ALLERLEI.
Klomp omlaag stiet, om hem op den grond
op te peuzelen?
Ben soortgelijke scène speelde zich hier
af en het gevolg ervan was, dat Cibouleau
zes dagen gevangenis opstreek, 500 franc boe
te en de kosten. Patsl
Toen bedacht Cibouleau, een VPeesclijke
leuke, geniale wraak: hij kocht een kaka-
toe!
'tWas een prachtig beest, wit als een
bruidje, met een wonderschoone gele kuifl
Wit en geel, juist de Pauselijke kleuren!
En aan dien onschuldigen jongen kakatoe,
recht uit zijn land van zon en poëzie gekomen
leerde Cibouleau gruwelen, waarbij de laag
ste straatdeunen nog schietgebeden waren.
Uren lang, zat de kroegbaas alleen met zijn
vogel, brulde hem van die lieve en te den
ken gevende zinnetjes voor, die inslaan: Dood
aan de pastoors!.... Weg met de papen!
In 't begin was de kakatoe een weinig wan
trouwend; zij zag Cibouleau met zijn rood
en geel oog, bijna of hij geërgerd was, maar
langzaam aan werd de vrede geteekend; zij
werd er aan gewoon en op een avond, ineens
gooide Jacquot naar de ondergaande zon, die
de straat in gloed zette, een vloek, dat de
duivel er een kruis voor gemaakt zou hebben.
Gek van vreugde, sprong Cibouleau op:
„Kijk, mijn jongenwel, wel, mijn schat!
Ben beetje mais?.... Een stukje peer?
Wat suiker?.,...
En Jacquot wiegde zijn hoofdje op en neer,
en sloot de oogen in een vervoering van ge
luk. Nu had hij begrepen.
'tGaf een opschudding in 't vrome kwar
tier van Saint Sulpice; eerbiedwaardige da
mes, die naar de kerk gaan, meisjes die naar
de fabriek trippelen, priesters, seminaristen,
onverschillige voorbijgangers, waardige po
litiebeambten, iedereen blijft staan, als de
jonge kakatoe met z'n onschuldig gezicht en
zijn maagdelijken vederdos, plotseling een
walgelijke taal uitslaat.
Natuurlijk stelde men zich, zooals altijd
tevreden met het wit van zijn oogen naar
den hemel te slaan en te mompelen:
„Mijn God, waar zullen we nog terecht ko
men I"
Ja zelfs werden enkele energische volzin
nen gewisseld als deze:
„Wat een ramp! De agent moest hem doen
zwijgen!O, als men zich met dat volk
kon afgeven 1Er zal dan niemand ge
vonden worden, die, door dat waar etc. u
begrijpt?"
Op een dag echter keerde een dienst
meisje zich om, en keek den papagaai recht
in 't gezicht, het witte mutsje dapper op haar
zwarte haren. Juist vloekte hij met vollen
bek:
„Pas op, gij rakker 1"
Ze ging naar binnen, nam een half pintje
wijn voor een sausje.
Den volgenden dag kocht ze rooden, toen
rhum, cognac, fijne champagne, begon te bab
belen met Cibouleau, verkocht grappen en
vooral streelde zij den papagaai: „mijn dot
je, hier mijn schatje, daarl"
Natuurlijk was Cibouleau in de wolken toen
hij die liefkozende woordjes tot zijn leerling
hoorde.
„Wat een lief beest heeft u daar toch,
mijnheer Cibouleau."
„En verstandig".
„Ja dat wil ik gelooven."
„Toe mijn jongen: weg"...-
„Weg met de papen", grinnikte dé papa
gaai.
„Hé?" deed Cibouleau vol bewondering.
„Een pracht!" zei de nieuwe Judith, die
er op loerde den gevederden Holophernes een
kopje kleiner te maken.
Op een avond nu, was er een prachtige ge
legenheid toe. Het dienstmeisje was alleen
met de kakatoe. Eindelijk alleen!.
Cibouleau moest tien vaten wijn in ont
vangst nemen en had een groot half uur
werk in den kelder
Toen speelde er een mooi en vreeselijk
fooneel afeen Oostersch dramamet
glimlach en dolk
Zeer lief neemt ze den kakatoe, krauwt
hem op zijn kopje, op zijn wangetjes, de rak
ker was daar dol op, streelt hem, dan..... in
eens, zonder uitdaging, legt ze hem met de
pooien omhoog, houdt hem den bek dicht,
opdat hij niet zou schreeuwen, zachtjes blaast
ze de veertjes weg op de plaats waar bij kip
pen het ei zit, en nog zachter, o hoe ver
raderlijk plakt ze op diezelfde plaats, heel
«oliedeen prachtig stukje, goed gegomde
stof, mooi rose van kleur, dat ze meer dan
een week bij zich droeg in haar portemonnaie.
V'/. jweinig voorkomende gebeurtenis in
't leven van een papegaai, brak hij los in een
stroom van vloeken!!'
Nu de weg aan den anderen kant versperd
was, moet hij zich wel beperken tot dat
soort van uitwerpselen.
Dien dag was Cibouleau in de glorie; nooit
was zijn lorre zoo smerig in zijn bek geweest,
's avonds nog, tot in den nacht toe, stond er
een troep koetsiers rondom heen, en den
woedenden kakatoe ziende, en zijn onafgebro
ken vloeken hoorende, zeiden zij
'tMoet.,daar heeft hem zeker een
pastoor op zijn teenen getrapt!"
Maar droevige zijde der dingen op aarde,
den volgenden dag en de andere dagen werd
de papagaai zwaarmoedig, stil, ziek.
Hij zat ineengedoken, de veeren recht om
hoog; zijn kuif viel nu rechts, dan links en
ten slotte en voornamelijkhij vloekte niet
meer
Bij die 'teekenen werd Cibouleau ongerust,
nam den vogel in de hand, schudde hem, gaf
hem champagne, noemde hem met de woord
jes, die hij zijn vrouw gaf in de acht en
veertig uren van zijn wittebroodsdagen.
„Mijn hardlapMijn lieveling!.... Mijn
lekkere 'jongen!Toe, lach eens lievekes
tegen papal".....
En hij kittelt hem onder zijn bek, rond zijn
oortjes.... niet!De papegaai kijkt hem woe
dend aan; schudt zich heen en weer, pikt
zich dapper op de goede plaats, maar het
pleistertje houdt dapper stand.
En Cibouleau ziet- niets. Hij denkt er zelfs
nog niet aan, met ©en lantaarn zijner gene
genheid eens in de richting te lichten, die
den bek van den vogel hem aangeeft. Hij
denkt er slechts aan hem vast te houden,
hem. te laten drinkenmet geweld.... met
een strooplepel.... zoodat de kakatoe hem vol
woede toeschreeuwt:
„Weg, Jesuïet!"
Dat was zijn laatste woord!.....
Op een morgen, dat Cibouleau van droef
heid zich één zijner laatste haren uitrukte,
stierf de kakatoein zijn hand....
Den heelen dag liet Cibouleau hem zien
aan vrienden en bekenden zelfs het dienst
meisje kwam, zag hem en.... omhelsde hem.
„Ach, juffrouw", schreide Cibouleau, „nie
mand zal mij uit het hoofd praten dat een
pastoor hem dat gelapt heeft."
En het juffertje ging heen, en lachte, dat
de tranen over haar wangen rolden.
„Dat geloof ik graag", zei ze.
(Java-Post.)
VOORUITGANG VAN HET KATHOLI
CISME IN DE V. S.
Aan een brief van een medewerker der
„Croix" te New-York ontleent de „Msb."
enkele interessante bijzonderheden, die wel
getuigenis afleggen van den grooten vooruit
gang, dien het Katholicisme in de Vereenigde
Staten gedurende 1912 gemaakt heeft.
„Het jaar 1912, schrijft hij, heeft een rij
ken oogst gebracht van Katholieke kerken
scholen en liefdadige instellingen in al de
Vereenigde Staten. Met groote praal werden
twee majestueuze kathedralen ingewijd en
zeven andere zullen weldra gereed zijn. Al
leen in den Staat van New-York zijn tien
nieuwe kerken gebouwd, waarvoor niet min
der dan 121/2 millioen francs noodig waren.
En over geheel het land heerscht dezelfde
ijver voor het huis Gods.
„In groot aantal nog rezen scholen, colle
ges, academies enz. als uit den grond op.
Ik zou er zoo voor de hand weg wel van
een twintigtal van die nieuwe instellingen
melding kunnen maken. Zou men mij geloo
ven, als ik niet met de gegevens en staten
voor me verzekeren kon, dat de Amerikaan-
sche Katholieken daarvoor een som van
21.520,000 frs„ bijeen brachten?
„De Katholieke universiteit te Washington
is vergroot met een trotsch gebouw, opge
richt ter eere van kardinaal Gibbons, den
beschermheer. Om de groote onkosten van
den bouw te dekken had de machtige Ka
tholieke vereeniging van de ridders van Co
lumbus zich voor 2.500.000 frs. verbonden,
waarvan 2 millioen reeds zijn gestort.
„Om het volgen der cursussen voor de
kloosterlingen der verschillende congregaties
mogelijk te maken zonder inbreuk op de
kloosterregels, heeft men het even origineele
als practische idee gehad om voor hen een
afzonderlijk gebouw op te richten van niet
minder dan een millioen dollars, waar zij
de kloosterregels kunnen onderhouden.
„Ook de ziekenhuizen en an Je re liefdadig
heidsinstellingen zijn in den loop van 1912
buitengewoon toegenomen. Zij zijn haast on
telbaar.
„Als wij een greep doen en de totale on
kosten van twintig van die gebouwen becijfe
ren, dan komen wij tot de som van 20.500.000
frs., hetgeen gemiddeld 1.025.000 frs. voor
één gebouw is. En nogmaals zij het herhaald,
dit is nog slechts een gering deel van de of
fers, die de Katholieken in de Vereenigde
Staten alleen gedurende het jaar 1912 op
brachten. Deze vooruitgang der Katholieke
Kerk staat wel in scherp contrast met het
verval van het Protestantisme in sommige sta
ten van Amerika,"
In verband daarmede haalt de correspon
dent nog een citaat aan uit het schrijven van
mgr. Faul, den Katholieken Bisschop van
Trenton (New-Jersey).
„Wat 't godsdienstig leven onder de Protes
tanten schrijft deze bisschop, van de stad
en den staat New-Jersey aangaat, ik kan
wel zeggen, van geheel het land, het is een
vaststaand feit, dat de verschillende secten
met den dag meer en meer terrein verliezen.
In den laatsten zomer heb ik op mijn reizen
door het Westen waargenomen, dat vele Pro-
testantsche kerken te koop stonden. Volgens
de mij verstrekte inlichtingen zijn er in de
staten van Midden- en Westelijk-Amerika
niet minder dan 3000 kerken, die geheel le
dig staan en waarvan geen gebruik meer
wordt gemaakt.
„Welk een treurige toestand is het daar.
Dit feit toch bewijst, dat vele Amerikanen tot
onverschilligheid vervallen en niet meer ge
looven in de Goddelijke Waarheid. Met droef
heid moeten wij het aanhooren, hoe sommige
dagbladen verzekeren dat in de Vereenigde
Staten, het overgroot aantal Katholieken ter
zijde gelaten, 50 millioen personen zijn die
geen voet meer in een kerk zetten. O, als
men er aan denkt, dat het zedelijk leven
is gebaseerd op den godsdienst, heeft men
wél reden om de toekomst van ons land don
ker in te zien."
Deze verklaringen, gevoegd bij de gege
vens die voorafgaan, zoo besluit de corres
pondent, geven het tastbare bewijs van de
'levenskracht der Katholieke Kerk, doch te-
vens doen zij zien de algemeene verslapping
van het Amerikaansche Protestantisme, on
machtig om zijn volgelingen nog te leiden
of zelfs maar bij elkander te houden.
DE VERZOENING DER HOHENZOL-
LERNS EN DE WELFEN.
Nu door de verloving van Prinses Victo
ria Louise van Pruisen met prins Ernst Au
gust van Cumberland een verzoening tot stand
gekomen is tusschen het huis Hohenzollern
en Cumberland is het misschien interessant
eens na te gaan hoe de verhouding tusschen
beide vorstenhuizen sinds 1866 geweest is.
Aan de „Msb." ontleenen wij hierover
eenige bijzonderheden, waarover wij reeds
een en ander hebben medegedeeld en die
wij nu eenigszins uitvoeriger willen geven.
De moeilijkheden dateeren reeds van 1866,
het jaar van den oorlog met Oostenrijk,
waarbij de koning van Hannover zich, zoo
als men weet, aan de zijde van Oostenrijk
tegen Pruisen aansloot. Na de overwinning
van het Oostenrijksch leger bij Langensal-
za, die toch in een nederlaag eindigde, werd
Hannover 20 September bij Pruisen inge
lijfd en koning George afgezet.
De koning van Hannover was ook de wet
tige ergenaam van den troon van Brunswijk.
Onder den druk van Pruisen werd echter
door den bondsraad van Brunswijk een rege
ling getroffen, waarbij bepaald werd, dat
voor het geval de troon vrij kwam, de Wel-
fen niet zouden mogen opvolgen, zoolang
zij hun aanspraak niet opgaven op het ko
ningschap van Hannover.
I11 October 1884 stierf hertog Willem van
Brunswijk zonder nakomelingen na te laten,
en de zoon van koning George van Hannover
was feitelijk zijn geroepen opvolger. Maar
de hertog van Cumberland had aan het sterf
bed van zijn vader beloofd, de aanspraken
op Hannover niet te laten varen en kon dus
den troon van Brunswijk niet beklimmen.
Zijn regeering werd onvereenigbaar verklaard
met de grondbeginselen van de bondsver-
dragen en de grondwet van het rijk.
Na den dood van prins-regent Albrecht, die
in Brunswijk als hertog optrad, kwam de
Brunswijksche kwestie nog eens aan de or
de van den dag.
Na den dood van den regent prins Al
brecht, had de landdag den wensch uitge
drukt, dat niet terstond tot de verkiezing
van een nieuwen regent zou worden overge
gaan, maar vooraf zou worden beproefd den
strijd tusschen 'de huizen Hohenzollern en
Cumberland uit den weg te ruimen. De ver
trouwelijke stappen, die de regentschapsraad
daarop deed, hadden tot resultaat, dat vorst
Bülow als rijkskanselier en minister-president
weigerde mede te werken tot eene wijziging
van 't tegen den hertog van Cumberland ge
richte besluit van den bondsraad, terwijl te
gelijk de keizer den brief van den hertog,
waarin deze aanbood zijn rechten op Bruns
wijk en die van zijn oudsten zoon op den
tweeden zoon prins Ernst August, over te
dragen, en aan de oudere lijn de opvolging
slechts voor te behouden voor het geval uit
sterving der jongere lijn, bijna per keerende
post weigerend beantwoordde.
De regentschapsraad stelde daarna voor, tot
de verkiezing van een nieuwen regent de
noodige stappen te doen. Maar de landdag
ging daarop niet in, doch besloot den 23en
October 1906 de regentenkeuze drie maanden
te verdagen en inmiddels den hertog van
Cumberland gelegenheid te geven in het be
lang van Brunswijk voor goe'd en zonder
voorbehoud voor alle agnaten van zijn huis
do aanspraken op. Hannover prijs te geven.
Het antwoord van den hertog kwam den
15en December. Het bevatte een weigerend
bescheid op het verzoek, dat hij persoonlijk
afstand zou doen van Hannover en herhaalde
overigens het aan den keizer gedane voorstel
met deze uitbreiding, dat prins Ernst Au
gust zoo noodig bereid zou zijn, voor zich
en zijne nakomelingen van Hannover afstam-'
te doen.
De regentschapsraad deed nu bij schrijven
van 10 Januari een beroep op den bondsraad,
om van dezen eene verklaring te verzoeken
of na de laatste voorstellen van den hertog
van Cumberland de aanvaarding van de re
geering door prins Ernst August vereenigbaar
zou zijn met de beginselen van de bonds ver
dragen en van de rijksgrondwet.
Twee dagen later volgde' het antwoord door
den bondsraad met algemeene stemmen, met
alleen een blanco-stem van Brunswijk zelf,
genomen, dat geen lid van het huis Cumber
land, in Brunswijk zou kunnen regeeren, zoo
lang nog één lid van dit huis aanspraak zou
maken op Hannover. Jan Albert, hertog van
Mecklenburg, werd dan ook tot regent uitge
roepen.
Uit dit alles zal men begrijpen, dat de
verzoening slechts tot stand is kunnen komen
door een toegeven van den hertog van Cum
berland en een afzien van hem en van zijn
zoon op de rechten, die zij tot dusver op
Hannover deden gelden. Dat een andere op
lossing als onmogelijk te beschouwen is, blijkt
wel voldoende hieruit, dat 1 Mei 1907 prins
Bülow nog schreef, dat het bij de Brunswijk-
sche kwestie niet ging om een kwestie van
Duitsche belangen of om een belang van het
huis-Hohenzollern, maar om een levensbe
lang van de geheele natie."
Uit staatsrechterlijk oogpunt is de beëindi
ging van de historische dynastieke kwestie
dan ook, zooals wij reeds zeiden lang niet
onbelangrijk.
DE VADER VAN MINISTER COLIJN.
Wij lezen in de „Nederlander":
Dinsdag 11 Februari werd de vader van
minister Colijn, de heer A. Colijn te Haar
lemmermeer, 80 jaar oud.
Misschien herinnert men zich, dat de nu
nog zoo krasse heer Colijn, met kracht zich
verzet heeft, tegen het in dienst gaan van
zijn zoon. Onverzettelijk was de vader in het
genomen besluit, onweerstaanbaar de zoon
in 't bereiken van 't beoogde doel. Een klein
bewijsje. De zoon wilde officier worden. De
oude heer vond echter het juiste oogenblik
nog niet gekomen. De zoon vond van wel.
Vader mag ik officier worden of niet?
Nog niet mijn jongen.
Zoo.
Na eenige seconden lag de zoon te water,
voor het huis.
Vader, klonk de kreet. Henderikus is in
't water gesprongen.
De oude heer hield slechts een moment
op, zijn pijp aan te trekken, en zei:
Zoo ik kom bij hem.
En hij ging. Hij ging als een die zijn plicht
ging doen. En waarlijk, de zoon lag te water,
maar nog net zoo, dat de oude heer op zijn
knieën op een plank liggende, den kraag van
den jongeling kon pakken. En had de zoon
gemaakt, dat hij te water kwam, de oude heer
maakte dat hij er onder kwam.
Van denzelfden kalmen eenvoud getuigen
een paar andere staaltjes, welke wij dezer
dagen hoorden. Tijdens de groote manoeuvres
zaten twee bejaarde boeren in een herberg
nabij het manoeuvreterrein. Men koutte wat
over het soldatenleven en over de pas ver
richte wapenfeiten.
Ja, zei een van de twee, ik weet er
zoo'n beetje van, want m'n zoon is bij de
troepen.
Zoo, zei de ander, en wat is ie dan?
Ja, korporaal, zie je en die hooren nog
wel es wat meer dan een ander.
Jawel, zei de ander weer; ik heb ook
een zoon erbij.
Zoo en wat is die?
Ja, die is minister, zie je.
'tWas vader Colijn, die dat zei, op een
wijze, alsof het hem nauwelijks interesseer
de. E11 dat dit zoo geweest is blijkt wel uit
ons tweede verhaaltje.
Toen de benoeming van den heer Colijn
tot minister zeker was, reisde hij, om te
voorkomen, dat zij 't uit de courant zou
den lezen, even naar zijn ouders, om hun
te vertellen, wat er gebeuren zou. En toen
Junior meegedeeld had, wat gewichtig feit
te gebeuren stond, zei Senior doodkalm:
Zoo, nou dat moet dan maar.
Is het wonder, dat onze kranige minister
telkens nog zoo gaarne even een uitstapje
maakt naar de welvarende boerderij in de
Haarlemmermeer, waar zijn ouders beiden
nog genieten van een rusrtigen levensavond
en waar hij de kracht van het christelijk
leven leerde zien: Vrees Gcd, eer den Ko
ning, dien uw land, maak uw volk sterk!"
EIGENAARDIGE DRUKFOUTEN.
Toen Jéröme eertijds koning van Westfa-
lcn, op hoogen ouderdom ongesteld werd en
de Franschen dagelijks bulletins in het licht
gaven omtrent den toestand van den oom huns
Keizers, berichtte men op zekeren dag: „Le
vieux persiste" (de oude blijft), in plaats
van „Ire mieux persiste" (de beterschap
houdt aan).
Een jaarverslag der Fransche Bank bracht
eens de vertrouwelijke mededeeling: „Nous
n'avons pas dans nos caisses que des voleurs
de premier ordre" (we hebben slechts die
ven eerste klas in onze kassen). Bedoelde
Bank wou 't publiek inlichten dat zij slechts
waarde eerste klas in haar kas had. (Nous
n'avons pas dans nos caisses que des valeurs
de premier ordre).
Een componist beleefde van zoo'n zetfout
een onaangenaam incident. Vóór de uitvoe
ring van zijn muziekstuk deelde hij de versch
gedrukte liederen, welke hij nog niet ingezien
had, aan de zangers rond. Toen de compo
nist het 'teeken gaf, om te beginnen, hoorde
hij een onderdrukt lachen, dat aangroeide
tot uitbundige vroolijkheid, zoodat zijn com
positie geheel verloren ging: Er stond: Sauft
langsam und mit Nachdruck (zuipt langzaam
en met nadruk), terwijl er moest staan: Sanft,
langsam, und mit Nachdruck (zacht, lang
zaam, en met nadruk).
MIDDEL TEGEN VERBRANDING.
In de „Chemiker Zeitung" wordt in geval
len van lichte verbranding een 0.7 procen-
tage oplossing van pikrinezuur aanbevolen.
Krais uit Tubingen past dit middel reecis
geruimen tijd met succes toe; het heeft vol
gens hem boven zilvernitraat dit voordeel,
dat het goedkooper is, de huid slechts voor
bijgaand geel verft; gemakkelijker te her
kennen is, pijnloos werkt, de brandpijn spoe
dig doet bedaren en blaarvorming vermijdt,
schrijft de Tel. Ook Eyvind Bödtker uit Chris-
tiania beveelt hetzelfde middel aan. Hij heeft
omstreeks 1890 de werking van 't middel lee-
ren waardeeren in Friedel's laboratorium te
Parijs. Ook deze roemt de snelle pijnstillende
werking, zonder dat blaren optreden. Het pi
krinezuur wordt met watten geapplioeerd.
Karpinski gebruikt sinds geruimen tijd te
gen verbrandingen kaliumpermanganaat, en
wel in geconcentreerde oplossing of als een
brei, waarmee de verbrande plek wordt in
gewreven, tot ze donkerbruin is. In 't begin
heeft men nog pijn, maar al gauw wordt de
huid droog en gespannen, terwijl de pijn
allengs verdwijnt. Past men het middel heel
gauw toe, dan wordt blaarvorming vermeden.
Oppervlakkige verbrandingen worden met dit
middel in een paar dagen genezen.
BESCHILDERDE GROTTEN.
Tusschen Kayès en Timboektoe heeft Frantz
de Zeltner, in hoofdzaak in de hooge vallei
van den Senegal tal van grotten ontdekt,
welke versierd zijn met beschilderingen, zegt
het Hgzn. Deze herinneren aan die van de
Sahara, van Zuid-Afrika en zelfs van de
Spaansche en Fransche grotten. Vele van
deze teekeningen zijn uitgevoerd met rood
oker, zij stellen in grove trekken menschen
en paarden voor, verder een soort raadsel
schrift. Handsilhouetten herinneren aan die
van de grot van Gargas. De ouderdom van
deze voorstellingen is onbekend; de heden-
daagsche inboorlingen beschouwen ze als var.
zeer ouden datum, maar stellen er weinig be
lang in.
DE HUISAPOTHEEK IN DEN OUDEN TIJD
Dr. Cabanès te Parijs heeft een interessant
boek uitgegeven over huismiddeltjes in den
ouden tijd. Nog niet zoo lang geleden genas
men met muziek de hardnekkigste ziekten;
zoo verzekerden ons getuigenissen uit die da
gen, dat hoest verdween, als men de zieke
slechts een kleine melodie op de fluit voor
speelde. Deze fluit moest echter van popu
lieren-hout gemaakt zijn. Ook waanzin en ra
zernij verdwenen op deze wijze. Wellicht on
derschat men heden ten dage de hygiënische
waarde der militaire muziek: oude documen
ten berichten ons, dat men in de Middeleeu
wen de pest door muziek verdreef. En vol
gens een Grieksche sage heeft Thales van
Kreta Sparta van een vreeselijke ziekte be
vrijd door oorlogsmuziek te spelen. Philips de
Vijfde van Spanje zou zich zonder de goddelij
ke stem van Farinelli nooit met het leven
verzoend hebben en hij steeds een mensehen-
schuw zonderling zijn gebleven; wanneer de
zanger zijn stem verhief, liet de koning zich
overhalen zich te laten kleeden en scheren en
was ook te bewegen den ministerraad bij te
wonen. Een ander geneesmiddel was het
lachen, een der belangrijkste middelen uit
de 17de eeuwsche huisapotheek waren de tal-
looze liefde-poeders en sympathie-middelen,
waarmee men de booze geesten der ziekte
verdreef. Voorname dames wilden eerst dan
adergelaten worden, als een emmer met hel
der water gereed stond. Zij lieten het afge
tapte bloed in den emmer loopen en dadelijk
nam „door de sympathie" het in hun aderen
blijvende bloed de koelte van het water aan.
TIJDVERDRIJF VAN POOLREIZIGERS.
De bekende Deensche poolreiziger kapitein
Einar Mikkelsen, die tezamen met den ma
chinist Iversen 28 maanden lang in N. O.
Groenland vertoefde, heeft een interessant
verhaal gegeven, van de wijze, waarop zij
in de eenzaamheid den tijd trachtten te doo-
den. „Zwijgen is goud" heet het, maar niet
in den poolnacht, want stilzwijgenheid zou
gauw oorzaak kunnen worden van poolkoorts,
melancholie en onverdraagzaamheid. Het
komt er vooral op aan, een opgewekt discours
te blijven voeren, wat bij groote expedities
ook altijd gelukt. Voor den verhaler en zijn
metgezel was dit echter moeilijk op den duur,
want al heel gauw was alles afgedebatteerd,
en in de poolstreken was er stellig geen
nieuws onder de zon. Mikkelsen vatte toen
het plan op, den machinist Engelsch te lee-
ren, maar deze was hiervoor niet te vinden;
volgens hem had hij alleen maar zijn moeder
taal noodig om een „Onze Vader" te kunnen'
bidden.
In den derden, laatsten en vreeselijksten
winter, discussieerden zij over politiek, waar
bij de eene een reactionair conservatief en
de ander een socialistisch standpunt innam.
Ook werd over een wereldoorlog geboomd,
maar toen het hun inviel, dat Groenland bij
het uitbreken daarvan wel niet betrokken
zou zijn, werd dit thema opgegeven. Natuur
lijk droomden zij meer dan eens'van redding
en terugkeer naar huis, wat tot menig ver
haal en opsnijderij aanleiding gaf. Toen Mik
kelsen op een nacht door tandpijn wakker
werd, was hij blij om de afwisseling! En hij
ging dadelijk aan het uitrekenen, hoe lang
dit füeuwe tijdverblijf in het gunstigste ge
val, d.w.z. met de langdurigste pijn, hem ver
andering zou bezorgen, en binnen welker
tijd, gesteld dat den aanstaanden zomer eer
hulp-expeditie redding bracht, een tandarts
te bereiken zou zijn. Hij kwam tot een re
sultaat van 210 dagen of 5000 uur.
ALS DB 'WIND UIT HET WESTEN
BLAAST
Als de wind uit het Westen blaast, is de
weerstoestand steeds onzeker. De hoogste ba
rometerstanden komen dan in het Zuidelijk
gedeelte van Europa voor, en in het Noorden
trekken depressies (slechtweer-gebieden) van
West naar Oost. In het gunstigst geval ligt
ons land dan in de overgangszone; tijden
van druilerigheid worden afgelost door op-
klaringsperioden.
In den nawinter komt Westenwindweer wel
het meest voor. Gewoonlijk ook thans
loopt de wind van Zuid-Zuid-West naar West,
tijdelijk toenemend in kracht. Dan komt een
tijd van windstilte en opklaring. Spoedig is
de wind weer naar Zuid-Zuid-West terugge-
loopen, en terwijl de barometeropnieuw be
gint te dalen, neemt de bewolking toe, en
valt spoedig eenige regen.