WTELRIJDERS PRIMA EUITENSANOEI f2.89 EN BINNENBANDEN f 1.69 EEN JAAR UARABTIE. H. J. VAN DER MEER, Schagchelslraat 9, Telef. 2422. BRIEVEN UIT MAREWIJK. STADSNIEUWS. DE ANJELIER DER ROSECCO's lu Bon Haarlem-Brussel. Handschoenen voor alle gelegenheden. xvir. een allegaartje. In een vorigen brief sprak ik de hoop Uit, dat hier meer zou gedaan worden voor ontwikkeling en ontspanning, vooral gedu rende den langen winter. Het ontwikkelings plan van bevoegde zijde ontworpen, is in duigen gevallen en wat ontspanning betreft, daarvan is nog al werk gemaakt. Een vijftal avonden is een deel van Marewijk daartoe gelegenheid geboden. De „Middenstand" heeft hier zich trach ten te vestigen, en ik weet niet, of het ook niet gebeuren zal. Wel was de oprich tingsvergadering geen volkomen succes. Ma rewijk is nog geen plaatsje voor een af- 'deeling van de Hanze. De Middenstand staat 't woord zegt het reeds, tusschen den hoo- geren stand en den werkmansstand, en nu is het duidelijk, dat Marewijk, vooral het Siatholieke deel, daarvoor zeer weinig per sonen aanbiedt. Ware het niet practischer geweest, wat uitvoerbaarheid betreft, als Marewijk zich aansloot bij den Middenstand te Halfstad. Hier is men van plan eene afdeeling der Hanze op te richten. Edoch, dat moeten de lui zelf maar uitzoeken. Te Collewijk wordt 1 Mei a.s. een Bijz. Chr. School geopend. Van Marewijk zullen er weinigen, wellicht niemand, van profitee- ren, daar de afstand nog al groot is. En te Marewijk komt er, dit jaar nog, eene Zusterschool; eerst eene bewaarschool, ver volgens een voor gewoon lager onderwijs. Een uitkomst, al weer, voor de gemeente. Deze zou genoodzaakt zijn geweest, de open bare school te Marewijk te vergrooten, niet, omdat er te veel leerlingen zijn, maar om dat het gebouw, wat ruimte aangaat, niet voldoet aan de tegenwoordige wet. Die ver bouwing bracht groote technische zwarig heden mee, doch gelukkig ontspringt de gemeente den dans. Wordt de Zusterschool geopend, ook voor het gewone onderwijs, dan is er ruimte genoeg en zullen de leer lingen wel zeer gemakkelijk in twee loka len kunnen, waarin drie rijen banken staan, .want 't zat 'm juist in de ruimte tusschen de banken, waarom d© school moest ver groot worden. Als ik hier nu bijvoeg, 'dat er een nieuw Gasthuis zal komen, is er dus dit jaar werk aan den winkel. Zou je willen gelooven, dat er al „huurders" loopen? Een paar menschen hebben hunne apartementen al weer voor dezen zomer verhuurd. Zoo gaat het goed. O, wee, als er huurders ko men „zien" en er strekken zich hier en 'daar reuzenplassen uit Dan zullen ze wel geene beste gedachte krijgen van Mare- wijksch economische en hygiënische begin selen. Dat is waar ook: hoe staat het te genwoordig met het vroeger besproken of aangekondigde rioleeringsplan? Wacht dit altijd nog op prae-advies van Burgemeester en Wethouders? Enfin, wat in het vat is, verzuurt niet en het advies is er wel licht des te gunstiger door geworden na het lange inpekelen. Wat een gedenkwaardig jaar beleven we aan 1913. „Het eeuwfeest onzer onafhankelijkheid", „Kennemerland" deelde de vorige week iets mede over een plan van feestviering en de „Nieuwe Haarlemsche" meldde het Dins dag ook. Een jonge Marewijker vertelde mij, dat Marewijk, Scheveningen en Half- Btad, den Haag moest voorstellen. Ze zou den dan de landing van „Napoleon" .voor stellen zei hij. „Hielden ze hier dan zoo veel van Na poleon, dat zij hem met zooveel gejuich binnenhaalden?" vroeg ik. „Dat weet ik hiet, was het antwoord, maar een feest komt er." De „Nieuwe Haarlemsche" sprak in zijn plaatselijk bericht van Willem V, even- ©veneens een abuisje: .een zetfout zullen y?e maar zeggen. De „z o o n van" is per ongeluk uitgeval len. Te Marewijk hooreri we anders over fees telijkheden geen woord. Of zouden de .vreemdelingen, die hier dezen zomer weer komen, dat zaakje eens netjes voor ons opknappen? 't Is de goedkoopste en gemak kelijkste manier voor ons: wij behoeven niets te doen en genieten evengoed van hetgeen er te zien zal zijn. In een ander opzicht is 1913 ook merk waardig, en wel op het gebied der gemeen te-politiek, om over andere dan maar te zwijgen. Marewijk heeft het ongeluk niet veel geschikte katholieken voor den ge meenteraad te bezitten. Nu staan wij voor twee wegen: de Marewijkers moeten genoe gen zien te nemen met een katholieken candidaat, die misschien wel te Collewijk woont, indien de vrede en de eendracht zou gevaar loopen, of: de ontstane twee dracht zal het water zoo troebel maken, dat de tegenpartij met voordeel daarin gaat visschen, zoodat de andere weg is: een niet- katholieken candidaat te nemen. De aftre dende katholiek 6telt zich niet meer be schikbaar, andei's ware de oplossing niet zoo moeilijk. Marewijk en Collewijk moeten moeten het dus goed met elkander eens zien te worden. De tegenpartij heeft can- didaten genoeg: ik heb er al 3 hooren noe men. De tweede weg is U, katholieken, toch zeker niet welgevallig. Welnu als dat niet de gewenschte is, bewaar dan de een dracht onderling, dat de kiesvereehiging vroeg vergadere, opdat hoor- en wederhoor kunne plaats hebben en laat Marewijk niet altijd op zijn stuk blijven staan met, kost wat kost, 3 gemeenteraadsleden te Mare wijk te eischen. Eigenlijk doet het er niets toe, in welk deel der gemeente een raads lid woont. Hij is in geweten verplicht, on partijdig en rechtvaardig en alleen, met de algemeene belangen voor zich, te handelen. Hij zij onafhankelijk van clientèle, hij trot- seere de publieke opinie als 't moet, hij spreke vóór zijn persoonlijken vijand als 't zoo uitkomt,. Zulke mannen moeten wij hebben, die bovendien zeggingsmoed en zeg gingskracht hebben; wien het niet te doen is om lof en eere, doch die rechtschapen hun plicht doen en dan kan het niet schelen of ze dicht bij het Raadhuis wonen óf niet, als ze er maar trouw verschijnen en de schrik zijn van hem (of hen), die eigen machtig wil optreden. Twee zulke (Katho lieke) mannen brenge 1913 in den Raad. 11 Feb. 1913. W. RITER. GEMEENTERAAD. (Vervolg.) Voortgezet wordt de discussie over de gron den aan de Leidsche Vaart. De heer V. D.'KAMP. vraagt om het punt aan te houden tot een volgende vergadering en vraagt, waar het nu toch gebruikelijk is om bij den bouw eener groote kerk het plein vóór de kerk te maken. Het geschiedt altijd naast de kerk. Het bouwplan geeft nochtans het eerste aan. Om hierin verandering te brengen wil de heer v. d. Kamp het punt nog aanhouden. De heer DE BREUK merkt op dat het bouw plan is vastgesteld en wel door den Raad zelf. De heer K RUSE MAN beantwoord den heer Tjeenk Willink. Dat het voorstel nog niet den Raad bereikt heeft, ligt hieraan dat de heer Tjeenk Willink ook een overzicht vroeg over de prijzen van gronden in de vorige jaren. Dit vraagt veel werk, doch spr. hoopt dat het voor- sel weldra in den Raad komt. De heer RINKEMA vindt het niet wenschelijk om nu weer het bouwplan te wijzigen. Spr. is tegen de motie-Nagtzaam. Een zeer groot ge deelte is ingeruimd voor den bouw van arbei derswoningen, nl. huizen van f 300, onder en boven. Particulieren kunnen niet goedkooper hui zen bouwen. Als de gemeente het doet, zal het wellicht nog meer kosten. Spr. zou den heer Nagtzaam kunnen begrijpen, als hij wenscht dat geheel het terrein gebruikt moet worden voor den bouw van arbeiderswoningen. Maar nu is er reeds een zeer belangrijk deel voor ingeruimd. De heer SCHRAM meent ook dat arbeiders woningen ijiet goedkooper kunnen gebouwd worden, al meent de heer Nagtzaam dat een huurwaarde van f 3,per week te hoog is. De heer MODOO is tegen aanhouding. De grond 'heeft geld gekost en daaraan moet ook eens gedacht worden. Ook de heer Modoo meent dat goedkooper woningen dan a 13 wel niet gebouwd kunnen worden. De heer TJEENK WILLINK blijft bij zijn voorstel om de zaak te behandelen, nadat gesproken zal zijn over de instelling van een grondbedrijf. De gemeente betaalt per jaar 6000 rente. Voor een wel overwogen plan wil spr. nog wel ©en jaar langer wachten. Dat is, meent spr., wel 6000 waard. De heer NAGTZAAM beantwoordt de heeren Modoo, Schram en Rinkema. Hij merkt op dat er in het voorstel staat wonin gen met een minimum van 300 (dus 150 voor enkele woning). De practijk leert echter, dat de huurprijzen altijd hooger zijn. Maar zelfs 3 per week acht spr. te veel. Er zijn menschen, die dat niet kunnen be talen, dan moet de gemeente, volgens spr., huizen laten bouwen, die niet zoo duur zijn. Ook al kost dat eenige duizenden aan de gemeente. De heer KLEYNENBERG betreurt dat het voorstelletje omtrent de woningtelling den raad nog niet heeft bereikt. Verder gaande betoogt spr., dat het onmogelijk is om goedkoopere woningen te bouwen dan 3 of 2.75 per week, tenzij men d© liefda digheid te hulp roept. De zaak over do goedkoop© woningen, is reeds zoo dikwijls onderzocht, dat er geen twijfel meer mogelijk is. Spr. meent dat het juist in het belang ,van de werklieden is, dat zoo spoedig mogelijk wordt overgegaan tot den bouw van de hierbedoelde woningen. De heer BREGONJE zal om denzelfden re den tegen de motie-Nagtzaam stemmen. De heer HEERKENS-THIJSSEN wenscht ook te spreken over het plein bij, de Kathe draal. Spr. wenscht dat door het onderha vige voorstel de mogelijkheid niet uitgesloten wordt om het bouwplan alsnog te wijzigen, met betrekking tot dat plein. Spr. hoopt wel dra met een voorstel betreffende dat plein te komen. Het zou toch al raar moeten loo pen als reeds precies de eerste gronden, die zouden worden uitgegeven, in (le omge ving liggen van de Kathedraal, en aldus zou den prejudicieeren, op de voorgestelde wijzi ging van den aanleg van het plein. Om de zen reden zou spr. het dus niet noodig ach ten om dit punt aan te houden. De heer Mr. THIEL, sluit „zich hierbij aan. Verder merkt hij op dat de heer Nagt zaam steeds sprak van huurprijs. In de ver ordening wordt slechts gesproken van huur waarden. Dit sluit dus niet uit dat latei- besloten zou kunnën worden om die huizen van f 3.per week voor minder toegankelijk to stellen. Het ligt dus in de lijn van den heer Nagtzaam om dit voorstel te helpen aan nemen. De heer N. wil toch zeker het type woningen niet slechter maken? De heer NAGTZAAM is tegen aanneming van het voorstel, omdat dan wellicht de ge meente allen grond uitgeeft, waarop wellicht arbeiders-woningen kunnen verrijzen, en het dan moeielijker zal worden om, als de raad besluit arbeiderswoningen te laten bouwen, daarvoor nog terrein te vinden. De heer THIEL voelt iets voor dit bezwaar en verzoekt daarom B. en W. met de uit gifte van "de gronden rekening te houden met de mogelijkheid dat de raad besluit ar beiderswoningen te laten bouwen. Daarvoor zouden B. en W. dan terrein in reserve kun nen houden. De VOORZITTER zegt dit toe. Trouwens de raad moet zelf gekend worden in den verkoop van gronden. Gestemd wordt nu over de motie van den heer Nagtzaam. Zij wordt met 1 stem vóór verworpen. Het voorstel om te wachten tot dat het voorstel tot instelling van een grond bedrijf besproken zou zijn werd met 246 stemmen verworpen. Het voorstel B. en W. wordt aangenomen. De heer MERENS vraagt naar aanleiding van de bepaling, dat geen woonhuizen voor meer dan twee gezinnen gebouwd mogen worden, waarom men het systeem niet volgt van grootere steden, waar drie en meer ge zinnen in één huis wonen. De heer BREDA KLEYNENBERG verwon dert zich dat een medicus zoo iets vraagt. Hij houdt een pleidooi voor woningen, bestemd om niet meer dan twee gezinnen te herber gen. Liefst zou bij zien dat alle menschen een heel huis met tuintje hebben. De heer MERENS, zou ook niets liever wenschen dan dat alle mensehen een heel huis met tuintje, ja zelfs een villatje hadden, maar wanneer de omstandigheden zulks niet toelaten? vraagt spr. De heer MERENS ver zekert dat nergens het sterftecijfer zoo laag is als in Amsterdam, met zijn hooge en groote woningen. Hij ziet niet in waarom ook hier geen woningen voor meerdere gezinnen kun nen gebouwd worden. Dat zou de huurprijs aanmerkelijk verlagen. Spr. wenscht echter geen voorstel daarvan te maken. De heer TJEENK WILLINK wenscht toch wel een anfwoord op do vraag van den heer Merens. Ook hij wil gaarne weten waarom men alleen woningen voor hoogstens twee gezinnen bouwt. De heer de BREUK antwoordt dat men hier in de stad geen huurkazernes wenscht, ook B. en W. wenschen dat niet. Wij mogen ons gelukkig achten, dat wij hier zulke „doods- hokken" niet bezitten, zegt spr. Men zou maatregelen moeten nemen, om de menschen bij brand te kunnen redden enz. De heer WILKENS vraagt om van de koo- pers van gemeentegronden niet direct de volle koopsom te verlangen, maar zich tevre den te stellen met een cautie van b.v. 10 of 20 pet. Het betalen van de volle koop som maakt het huizenbouwen onnoodig duin- der. De rest van de koopsom kan betaald worden, naarmate de bouw vordert. De VOORZITTER zegt dit in overweging te zullen nemen. Commissies van b ij stand en Commissies ad hoe.. De heer Mr. THIEL meent dat, na het jongste schrijven van B. en W. er voor hem geen aanleiding bestaat om nog verder to spreken over de taak van de commissies van bijstand. Spr. constateert echter dat de aan leiding tot de bespreking van de zaak niet is geweest, dat de commissies zich meer be voegdheden trachtten te verschaffen. Spr heeft altijd gemeend dat B. en W. volledige bevoegdheden moeten behouden. Maar de zaak is dat het college van B. en W. een periode heeft gehad (gehad, spr. onderstreept dit woord) dat zij de commissies van bijstand terugdrong. Dat scheen spr. niet juist, want, zegt spr. natuurlijk zijn de oommissies in gesteld op aandringen van B. en W. zelf. Als B. en W. ze kunnen missen, dan moeten zij voorstellen om ze weer te doen verdwij nen, maar zoolang zij ze noodig hebben, komt het niet te pas, dat zij hare bevoegd heden terugdringt, tot op de helft of nog minder. Spr. herinnert aan de enormiteit, waaraan het college van B. en W. zich schul dig maakte, den dag, vóór dat de burge meester optrad, toen zij, zonder de commis sie te hooren, ter benoeming voorstelden een directeur voor het Electriciteitsbedrijf. Spr. constateert dat de commissio-phobie bij het college is geweken, maar spr. als deskundi ge geeft den voorzitter een welgemeenden wenk n.l. dat er in de onmiddellijke nabij heid gevaarlijke bacillendragers zijn. Na nog eenige opmerkingen deelt spr. mede dat hij dus zijn motie intrekt. Tot de commissies ad hoe komende meent spr. den raad te moeten geven dat de com missies van voorbereiding niet op het terrein komen van B. en W„ maar dat deze laatste dan ook niet op het terrein van voorberei ding der commissies komen. Als de com missies ad hoe een zaak voorbereid hebben, heeft de raad daarnaast het advies van B. en W. niet meer noodig. De VOORZITTER beantwoordt den heer Thiel en herinnert aan zijn woorden gespro ken in de eerste vergadering. „Woorden zijn middel; daden zijn doel". Maar welke zijn die daden nu vraagt spr. Wel, antwoordt de voorzitter, deze daden zijn hier, dat waarach tig in daden zullen worden omgezet, de woor den, die in het stuk van B. en W. geschre ven zijn. (Applaus). De voorzitter beantwoordt eveneens uit voerig den heer Thiel omtrent de commissies ad hoc. Spr. is van meening dat de raad het op prijs moet stellen, om naast de adviezen van de commissies ad hoe, ook het advies van B. en W. te kennen. De heer v. STYRUM wenscht practisch te zijn en geeft B. en W. in overweging om in elk geval, naar het oordeel van B. en W., den Raad voor te stellen om de adviezen van de commissies in hun handen te stellen om paeadvies. Spr. meent dat de Raad dit advies op hoogen prijs zal stellen. De heer THIEL sluit zich volkomen bij dit laatste aan. Spr. wil niet, dat B. en W. hun mond houden over een kwestie, maar om als regel te stellen, zooals in het stuk van B. en W. staat, dat in elk geval, naast het advies van de commissies, ook het oordeel van B- en W. zal gesteld moe ten worden, dat wenscht spr. niet. Spr. stelt een motie van orde voor, waarin de raad zich uitspreekt dat hij zich niet zonder meer vereenigt met het raadsstuk van B. en W- inzake de commissies ad hoe, maar aan B. en ,W- verzoekt het stuk nog eens in nadere overweging te nemen. De heer v. STYRUM verduidelijkt de strekking van de motie, zooals hij zich die denkt. Spr. meent dat B. en W". den raad zullen vragen om de adviezen van de com missies ad hoc in hunne handen te stellen om praeadvies, wanneer het college zelf meent dat zijn praeadvies ge wenscht is. Zij zullen dat kunnen doen bij de ingekomen stukken reeds b.v. De heer THIEL gaat met deze uitlegging accoord. De Voorzitter verklaart zich met deze uitlegging wel te kunnen vereenigen. De heer MODOO vraagt waarover nu ei genlijk zoo langen tijd is gesproken. Met de aanneming van 'de motie en de uit legging er aan gegeven zal niets verande ren. Het zal regel worden dat B. en W. advies geven. Spr. zag liever dat even tueel het rapport der- commissie in behan deling komt en dat dan de Raad te beslis sen heeft of het advies van B. en W. zal ingewonnen worden. De VOORZITTER zegt dat de Raad dit in de hand heeft bij aanneming van de motie-Thiel, in verband met de uitlegging die de heer v. Styrum er aan gaf. De heer Mr. THIEL bestrijdt nog de mee ning van den heer Modoo. Spr. heeft ook" vertrouwen in de goede trouw van B. en W. Zij zullen toch geen advies willen ge ven als zij niets te zeggen hebben. De heer v. STYRUM doet nu een voor stel om te besluiten dat B. en W. alleen dan praeadvies zullen uitbrengen op de rap porten van de commissies ad hoe, wanneer de Raad daartoe besluit. Deze motie werd aangenomen met alge meene stemmen. De heeren de Breuk, Kruscman, Huiswil wethouders, bleven buiten stemming. Toezicht op klim- en steiger materiaal. De afd. Haarlem van den Centralen Bond van Bouwvakarbeiders heeft een verzoek aan den Raad gericht om toezicht opklim- en steigermateriaal bij werken vanwege de gemeente of onder toezicht van de gemeen te uitgevoerd. B. en W. stellen voor het adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer Dr. K. E. DE JONG is niet geheel tevreden over het praeadvies van B. en W. o. m. over dit: dat niet op alle kleine werken een schaftlokaal kan zijn. Op groote werken kan dat toch wel. De kosten daarvoor komen op een f 150. De menschen in de bouwvakken hebben liet niet zoo gemakkelijk. Het sterftecijfer, is onder hen iets hooger dan het gemiddel de. Spr. zou de zaak toch nog wat nader willen bezien. De heeren LASSCHUIT en DE BREUK merken op dat het bezwaarlijk is om voor de, werken een grens te trekken, waar een schaftlokaal moet zijn en waar 'het net noodig is. De ondervinding hoeft geleerd dat bij werken van eenigen omvang steeds een schaftlokaal aanwezig is. Het voorstel wordt aangenomen. Ontslag van huur. Het kerkbestuur der Parochiekerk van. den H. Antonius van Padua, verzoekt cm met ingang van 1 Januari 1913 te worden ontslagen als huurder van een perceel grond langs den Zijlsingel gelegen, nabij de nieuw gebouwde school. Goedgekeurd. Rondvraag. De heer BREGONJE verzoekt om, in na volging van Rotterdam, waar het gebeur! van 8 uur tot half tien des avonds, ook hier, in deze dagen, dat kiezers op de kie zerslijsten worden geplaatst, het betreffende bureau ter secretarie des avonds open te stellen, tot het geven van inlichtingen. De VOORZITTER deed toezegging van dezen wenseh goed nota te nemen. De lieer MODOO heeft in de plaatselijke bladen gelezen dat een vereeniging do ste delijke atlas, die berust in de' Schnee- voogtkamer, in het café van den heer Brink man heeft gebracht en daar een kunstbe schouwing over heeft gehouden. In het be stuur van die vereeniging zitten vele le den, die in nauwe betrekking staan tot het Stadhuis. Spr. vraagt echter of dat toege laten kan worden. De Schneevoogtkamer met haar schatten kennen de ingezetenen en zelfs vele raadsleden slechts bij name. Men komt er nooit in en daaróm vindt spr. het zoo pijnlijk dat een vereeniging kan genieten van schatten, waar een ander niet aan mag komen. Kwam toch een andere vereeniging zooiets vragen, dan zouden B. en W. nooit toestaan dat op die manier ge bruik werd gemaakt van de schatten van het stadhuis. Verbeeld je, zegt spr., dat „Kunst zij ons Doel" aan B. en W. kwam vragen om haar een paar Halscn te leenen (gelach), B. en W. zouden het nim mer toestaan. Spr. wenscht dat een wenk wordt gegeven opdat zich zooiets als ge beurd is, niet meer herhaalt. De VOORZITTER zal hierop in de vol gende vergadering antwoorden. De heer ELFFERS herinnert dat in Mei het nieuwe museum geopend wordt en ves tigt in dit verband de aandacht op de be strating van het Groot Heiligland. De VOORZITTER zegt dat daaraan door B. en LW. aandacht is geschonken. FEUIILBTON (Naar het Italiaansch.) Dat is kinderachtige verbeelding, Livia, Sprak de oude man, met het medelijdend lachje van den ouderdom. Waarom zou graaf Sturm je kwaad willen doen? Alle menschen liier zijn min of meer ruw. Ook mij deed het 'oogenblik pijnlijk aan, dat hij bloemen van ions wilde koopen. Doch ik hen zeker, dat hij tiet goed meent, het was zijne schuld niet. Misschien, antwoordde Livia twijfelend, jpoeh de blik zijner oogen was niet natuur lijk, voorspelde weinig goeds. Nog nooit Waakten Guido's blikken op mij een onaan- igenamen indruk 5Stil maar, stil maar, suste de oude. Waar schijnlijk zult ge zoo'n groeten, ruwen men- Bcheneter niet meer ontmoeten. Binnen een maand, of misschien zes weken, hoop ik de fresco's in 't klooster klaar te hebben, en dan gaan we weer gauw naar Italië. O, hoe gelukkig zal ik zijn, riep het /ineisje uit, hare teedere handjes ineenslaan- Ide. terwi.il een zonnig lachje hare trekken verhelderde en eene bijzondere bekoorlijk heid gaf aan geheel haar wezen, hoe geluk kig den schoonen blauwen hemel te aan schouwen, in plaats van dezen eeuwig grij zen, weder warme zonnestralen te voelen, maccaroni te eten en polenta, in plaats van immer en altijd zuurkool met worst. Ei, is dat alles, antwoordde de schil der. Ge kunt dezer dagen met de zusters gaan, die hun inkoopen gaan doen in het kleine stadje, en maccaroni koopen of wat het hartje begeert. Ik heb er niets op tegen, dat onze kost eenige verbetering ondergaat. En vandaag wonnen we tien rijksdaalders, dat is een buitenkansje. Dit was voldoende om de wolken weg te vegen van het sehoone gelaat. Want ondanks hare zestien jaren, was Li via nog een kind en hing haar hart aan al de lekkernijen, welke een kind van Italië kunnen bekoren. Ze klapte in de handen, terwijl ze met fon kelende oogen riep: Welke heerlijke gedach te, nonno mio. Ja, maccaroni koopen en al les, wat behoort tot een goede Risotto, ik zal alles zelf voor u in de kloosterkeuken berei den. Zuster Creseentia zal ik om een blauw schort vragen, ze zal hem mij niet weigeren. Nu reeds heb ik er schik van. Ze lachte recht hartelijk. Het was toch dom van me, snapte ze verder, ons bezoek aan de tentoonstelling te betreuren. Tien rijksdaalders zijn toch niet te ver- j smaden. Nog nooit zag ik zooveel geld bij elkander. Wij zijn rijke menschen. Heel rijk. Als ik naar de stad ga, zal ik een kee- len hoop moeten koopen. Allereerst een nieu we buispet voor u. Ik heb laatst een aardig klein mutsje gezien, van zwart fluweel met gouden kwast. Dat zullen we koopen. En dan voor mij een paar nieuwe schoenen. Want kijk er eeus aan, grootvader, en ze stak haar klein schoentje vooruit, waarop blijk baar door den schoenmaker van het dorp een groote pleister was gestikt, kijk eens, grootvader, dat kan toch niet meer zoo. Langzaam, beste meid, langzaam. Voor tien rijksdaalders kunnen we dat alles koo pen. Met maccaroni en risotto hen ik tevre den; mijn zwarte huispet kan nog lang ge noeg mee, en me dunkt je schoenen kunnen het nog wel eenigen tijd uithouden. Ge weet waarom ik eiken stuiver tracht te sparen. Uw uitzet is nog lang niet gereed en zoodra Guido een passende betrekking heeft, zal hij zijne bruid wenschen mee te voeren. Al is de dochter van het huis Rosecco arm, ze zal niet met ledige handen het huis van haren man betreden. Het meisje sloeg de oogen neder tot de donkere wenkbrauwen ze beschaduwden en speelde eenigszins zenuwachtig met de zil verstukken, die in haren schoot verspreid lagen. Ik heb geen haast u te verlaten, groot vader, antwoordde ze eindelijk zaehtkens. Ik ben nog jong, en ook Guido. We hebben den tijd nog. Ik echter hen oud, mijn kind, antwoord^ de hij met een droevig lachen. Op mijn leef tijd kan men niet meer hopen, dat de dood ons nog langen tijd zal verschoonen. Ik zal echter niet eerder tevreden mijne oogen kun nen sluiten, voor ik u als vrouw zie van Gui do Alibrandi. Livia greep Ronsecco's verdorde hand en liefkoosde ze. Spreek niet van sterven ook niet van trouwen, voegde ze hem met kinderlijke opgewondenheid toe..Waarom dezen schoonen avond met onaangenaamhe den te vergallen? Kijk dat kleine konijntje eens, dat huppelend van achter dien boom komt springen. Als we ons doodstil houden, komt het misschien naderbij. Zwijgend zaten ze zoo eenigen tijd, geboeid door de bekoorlijkheden van het woud. De lucht was vervuld met het gegons van dui zenden insecten, overstemd door het lokken de gekir van een tortelduif, welke zijn tortel met zoete klanken riep; van tijd tot tijd rit selde liet in 't struikgewas en werd dus de tegenwoordigheid van een grooter dier ver raden, dat zijn nachtleger opzocht, spoedig werden de konijntjes minder schuw tot ze dra alle uit de struiken waren teruggekeerd en haar onderbroken spel voortzetten. Livia hield den adem in, docli het was haar soms onmogelijk haar lachlust te bedwingen hij het 'gezicht van de koddige sprongen der diertjes. Plotseling echter spreng Livia met schrik op en verjoeg daardoor alle konijnen: „Zie, nonno, wat ligt daar onder dien boom?" Zij ijlde naar den boom en nam een doede houtduif van den grond, welke tot dan toe hare opmerkzaamheid was ontgaan. Het beestje was nog warm en blijkbaar als offer gevallen van een roofvogel. Arm dier, zei Rosecco medelijdend. Een havik of valk heeft u zonder twijfel gedood. Ook hier op dit vreedzaam oord wordt zoo goed bloed vergoten als in de woelige woe lige wereld. Waren we slechts eenige oogenblikke^ eerder hier geweest sprak Livia. Doch ia'; deze wildernis wordt geen menschelijke stem' gehoord, geen klaagtoon vernomen. *t Ib a»y schuwelijk hier. 't Ib huiveringwekkend lik, dit eenzame woud. Hier kan iemand worden vermoord, zonder dat een menschelijk wezen, iets hoort.. Gaan we van hier, grootvader, la* ten we gaan. Ze was zeer bleek geworden en beefde van opgewondenheid. HL DE LEGENDE DER ROSECCO- ANJELIER. De Rosecco's waren eertijds eene machti ge familie in Italië, welke goederen en lam NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT 99 3.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5