J.H.W. 01UKDEMANN
ZWAAR BEPROEFD
JAC. KARSKENS, Kleêrmakerij Zijlstraat 62. GRDOTE OPRUIMIHB wegens verplaatsing der zaak naar Grooie Houtstraat 120.
Hillegom's Aller ei.
BUITENLAND
BINNENLAND.
brengt steeds het nieuw
ste op het gebied van
Oanies- en
Heeresikieeding.
Eigen ateliers onder
leiding van BEKWAME
Coupeurs.
Hu Bon M&rchém
Haarlesn^ipussel. Handschoenen voop aSfie gelegenheden*
b*è »:a» k
BtKStlAH f.4 JAiUAHi IS. -
KONINGSTRAAT,
EEN ZANGER ONDER DE APEN.
FEUILLETON,
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT
XXVIII.
NA DEN RAAD.
De vrome verzuchting aan het eind van;
ins vorig artikel is niet bewaarheid: we
krijgen waterleiding. Nu is 't maar een kwes
tie van tijd. De openbare vergadering van
Woensdag j.l. heeft er althans het hare toe
bijgedragen, dat het concept-Heederik niet
is aangenomen. We gunnen een dergelijk
zakelijk optreden van harte het behaalde
Bucces. Er was een achtergrond, of beter een
ondergrond die aan onze lezers niet mag
Verborgen blijven. Als de overgroote meer
derheid der burgerij op dit oogenblik nog
rondborstig hare gevoelens mocht uiten zou
fee nog zeggen voorloopig geen waterlei
ding.
Nu zou ieder onwetende daarom de opmer
king onderschrijven dan had de gecombi
neerde organisatie van Middenstand en Huis
eigenaren moeten pleiten èn in de openbare
vergadering, die zij hield, èn iu haar adres
tegen waterleiding. Dit is niet geschied.
Wie nu de conclusie trekt dat deze com
missie aldus de burgerij zand in de oogen
heeft gestrooid vergist zich terdege. Zij volg
de de taktiek: van twee kwaden het ergste
Vermijden en dat is goed gezien.
Met de informaties die de ijverige leden
der gecombineerde commissie in den breede
nam, werd het haar duidelijk, dat aan een
Waterleiding (welke dan pok) niet was te
ontkomen. Ze heeft nu gedaan wat ze kon
en haar komt een woord van dank en hulde
toe voor haren belangloozen arbeid. Tegen
den stroom oproeien is altijd moeielijk en.
(ditmaal zelfs onmogelijk. Ëen meerderheid
In den Raad vóór waterleiding een groot©
eeffs was er. En of men nu zegt, de 13 heb
ben zich te richten naar het gevoelen der
meerderheid in de gemeente, daar schiet men
niet mee op. En daarom is met 't getij de
bakens verzet. Een waterleiding voor een
plaats meer dan 8,5 maal duizend zielen;
is geen luxe in sommiger oog en ook aan
mode moet men betrekkelijk onder den rook
van twee groote steden Haarlem en Lelden
meedoen. De bezwaren, de moeielijkheden,
het al of niet gering aantal aansluitingen is
een vraag, die de toekomst in haar schoot
heeft en we zullen nog genoeg gelegenheid!
ij gen om ons oordeel of bescheiden advies
ter omtrent deze zaak uit te brengen.
Een kloeke daad, een durf-daad zouden we
zeggen is verricht door de heeren Raadsleden|
Nieberding, Jonkheer en Lommerse, die als
het ware een sub-commissie vormden en „op
eigen houtje" er op uit togen om te trachten
langs een goedkooperen weg dan de door d e
Waterleiding-commissie aangegevene de stich
ting eener waterleiding te bevorderen. Een
succes als deze drie behaalden valt zelden
te beurt. Ongeveer 4 jaar is de ingestelde
commissie bezig geweest met onderzoekingen,
plannen, rekeningen, boringen, begrootingen
en aanverwante artikelen en dit drietal dat
naar we meenen slechts eenige dagen ar
beidde ziet zijn voorstel aangenomen met 8
tegen 3 terwijl de waterleidingmenschen in
optima forma het hunne zagen vallen met
4 tegen 7. Een kranige, zakelijke uiteenzet
ting als van den heer Nieberding, waarop we
straks slechts ééne kantteekening zullen ma<-
ken en die namens deze. z.g. sub-commissie
in hoofdzaak 't woord voerde heeft ongetwij
feld tot de behaalde overwinning bijgedragen.
De opmerking die we aan het adres van den
verdediger Nieberding zouden willen maken
en die hij ons, dat vertrouwen we ten volle,
niet euvel duiden zal is deze: spr. beweert
dat in den polder (Oosteinderlaan werd ge
noemd) een onherbergzaam oord de huis
heer voor het water heeft te zorgen en dat,
als dit niet geschiedt, de Raad de woningen
wegens ontbreken van goed drinkwater moet
afkeuren. Wij voor ons gelooven niet, dat
de heer N. die woorden zóó heeft gemeend;
ze moeten hem ontrold zijn, want bij nader in
denken zou hij ze o.i. niet onderschrijven.
Natuurlijk zijn er in iedere gemeente, en
dus ook in de onze, gedeelten, waar het aan
brengen eener waterleiding schier onmoge
lijk is door de groote kosten wegens den af
stand van de woningen van de hoofdbuis;
doch deze bewoners zoo hard te vallen of
die eigenaren kan niet in de bedoeling van
dezen spreker hebben gelegen. Er dit is des
te meer jammer omdat uit een dergelijk ge
zegde (ieder mensch heeft zijn vijanden) op
zet of kwade munt wordt geslagen; daarom
stippen we dit gezegde even als terloops
aan.
Vóór we nu dit opstelletje eindigen (er
komt nog een vervolg op) willen we toch een
woord van hulde brengen aan de bestaande
commissie de heeren H. Veldh. v. Zanten,
Van der Schoot en Guldemond. Toen wij in
den Raad het concept-Helderik zagen vallen
en dat der heeren Nieberding c.s. zagen
aannemen, toen dachten we werkelijk, dat
de eersten zouden zeggen: „nu, dan zullen
wij er ons „baantje" maar bij neerleggen; la
ter de voorstellers dan eens trachten beter
werk te leveren. Dit is niet gebeurd. Daarvoor
verdienen deze heeren hulde en dank. Zijj
hebben hierdoor getoond een zekere „neer
laag" te kunnen verdragen en bij hun voort-
te zetten onderzoekingen met een nieuw plan
wenschen we hen gaarne alle goeds toe.
Zij hebben dit reeds verdiend door hun krani
ge houding van niet-bedanken toen zij zoo
als de volksmond het zegt, „hun zin niet kre
gen."
We komen, zooals we reeds zeiden een
volgende maal op deze hoogstbelangrijke
Raadsvergadering terug.
HILLEGOMMER.
De Astors.
Er bevindt zich te New-York een Astor-
huis, een Astor-theater, een Astor-park, een
Astor-plein, een Astorstraat, een Astor-bi
bliotheek, en talrijke gebruiksvoorwerpen,
die Astor heeten, schrijft de Telegraaf.
De Astors worden nog veel vaker genoemd
dan de Vanderbilts of de Rockefellers en zij
zijn het meest gehaat onder de multi-million-
nairs, ofschoon zij volstrekt niet de allerrijk
ste zijn, ofschoon zij veel goeds tot stand
hebben gebracht op weldadigheidsgebied, en
dat nog tloon, en ofschoon hun rijkdom al
vier geslachten oud is.
De Astors hebben met de beurs niets te
maken, bouwen geen spoorwegen en geen
schepen, schrijven den prijs van het ijzer en
van de petroleum niet voor, houden zich, in
'tkort, heelemaal niet met den handel op.
Sedert de laatste zestig jaren voor Ame
rika een zeer langen tijd is er onder de
Astors geen enkele zakenman. Zij zijn allen
renteniers, die er zich mee vergenoegen, den
steeds stijgenden opbrengst van den grond te
New-York op te strijken, van welken grond
de stichter der Astor-dynastie jaren geleden
een aanzienlijk deel opkocht, toen hij hon
derdmaal goedkoóper was.
Deze goedhartige en -vriendelijke man, Jo
hann Jakob Astor, was uit Duitschland af
komstig en wel uit het vlek Walldorf in Ba
den, waar hij in 1763 geboren werd. Zijn va
der was een slager en bezat een klein stuk
weiland; zeer rooskleurig schijnt het er ten
huize van Johann Jakob niet te hebben uit
gezien, want twee zoons tegelijk trokken het
ouderlijk huis uit. Een trok naar Amerika, de
tweede naar Engeland, waar hij zich te Lon
den als instrumentmaker vestigde.
Het lot seheen het goed met hem te mee
nen, want spoedig kon hij zijn oudere schrij
ven, dat zij hem nog een van de twee overge
bleven broeders moesten sturen, daar hij wel
een helper kon gebruiken. De jongste, de
16-jarige Johann Jacob, verlangde vurig om
de wijde wereld in te trekken, en fluks be
sloot hij, aan de roepstem van zijn broeder
gehoor te geven. Vier jaar w«rkte hij bij
hem, tot hun wederzijdsehe tevredenheid.
Nadat in 1783 de vrede tusschen de Veree-
nigde Staten en Engeland gesloten was, zag
men in de jonge republiek algemeen een toe-
komstland voor koopmansbedrijvigheid en
zoo trok ook de 20-jarige Astor naar het be
loofde land. Hij wilde eerst trachten, te Bal-
timore een kleine partij muziekinstrumenten
van de hand te zetten. Maar reeds de reis
bracht teleurstellingen. Na een stormachti-
gen overtocht, die twee maanden had ge
duurd, bevond het schip zich tegenover een
machtige ijsversperring, die de geheele Che-
sapeake-baai vulde en het binnenloopen on
mogelijk maakte.
Den kapitein bleef niets anders over dan
het anker uit te werpen en zachter weder af
te wachten. Nog twee maanden duurde deze
wintersebe quarantaine. Zij zou menig naar
daden hunkerend jonkman het land hebben
tegengemaakt, maar J. J. Astor bezat twee
voortreffelijke eigenschappen; kalmte en ge
duld. Terwijl anderen in wanhoop de handen
wrongen, bracht Astor de lange dagen door
in gesprek met een anderen passagier, een
landgenoot, die hem kostelijken raad gaf. Hij
was een pelshandelaar en maakte den instru
mentmaker op den pelshandel als op een vei
lige en winstbelovende onderneming opmerk
zaam. Hij, Astor, moest volgens zijn raads
man voor eenigen tijd bij een bontwerker in
de leer gaan, om de waarde en de behande
ling van het pelswerk en de marktschom-
melingen te leeren.
Astor zag zich spoedig geplaatst in een
bonthandel en leerde in weinige jaren alles
wat met het vak in betrekking stond. De
pelswaren werden destijds nog door de trap
pers en Canadeezen op de markten der Oost
kust gebracht. Met zijn spaarduitje en groote
omzichtigheid zette Johann Jacob zijn eerste
eigen zaakje op. Toen het aanbod te New-
York de vraag te boven ging en de prijzen
dus laag waren, koeht hij zooveel mogelijk
goede waar op als hij maar kon los krijgen
en ging met zijn voorraad naar Engeland
scheep.
Het geluk liep hem mee, hij kwam juist
aan op een oogenblik, dat gunstig voor den
verkoop was, keerde met aanzienlijke winst
naar New-York terug en herhaalde dit spel
letje. Zijn warenkennis, zijn betrouwbaar
heid en niet het minst zijn beseheiden optre
den, vermeerderden het vertrouwen der klan
ten in den eenvoudigen man en van iedere
reis bracht hij een grooter kapitaal en groo-
ter koopmans-inzicht mede terug. Zij stelden
hem in staat, de bronnen van den pelshandel
tot aan haar oorsprong, in de verst gelegen
wildernissen van het Amerikaansche Westen
en Noorden, te volgen, die behalve door den
mokassin van den Indiaan, slechte door den
voet der zeer geharde bever- en berenjagers
werden betreden, en voorts, om zich omtrent
den stand der markten op het vasteland op
de hoogte te houden. Na eenigen tijd vestig
de hij zijn opmerkzaamheid ook op verschei
dene andere takken van handel en bracht in
plaats van contant geld, andere waren naar
New-York.
In 1794 begon het Astor intossclien pas
goed mee te loopen door het opheffen der
grensposten tusschen de drie tot dusverre fel
vijandige bont-factorijen. Overal, in de Hud-
sonbaai-eilanden, in de streek van Lake Su
perior, in de jachtvelden tusschen Missisippi
en Rocky Mountans, richtte hij agenturen op.
Van alle kanten kwam het kostelijk pelswerk
naar zijn zich steeds uitbreidende pakhuizen
te New-York, vanwaar het naar Europa en
Azië werd verzonden. Eerst bevrachtte hij
vreemde schepen. Zoodra zijn kapitaal vol
doende gegroeid was, werd hij zelf reeder en
importeur tevens. Zijn met pelswerk uitloo-
pende schepen keerden met zjjde, thee, wij
nen en Oost-Indische waren huiswaarts. Al
deze retourvracht kocht hij in Europa en
Azië voor eigen rekening.
Na zestien jaar aldus te hebben gewerkt,
in den ouderdom van 37 jaar, bezat J. J. As
tor een kwart millioen dollar, en in de daar
op volgende tien jaren werd zijn firma on
der de allereerste in Amerika gerekend. Of
schoon zijn rijkdom staag toenam, bleef hij
de bescheiden, persoonlijk met zijn arbeiders
van vroeg tot laat mee-zwoegende zakenman.
Zijn schier ongelooflijke spaarzaamheid was
een der duurzaamste bronnen van zijn rijk
dom. Op een tijd dat hij al sedert lang mil-
lionnair was, bewoonde hij met zijn familie
een paar kamertjes boven in het pakhuis,
waar zijn pelswaren lagen opgestapeld. Twin
tig jaar woonde hij er. en toen pas veroor
loofde hij zich de weelde van een eigen
huisje
Later speculeerde hij gelukkig in Staats
papieren en van deze winst kocht hij land op
het Manhattan-eiland aan, waar New-York
op gebouwd is. Met het uitbreiden van de
stad nam de waarde van den grond op onge
looflijk snelle en verbazingwekkende wijze
toen, en Astor kreeg nu in enkele jaren tijds
tienmaal meer geld binnen, dan waarvoor
hii twintig jaar hard had moeten werken. In
het midden van de 19de eeuw was zijn kapi
taal het grootste vermogen in Amerika, dat
in de handen van slechts één enkelen man
berustte.
Natuurlijk zijn sindsdien de omstandighe
den aanmerkelijk gewijzigd, en onder de mil-
liardairs bekleedt de familie Astor bij lange
niet meer de eerste plaats. Zoo was b.v. de
oudste Vanderbilt een matig betaald secre
taris van een buitenlandsche scheepvaart
maatschappij, toen Astor reeds 20 millioen
dollar bezat, en toch heeft hij den slagers-
zoon uit Waldorf later verre achter zich ge
laten. Langzamerhand trok Astor zich uit al
de andere zaken terug, daar de steeds toene
mende opbrengst van zijn grond als vanzelf
't reusachtig kapitaal deed aangroeien. Toen
hij zestig jaar was, droeg hij het werk over
aan zijn zoo William, die later als de „huis
baas van New-York" een der meest beken
de personen van Amerika werd. De oude heer
begiftigde reeds bij zijn leven een groot aan
tal instellingen, zooals de „German Society"
en de Maatschappij tot ondersteuning van
behoeftige vrouwen. In zijn testament be
dacht hij de armen van zijn geboorteplaats
met 50,000 dollar.
Maar New-York, waar hij het tot grooten
rijkdom had gébracht, kreeg toch het leeu
wenaandeel der legaten. Zoo kreeg de stad
400,000 dollar voor den houw eener biblio
theek, die een der grootste sieraden der me
tropool is geworden. Astor's zoon en erfge
naam gaf later een geschenk aan deze boe
kerij, bestaande uit een reusachtige verza
meling werken van technisehen en beroeps-
wetenschappelijken inhoud. Thans zijn er
meer dan een kwart millioen boeken in de
Astor-hihliotheek.
William Astor leefde tot 1875 en liet op zijn
beurt ruim 100 millioen dollar na. Daarvan
kreeg de oudste zoon verreweg het grootste
gedeelte, want ook hij de Astors geldt het
beginsel, het familiebezit zooveel mogelijk
hijeen te houden. Na den dood van den klein
zoon van Johann Jacob (1890) nam de tegen
woordige bezitter van het vermogen, Wil
liam Astor, de erfenis in ontvangst.
Deze William is een zeer begaafd en ont
wikkeld man van verfijnde levensopvatting,
en hij leed onzeggelyk onder de hotte ruw
heid der openbare kritiek, waaraan de mil-
lioenen-koningen in de Vereenigde Staten
Op ongelooflijke wijze blootstaan. Ecus ver
klaarde William Astor: „Amerika is geen
land, waar een gentleman kan wonen! en
hij keerde zijn geboorteland den rug toe! Hij
liet zich tot Engelschman neutraliseeren,
waarop de Amerikaansche Vox popnli hem
in den ban deed. Astor is zoo ongeveer de
hatelijkste mensch in bet oog van Yankee en
dan ook het meest gehaat niet omdat hij
de Unie voor het land der niet-gentlemen
verklaarde, ook niet omdat hij zijn millioe-
nen over zee bracht, maar alleen omdat hij
de Sterren en Strepen heeft afgezworen. Geen
scheldwoord was te laag, om het den „rene
gaat" naar het hoofd te werpen en sedert et
telijke jaren noemt de pers hem niet anders
dan the unspeakable, de „onuitsprekelijke".
BENSIONNEER1NG RIJKSVELD
WACHTERS.
Het hoofdbestuur van de Rijkspolitie-Ver-
eeniging heeft naar aanleiding van het in
gediende wetsontwerp tot wijziging en aan
vulling van de Burgerlijke Pensioenwet de
Tweede Kamer bij breed gemotiveerd adres
verzocht
a. voor de Rijksveldwachters als dienst
jaren te doen erkennen niet slechts de ja
ren, te voren doorgebracht in gemeentelijke
betrekkingen, maar ook de vroegere dienst
jaren als onbezoldigd rijksveldwachter.
b. het voor de rijksveldwachters mogelijk
te maken, dat de jaren, in de sub a. be
doelde betrekkingen aangewezen, meetellen
voor hun pensioen als burgerlijk ambtenaar,
zonder deswege aan korting op hun trakte
ment te worden onderworpen;
c. voor de rijksveldwachters, wanneer aan
hef verzoek sub. a. en b. niet of niet geheel
kan worden voldaan, vast te stellen een mil
dere pensioenregeling, recht gevende op vol
pensioen na 30 dienstjaren als bezoldigd
rijksveldwachter en in ieder geval op 65-
jarigen leeftijd.
EMANCIPATIE.
Prof. Hector Treub, de beroemde vrouwen
arts, is geen voorstander van de moderne
vrouwenbeweging. Hij was de uitvinder van
het woord „hobbezak voor wijlen de reform
japon. Thans heeft hij het over de kiesrecht
juffers en schrijft in het Mbl. voor zieken
verpleging het volgende treffend voorval op:
Het zoontje van een der bekendste voor
vechtsters voor vrouwenkiesrecht, die altijd
weer zich „en évidence" plaatst als zij de
kans schoon ziet in het publiek te fraseolo-
geeren, is op bezoek bij ©en, evenals hij
tienjarig, vriendje. Aan het einde van den dag
zegt de kleine bezoeker tot zijn jeugdigen
gastheer: „Wat ben jij gelukkig, dat je een
moeder hebt, die thuis is en zich met je be
moeit."
Tragischer veroordeeling van zulke kakel-
vrouwen, zegt prof. Treub, is wel moeilijk
denkbaar.
Zangers on tier de apen zijn 'de merkwaar
dige, den indruk van groote Capucijner-
apen makende Wolapen, uit Zuid-Amcrika,
waarvan „Artis" te Amsterdam thans se
dert geruimen tijd een der beide soorten,
den Humboldt's Wolaap, in het apenhuis
vertegenwoordigd heeft. Korten tijd na de
opening van het nieuwe Apenhuis, kocht
het Genootschap een volwassen mannetje
van deze zeldzame dierensoort. Niettegen
staande de .Wolapen, als uiterst teer van
gestel, zeer moeilijk het leven onder een
koudere luchtstreek verdragen, leeft dit in
teressante dier, dank zij de doelmatige in
richting, en de nauwlettende zorgen, nog
in uitstekende gezondheid, heeft zich zelfs
zoo aan ons klimaat aangepast, dat het bij
niet ai te gure weersgesteldheid zijn kooi
in de openlucht boven het verwarmd bin-
nenverblijf verkiest. Men is dan ook niet
weinig ingenomen, met dit prachtexemplaar
van den in de zoölogische;: ui mm zoo ui
terst zeldzaam te zienen Hur.ho'dt's Wol-
aap, en wachtte op de gelegenheid het vol
wassen dier het gezelschap van een wijfje
van dezelfde soort te geven, teneinde hem
zoo mogelijk nog in natuurlijker omstandig
heden te brengen. Thans is het gelukt door
toevoeging van een wijfje en een veel jón
ger manne'tje van deze merkwaardige apen
soort, een kleine Wolapen-familie te stich
ten, die zijn wederga wellicht in geen tuin
ter wereld zal vinden. Men is nu ook in
staat de onderlinge gewoonten en het fa
milieleven van dezen wolaap, al is het dan
ook in beperkte vrijheid, eens nader gado
te slaan, en men heeft vooral de prachtige
gelegenheid om iets van het voor deze apen
soort zoo typische gezang te weten te ko
men, niet ongebruikt voorbij laten gaan.
Dr. O. Pfungst, de dierpsycholoog van het
Berlijnsch Psychologische Instituut, die zich
deze jaren voornamelijk met de studie der
apen bezighoudt, heeft de afzonderlijke ge
luiden en den zang vau het mannetje op
den phonograaf-rol weten vast te leggen, ter
nadere phonetische bestudeering. Ook is iets
van de beteekenis van de geluiden bekend
geworden, en weten wij thans het eigen
lijke gezang, dat, naar het schijnt, bij ver
schillende gelegenheden geuit, wordt, te on
derscheiden van den lokroep, en de kreten
voor angst en woede. Het merkwaardig ge
zang van den Wolaap, dat uit een hel-
hoogen, jubelenden juichtoon, met onbe
schrijfbare bijgeluiden bestaat, doch leven
dig denken aan het geluid van een grooten
vogel, gelijk ook de stemmen der Capucij-
nerapen voor ons oor dikwijls iets van vo
gelgeluidjes hebben. In de middaguren kan
men het gezang vaak geruimen tijd achter
een hooren, en ook tegen den namiddag-
voedertijd klinkt de zang der wolapen nu
en dan door het Apenhuis, als aangename
afwisseling met het over den gehcelen tuin
hoorbare, vreeselijke gegil van den prach-
tigen Siamang, door den heer J. F. van
den Bosch te Medan aan „Artis" (geschon
ken.
De wolapen zijn zeer zachtaardige die
ren, die zich vertrouwelijk aan hun langen
en stevigen grijpstaart laten afzakken om
gestreeld te worden of een snoeperij in ont
vangst te nemen. Prachtig is de zilvertoon
in hun grauw-wollige vacht, aan welke laat
ste zij hun geslachtsnaam ontleenen, en ty
pisch ook is de gelaatsuitdrukking in vorm
van hun intelligent uitziende koppen. In
deze kleine wolapen-famiüe geeft het apen
huis van Artis den natuurliefhebbers iets
zeer bijzonders te beschouwen.
Vermelden wij ten slotte nog de, met het
oog op bezoek af te wijzen, geruimen tijd
verzwegen, geboorte van een nijlpaardje.
Moeder- en baby zijn gezond, maar kunnen
eerst tegen het einde der volgende week
bezoek ontvangen.
99
6.)
Graaf De Croix gevoelde zijn hart bewo
gen, ontdekte zich eerbiedig het hoofd en
werd in zijn vrome overweging slechts ge
stoord door de zwakke tonen eener luit, wier
klagende 6tem, op de wieken van de zephier
gedragen, tot hem doordrong
De graaf leende aandachtig het oor en was
firo. overtuigd, dat hij, die met zulk een innig
gevoel het geliefkoosd instrument der Span
jaarden bespeelde, niet ver van daar kon we
gen. De muziek scheen voort te komen uit
jeen tuin, geheel met treurwilgen omzoomd.
iPas opgeworpen aardheuvels, de eenzaam
heid van het oord en een kapel, door wier
(vensiers een flauw licht schemerde, duidden
genoegzaam aan, dat deze plaats een kerk
hof, een rustplaats der overledenen was. Een
heilige vreeze beving den graaf en hij durfde
aanvankelijk den drempel van het verblijf
der dooden niet overschrijden.
Nieuwe tonen, nog klagender, nog zwaar
moediger, rezen op tnsschen het geboomte,
onder welks lover de speler verscholen zat.
Eindelijk vermande zich de afgezant en trad
door de openstaande poort binnen.
In het halfduister onderscheidde zijn blik
welhaast een man, die het instrument be
speelde en deszelfs snarengeluid begeleidde
door een lied, waarin zich al de rouw af
spiegelde, welke zijn diep gekwetst hart
scheen te overstroomen.
Deze doodsche zang, deze klagende stem
ontroerden graaf De Croix tot in het diepste
zijner ziel.
I Voortschrijdende, zag hij het spookachtige
licht der maan, die inmiddels van achter een
wolk te voorschijn was getreden, een tooneel,
I welks aanschouwen hem de tranen op het
schoone gelaat deed biggelen.
Op een met rouwbloemen overdekte tombe
van kostbaar marmer, was een man neder-
geknield; zijn handen ondersteunden het ont-
bloote en neergebogen hoofd, en zijn geheel
uiterlijk verried een hevige zielesmart. Zoo
even had hij zijn luit opgehangen aan een
tak van- de cypres, welke het graf overlom
merde.
De graaf aanschouwde met diepe meewa
righeid dit schokkend tooneel. Er was iets
van het andere leven in de onbewegelijkheid
van dien man, wiens .lippen thans vast op
eengeklemd waren en wiens hand een geheel
verwelkte roos ontbladerde. Eindelijk stond
do ongelukkige op, greep zijn luit, wierp een
laatsten blik op het hem ongetwijfeld zoo
dierbare graf, en wilde ziela verwijderen.
Toen de onbekende graaf De Croix ontmoet
te, voer hem een siddering door de ledema
ten; hij had zich alleen gewaandl Ook de ge
zant was zeer verwonderd, in den zanger een
jonkman van beschaafd uiterlijk te vinden,
doch op wiens aangezicht de smart diepe
sporen had achtergelaten,
i De graaf reikte hem de hand en had om
versohooning voor zijn onbescheidenheid.
Ach mijnheer.... voegde hij er hij, ware
het mij gegeven uw smart te lenigen. Wat
zoude ik mij gelukkig achten!
De jonkman scheen verbaasd en tevens ver
heugd over deze belangstelling en wees op
een krans van immortellen, die op het graf
neerlag.
Gij ziet het, sprak hij weemoedig, deze
bloemen zijn verwelkt, verwelkt sedert lang!
Hier rusten mijn vader, mijn zuster en mijn
vriend; en ik blijf alleen achter, totdat het
den Heer behaagt ook mij een rustplaats te
verleenen in dezen killen grond, dien ik
reeds al zoo vaak met een vloed van bittere
tranen gedrenkt heb.
De graaf kon zijn tranen niet inhouden.
Maar, zoo sprak hij, rusten de drie per
sonen, welke gij betreurt, gezamenlijk in dit
graf?
Helaas! klonk het antwoord des jonk
mans, als het zoo ware, zoude mijne ziel niet
ten prooi wezen aan de wroeging, welke haar
thans verscheurt- Onder deze zerk bevinden
zich de stoffelijke overblijfselen mijns va
ders, en mijn berouw heeft dit monument ook
toegeheiligd aan de nagedachtenis mijner
zuster, die mogelijk nog in leven is, doeh ge
storven voor het geluk en voor mij. Bij deze
herinneringen, zoo smartelijk en dierbaar te
vens, voegt zich een derde: die aan Valeria's
gade, wiens moordenaar ik hen, doch wiens
lichaam men niet heeft terug gevonden
Een vloed van tranen overstroomde het ge
laat des jonkmans, en ook de graaf kon zijn
ontroering niet overmeesteren.
De smart van hem, die zijn misdaad met
een zoo gulle oprechtheid bekende, boezem
de Frankrijk's gezant een groote belangstel
ling in. Vurig wenschte hij de wonden van
dit lijdend hart te heelen, doch om dit doel te
bereiken, moest hem de zaak tot in haar
nauwste bijzonderheden hekend wezen. Op
een liefdevolle vraag, deswege tot hem ge
richt, antwoordde de jonkman het volgende:
Ik had een zuster, de schoonste en deugd
zaamste jonkvrouw van het land. Mijn va
der, graaf Bellamore, beroemd in geheel Se-
villa, beminde ons heiden met een teedere
liefde. Ongelukkigerwijze vormde Oviédo liet
besluit, zijn geslacht aan het onze te verbin
den, en zulks door middel van een huwelijk
tusschen mijn zuster en den eenigen erfge-
naar van zijn rijke bezittingen. Deze nood
lottige gedachte, die haar oorsprong enkel in
hoogmoed en belangzucht vond, heeft ons ge-
luk Vüöl" irnmAi» vontnaoct a
Vervolgens hing Don Carlos een roerend
tafereel op van den meed en de toewijding,
welke zijn vriend bij gelegenheid der stieren
gevechten ten toon had gespreid, waarna de
jonkman, onder het storten van overvloedige
tranen over Fernando's huwelijk met Valeria
sprak, benevens over de woede der Oviédo's,
over zijn eigen zwarte ondankbaarheid, over
den moord, door hem in het wond van Sc-
villa op zijn schoonbroeder gepleegd, en ein
delijk over de raadselachtige verdwijning der
jeugdige gravin.
Ik, voegde hij er bij, hen helaas het
schuldigst van allen, daar het mijn plicht
was, den ridder en zijn echtgenoote met mijn
vader te verzoenen. Het stond in mijn ver
mogen een toenadering te bewerken, want
vader had een blinde liefde tot mij: ik kon
dus, maar ik heb het niet gedaan,
dien-dag van misdaad en rampspoe 1
ik niet een oogenblik rust;
rijkdommen vermochten mets jeg e-
seliike wroeging, die mü verteert, ik ont
vluchtte de wereld, want het scheen my toe,
dat aller mond zich ging openen om my do
gepleegde wandaden te verwijten. Zelfs het
bijzijn van mijn ongelukkigen vader was mij
een kwelling; ook hij beschreide het gebeur
de en stelde een reeks van vrucktelooze po
gingen in het werk, teneinde Valeria's schuil
oord te ontdekken. Zijn smart werd dagelijks
heviger en kende dra geen grenzen meer. Hij
Vwo.,, ,ys-!iheoD nabij en deed zich da