NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Het ondoorgrondelijke
geheim.
Hoe de liberale concentratie
bet meent met de
Staatspensioen-bClgtten
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Sociale Berichten.
iu BAarahé.
HaarBem-BrusseBi HandscÏMieiifeii voop mUe gelegenheden
f tUILLtl ON
o
Men weet, koe boos en in tiaar wiek ge
schoten do linkerzijde is, dat do Regeering
nu door do overgangsbepaling van art. 357
(vroege invoering van o u do rd o mspen sio en
voor allo 70-jarigen!) haar een gemakkelijk
stembus-argument heeft ontnomen.
Do hoer Borgesius liet zich toen, in zijn
haastige boosheid nadat minister Talma het
ameniiement-Duijs koeltjes had overgenomen
danig in do kaart kijken, en wij hebben al
gemeld dat do heer Duijs, die als een en
fant terrible meermalen ongezouten de
waarheid kan zeggen, hem toen dadelijk aan
do kaak stelde en het bedrog der „libe
rale concentratie" met haar staatspensioen-
belofte duidelijk aantoonde.
Wij geven hier uit do „Handelingen" de
rede van den heer Duijs, die de politieke
„manoeuvre" van den concentratieleider zoo
goed teekent, en tevens een onverdachte hul
de aan minister Talma was; in haar geheel
weer.
Het bedrog c/or liberale linkerzijde komt
hier zéér sterk uit, voor wie maar oven
kijken wil, endat is voor do hoeren
een leelijke streep door do rekening, zooals
uit hun boosheid duidelijk blijkt.
De heer Duijs sprak dan als volgt:
Mijnheer do Voorzitter 1 Ik heb waarlijk
mijn ooren niet kunnen gelooven, toen ik
zooovon de rede van den geachton afgevaar
digde, den heer Goeman Borgesius hoorde.
Is dat nu diezelfde afgevaardigde die giste
ren zoo aandoenlijk kon spreken over hot
feit dat, als zijn amendement op art. 357
verworpen werd, hem dit zoo ontzettend spij
ten zou voor (le arme ouden van dagen?
Is dat nu diezelfde afgevaardigde die gis
teren zoo opvallend droevig to moede mij
toevoegde: wat doen die ouden van dagen
met do propaganda die er overblijft als zij
ten slotte mijn amendement niet krijgen?
Mijnheer do VoorzitterI Hoe kan nu in
's hemels naam een afgevaardigde die giste
ren nog zoo sprak, nu op dit oogonblik, nu
de Minister toegeeft aan onzen aandrang op
hem uitgeoefend, om iets spoedigere voor die
zelfde ouden van dagon to doen, zulk con
redevoering houden? Was dat gisteren dan
allemaal maar politieke comodiospelorij van
dozen voorman der concentratie?
De heer Borgesius zinspeelt er op dat dit
oen soort vorkiezingsfeestgave aan do ouden
van dagen is. Och, och, hoe klein is zulk
verwijt op dit oogenblik! Laat liet voor mijn
part honderdmaal politiek der rechterzijde,
zijn, honderdmaal een verkiezingsfeestgave I
Onder wat voor etiket die ouden van dagon
het zullen krijgen, is mij absoluut onverschil
lig, omdat zij ten slotte wat zullen krijgen.
De geachte afgevaardigde heeft zeker wel
vier, vijf maal gezegd: hij zou nu maar geen
poging doen om weer dit overgenomen amen
dement uit het artikel te lichten, en het ar
tikel weer in den ouden vorm te herstellen.
Mijnheer de Voorzitter! Ik voeg dien afge
vaardigde toe, welnu, heb daartoe dan den
moed eens, probeer dit eens, als gij durft 1
Komt gij, die u noemt een van do generaals
van de concentratie, waarover straks het Ne-
derlandsche volk zal hebben te oordeelcn,
komt gij, als ge durft dan nu oéns met de
„daad", die logisch, voortvloeit uit uw scher
pe, van spijt getuigende redo van zoocven
en heb dan den moed eens om weer aan die
oudon van dagen te ontnemen, wat door ons
zooeven overgenomen amendement voor hen
is verkregen.
Ik moet eerlijk zeggen: Ik sta waarlijk
„paf" over wat hier op hot oogonblik van de
zijde der concentratie gebeurt. Kunnen de
hoeren vrijzinnigen dan heelemaal niets goeds
meer in hun tegenstanders waardceren? Ik
heb herhaaldelijk met dezen Minister bij deze
wet gestreden en overhoop gelegen, maar
steeds do zaak voor oogen gehouden en steeds
elke verbetering gesteund en toegejuicht. Dat
doe ik ook thans. Maar kunt gij hoeren van
de concentratie nu u zeir niet eens een oogen
blik boven uw kleine peuterige partij-politiek
verheffon en toejuichen wanneer de heer Tal
ma iets goeds doet? Moet hij dan toch nog
weer worden gekapitteld, ook nu hij zulk
een flinke daad doet? Het is inderdaad meer
dan ongehoord.
Gij heeren van de concentratie moet ten
slotte zelf weten wat go doet, maar dat
het u w a a r 1 ij k ernst is met uw h e e 1 e
leus van verzorging van de ouden
van dagen en uw concentratiepro
gram na den schérpen aanval op den
Minister, juist op dit oogenblik on
in dit verband, er zullen er niet
veel meer zijn die daarin geloo
ven. Hoe klein, hoe verpolitiekt is het spel
letje dat gij heeren vrijzinnigen thans speelt!
Gij doet het voorkomen alsof ge twijfelt of
do Minister van Financiën wel akkoord gaat
met do overname van het amendement, om
dat hot zonder diens tegenwoordigheid ge
schiedt. Komaan! Maar te golijker tijd zegt
ge zelf dat deze Minister wel niet sinds gis
terenavond op het idéé zal zijn gekomen om
het amendement over te nemen, maar dat
dagen te voron heeft geweten. Maar eilie-
ve, zou dan deze Minister niet met zijn ambt
genoot van Financiën overleg hebben ge
pleegd in al die dagen te veren? Wel na
tuurlijk, de Minister van Financiën weet,
zooal3 vanzelf spreekt, welke de gevolgen
van de aanneming van dit amendement zul
len zijn en liet Ministerie dat voor deze
zaak staat heeft natuurlijk die gevolgen over
wegen. Ik kan mij zelfs, mij op het stand
punt van den Minister stellende, zeer goed
begrijpen dat ons amendement min of meer op
de lijn van den minister ligt en de heeren
van do Concentratie begrijpen dit trouwens
ook wel.
Do heer Tydeman gebruikte gisteren ge
loof ik het beeld dat art 357 was de locomo
tief die den trein meest trekken. Welnu als
dat zoo is, dan kunnen de heeren der concen
tratie toch moeilijk aan dezen Minister kwa
lijk nomen, dat hij die locomotief zoo spoe
dig doenlijk voor vertrek gereed brengt en
ep stoom zet. Ik wensoh de dwangverzeke
ring niet, dat is hekend genoeg, maar dit
stuk staatspensioen maar al vast binnen te
halen was en is de plicht van ieder die waar
lijk do zaak en niet de politiek voorop stelt.
En daarom ben ik dankbaar, dat mij dit bij
dit amendement met behulp van den Minis
ter is gelukt. En gij, mijne heeren, in plaats
van nu zoo tegen don Minister to fulminec-
ron, moest als go eens één oogenblik onbe
vangen oordeelcn kondt met ons toejuichen,
dat dit hier aldus is geschied. Gunt go dit
succes niet, nóch "aan ons sociaal-democra
ten, nóch aan den Minister, dan blijkt daar
uit, dat ge uw politieke partij belangetjes
veel hooger stelt dan de zaken waar het om
gaat.
Nog eens, voor deze tc gemoet komende
houding verdient de Minister veeleer een
woord van liulde dan van critiek!
Mijnheer do Voorzitter! Hot is bekend ge
noeg, wij willen de dwangverzekering met
levenslange premiebetaling niet, wij stemmen
tegen do heole wet. Onze heele arbeid en
strijd in deze wekenlange debatten over de
invaliditeitsverzekering is er echter steeds
op gericht geweest, om, aannemende, dat.de
wet toch zonder onzen steun tot stand komt,
deze toch niet zoo slecixt, maar zoo goed
mogelijk te doen zijn, en opbouwend is steeds
ons werk geweest en al onze amendementen
hadden dit doel. Het thans overgenomen
amendement droog zeer zeker ook dit op
bouwend karakter en den Minister breng ik
voor do overname daarvan mijn oprechten
dank.
Mijnheer do Voorzitter! Ik wil deze dis
cussie thans niet langer rekken. Slechts nog
één woord.
Wij zijn thans gekomen aan het laatste ar
tikel der wet, ik ben vaak, het verschil van
inzicht bracht dit mede, tijdens do debatten
over deze wet in scherpe discussie mot don
Minister over verschillende onderdeelen van
het ontwerp geweest, maar ik wil thans toch
niet van dezen Minister bij dit ontwerp af
scheid nemen, dan met deze verklaring, dat
ik, ondanks alle prineipieele verschil, eer
bied heb en hem hulde breng voor de wijze
waarop hij getoond heeft de geheele materie
van zijn wetsontwerp tot in de kleinste on
derdeelen toe to beheerschen, en verschil
lende artikelen van zijn ontwerp heeft toe
gelicht en verdedigd met een zoo grooto ken
nis van zaken."
Het slechte voorbeeld.
De vrees dat het voorbeeld van de mis
dadigers die Zondag ijzordraden dwars over
den weg spanden om automobielen tegen
te houden, navolging zou vinden, is zoo
meldt het Hbld. reeds bewaarheid.
Dezer dagen bracht een koetsier bij den
burgemeester van het dorpje Schulzendorf,
niet ver van de plaats gelegen, waar Zon
dag de aanslag plaats had, een stuk ijzer-
draad, dat hij op den straatweg van Schul
zendorf naar Heiligensee om twee hoornen
bevestigd over den straatweg gespannen
had gevonden, vlak bij een brug. Het was
ijzerdraad, zooals gewoonlijk voor het be
vestigen van telephoonpalen wordt gebruikt.
Een onderzoek is naar de daders inge
steld.
Het salaris van den President der V. S.
Nu dr. Wilson als president is opgetre
den, zal hot velen zeker belang inboezemen
eens te vernemen, welke salaris de presi
dent der Ver. Staten ontvangt, schrijft het
Hbld. De eerste president ontving een: sa
laris van 25.000 dollars, maar in 1873 werd
dat op 50.000 dollars gebracht, in 1905 op
75.000 dollars, en op dat bedrag staat het
thans nog. Hierbij echter dient dan in aan
merking te worden genomen, dat het Witte
Huis den president als ambtswoning dient,
dat zijn reiskosten en andere uitgavendoor
de schatkist worden betaald, zoodat nog
jaarlijks naast het salaris ongeveer 250.000
dollars voor den president worden uitgege
ven.
Brand in een Engelscli dorp.
Maandagavond heeft in het dorp Swave-
sey (Cambridgeshire) een geweldige brand
gewoed, waardoor meer dan 30 huizen een
prooi der vlammen werden.
De brand ontstond in een met een rieten
dak bedekte boerenwoning. Door don krach-
tigen wind vlogen de vonken naar andere,
eveneens van een rieten dak voorziene, hui
zen over, zoodat in een oogenblik tijds een
groot gedeelte van het dorp in brand stond.
De brandweer kon tegen de vuurzee niets
beginnen en moest zich uitsluitend bepalen
tot de bescherming van de dichtst bijge
legen hoeven.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet
voor. Do materieele schade ia volgens do
Tel. evenwel aanzienlijk, terwijl 30 families
dakloos zijn.
Een oude stad.
Het opgravingsterrcin rond den Vesuvius
heeft in de laatsto jaren een rijken oogst,
van oudheden opgeleverd. Prof. Spinazzola,
die er aan het werk is, deed de onderstel
ling to niet, dat er van het oude Paestum
niets zou overgebleven zijn dan de grooto
tempelgebouwen. Het gelukte hem de beide
assen dor Grieksche stad terug te vinden,
waardoor het mogelijk werd, aan deze groo-
te hoofd wegen de resten op te sporen van
burgerwoningen, tuinhuizen en grootcre ge
bouwen. Hoe do decoratie eruit zag, kon
hij ten. naastcbij nagaan zegt liet Hbld. Een
geelroodo terracotta decoratie der daklijst
van den archaïschen tempel kon over een
lengte van 21 meter worden gereconstru
eerd. De tempel moet zich met een bont
kleurige daklijst hebben afgeteekend tegen
den blauwen hemel. Ook do naam van Ncp-
tunus, den god wieh do tempel gewijd was,
kwam te voorschijn.
Uit den Romeinse hou tijd zijn het fo
rum, do basilica en do oerezuilen van groo
to Romeinen gevonden. Ook oen beeld van
keizer Claudius.
Moderne machines.
Hoeveel er bespaard kan worden, wanneer
men nieuwe werkmethoden in toepassing
brengt, blijkt volgens de P. O. O..uit het ver
slag van een rijtuigfabriek te Woolwleb.
Terwijl daar een paar jaar geleden nog
200 schilders en Dakwerkers aan 'twerk wa
ren, wordt dezelfde arbeid nu verricht door
41 man. Vroeger gingen die 200 lui op de oude
wijze te werk: met de hand kwastten en pen
seelden zij alle onderdeelen van het fabri
kaat. Nu wordt de verf er op geblazen, of
wel de to verven voorwerpen, waaronder
landbouwgereedschappen en meubels, werden
in een verfbad gedompeld. Eerst in een kuip
met grondverf, daarna in een met glausverf.
Ten slotte worden de voorwerpen gelakt. Dc
lak wordt er vaak in drogen toestand opge
blazen.
Belasting opkinderwagens.
Do socialistische gemeenteraad van Brest
had een staangeld ingevoerd voor voertui
gen. Op zekeren dag ontving de ambtenaar,
belast met de inning der belastinggelden,
bevel, 30 centimes (15 cent) te eischen voor
eiken kinderwagen die zich op den openba
ren weg zou bevinden.
Do agent op weg. Nauwelijks hadden de
kindermeisjes, die op een der stadspleinen
met haar kinderwagens heen en weer reden
de uniformpet zien aankomen, of allen gin
gen aan den haal, zoo snel, dat men haar
wagentjes maar ging opbergen. De mama's
bleven en protesteerden tegen den agent, die
heel gemoedelijk antwoordde: wagens met
sinaasappelen moeten staangeld betalen,
waarom zoudèn dan kinderwagens vrij zijn
van belasting?
Do toestand in Skoetari.
Do correspondent van de „Gazette de Lau
sanne" deelt den volgenden brief mede van
Essad-pasja, commandant van Skoetari, ge
schreven op linnen en gericht aan een zij
ner bloedverwanten te Konstantinopel. Deze
brief was door de insluitingslinies der Mon-
tenegrijnen gebracht.
Skoetari, 18 Februari 1913.
Mijn 'gezondheid- is uitstekend; ik heb mij
nooit zoo goed gevoeld. Groote ongerust
heid gekoesterd vooral voor u, want wij
denken hier veel meer aan de veldslagen
in de richting van Tsjataldzja dan aan de
andere. In de gevechten van de vorige week
hebben wij eens de Montagnards (sic) ge
decimeerd. Wij vechten, bijna iederen dag
met succes voor onze wapenen. Ik verzeker
li, dat het bestrijden van de Montagnards
een groot genoegen voor ons is. Ik had
nooit gedacht., dat zij zulke lafaards wa
ren.
(get.) ESSAD-PASJA.
PRINSES JULIANA IN DEN TAUNUS.
Op het bericht in uw blad aldus schrijft
men uit Frankfort aan e N. Rott. Ct., dat
Prines Juliana licht ongesteld was, ben ik
er met een landgenoot eens op uitgegaan, om
op de Hohe Mark iets van onze Koninklijke
familie te ontdekken.
Oberusel ligt niet ver van Frankfort, tegen
het gebergte, een half uurtje met den trein,
dan een goed kwartier met de electrische
tram naar de Hohe Mark, dan nog een korte
wandeling, en men is aan het frisch en vrij
gelegen herstellingsoord, waar Prins Hen
drik op 't oogenblik baat zoekt tegen zijn
neuralgiën.
De inrichting is niet bijster groot, een buis
van flinke afmetingen met vrijstaande wo
ninkjes er om heen. In een zijvleugel woont
de Prins.
Wij troffen bet: juist toen wc in den tuin
stonden, kwam de Prinselijke auto aanrijden,
en konden wij de Koningin zien uitstappen,
die den Prins kwam opzoeken. Dat ging alles
zonder eenig ceremonieel in zijn werk, met
geen andere beschouwers dan wij beiden.
Trouwens, er is in 't geheel niets van te
merken, dat bet sanatorium boog bezoek
heeft, alles gaat er gewoon zijn gang.
De auto verdween weer en wij gingen de
villa opzoeken, waar de Koningin, het Prin
sesje en gevolg gedurende het verblijf in den
Taunus logeeren.
De nieuwe, modern-gebouwde villa is klein,
maar lief, en ligt vlak tegen het bosch aan.
Er is een groote tuin omheen. Juist toen
wij er langs kwamen vloog er een bal door
de veranda en wij zagen een blond hoofdje
druk bewegen in de kamer, waar wij nog
twee dames en een andere kindergestalte on
derscheidden. 't Blonde ineiske was Prinses
Juliana geweest. Dat bleek teen een van de
dames haar op den schoot nam en wij wat
meer van haar te zien kregen. Wij grootten
en 't Prinsesje wuifde terug. Wij konden
nu goed onderscheiden.
Het spel werd weer voortgezet, af en toe
keek Prinses Juliana nog even door bet raam
naar dc nieuwsgierige landgenooten voor het
hek. Zij zag wat bleekjes, maar maakte van
een afstand gezien, niet den indruk van on
gesteld te zijn. Wij moesten weer weg, dit
was maar goed ook, want juist kwam een
politieman ons op gestrengen toon vragen,
wat wij daar uitvoerden en waarom wij met
den hoed gezwaaid hadden.
Zonder het te willen, hadden wij een „volks
oploop" van 2 personen veroorzaakt!
En de burgemeester had het ook al gezien
en er een opmerking over gemaakt. „Ruhe"
is de eerste burgerplicht.
In bet bewustzijn, dat ons koninklijk huis
goed bewaakt wordt, konden wij naar Frank
fort tefugkeeren.
WEER NIEUWE TOEKOMSTVERHALEN.
En zouden ofschoon er tot dusver niets
over bekend iste 's Gravenhage aller
lei „hardnekkige" geruchten loopen, aldus
schrijft (le, correspondent van de „Arnh.
Crt." van plannen om de afdeeling Poste
rijen, Telegrafie en Telefonie (waaraan, naar
het heet, de thans onder Waterstaat res-
sortcerende Spoorwegen, benevens de af-
deelingen Nijverheid en Handel van het De
partement van Landbouw zouden worden
toegevoegd) tot een afzonderlijk ministe
rieel departement te verheffen. Aan den
anderen kant zouden de afdeelingen Land
bouw en Arbeid van het tegenwoordige de
partement van Landbouw naar .Waterstaat
overgaan, en het departement van Land
bouw worden opgeheven.
Men zou dus, indien dit chassé-croisé
heeft plaats gehad, hetzelfde aantal mi-
nisteaiëele departemonten houden, dat
er thans is, maar in plaats van een Minis
terie van Landbouw, Nijverheid en Handel,
en een Ministerie van Waterstaat, zou men
krijgen een Ministerie van Posterijen (met
post, telegrafie, telefoon, spoorwegen, nij
verheid en handel) en een Ministerie van
Waterstaat (met waterstaat, landbouw ep
arbeid).
Do heer Talma zou, indien dit Kabinet
do Juni-verkiezingcn overleeft, aan het
hoofd van het lieuwe departement van de
Posterijen koinon te staan cn de heer Re-
gout zou Waterstaat behouden. Laatstgo-
genoemde zou zijn departement verrijkt zien
met twee afdeelingen, lie er nader toe
staan, dan .tot den landbouw, en daaren
tegen van de lastige posterijen en telegra
fie, die iederen Minister van Waterstaat
het noodige hoofdbreken jezorgen, kwijt ra
ken. Do heer Talma van zijn kant zou do
landbouw kwijt raken, cn als beheerder van
de post, te'egra ie ea spoorwegen optreden,
met handel en nijverheid als pleegkinderen.
Of deze geruchten waarheid bevatten, is
niet te zeggen. Veel gelooven wo cr niet
van. Er wordt van liberale zijde duchtig
gefantaseerd in deze dagen!
Hoe sprookjes de wereld inkomen t
Men zal zich herinneren dat er eens in
de kranten een verhaal de ronde deed van
een voorspellend „eierenboertje", dat voor
1913 een oorlog tusschen Frankrijk en
Duitschland voorspelde, en erbij vertelde
dat er slag zou worden geleverdbij
Amersfoort!
Welnu, liet „eierenboertje" kan tevreden
zijn. Zijn voorspelling van een „slag bij
Amersfoort" in het jaar 1913 is tot over
de grenzen doorgedrongen.
Dezer dagen verscheen naar de Amster-
damsclie correspondent der „Köln. Ztg."
vertelt, bij de Bank van Blijdenstein en
Zoon, te Utrecht, een Fransch journalist
om op een kredietbrief geld te halen. Op
de vraag, wat licm in dezen tijd van het
jaar naar Nederland bracht, antwoordde hij,
dat hij in opdracht van zijn blad, den om
trek van Amersfoort in kaart moest bren
gen, omdat hoogstwaarschijnlijk in April in
die streek een groote veldslag zou worden
geleverd tusschen een Duitsch en een En-
gelsch leger. Uit zijn verdere mededeelingen
bleek, dat in Franscho chauvinistische krin
gen deze „Bataille d'Amersfoort" sedert
lang rondspookt, zonder dat men weet hoe
dat gerucht naar Frankrijk is overgewaaid.
Dq, journalist in kwestie zal goed doen
op 1 April present te zijn om den slag
te kunnen bij wonen 1
RIJKS-ARBEIDSBEURZEN IN ENGELAND.
Zooals bekend is, werd in 1909 besloten
tot het inrichten van oen rijksdienst van ar
beidsbeurzen.
Dit werk is dadelijk met kracht ter hand
genomen. Op 1 Februari 1910, den datum,
waarop do wet in werking trad, waren er
61 beurzen geopend. Dit aantal vermeer
derde met 85 in dat jaar. Einde 1910 waren
er dus 146, einde 1911 261, einde 1912 454
beurzen.
Aanvragen om werk kwamen (1912) in tot
een totaal van 2451.000, waarvan 2423.213
op het algemeen register werden ingeschre
ven en 27787 op hot speciaal register voor
los werk.
Deze aanvragen kwamen van in totaal
1.649.812 personen. 785.239 personen. 12.767
personen werden daarenboven nog geplaatst
voor bepaalde bezigheden, dio het karakter
van los werk droegen.
De 2423.213 aanvragen betroffen 1.563.694
mannen, 507.226 vrouwen, 200.403 jongens
en 151.890 meisjes. De plaatsingen 481.860
mannen, 157.353 vrouwen, 88.085 jongens on
57.940 meisjes.
Een gunstig toeken van mindere werk
loosheid is dat bij de 146 arbeidsbeurzen
die èn in 1911 èn in 1912 in werking wa
ren het aantal aanvragen om werk wa-
halve voor vrouwen en meisjes, minder was
iri 1912 dan in 1911, doch voor alle 4 groe*
99
KA ljW.a m
(Naar liet Arnerikaausch).
Van zijn eenigen zoon? Ada's vader? die
stierf reeds voor achttien .jaren, in dien tijd
verstomt de hevigste smart.
Bij hem naar het schijnt niet, ik kan mij
zijne zwaarmoedigheid niet andere verklaren.
Zijn zoon trouwde zeer jong en ging met zijne
vrouw van Louisiana naar Cuba, waar hij
aan de gele koorls bezweek. Zijne weduwe,
die nog bijna een kind was, schreef Mr. Ro
han. Zij treurde om haren beminden echtge
noot en stierf ook eenige weken later. Mr
Rohan kocht Edeu-IIall voor de jonge weeze
cn leefde alleen voor haar. Toen Ada vijftien
jaar oud was, bracht hij baar in 't klooster
Sacré-Uoeur, om hare opvoeding te voltooien.
Daar leerde Garola baar kennen. Dit is alles
wat ik van de zaak weet, en wel van Mr.
Rohan zelf.
Arm kind! fluistert Arthur,-zij is armer
«an andere meisjes, in weerwil van de mil-
•ioenen baars grootvaders. De Rohans stam
men uit Engeland, zooals ge zeidel, wie was
hare moeder?
Eene Franscho Creoolsche, van wie ze
hare verblindende schoonheid geërfd heeft.
Met haar schitterende oogen en prachtig haar
lijkt ze wel eene Assyrische prinses.
De laatste tonen van het lied sterven weg
als het slotaccoord van een treurmarsch.
Wederom ziet Arthur naar de kleine groep.
De oude man is in den leuningstoel ingeslui
merd. Arthur gaat naar Ada toe.
U zingt droefgeestige liedjes, juffrouw.
Is het de oude sage van den nachtegaal met
den doorn in de borst?
j Ik vind zulke treurige liedjes mooi.
j Grootpapa houdt van Spaansclie romancen.
In Eden-Hall zong ik soms uren laug voor
hem.
De avond is veel to mooi om binnen te
blijven. Heeft u geen lust om op het terras te
gaan?
Ada schudt glimlachend het hoofd.
U vergeet, Mr. Sutherland, dat groot
papa de nachtlucht schadelijk voor mij vindt.
Ik vindt het wel niet, maar zijne woorden
j geven den doorslag.
I U is werkelijk een toonbeeld van gehoor-
zaamlieid juffrouw. j
Grootpapa bemint mij zoo teer, ant
woordt ze eenvoudig, hoe zou ik hom mijne
dankbaarheid anders kunnen betoonen?
Er ontstaat eene pauze. Mevrouw Suüier-
Isud belt en doet licht brengen.
Ik dacht, dat u van avond met Carola en
Augusta naar kolonel Madison zoudt gaan,
begint Arthur weer.
Ik was uitgenoodigd, doch grootpapa ver
langde, dat ik niet zou gaan en ik houd hein
liever gezelschap. Het liefst ben ik bij groot-
Ze springt verschrikt op. Arthur en Eöde-
ï'ich snellen naar den ouden heer.
In den slaap heeft hij een kreet uitgestoo-
ten, die allen door merg en been ging. Zijne
gelaatstrekken zijn krampachtig saamgetrolc-
ken en zijne uitgestrekte armen schijnen het
droombeeld te weren.
Het is niet waar, stamelt hij, zij is de
mijne, gij moogt mij haar niet ontrukken. O
Ada, Ada!
Met deze woorden wordt hij wakker. Ada
zinkt naast hem op de knieën en legt hare
hand zacht.i u de zijne.
Hier beu ik, grootpapa! Wat is er?
Hij omhelst haar onstuimig. Zijn geheele
lichaam beeft.
God zij dank, liet was een droom. O, mijn
lief kind, ik meende, dat ze u mij wilde ont
rukken.
Zijn hoofd zinkt op haren schouder en hij
begint, te weenen. Smeekeud wendt Ada hare
blikken naar Arthur en bedwingt niet moeite
hare eigen aandoening.
Wilt u zoo vriendelijk zijn mij te helpen liem
naar zijne kanier te brengen?.... Wees be
daard, lieve grootvader, liet was slechts een
droom. Uwe Ada is bij u, geene macht ter
wereld zal ons van elkander scheiden.
Zij poogt den grijsaard gerust te stellen,
die eindelijk hel: hoofd opheft en rondziet.
1 Op 't, zien van die ernstige gezichten, keert
j zijn bewustzijn snel terug. Hij richt zich op.
Ik had een verschrikkelijken droom, en
ik betreur liet u verschrikt te hebben. Breng
mij naar mijne kamer, Ada.
Veroorloof mij, u de trap op te leiden,
Mr. Rohan, de juffrouw is daartoe te zwak.
Do grijsaard wijst echter alle hulp af en
hij strompelt langzaam met Ada de trappen
op. Geen tier aanwezigeu spreekt een woord
en mevrouw Sutherland gaat met een ernstig
gelaat op de sofa zitten.
Roderick verlaat de zaal en Arthur gaat
op het balkon en denkt over het voorgeval
lene na.
Zonder oorzaak geen gevolg, denkt hij
bij zich zelf. Wat mag tie oorzaak van de
ziekelijke vrees des ouden mans zijn? En wat
was Ada ontzet! Arm kind ze is immers
niet meer dan een kind ik heb medelijden
I met haar.
Hij vergeet geheel en al, lioe licht medelij
den verandert in dat andere gevoel, dat hij
niet voor haar wilde koesteren. Nadenkend
treedt hij in den tuin. Het, is reeds laat go-
worden en toch is er nog liclit in dc vertrek
ken van Rohan,
j Achter do witte gordijnen ziet hij de scha
duwbeelden van den ouden man en zijne
kleindochter.
Heiden spreken nog altijd samen. De droom
beeft den grijsaard zoo aangegrepen, dat hij
i Ada niet wil laten heengaan. Hij zit in een
leunstoel en zij voor hem.
Gevoelt ge n weer beter, grootpapa?
vraagt ze, wilt ge mij uwen droom niet ver
tel leu?
O lieve, het is het oude spookbeeld, dat
mij zelfs in mijnen slaap vervolgt. Een vree-
selijke angst martelt mij dag en nacht.
Maar waarvoor vreest ge dan, grootpapa?
O, vraag mij niet! Gij zult het spoedig
genoeg vernemen, uw leven zal vergald wor
den zooals het mijne vergald is.
Zeg mij dan eens, vreest gij voor mij of
voor u zelf?
I Voor mij? Meen je, dat vrees voor mij
zelf mij zulk een leed berokkenen kan? Mij
resten slechts weinige jaren meer. Waarom
zou ik dan bang zijn? Neen, ik vrees voor u,
en dit verbittert mijn leven.
Er volgt eetio lange pauze. Ada's gelaat
kon niet bleeker worden, en alleen de liefde
voor haren grootvader geeft haar kracht om
zich nog langer te bedwingen.
Ge zeidet, dat men u mij wilde ontruk
ken, heeft iemand macht biex-toe, grootvader?
Gij zijt liet ccnige kind van mijn over
leden zoon, Ada, maar ik zou dit niet kun
nen verhinderen. Indien al liet geld, dat ik
bezit, u kon redden, ik gaf het met vreugde
en sterf in vi-ede, al liet ik je in ellende cn
armoede achter. Dan was je ten minste zeker.
Zeker? Zeker voor wat? vraagt ze met
klimmende vrees.
Zeker voor een lot, waaraan ik slechts
met afschuw denken kan. Die vrees verkort
mijn ieven.
Grootpapa, hoe kunt gij zoo wreed zijn,
mij te folteren? Uwe geheimzinnige woorden