der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Liturgische Wegwijzer. 11S De Mandenverkoopster. GELOOFSVERDEDIGING. EEN LIED PER WEEK. Lied van den werkman. Vastendispensatiën. Dit nummer behoort bij de „Nieuwe HaarL Courant" van 8 Februari 1915. Do nadruk van de berichten en mededcelingen in dit blad is verboden. KNIP DIT UIT h tog het in uw Mis- en Vesperboek. Verklaring: Het verwijst naar hot Aanhangsel voor de NederL Bisdommen. Do naar dat voor de Orde der Franciscanen. Zondag 9 Februari. Eerste Zondag in de Vasten, blz. 436; 2c Gebed van den H. 11- dephonsus. blz. 215 (Groenm. en Kiev. van den Z. Aegidius, blz. [60]); 3e Gebed van de H. Apollonia, blz. 240. Maandag 19 Februari. Van den dag (paars) blz. 441. Geen Gloria noch Credo; 2e Ge bed van de H. Scholastic#, blz. 248 en 1123. Naar keuze ook: H. Scholastica, Maagd, blz. 248 en 1123; 2e Gebed en laatste Evangelie van den dag, blz. 441. Dinsdag 11 Februari. Van den dag (paars) blz. 444. Geen Gloria noch Credo; 2e Ge bed van de Verschijning der Onbevlekte Maagd Maria, blz. 1124; 2e Gebed en laat ste Evang. van den dag, blz. 444. Credo. Praefatie der H. Maagd. Woensdag 12 Februari. QUATERTEMPER DAG. Van den dag (paars), blz. 447. Geen Gloria noch Credo; 2e Gebed blz. 1130. Naar keuze ook: De VII HH. Stichters der Servieten, blz. 1129; 2e Gebod en laat ste Evangelie blz. 448. Donderdag 13 Februari, Van den dag (paars) blz. 452; 2e Gebed van den H. Cyrillus, blz. 1122. Naar keuze ook: H. Cyrillus, blz. 1122 en 222; 2e Gebed en laatste Evang. blz. 452. Groenm. en Kleverp. naar keuze ook: Z. Joanna van Valois, blz. 1117 en 256; 2e Gebed en laatste Ev. blz. 452. Veis. naar kenze ook: Z. Viri- diana, blz. [62]; 2e Gebed en laatste Ev. blz. 452. Vrijdag 14 Februari. QUATERTEMPER. DAG. Van den dag, blz. 455; 2e Gebed blz. 983. Naar keuze ook: Feest van de Lans en Nagelen O. H. J. Chr., blz. 983; 2e Gebed en laatste Evang. blz. 455; Cre do, Praefatie van het H. Kruis. Zaterdag 15 Februari. QUATERTEMPER DAG. Van den dag, blz. 459; 2e Gebed van den H. Titus, blz. 1120 en 212 (Groenm. en Kiev. van den H. Romualdus, blz. 1121 en 235; Veis.: van den Z. Andreas, blz. 1116 en 212). Naar keuze ook: H. Titus, blz. 1120 en 212; 2e Gebed en laat ste Evang. blz. 459. N.B. De aangegeven bladzijden verwijzen naar bet Mis- en Vesperboek (nitgave Deseiée). In iedere Mis bidde men van blz. 71—94, waar ■leb bevindt de „Gewone orde der H. Mis". God en de bescherming Zijner engelen moet ons meer waard zijn dan het winnen van een geheele wereld, want wat baat bet den mensch, al zou hij de geheele wereld win- x j tt rt ,i a tj.'ia nen, als hij schade lijdt aan zijne ziel, zijne Jesus. de Zoon God^ de Heiligheid zelve, de eeuwigheid, bekoord door den duivel. Wel ai onze ver- Evangeiïeverklariitg. OP DEN EERSTEN ZONDAG VAN DE VASTEN. wondering waardig is het Evangelie, dat ons dezen Zondag wordt voorgesteld. En toch zegt de H. Gregorius ons: „Laten wij ons daarover niet verwonderen, dat Jesus Zich door den duivel liet bekoren; Hij, die wilde gekruisigd worden door de dienaren van den duivel. Het was den Zaligmaker niet on Wat moeten wij op Zondag nalaten? De vorige maal hebben wij het reeds ge- zien hoe wij den Zondag moeten heiligen, waardig om beproefd te worden, Die geko- n.l.: 1. ons van slafelijke werken onthou- men was om gedood te worden. Het was zelfs den. 2. de H. Mis godvruchtig bijwonen; rechtmatig, dat Hij door Zijne bekoringen de;over het bijwonen van de H. Mis en de onze overwon, evenals Hij gekomen was omverdere Zondagsheiliging door dien geheel door Zijnen dood onzen dood te overwinnen", te wijden aan den dienst van God, hebben En de H. Paulus zegt ons: „Jesus zelf wilde beproefd worden, om hen, die beproefd wor den, te hulp te komen", (ad. Hebr. II 18) Je sus leert ons in het Evangelie van dezen Zon dag hoe wij ons in de bekoringen, die ons dikwijls overvallen, gedragen moeten. Vooreerst: Jesus ging niet uit Ziohzelven naar de plaats waar Hij bekoord werd, maar „geleid door den H. Geest" ging Hij naar de woestijn. Een eerste les die Hij ons geeft om ons niet vrijwillig aan de bekoring bloot te stel len. Even zeker als het is, dat God ons hel pen zal als wij bekoord worden zonder onze schuld, eveu zeker is het, dat hij die het ge vaar bemint en zoekt, er in zal omkomen, j Het Evangelie leert ons ook de plaats waar I Jesus zich ging voorbereiden voor de beko- ring. Hij ging naar de woestijn, afgezonderd j van de wereld. Zoo moeten ook wij ons van de wereld afzonderen, zoo niet metterdaad, dan toch ten minste met ons hart en onze I genegenheden. Vervolgens: Jesus bereidde Zich tot de be koring voor door 40 dagen en 40 nachten te vasten, ons aldus leerend, dat vasten en ver sterving de krachtigste wapenen zijn tegen de bekoring. Na ons door Zijn voorbeeld de wijze te heb ben geleerd, waarop wij ons tot de bekoring moeten voorbereiden, leert Hij ons ook hoe wij ze moet enbestrijden, wanneer wij er wer kelijk door overvallen worden. Daarom on- j gaat Hij zelf drie verschillende bekoringen, 1 die tot zinnelijkheid, hoovaardij en begeer lijkheid, juist de drie bekoringen waaraan wij allen het meest zijn blootgesteld. „Alles wat in de wereld is, zegt de H. Joannes ons, wij in ons vorig artikel reed3 gesproken. Blijft dus voor heden over te spreke» over de verplichting, die wij, Katholieken hebben, ons op Zon- en feestdagen te ont houden van slafelijke werken. De vraag rijst voorzeker bij 'de meesten aanstonds: Welken arbeid moeten wij reke nen te vallen onder slafelijke werken? Het antwoord hierop is, dat men daaron- onder moet verstaan die werken, waarbij meer inspanning van het lichaam, dan van den geest gevorderd wordt. Men lette er wel op, dat hierbij niet van invloed is, zooals zeer velen dikwijls mee- nen, of met dien arbeid al dan niet geld verdiend wordt. Een timmerman mag dus b.v. evenmin voor ontspanning en om wat te doen te hebben op Zondag een kast gaan maken, als hij dit zou willen doen krachtens een aan hem gegeven opdracht. In beide geval len toch is er sprake van een slafelijk werk,, een werk n.l. waarbij vooral lichaams inspanning gevorderd wordt, ofschoon in 't eerste geval van geldelijke verdienste na tuurlijk absoluut geen sprake is. Het spreekt vanzelf dat moeilijk' aan te geven is, welke werkzaamheden nu juist behooren tot de op Zondag verboden wer ken. Maar ieder zal gemakkelijk inzien,'dat b.v. schrijven, lezen, studeeren hieronder niet gerekend moeten worden en dus op Zon- en Feestdagen niet verboden zijn. Op deze dagen is bovendien nog verbo den, hoewel niet vallende onder de boven genoemde categorie, het drijven van koop begeerlijkheid des vleesches, 'begeerlijkheid j ^a-ndel, vooral wanneer dit gebeurt op mark- EERSTE ZONDAG VAN DE VASTE. Les uit den tweeden brief van den H. apostel Paulus aan do KorinthiCrs; VI, 1—10. Broeders I Wij vermanen u, dat gij de genade Gods niet te vergeefs ontvangt. Want Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik u verhoord en op den dag des heils heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het do aangename tijdI Ziet, nu i3 het de dag cTSa heils! Aan niemand geven wij eenigen aanstoot, opdat onze bediening niet gelaakt worde; maar in alles bevelen wij on3 aan als dienaren Gods, door veel geduld, in ver drukkingen, in nooden, in benauwdheden, in slagen, in gevangenissen, in oproeren, in arbeid, in waken, in vasten; door rein heid, door kennis, door lankmoedigheid, door minzaamheid, door den Heiligen Geest, door ongeveinsde liefde, door het woord der waarheid, door do kracht Gods, door de wapenen der gerechtigheid ter rechter- en ter linkerzijde; onder eer en oneer, onder kwaden en goeden naam; als verleiders, en wij spreken waarheid; als ongekenden en wij zijn bekend; als stervenden, en ziet, w(j leven! als gekastijden, en wij zijn niet ter dood gebracht; als bedroefden, en wij zijn altijd verheugd; als armen, en wij ma ken velen rijk; als die niets hebben, en wij bezitten alles. Evangelie volgens den H. Mafcfcheiis; IV, 1—11. In dien tijd werd Jesus door den Geest naar de woestijn geleid, om door den dui vel bekoord te worden. Nadat Hij nu veer tig dagen en veertig nachten had gevast, had Hij daarna honger. En de bekoorder naderde en sprak tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan dat deze steenen broo- den worden l Doch Hij antwoordde en zei- de: Er staat geschreven: de mensch leeft niet van brood alleen, maar van alle woord, dat uit Gods morid voortkomt. Toen nam de duivel Hem op naar de heilige stad en plaatste Hem op de tinne des tempels en zeida tot Hem; Indien Gij Gods Zoon zijt, werp U dan naar beneden 1 want er staat geschreven: Hij heeft zijne -engelen aan gaande u bevolen, en zij zullen u op de handen nemen, opdat gij uwen voet soms niet stoo'ten zoudt tegen eenen steen. Je sus zeide hem: Ook staat er geschreven: Gij zult den Heer uwen God niet op de proef stellen. Wederom nam de duivel Hem op naar eenen zeer hoogen berg en toonde llem al de koninkrijken der wereld en hun ne pracht, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik u geven, als Gij, nedervallend, mij aanbidt. Toen sprak Jesus tot. hem: Ga weg. Satan! want er staat geschrevenDen Heer uvven God zult gij aanbidden en Hem j alleen dienen. Alsdan verliet de duivel Hem; en zie, engelen naderden en dienden Hem. j der oogen, en hoovaardij des levens". De honger door Jesus gevoeld, was voor den duivel aanleiding tot zijn eerste beko ring. In mensehelijke gedaante waarschijn lijk, trad hij voor den Zaligmaker en vroeg van Hem een wonder, om namelijk steenen in brood te veranderen. „Zoo Gij de Zoon Gods zijt, zeg dan dat deze steenen brood wor den". Godslasterlijk was die taal, evenals la ter de woorden der Joden, die Jesus aan het kruis hangende, toeriepen: „Zoo gij de ko ning van Israël zijt, kom dan af van het kruis en wij zullen in U gelooven". Zeker, Jesus kon het gevraagde wonder doen, maar het was beneden Zijne waardigheid den eisch van den duivel te vervullen. Kort en afdoend was dan ook het antwoord dat Hij den satan gaf: „er staat geschreven: de mensch leeft niet van brood alleen, maar van alle woord, dat uit den mond Gods voort komt". Jesus wilde daarmede zeggen: om te kunnen leven is het brood niet noodig; God kan bij gebrek aan het gewone voedsel het leven Zijner schepselen onderhouden, door alles wat Hij daartoe bezigen wil, Hij kan door Zijne Almacht nieuwe spijze geven, ge lijk Hij voor Zijn volk in de woestijn deed; met andere woorden: wiens spijze het is den wil vaij God te volbrengen, hem zal het noo- dige niet ontbreken, maar het zal hem toe geworpen worden. De duivel was in zijne verwachting teleur gesteld; hij zou dus een tweede poging wa gen. „Hij nam Jesus op en voerde Hem naar de heilige stad en plaatste Hem op de tinne des tempels en zeide Hem: indien Gij de Zoon Gods zijt, zoo werp U naar beneden". En Jesus zeide tot hem: „gij zult den Heer uwen God niet beproeven". De bekoring tot hoogmoed is de tweede, die Jesus voor ons wilde ondergaau. Hoewel de duivel er niet zeker van was, of Jesus de beloofde Messias was, zoo wist hij toch zeer goed dat Hij een buitengewone deugd en heiligheid bezat, en zelr!.t Wilde hij als de koopers of schade voor de verkoo bruiken om Jesus te vangen. Daarom zegt 1 hij Hem dat God, die Hem zoo bemint, niet j rj. achterwege a en. zal toelaten dat Hem iets kwaads overkomt,1h "Tt piaatechjk ge- dat Hij zich gerust van de tinne des tempels i brui> goedgekeurd - gewoonlijk stUzwij- naar beneden kan storten. Maar Jesus be-f1ad door de Kerkelijke overheid, den schaamde hem door een kort woord, dat ook i °£rs a°, £even- voor ons allen een gewichtige les bevat: „Gij I Te" «lot e wordt natuurlijk somtyds door zult don Heer uwen God niet beproeven" en de Kerkelijke overheid dispensatie ver liet zou zijn God beproeven, wanneer men van God een wonder zou vragen zonder noodza- een en andor m0&® voor ons volgen, kelijkheid. Dit geldt zoowel voor ons liclia- dat W1i ons moeten beijveren steeds den melijk als voor ons geestelijk leven. God zal Zondag zoo godsdienstig mogelijk door te brengen en slechts de allernoodzakelijkste werkzaamheden op 'dien dag te verrichten. X. ten en ten slotte is verboden het voeren van processen en het uitoefenen van recht spraak. Welke zonde 'door het verrichten van ver boden arbeid op Zondag bedreven wordt, kan op deze wijze worden aangegeven: het is over het algemeen slechts een dagelijk- sche zonde, wanneer men zich er slechts geringen tijd mede bezighoudt. Besteedt men er langen tijd aan, b.v. meer dan twee uren, dan begaat men eon doodzonde. Misschien zal de een of ander vragen welke de reden is, waarom dergelijke werk zaamheden op Zondag verboden zijn. Dit zit voornamelijk hierin, dat zij zeer gemakkelijk een aanleiding kunnen zijn tot het verwaarloozen van de godsdienstplich ten en de rust en godsdienstige stemming, die op Zondag moeten heerschen, zouden kunnen verstoren, omdat met dergelijke werkzaamheden steeds eenige bedrijvigheid gepaard moet gaan. Er zijn natuurlijk ook redenen, die het verrichten van arbeid, ars bovengenoemd, op Zondag kunnen wettigen. Zij zijn onge veer de volgende: 1. Huiselijke bezigheden b. v. het berei den van spijzen, die bezwaarlijk kunnen worden nagelaten. 2. Die werkzaamheden, welke met de uit oefening van den eeredienst in verband staan, zooals het versieren van 't kerkge bouw. 3. Men mag ook' verrichten die werk zaamheden, welke noodzakelijk zijn voor het welzijn van den naaste, waaronder val len het verplegen van zieken en derge lijke. 4. In geval van dringende noodzakelijk heid mag natuurlijk ook slafelijke arbeid verricht worden; b.v. in geval van brand, alsdan „breekt nood wet." 5. Men mag ook koopen en verkoopen in winkels, indien men dit zonder ongerief ons zeker bijstaan, wanneer wij in gevaar ko men te vallen in den afgrond der zonde, maar alleen wanneer dat gevaar zonder onze schuld ons bedreigt, niet wanneer wij er ons vrijwillig in geworpen hebben, want dan geld het woord der H. Schrift: „Wie het ge vaar bemint, zal er in vergaan". De derde bekoring was die tot hebzucht, tot de begeerlijkheid der oogen, die op allo j menschen zulk een grooten invloed heeft. Hoevelen zijn er niet, die voor die bekoring bezwijken, die in hunne jacht naar rijkdom men zich voor den duivel nederwerpen, liet gouden kalf aanbidden. Maar met een enkel ernstig woord van Jesus wordt deze beko ring overwonnen, met. het woord dat het richtsnoer, de grondwet van geheel ons le ven wezen moet: „den Heer uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen". Al zoude de duivel ons al de schijngoede ren dezer wereld voorhouden, door niets mo gen wij ons van den 'dienst van G(xl laten afhouden; Hom alleen aanbidden, Hem al leen dienen is de plicht van eiken mensch. Al valt de duivel ons ook bij herhaling aan, al belooft hij alle mogelijke goederen ter be- looning van onzen afval, de vriendschap met Woorden van G. Krekelborg. Muziek van Henri Tijssen. Ik ben eenvoudig arbeidsman, Ik boog op rang noch geld, Geen adel voer ik in mijn schild, Ben toch op eer gesteld. In deft'ge kringen hoor ik niet, Ik min den burgerstand, Het beste deel der maatschappij", Den steun van 't Vaderland. Het beste deel der maatschappij, Deo steun van 't Vaderland. Bekwame handen, sterk en rein, Zij zijn een goudmijn waard, Een hart, dat God en menschen lioft, .Voor leed noch last vervaard, Een kloeke ziel in 't stalen lijf. Een wil verpand aan plicht: Ziedaar wat 'swerksmans adel is Wat al zijn last verlicht. Ziedaar .wat 'swerksmans adel is ,Wat ad zijn laat verlicht. Als 's avonds na volbrachte taak, Be ijlings huiswaarts spoed, .Waeht mij een vrouw met blozend kroost, Die 's levens zuur verzoet. En leg ik 't moede hoofd ter rust, Tevreden kniel ik neer En roep: „Ook Gij waart Werkmanszoon, Heb innig dank, o Heerl" En roep: „Ook Gij waart Werkmanszoon, Heb innig dank, o Heerl" Krachtens Apostolische volmacht geven wij voor ons Bisdom, ten aanzien der onthou ding van sommige spijzen, de volgende dis- joensatiën: A. Aan alle geloovigen, die door de wet op de onthouding gebonden zijn, dat is, die den ouderdom van zeven jaren bereikt heb ben, worden de volgende verzachtingen ge durende de aanstaande Veertigdaagsche Vas ten, op de daarbij gevoegde voorwaarden toe gestaan: 1. Het zal geoorloofd zijn vloesch te eten op de Zondagen, Maandagen, Dinsdagen, Donderdagen en Zaterdagen, uitgenomen Quatertemperdag en Donderdag en Zaterdag van de Goede Week. 2. Op de Zondagen zal het toegelaten zijn meermalen vleesch te gebruiken; maar op de andere dagen is de dispensatie tot één maal beperkt. 3. Het wordt toegelaten, gesmolten vet in de plaats van boter te gebruiken, van den eersten Zondag van de Vasten tot Dinsdag in de Goede Week, wederzijds ingesloten, uit genomen de Vrijdagen, Quatertemper-Woens- dag en Quatertemper-Zaterdag. 4. Nooit zal men vleesch en viseh bij den- zelfden maaltijd mogen gebruiken, doch visc-h en gesmolten vet in de plaats van boter worden toegelaten. 5. Ook wordt toegelaten het gebruik van zuivel en eieren, uitgenomen Vrijdag vau de Goede Week. 6. Degenen, welke van deze dispensatie ge bruik maken, zullen op den dag waarop zij vleesch eten, zevenmaal het Onze Vader en het Wees Gegroet met de Twaalf artikelen des Geloofs bidden, of met Paschen 10 cents offeren, en op den dag, waarop zij zuivel of eieren of vet, of wel zuivel en eieren en vet gebruiken, zullen zij vijfmaal het Onze Va der en het Wees Gegroet bidden, of met Pa schen vijf cents offeren, zoodat men bij het gebruik van vleesch en zuivel enz. op den zelfden dag twaalf malen het Onze Vader en Wees Gegroet met de Twaalf artikelen des Geloofs moet bidden, of 15 cents offeren. Bij nalating der voorgeschreven gebeden, ook maar eens, is men het geringe offer van geld geheel verschuldigd. De offers zullen gestort worden in een daartoe bestemde bus, door de Eerw. Heeren Pastoors aan te wijzen. B. Bovendien verleenen wij krachtens Apostolische faculteit tot aan de Vasten van het volgend jaar dispensatie: 1. in de onthoudingswet op alle Zaterdagen des jaars, uitgenomen Quatertemper-zater dagen en de Vigiliedagen, die geboden Vas tendagen zijn. 2. zoowel in de vasten als in de onthou dingswet, op den 25sten April, feestdag van den H. Marcus, op de drie Kruisdagen, en in de vastenwet, doch niet in de onthoudings wet, op 6 December, den feestdag van den H. Nicolaas. n. Voorts verleenen wij, door den H. Stoel daartoe gemachtigd, de volgende dispensa ties, geldig tot de Vasten van het volgend jaar: 1. De militairen, hunne vrouwen, kinderen en dienstboden, die bij hen in den kost zijn, mogen, binnen Ons Bisdom, het geheele jaar door, vleesch gebruiken, alle dagen, uitgeno men de Vrijdagen van iedere week, Asch- woensdag en de drie laatste dagen van de Goede Week. Onder de benaming van militairen worden ook begrepen de maréchaussees en de be ambten der douane die in actieven dienst zijn. Dezelfde dispensatie verleenen wij aan de stokers en machinisten der stoombooten en aan het trein- en trampersoneel, namelijk aan de stokers, machinisten, wagenvoerders, conducteurs en remmers in vasten dienst, alsmede aan die huisgezinnen, waarvan de vader of een ander kostwinnend lid door gaans zeer ongezonden arbeid in hoogverhit- te lokalen verrichten, zooals b.v. de stokers en arbeiders bij ring-, gas-, aardewerk-, por selein-, steen en glasovens, de glasblazers on glasslijpers, de zoogenaamde falenciers; de arbeiders, die onder een zeer hoogen warmte graad werken in de papier-, suiker- en zink- witfabrieken en in de ijzergieterijen; voorts de veenarbeiders en de grondwerkers, die bovenmate zwaren arbeid verrichten. 2. Aan alle Militairen en alle personen van beider geslacht, die op eenige yijze, hoe ook genaamd, tot de legers van het Konink rijk behooren, in geval zij zich bedienen van de spijzen, welke bun volgens de mili taire reglementen worden verstrekt, wordt vergund, gebruik te maken van vleesch, op alle dagen des jaars, uitgenomen alleen den Goeden Vrijdag. 3. Aan de zeevarenden, voor zooverre zij kunnen geacht worden onder Ons herderlijk bestuur te behooren, wordt dezelfde Dispen satie verleend, die wij onder No. 2 aan de Militairen verleend hebben, doch slechts wan neer zij zich bedienen van den scheepskost en dan alleen gedurende de zeereis. Ten slotte vermanen wij alle aan onze zor-1 gen toevertrouwde geloovigen, om door aal moezen en ander goede werken aan te vullea wat door het gebruikmaken van de verschil lende dispensatiën aan hun boetedoening ontbreekt. Gedaan te Haarlem, 28 Jan. 1913. t AUGUSTINUS JOSEPHUS. Bisschop van Haarlem. (Een Amerikaansche geschiedenis) Dat gaat werkelijk mijn verstand te boven, riep juffrouw Oaüin uit, nu ben ik toch nieuwsgierig, wat er verder gebeuren zal. De vorige week een aardbeving, verle den Woensdag een maansverduistering en nu gaat warempel juffrouw Mary Benard met een wagen voi korven langs de huizen ven ten, alsof zij een man was. Een oogenblik later hield de wagen die de goede vrouw in zoo groot» verbazing had gebracht, voor haar deur stil. Van af den wagen Monk de heldere stom van een jong meisje: wilt u eon waschmand van mij koopen, juffrouw Catlin Een waschmand, herhaalde deze, nog altijd niet van haar verbazing bekomen. Hebt gij sterke manden? In plaats van te antwoorden, reikte het jonge meisje de vrouw een mand over, sprong daarna zelf van den wagen en nu ontspon zich een levendig gesprek. Begint gij een zaak, juffrouw Mary? vroeg de vrouw, die haar nieuwsgierigheid niet langer kan bedwingen. Ik probeer eens, hoe mij het venten van de hand gaat, luidde het antwoord, waar op een vroolijk lachen volgde. Bevalt u deze mand? Ik heb ook mooie schommel boelen, dat was juist iets voor uw grootmoe** r, en een wieg voor uw kind. Ik heb ook zeen puike marktkorven op mijn wagen. Dit zeg gende wees zij met een elegante handbewe ging naar de op den wagen opgestapelde koopwaren. Geloof mij, ik zou u graag alles afkoo- pen, wat gij mij aanprijst, maar ik heb op het oogenblik alleen geld genoeg voor de waschmand. Het geld schuldig blijven mag zeker niet, want gij verkoopt waarschijnlijk niet voor eigen rekening? Alles is mijn eigendom. Mary nam het geld aan en een oogenblik later zat zij weer op den bok. Juffrouw Catlin keek den wegrijdenden wa gen nog steeds met groote verbazing aan en mompelde bij zich zelf: Wie had dat nu kunnen denken? Is er weer iets bijzonders gebeurd? vroeg op dit oogenblik een jonge pachter, die met het plan gekomen was van juf frouw Catlin voor eenige uren de naaimachine te huren, daar de .zijne in reparatie was. Ja zeker, mijnheer Bloom, antwoordde zij. Mary Benard vent thans met manden langs de deur. Onzin, riep de jonge man uit. Onzin? zei juffrouw Catlin beloedigenct Ik heb zoo juist deze waschmand van juf frouw Mary gekocht. Ge zijt daarover ver wonderd, maar ik begrijp thans de zaak heel goed. Gij hebt mij onlangs verteld dat Mary naar een betrekking als onderwijzeres ge dongen heeft, maar zij heeft die zeker niet gekregen, en haar vader heeft zonder twijfel in zijn houthandel gToote verliezen geleden. Wat blijft haar nu nog anders over, dan, ondanks haar geleerde opvoeding en haar mooi klavierspel, waarvan zooveel ophef is gemaakt, met venten geld te verdienen, om zich en wellicht ook den ouden man te on derhouden? Lieve hemel, welk een slag voor de familie. Ik kan echter maar niet begrij pen, dat het meisje er zoo welgemoed on der is. Verbaasd zag zij om zich heen, zi{ was alleen en had voor de laatste woor den geen toehoorder meer gevonden. Waar- om loopt hij zoo snel weg? Daar vliegt hij als een gek door het hoogo gras. Hoofdschuddend ging zij in het huis, zet te de mand weg, en met haar strooien hoed op liet hoofd ijlde zij door een achterpoortje in den grooten tuin naar haar beste vrien din, om deze gauw het nieuwtje mede te deelen. Dat- is haar verdiende loon, zei juf frouw Ewitt., toen haar buurvrouw zweeg, haar vader was veel te trotsch en te over moedig en is niet eens in Amerika geboren. Ook het meisje heb ik nooit kunnen uitstaan. Maar uw zoon des te boter, zei de vrouw ondeugend. Daar is geen woord van waar. Karei zal het geld, dat zijn vader en ik zuur ver diend en bespaard hebben, niet aan een da metje verkwisten hij moet een huiselijk, arbeidzaam meisje trouwen, dat haar tijd niet met zulke dwaasheden doorbrengt. Daar is zij, riep juffrouw Caltin. Z? houdt hier stil. Eer nog het meisje gelegenheid had haan waren aan te bieden, rukte juffrouw Ewitf het venster open en riep niet haar schelld stem: ik heb niets noodig, ga maar door, Mary lachte stil, terwijl zij het paard tol een kleinen draf aanzette. Daarna hield zij voor de pachthoeve van Bloom stil. Dezq stond voor de deur alsof hij iemand ver wachtte. Zoo zijt gij liet, Arthur; wilt gij uwt zuster niet even vragen, of zij niets van mijn waren wenscht te koopen? vroeg zij op onverschilligen toon. Juffrouw Benard, wat moet dat bcfoe- kenen Het beteekent manden, antwoordde zij kalm. Is er iets gebeurd? Er gebeurt altijd iels. Bij deze woor den wendde Mary zich om en nam een fraai bewerkt handkoffertje. Ik geloof dat dit uw zuster zal bevallen. Goed ik koop het voor haar. DE OFFICIEELE KERKLIJS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 9