een tijd dat hij al sedert lang mil- lionnair was, bewoonde hij met zijn familie een paar kamertjes boven in het pakhuis, waar zijn pelswaren lagen opgestapeld. Twin tig jaar woonde hij er. en toen pas veroor loofde hij zich de weelde van een eigen huisje Later speculeerde hij gelukkig in Staats papieren en van deze winst kocht hij land op het Manhattan-eiland aan, waar New-York op gebouwd is. Met het uitbreiden van de stad nam de waarde van den grond op onge looflijk snelle en verbazingwekkende wijze toen, en Astor kreeg nu in enkele jaren tijds tienmaal meer geld binnen, dan waarvoor hii twintig jaar hard had moeten werken. In het midden van de 19de eeuw was zijn kapi taal het grootste vermogen in Amerika, dat in de handen van slechts één enkelen man berustte. Natuurlijk zijn sindsdien de omstandighe den aanmerkelijk gewijzigd, en onder de mil- liardairs bekleedt de familie Astor bij lange niet meer de eerste plaats. Zoo was b.v. de oudste Vanderbilt een matig betaald secre taris van een buitenlandsche scheepvaart maatschappij, toen Astor reeds 20 millioen dollar bezat, en toch heeft hij den slagers- zoon uit Waldorf later verre achter zich ge laten. Langzamerhand trok Astor zich uit al de andere zaken terug, daar de steeds toene mende opbrengst van zijn grond als vanzelf 't reusachtig kapitaal deed aangroeien. Toen hij zestig jaar was, droeg hij het werk over aan zijn zoo William, die later als de „huis baas van New-York" een der meest beken de personen van Amerika werd. De oude heer begiftigde reeds bij zijn leven een groot aan tal instellingen, zooals de „German Society" en de Maatschappij tot ondersteuning van behoeftige vrouwen. In zijn testament be dacht hij de armen van zijn geboorteplaats met 50,000 dollar. Maar New-York, waar hij het tot grooten rijkdom had gébracht, kreeg toch het leeu wenaandeel der legaten. Zoo kreeg de stad 400,000 dollar voor den houw eener biblio theek, die een der grootste sieraden der me tropool is geworden. Astor's zoon en erfge naam gaf later een geschenk aan deze boe kerij, bestaande uit een reusachtige verza meling werken van technisehen en beroeps- wetenschappelijken inhoud. Thans zijn er meer dan een kwart millioen boeken in de Astor-hihliotheek. William Astor leefde tot 1875 en liet op zijn beurt ruim 100 millioen dollar na. Daarvan kreeg de oudste zoon verreweg het grootste gedeelte, want ook hij de Astors geldt het beginsel, het familiebezit zooveel mogelijk hijeen te houden. Na den dood van den klein zoon van Johann Jacob (1890) nam de tegen woordige bezitter van het vermogen, Wil liam Astor, de erfenis in ontvangst. Deze William is een zeer begaafd en ont wikkeld man van verfijnde levensopvatting, en hij leed onzeggelyk onder de hotte ruw heid der openbare kritiek, waaraan de mil- lioenen-koningen in de Vereenigde Staten Op ongelooflijke wijze blootstaan. Ecus ver klaarde William Astor: „Amerika is geen land, waar een gentleman kan wonen! en hij keerde zijn geboorteland den rug toe! Hij liet zich tot Engelschman neutraliseeren, waarop de Amerikaansche Vox popnli hem in den ban deed. Astor is zoo ongeveer de hatelijkste mensch in bet oog van Yankee en dan ook het meest gehaat niet omdat hij de Unie voor het land der niet-gentlemen verklaarde, ook niet omdat hij zijn millioe- nen over zee bracht, maar alleen omdat hij de Sterren en Strepen heeft afgezworen. Geen scheldwoord was te laag, om het den „rene gaat" naar het hoofd te werpen en sedert et telijke jaren noemt de pers hem niet anders dan the unspeakable, de „onuitsprekelijke". BENSIONNEER1NG RIJKSVELD WACHTERS. Het hoofdbestuur van de Rijkspolitie-Ver- eeniging heeft naar aanleiding van het in gediende wetsontwerp tot wijziging en aan vulling van de Burgerlijke Pensioenwet de Tweede Kamer bij breed gemotiveerd adres verzocht a. voor de Rijksveldwachters als dienst jaren te doen erkennen niet slechts de ja ren, te voren doorgebracht in gemeentelijke betrekkingen, maar ook de vroegere dienst jaren als onbezoldigd rijksveldwachter. b. het voor de rijksveldwachters mogelijk te maken, dat de jaren, in de sub a. be doelde betrekkingen aangewezen, meetellen voor hun pensioen als burgerlijk ambtenaar, zonder deswege aan korting op hun trakte ment te worden onderworpen; c. voor de rijksveldwachters, wanneer aan hef verzoek sub. a. en b. niet of niet geheel kan worden voldaan, vast te stellen een mil dere pensioenregeling, recht gevende op vol pensioen na 30 dienstjaren als bezoldigd rijksveldwachter en in ieder geval op 65- jarigen leeftijd. EMANCIPATIE. Prof. Hector Treub, de beroemde vrouwen arts, is geen voorstander van de moderne vrouwenbeweging. Hij was de uitvinder van het woord „hobbezak voor wijlen de reform japon. Thans heeft hij het over de kiesrecht juffers en schrijft in het Mbl. voor zieken verpleging het volgende treffend voorval op: Het zoontje van een der bekendste voor vechtsters voor vrouwenkiesrecht, die altijd weer zich „en évidence" plaatst als zij de kans schoon ziet in het publiek te fraseolo- geeren, is op bezoek bij ©en, evenals hij tienjarig, vriendje. Aan het einde van den dag zegt de kleine bezoeker tot zijn jeugdigen gastheer: „Wat ben jij gelukkig, dat je een moeder hebt, die thuis is en zich met je be moeit." Tragischer veroordeeling van zulke kakel- vrouwen, zegt prof. Treub, is wel moeilijk denkbaar. Zangers on tier de apen zijn 'de merkwaar dige, den indruk van groote Capucijner- apen makende Wolapen, uit Zuid-Amcrika, waarvan „Artis" te Amsterdam thans se dert geruimen tijd een der beide soorten, den Humboldt's Wolaap, in het apenhuis vertegenwoordigd heeft. Korten tijd na de opening van het nieuwe Apenhuis, kocht het Genootschap een volwassen mannetje van deze zeldzame dierensoort. Niettegen staande de .Wolapen, als uiterst teer van gestel, zeer moeilijk het leven onder een koudere luchtstreek verdragen, leeft dit in teressante dier, dank zij de doelmatige in richting, en de nauwlettende zorgen, nog in uitstekende gezondheid, heeft zich zelfs zoo aan ons klimaat aangepast, dat het bij niet ai te gure weersgesteldheid zijn kooi in de openlucht boven het verwarmd bin- nenverblijf verkiest. Men is dan ook niet weinig ingenomen, met dit prachtexemplaar van den in de zoölogische;: ui mm zoo ui terst zeldzaam te zienen Hur.ho'dt's Wol- aap, en wachtte op de gelegenheid het vol wassen dier het gezelschap van een wijfje van dezelfde soort te geven, teneinde hem zoo mogelijk nog in natuurlijker omstandig heden te brengen. Thans is het gelukt door toevoeging van een wijfje en een veel jón ger manne'tje van deze merkwaardige apen soort, een kleine Wolapen-familie te stich ten, die zijn wederga wellicht in geen tuin ter wereld zal vinden. Men is nu ook in staat de onderlinge gewoonten en het fa milieleven van dezen wolaap, al is het dan ook in beperkte vrijheid, eens nader gado te slaan, en men heeft vooral de prachtige gelegenheid om iets van het voor deze apen soort zoo typische gezang te weten te ko men, niet ongebruikt voorbij laten gaan. Dr. O. Pfungst, de dierpsycholoog van het Berlijnsch Psychologische Instituut, die zich deze jaren voornamelijk met de studie der apen bezighoudt, heeft de afzonderlijke ge luiden en den zang vau het mannetje op den phonograaf-rol weten vast te leggen, ter nadere phonetische bestudeering. Ook is iets van de beteekenis van de geluiden bekend geworden, en weten wij thans het eigen lijke gezang, dat, naar het schijnt, bij ver schillende gelegenheden geuit, wordt, te on derscheiden van den lokroep, en de kreten voor angst en woede. Het merkwaardig ge zang van den Wolaap, dat uit een hel- hoogen, jubelenden juichtoon, met onbe schrijfbare bijgeluiden bestaat, doch leven dig denken aan het geluid van een grooten vogel, gelijk ook de stemmen der Capucij- nerapen voor ons oor dikwijls iets van vo gelgeluidjes hebben. In de middaguren kan men het gezang vaak geruimen tijd achter een hooren, en ook tegen den namiddag- voedertijd klinkt de zang der wolapen nu en dan door het Apenhuis, als aangename afwisseling met het over den gehcelen tuin hoorbare, vreeselijke gegil van den prach- tigen Siamang, door den heer J. F. van den Bosch te Medan aan „Artis" (geschon ken. De wolapen zijn zeer zachtaardige die ren, die zich vertrouwelijk aan hun langen en stevigen grijpstaart laten afzakken om gestreeld te worden of een snoeperij in ont vangst te nemen. Prachtig is de zilvertoon in hun grauw-wollige vacht, aan welke laat ste zij hun geslachtsnaam ontleenen, en ty pisch ook is de gelaatsuitdrukking in vorm van hun intelligent uitziende koppen. In deze kleine wolapen-famiüe geeft het apen huis van Artis den natuurliefhebbers iets zeer bijzonders te beschouwen. Vermelden wij ten slotte nog de, met het oog op bezoek af te wijzen, geruimen tijd verzwegen, geboorte van een nijlpaardje. Moeder- en baby zijn gezond, maar kunnen eerst tegen het einde der volgende week bezoek ontvangen. 99 6.) Graaf De Croix gevoelde zijn hart bewo gen, ontdekte zich eerbiedig het hoofd en werd in zijn vrome overweging slechts ge stoord door de zwakke tonen eener luit, wier klagende 6tem, op de wieken van de zephier gedragen, tot hem doordrong De graaf leende aandachtig het oor en was firo. overtuigd, dat hij, die met zulk een innig gevoel het geliefkoosd instrument der Span jaarden bespeelde, niet ver van daar kon we gen. De muziek scheen voort te komen uit jeen tuin, geheel met treurwilgen omzoomd. iPas opgeworpen aardheuvels, de eenzaam heid van het oord en een kapel, door wier (vensiers een flauw licht schemerde, duidden genoegzaam aan, dat deze plaats een kerk hof, een rustplaats der overledenen was. Een heilige vreeze beving den graaf en hij durfde aanvankelijk den drempel van het verblijf der dooden niet overschrijden. Nieuwe tonen, nog klagender, nog zwaar moediger, rezen op tnsschen het geboomte, onder welks lover de speler verscholen zat. Eindelijk vermande zich de afgezant en trad door de openstaande poort binnen. In het halfduister onderscheidde zijn blik welhaast een man, die het instrument be speelde en deszelfs snarengeluid begeleidde door een lied, waarin zich al de rouw af spiegelde, welke zijn diep gekwetst hart scheen te overstroomen. Deze doodsche zang, deze klagende stem ontroerden graaf De Croix tot in het diepste zijner ziel. I Voortschrijdende, zag hij het spookachtige licht der maan, die inmiddels van achter een wolk te voorschijn was getreden, een tooneel, I welks aanschouwen hem de tranen op het schoone gelaat deed biggelen. Op een met rouwbloemen overdekte tombe van kostbaar marmer, was een man neder- geknield; zijn handen ondersteunden het ont- bloote en neergebogen hoofd, en zijn geheel uiterlijk verried een hevige zielesmart. Zoo even had hij zijn luit opgehangen aan een tak van- de cypres, welke het graf overlom merde. De graaf aanschouwde met diepe meewa righeid dit schokkend tooneel. Er was iets van het andere leven in de onbewegelijkheid van dien man, wiens .lippen thans vast op eengeklemd waren en wiens hand een geheel verwelkte roos ontbladerde. Eindelijk stond do ongelukkige op, greep zijn luit, wierp een laatsten blik op het hem ongetwijfeld zoo dierbare graf, en wilde ziela verwijderen. Toen de onbekende graaf De Croix ontmoet te, voer hem een siddering door de ledema ten; hij had zich alleen gewaandl Ook de ge zant was zeer verwonderd, in den zanger een jonkman van beschaafd uiterlijk te vinden, doch op wiens aangezicht de smart diepe sporen had achtergelaten, i De graaf reikte hem de hand en had om versohooning voor zijn onbescheidenheid. Ach mijnheer.... voegde hij er hij, ware het mij gegeven uw smart te lenigen. Wat zoude ik mij gelukkig achten! De jonkman scheen verbaasd en tevens ver heugd over deze belangstelling en wees op een krans van immortellen, die op het graf neerlag. Gij ziet het, sprak hij weemoedig, deze bloemen zijn verwelkt, verwelkt sedert lang! Hier rusten mijn vader, mijn zuster en mijn vriend; en ik blijf alleen achter, totdat het den Heer behaagt ook mij een rustplaats te verleenen in dezen killen grond, dien ik reeds al zoo vaak met een vloed van bittere tranen gedrenkt heb. De graaf kon zijn tranen niet inhouden. Maar, zoo sprak hij, rusten de drie per sonen, welke gij betreurt, gezamenlijk in dit graf? Helaas! klonk het antwoord des jonk mans, als het zoo ware, zoude mijne ziel niet ten prooi wezen aan de wroeging, welke haar thans verscheurt- Onder deze zerk bevinden zich de stoffelijke overblijfselen mijns va ders, en mijn berouw heeft dit monument ook toegeheiligd aan de nagedachtenis mijner zuster, die mogelijk nog in leven is, doeh ge storven voor het geluk en voor mij. Bij deze herinneringen, zoo smartelijk en dierbaar te vens, voegt zich een derde: die aan Valeria's gade, wiens moordenaar ik hen, doch wiens lichaam men niet heeft terug gevonden Een vloed van tranen overstroomde het ge laat des jonkmans, en ook de graaf kon zijn ontroering niet overmeesteren. De smart van hem, die zijn misdaad met een zoo gulle oprechtheid bekende, boezem de Frankrijk's gezant een groote belangstel ling in. Vurig wenschte hij de wonden van dit lijdend hart te heelen, doch om dit doel te bereiken, moest hem de zaak tot in haar nauwste bijzonderheden hekend wezen. Op een liefdevolle vraag, deswege tot hem ge richt, antwoordde de jonkman het volgende: Ik had een zuster, de schoonste en deugd zaamste jonkvrouw van het land. Mijn va der, graaf Bellamore, beroemd in geheel Se- villa, beminde ons heiden met een teedere liefde. Ongelukkigerwijze vormde Oviédo liet besluit, zijn geslacht aan het onze te verbin den, en zulks door middel van een huwelijk tusschen mijn zuster en den eenigen erfge- naar van zijn rijke bezittingen. Deze nood lottige gedachte, die haar oorsprong enkel in hoogmoed en belangzucht vond, heeft ons ge- luk Vüöl" irnmAi» vontnaoct a Vervolgens hing Don Carlos een roerend tafereel op van den meed en de toewijding, welke zijn vriend bij gelegenheid der stieren gevechten ten toon had gespreid, waarna de jonkman, onder het storten van overvloedige tranen over Fernando's huwelijk met Valeria sprak, benevens over de woede der Oviédo's, over zijn eigen zwarte ondankbaarheid, over den moord, door hem in het wond van Sc- villa op zijn schoonbroeder gepleegd, en ein delijk over de raadselachtige verdwijning der jeugdige gravin. Ik, voegde hij er bij, hen helaas het schuldigst van allen, daar het mijn plicht was, den ridder en zijn echtgenoote met mijn vader te verzoenen. Het stond in mijn ver mogen een toenadering te bewerken, want vader had een blinde liefde tot mij: ik kon dus, maar ik heb het niet gedaan, dien-dag van misdaad en rampspoe 1 ik niet een oogenblik rust; rijkdommen vermochten mets jeg e- seliike wroeging, die mü verteert, ik ont vluchtte de wereld, want het scheen my toe, dat aller mond zich ging openen om my do gepleegde wandaden te verwijten. Zelfs het bijzijn van mijn ongelukkigen vader was mij een kwelling; ook hij beschreide het gebeur de en stelde een reeks van vrucktelooze po gingen in het werk, teneinde Valeria's schuil oord te ontdekken. Zijn smart werd dagelijks heviger en kende dra geen grenzen meer. Hij Vwo.,, ,ys-!iheoD nabij en deed zich da

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5