I ALLERLEI. f „Ik zal ergens andera gaan zitten, maar ik stel een voorwaarde. Gij moet mij de rum van mijn matrozen laten proeven!" Aldus geschiedde. De Koningin proefde zeer zorgvuldig de rum der gewone ma trozen, én het leege glas aan den officier overreikend, zeide zij „Hij is niet slecht, maar zooals ik al meer gezegd heb hij zou beter wezen, als hij wat sterker was!" Natuurlijk verwekte dit gemoedelijke ant woord onder de bemanning groote instem ming. SHERLOCK HOLMES OVERTROEFD. Sir Arthur Conan Doyle betrad eenige da gen geleden een groot restaurant, toen hij door een krantenjongen werd staande ge houden. De jongen keek hem aandachtig aan en sprak: „Er zit eenig krijt op uw kleeren, waaruit ik afleid, dat ge aan het biljarten geweest zij t: het feit, dat ge u niet afge borsteld hebt, Wijst er op, dat ge na een langdurige partij vermoeid waart: aan uwe samengetrokken wenkbrauwen zie ik, dat go verloren hebt; verder herken ik de modder aan uwe schoenen als de eigenaardige mod der van het Soho; daar ge ten slotte niet den gang hebt van beroepsbiljarters, besluit ik uit een en ander, dat ge dezen middag zonder succes hebt deelgenomen aan den biljartwedstrijd om het amateur-kampioen- schap in de zaal Orme (gelegen in Soho)." Getroffen door het feit, een zoo uitstekend leerling van Sherlock Holmes te ontmoeten, beloonde Sir Conan Boyle den jongen met een goudstuk. De jongen overhandigde hem als dank een speciale editie van een avondblad en wees hem daarin aan een groot en goed gelijkend portret van den beroemden schrijver, waar onder de mededeeling Stond, dat Sir Arthur 's middags in den wedstrijd tegen Kine op de 500 punten er 32 was achtergebleven Tel. DOKTERS- AANTEEKENINGEN. Doktoren ervaren telkens weer, hoe zon derling hun patiënten zich uitdrukken, wan neer zij zeiven behulpzaam willen zijn bij het stellen van de diagnose. En het zijn niet slechts de onontwikkelde bus-patien tjes, die de dolste verhaspelingen te voor schijn brengen. Een Amsterdamsch geneesheer stond aan het Hdbl. zijn opschrijfboekje ter inzage af; hij had er zoo van tijd tot tijd in op geschreven de malle uitdrukkingen, die hij van zijn patiënten te hooren kreeg. Ziehier eenige grepen uit zijn bloemle zing: De moeder, die over haar kind rapport uitbrengt: „O, dokter, m'n kind drinkt iederen morgen wel twee tunnels vol melk." Een ander zich beklagend: „Ik heb twee toch zulke platte kin deren." Nog een ander over haar hoestend kind: 't Kleintje heeft 'n biggelende kuch." En over een maaglijdend kind: „Mijn kind slaapt den heelen dag van de vreeselijke pijnen", en ,,'t Kan haast niet zien van de zenuwpijnen op d'r maag." Een ongeruste moeder: „Dokter, wilt u niet eventjes naar de hersentjes van m'n kind kijken?" Nog andere moeders: ,,'t Kind, heeft onnoozele stuipen," en: „Mijn kind heeft toch zulke dooie haren en een ontuchtig hoofd," en: ,,'t Kind brult soms als een ballon." Een kind dat van den dokter een stand je krijgt voor zijn vuilheid, huilend: „Als ik weer overreden word, zal ik heusch eerst mijne voeten wasschen." Van volwassen patiënten over zich zei ven: „De pijn ondermijnt me." „D'r is net een soes in mijn hoofd." „Ik voel me als 'n dood element en ik heb duizelingen in 't globale." „Ik zie er soms uit als 'n gieter." Bij het ter sprake brengen van een zeker soort ongemak: „Dokter, schrijft u me een doosjo kar- kasjes... ik bedoel kadasterpillen voor?" (Hij bedoelde cascara). „Ik heb zoo'n pijn in mijn buik, voor uw eer gesproken, dokter." „O, het slikken omlaag doet veel min der pijn dan het slikken omhoog." ,,'t Is net of m'n ingewanden krijger tje spelen," en: ,,'t is net, of er 'n bloempot met takken in m'n maag zit." Andere zieken beklaagden zi:h aldus: „Mijn man bulkt van de zenuwen." „Onze moeder heeft een glazen oog van de zenuwen." „Het water gonst van m'n hoofd af." „Ik kan in m'n keel geen water ver dragen dat is me veel te droog." „Ik dacht dat ik dood ging, met per missie." „Ik heb niet veel trek in eetlust." „Ik heb zulke zangerige armen en dui zelige beenen." „Ik kan niet loopen van de keelpijn." „Ik lijk wel de dood van het ganze- bord." „Ik heb een niezende hoest." „Mijn oogen zijn net karnemelk." „Ik hoest of 't uit een holle tong komt." „Ik heb toch zoo'n vreeselijke pijn in m'n kieuwen, dokter." EEN ONBEKEND PRAEHISTORISCH VOLK IN ZUID DUITSCHLAND. Prof. dr. Christ. Mehlis, geograaf te Neu- r+adt, werd bij het bestudecren van Diony- sius' „Oikourr.enes Periegesis" dat volgens Karl Miiller uit het jaar 86 onzer jaartelling dateert er door getroffen, dat naast an dere volksstammen als Pannosi, Moesi, Thra- ces enz. ook een volksstam „Gerrae" werd vermeld, waarvan men overigens niets af weet. Lettend op Dionysius' gewoonte, om bij zijne beschrijving van het vecten naar het oosten te gaan, en er rekening mee houdend, dat de overige volksstammen aan den boven- en midden Donau voorkwamen, zou men de gevolgtrekking lr^nnen maken, dat de Gar- rae, westelijk van de Norici aan den Donau g-woond hebben. Dit klopt ook vrijwel met een mededeeling van Avienus (4e eeuw na Chr.), volgens wien de Garrae ten zuiden van den Donau woonden, westelijk van de Norici. i Avienus noemt ze een volk „kruipend over de ruggen der boschachtige bergen"; volgens hem waren het dus bergbewoners van de Noord- Alpen en de hoogvlakten tot den Do nau. Hillius, die een commentaar op Dionysius schreef, meende, dat men voor Gerrae Graeae moest lezen, cn zulks in aansluiting aan „Graeïsche Alpen". Merkwaardig genoeg biedt deze lezing een annknoopingspunt voor die van Partcch, den besten kenner onzer dagen van de Alpen der oudheid, en die de veronderstelling gewaagd heeft, dat do Graeische Alpe.. aldus zijn genoemd naar een of ander uitgestorven volk. Mehlis komt nu tot de conclusie, dat inderdaad de Graeae en de Gerrae hetzelfde volk moeten geweest zijn. De bij Ptolomaëus tweemaal genoemde „Graiai alpeis", bevatten nl. in „gra" den zelfden wortel als de Gerrae; alleen is in den lateren vorm van het woord de korte „e" weg gelaten en de „r" verdubbeld, iets, wat een orthografisch-phonrtiscli verschijnsel is zon der verdere beteekenis. Uit een grammati caal oogpunt is er dus niet tegen om de Ger rae identiek te achten aan de Graeae en om van Gerrische of Graeische Alpen te spreken. Nu zijn door Polybius de bewoners der Graeische Alpen in historische tijden als Raeti bekend; de Gerrae zijn derhalve, con cludeert Mehlis, voorloopers van de Raeti geweest, en de Raetische Alpen precies identiek aan de Graeische Alpen. EENIGE MERKWAARDIGE GETALLEN. Bekend is de berekening welke ons toont dat in den oorlog voor elke soldaat die neer geveld wordt, diens gewicht aan lood ver schoten moet worden. Hoewel in de moderne oorlogen eerder met nikkeistaai dan met het zachtmoedige lood geschoten wordt, gaat de berekening nog op. De Engelschen hebben in do Boerenoorlog vrij wat meer gewicht aan ammunitie verschoten, dan het gewicht der gesneuvelde Boeren bedroeg. Een andere vraag op dit gebied is de volgende. Hoe lang leeft een kanon. Zeer lang, zal men zeggen, indien men de goed aardige vuurmonden op de wallen van Naar- den aanschouwd heeft. Integendeel, een ka non leeft slechts een seconde. De Japanners loeten niet meer dan honderd schoten uit denzelfden loop van hun scheepsgeschut. Daar elk schot een honderdste seconde duurt, was het kanon na een seconde gewerkt te hebben, in den waren zins des woords uitgepraat. Wat kost een oorlogsvlieger zal men mis schien vragen? De Fransche regeering rekent, dat een vliegofficier met apparaat en bijbe- hooren, honderdduizend franken kost. Dat wil dan zeggen, als men de kosten van vlieg kampen, r eparatietreinen, en ongevallen over het totale aantal vliegende militairen omslaat. Valt dus niet mee. Ten êllotte, hoe lang leven wij? Indien wij het moo maken twintig jaar. Neem de ge middelde;' levensduur op veertig jaar, clan wordt da arvan verslapen veertien jaar, ver eten, ver dronken en verrookt vijf jaar, en als het mooi is, niet meer dan een jaar verkleed. Met. recht zei Goethe „Grau ist aller theorie" en leefde dan ook meer dan tachtig jaar. DRAADliiOOZE TELEGRAFIE MET WIND MOLENS. Het zal velen onzer lezers niet bekend zijn dat wij op het eilandje Ouracou een station voor draadlooze telegrafie hebben. Wat hiervan echter bijzondere vermelding verdient i.« wel de eigenaardigheid dat deze centrale geheel door windmolens gedreven wordt. Een reserve gasmotor' kan de stroom- levering bedienen op dagen van windstilte, tot nog toe heeft men deze echter nog niet behoeven aan te zetten. EEN NIEUWE METHODE! Een onzer meest bekende muziek-peada- gogen zendt ons het volgende interessante stukje: Ieder muziek- of piano-onderwijzer zal meer dan eens de treurige ervaring opgedaan, hebben, dat werkelijk begaafde, uiterst mu zikale leerlingen het minst snel vorderingen maakten. Daarentegen zijn jongelui met be slist weinig 'aanleg dikwijls „vlug". Zooals vanzelf spreekt, is dit niets verkeerds, iets waarin verandering moet komen. Maar hoe? Begaafde leerlingen zijn meer dan eens zeer gemakkelijk uitgevallen; moeilijke passages slaan ze over, of ze spelen ze op hun eigen houtje. Inderdaad, wij hebben hier te doen met een uiterst lastig probleem, waarvoor de oplossing niet zoo spoedig gevonden zal worden. Itt Amerika wordt nu de volgende methode toegepast. De pianomeester speelt het te leeren stuk eenige malen voor; dan. moet de teerling hetzelfde doen... op de pia nola. Thuis herhaalt hij het stuk zoolang, tot hij het kent. Dan tracht hij het gewoon op de piano to spelen. Alleen bij begaafden wordt deze methode, de pianola-methode, toe gepast. Wie had het ooit durven denken, dat de pianola nog eens dienst zou doen als piano-onderwijzer? Zal nu de haat van de musici tegen de pianola verdwijnen? Wij geloo.ven het niet hard. De concurrentie zal zich nu nog meer doen gevoelen. WATERSTOF GEEN ELEMENT. Uit Leeds is het merkwaardige bericht ont vangen, dat het den chemisten Colly en Patterson gelukt is, waterstof, door haar aan de werking van electrische stroömefi bloot te stellen, in helium en neon te ont leden. Deze mededeeling, die voor eenige dagen in de dagbladen de rondte deed, doet een geweldigen schok gaan door de geheeleche- chemische wetenschap. Uit waterstof is helium en neon te ont leden, d.w.z. uit het „element", uit een tot nog toe onontbindbaar beschouwde substan tie, laten zich twee andere substanties ontbinden. Sir Ramsay, de Engelsche chemist en win ner van den Nobelprijs, heeft deze substan ties het eerst ontdekt; zij zijn in de lucht bevat en laten zich vastleggen, als men de stikstof van de lucht door een metaal op vangt. Helium en neon dragen den naam van edele gassen, omdat zij, evenals onder de metalen goud en zilver, zich niet spoedig met andere stoffen verbinden. De waterstof, de grondslag voor het atoom en element-gebouw der chemie, is bewezen op hare beurt samengesteld te zijn. Wanneer komen de andere schijn-elemen- ten aan de orde met zulk een gevolg? HET VROUWENDORP VAN PEMBROKE SHIRE. In het stille Pembrokeshire in Engeland ligt een klein afgelegen dorp, Slangwin, dat zijns gelijke nog vinden moet, want de 1105 inwoners zijn bijna uitsluitend vrouwen. Er woont slechts één man in dit Engelsche vrouwendorp: de oude dominee Pryse. Dat er hier geen mannen leven, heeft niets met een uiting van vrouwenemancipatie uit te staan, het is een gevolg van een daar hcer- schende gewoonte, die traditie geworden is.. In werkelijkheid zijn de meeste vrouwen gehuwd en wonen de mannen niet ver daar vandaan bij hunne fabrieken. Een paar maal per jaar komen ze voor een of twee dagen over. Het bestuur der gemeente berust na tuurlijk geheel bij de vrouwen; een 82-ja; rige vrouw, Mary Palmer is burgemeeste res en ze zwaait haar staf met een energie, die menig mannelijk collega haar benijden zou. Onlangs bracht een medewerker van de „Daily Mirror" een bezoek aan Slangwin en vervoegde zich toen ook bij Mrs. Palmer. Zij ontving haar Londenschen gast zeer vriendelijk en vertelde o.a.Sedert 75 jaar wordt ons dorp bijna geheel door vrouwen bewoond en het gaat heel goed. Wij vis- schen, maar de mannen bouwen huizen en omdat wij geen van allen bijzonder veelei- schend zijn, lieerscht er in ons dorp altijd vrede en rust. Wel heeft de regeering me een pensioen van 5 sh. per week toege zegd, maar ik blijf liever op tyiijn. post. Eens heeft men hier een café geopend, maar na een week moest het al weer sluiten om dat we er geen van allen wilden vertoeven. Zoo af en toe krijgen we bezoek van onze 'mannen; maar eerlijk gezegd we riin blij, als ze maar weer weg zijn." DE DUURZAAMHEID VAN SCHILDER WERK. Reeds vele interessante proeven heeft men genomen om den duurzaamheid v„n schilder werk te kunnen bepalen. Het licht kan op verschillende wijzen de kleurstof verslappen, maar de verandering van kleur is aan oxy- datie onderhevig. Wanneer men een sicca tief bij een olie voegt, dan oxydeert de Kleurstof of reduceert, terwijl de olie dan later oxydeert. Zoo wordt in schilderwerk de lood-zwavel-verbinding door de werking van 't licht geoxydeerd tot loodsulfaat. Deze waarneming geeft een eenvoudig middel om schilderwerk, dat loodwit bevat, en door verzwa.veling zwart geworden is te restau- reeren; men heeft het slechts aan helderen zonneschijn bloot te stellen, die dan de zwarte lood-zwavelverbinding in wit sulfaat omzet. Meekrap beschermt blijkbaar vermillioen omdat het de stralen onderschept, die den1 grootsten invloed op de kleurwisseling uit oefenen. Vernissen beschermen de kleurstof fen tegen vochtige lucht en ultra-violet licht. De pigmenten, ontstaan, door oxydatie, zijn over het algemeen duurzamer dan die, welke door reduceering ontstonden. Kunstenaars en schilders, verffabrikanten en amateurs allen kunnen partij trekken van deze waarnemingen. HET STOF VAN DE LUCHT. De lucht, die we inademen, is, vooral in de steden, buitengewoon onzuiver, doordien ze tallooze stofdeeltejs bevat. Binnenshuis kan dat stofgehalte zeer aanzienlijk zijn, zooals o. a. Aitken heeft aangetoond. In de lucht bij de zoldering van een warm gestookte kamer kwamen er volgens hem per c.M.3 lucht nieti minder dan 5.420.000 vaste stofdeeltjes voor. in de vrije natuur bedroeg dit aantal 100.000. Regen is de voornaamste factor tot reiniging der lucht; zoo trof Aitken in de vrije natuur 34.000 stofdeeltjes per c.M3. lucht aan. Sudy heeft nu, naar de „Revue Scientifi- que" meldt, kunnen vaststellen, dat die stof deeltjes van niet minder dan zesderlei oor sprong zijn. Allereerst zijn er oosmische stof deeltjes; zonnestofjes, voortbewogen onder druk der zonnestraling of meteoor-resten, vervolgens vulcanische en organische (dia- meeën-overblijfsels); daarnaast zijn er deel tjes, afkomstig van verdamping, b.v. keuken zoutkristalletjes, overgebleven na de ver damping van nevels enz., of van verbranding (koolstof) en ten slotte het bodemstof, dat door beweging op den bodem opwolkt. Al dat stof slaat weer neer, doch van nature gaat dit niet dan heel langzaam; de snel heid der daling hangt af van de risicositeit van de lucht. O Ver het geheel kan men evenwel aannemen, dat een stofdeeltje met 0.001 m.M. middellijn jaarlijks een paar ki lometer daalt, en niet 0.01 m.M. middellijn ruim een halven kilometer per dag. Ook uit geologisch oogpunt beschouwd zijn Sudy's onderzoekingen niet oninteressant. Zoo valt er uit af te leiden, dat sedimentvorming in den Oceaan tengevolge der daling der luchtstaf slechts zeer gering kan zijn en hoog stens lokaal kan voorkomen; van meer belang is "de sedimentvorming op het vasteland. Vast. staat ook, dat het kwarts- en kalkrijke slib nooit van cosmischen oorsprong zijn kan, zoo als b.v. door Richtofen wel beweerd is. Do vorm wijkt n.l. af van dien, welken de kos mische stofdeeltjes bezitten. Eigenaardig is, dat met deze laatste langs zuiver physischeni weg verKiogen uitkomsten geheel Kropt de conclusie van Germain en Paul Lemoine, welke gebaseerd is op een bestudeering dei- fauna van het slib. APPELEN ETEN. Het eten van appelen, voornamelijk onmid dellijk vóór het naar bed gaan, is een be proefd middel ter bevordering eener goede gezondheid. De appel levert namelijk niet alleen een voortreffelijk voedsel, maar be vordert tegelijk een goede spijsvertering, schrijft de 's-H. Crt. De appel houdt meer phosphorzuur, in licht verteerbare verbindin gen in, dan elk ander plantendeel der aarde. Zijn gebruik, bijzonder direct vóór 't slapen gaan, werkt: le voordeelig op de hersenen: 2e zet de lever aan; 3e bewerkt een rus- tigen slaap; 4e desinfekteert de mondholte; 5e bindt het overtollige maagzuur; 6e bevor dert de afscheidingswerkingen der nieren; 7e gaat de steenvorming teg^-n, en 8e beschut verder tegen .«te verterings-rr ^Rijkheden. HET EE^GE KIND. Aan het artikel in „Molescott" ontleent de „Res.bode" de volgende regelen: De vroegrijpheid is een veelvuldig voorko mende karaktereigenschap van eenige kinde ren. Het voortdurend zich bezighouden der ou ders met hun kind, zijn omgang meestal met volwassenen verhaasten zijn ontwikkeling op een voor lichaam en geest nadeelige wijze. Het resultaat is, behalve, dat men de kin deren daardoor van een groot deel van hun jeugd berooft, een schadelijke invloed op 't kinder-zenuwstelsel. Door deze te vlugge ent wikkeling verliest men den heerlijken tijd van den kinderlijken eenvoud en verkort een stadium van langzame, natuurlijke ont plooiing, die zoo hoog noodig is om de so lide basis te leggen tot de verdere ontwik keling van het kind. De opvoeding van een eenig kind heeft dikwijls het nadeel, dat zijn verstand soms op zeer eenzijdige wijze wordt ontwikkeld. De al te zware eischen, aan het geestelijk leven van het kind gesteld, nemen zijn ze nuwstelsel te sterk in beslag en dat juist op een leeft'jd, waarin die organen door hun ontwikkeling gevoeliger zijn dan in latere jaren het geval is. Het is dus niet te verwonderen, dat juis1- zulke kinderen een groot percentage vormen van de zoogenaamde „nerveuze kinderen" in den ruimsten zin des woords. Het eenige kind gaat slechts met volwas senen om, het ontbeert het gezelschap van andere kinderen, dat toch zoo noodzakelijk is voor zijn verdere ontwikkeling. De omgang met groote menschen betee- kent voor het kind een te groote inspanning van zijn hersens en zenuwen. ZINKPLATEN DOORBOORD DOOR EEN INSECT. Er zijn enkele insecten, waarvan de lar ven in staat zijn looden platen te doorboren. Ook is er één insect, de Criocephalus rus- ticus, waarvan de kaken sterk genoeg zijn om zinkplaten te doorboren. Men wist reeds, dat dit insect groote verwoestingen in het hout aanrichtte. Houlbert, professor aan de Universiteit te Hennes, toont in „Insecta" fotografiën van stukken dennenhout, afkom stig van4een dak, waarin de larven van dit insect heele gangen gegraven hebben, zon der de oppervlakte aan te tasten. De stuk ken hout waren later bedekt met een laag zink en ook dte werd door de insecten door boord. ENGELAND, HET. LAND DER VERZEKE RING. Engeland is het land der verzekeringen; daar verzekert men alles; in den meest uit- gebreiden zin des woords. Een achtste deel van alle spaarpenningen zijn in levensver zekeringen belegd; verder heeft de door snee Engelschman nog ettelijke andere as suranties loopen, waarmee hij alle risico voor eventueele gebeurlijkheden trotseert. Mevrouw gaat een verzekering aan tegen de schade, die onvoorzichtige dienstboden haar kunnen berokkenen; mijnheer betaalt trouw zijn premies voor de verzekering te gen slecht weer, als schade in z'n bedrijf, tegen het verlies van documenten, tegen nieuwe belastingen of douane rechten, te gen bepaalde politieke wetten, enz. Zangers en zangeressen verzekeren hun keel; ande ren, nun hersenen, zooaat ae verze"Kermg- maatschappij hun logies in een krankzinni gengesticht betaalt. Zelfs loopen er contrac ten, met krankzinnigen om financieelen bij stand wanneer ze, als hersteld weer in de maatschappij zuilen leven. Er loopen en kele verzekeringen tegen aardbevingen. Tal loos zijn de assuranties van automobilisten, boete voor te snel rijden, ongelukken, enz. worden door de assurantie-maatschappijen betaald. De hoogte der premiën hangt bij deze verzekeringen natuurlijk geheel van de bekwaamheid en het gedrag van den chauffeur af; een „chauffy" die nog nooit voor het kantongerecht verscheen, betaalt een lage premie, maar van hem, die al eenige malen met het gerecht kennis maak te, wordt een premie geëischt, die in per centage gelijk staat met die van een hart lijder, die een levensverzekering sluit. Assurantie tegen suffragette-geweldena rijen zijn niet nieuw meer en op dit oogen- blik is de premie zeer hoogl DE TRANSPORTKOSTEN BIJ VRACHT AUTO'S. Een Amerikaan, Harold Whiting Slauson heeft,onlangs eenige interessante cijfers mee gedeeld omtrent de transportkosten bij de vracht-auto's. Hij heeft berekend, dat de kosten, zooals rente van het kapitaal, ver zekering, garage, loon van den chauffeur, voor een auto welke 5 ton kan vervoeren, op 5.32 dollar per dag komen. Deze kosten blijven hetzelfde of de auto dienst doet of niet. Is de auto echter in dienst, dan komt daar nog bij slijtage, benzine, olie, reparatie, demonteering enz. wat ongeveer 40 cent (Eoll. 1 gulden) per 1G00 M. be draagt. Bij een gemiddelde weg van 50 mij len per dag (70 K.M.) kost een vracht-auto in het geheel 13 dollar (32,5 gulden) per dag. NAïEF. De Yankees gaan wel voer geslepen lui door, maar toch zijn er nog naïvelingen on der, die in geldzaken en dollarkwesties een roerende kinderlijkheid aan den dag kunnen leggen. Een New-Yorksche krant vertelde daar onlangs een aardig staaltje van: Het gemeentebestuur, afdeeling financiën, van Washington had de hoeveelheid van het in omloop zijnde geld gepubliceerd en daarbij de berekening gevoegd, dat iedere inwoner gemiddeld 34 dollar 72 cent bezitten moest. Dagen daarna regende het nog brieven van arme Washingtonnaren, die om de hun toe komende 34 dollar 72 cent verzochten.... II EEN PARASIET VAN DE HUISVLIEG. Naar „Cosmos" bericht, schijnt er een nieuw en mogelijk zelfs een deugdelijk mid del gevonden te zijn, om de huisvlieg, die plaag ,£er menschheid, te verdelgen. Deze vlieg heeft n.l. een vijand, de empusa mus- cae, een sinds lang bekende zwam, die para sitisch in de mug voorkomt en in tal van doode muggen dan ook is aangetroffen Nor maliter komt deze parasiet niet zóó veel vuldig voor, dat ze in staat zijn zou de vliegen uit te roeien; thans evenwel is het Edgar Hesse gelukt, die parasiet te kweeken en met behulp dier culturen de vliegen in massa te verdelgen. Hesre's proeven zijn te interessanter, doordien de empusa niet alleen parasiet is voor de gewone huisvlieg (musea domestica), maar ook voor een klei nere soort (fannia canicularis) en de stal- vlieg (stomoxys calcitrans), die zoo'n gruw zaam treiteraar is voor het vee; met behulp der eene parasiet zou men dus een drietal uit hygiënisch oogpunt zeer gevaarlijke in secten kunnen vernietigen. ZELDZAME GENEESMIDDELEN. In de „Revue" schrijft dr. J. Laumon- niei over Fransche volksgeneesmiddelen, be zien van het standpunt, dat de oude „kwak zalverijen" werkelijk vaak succes hebben. Den hoogs ten ouderdom bereiken, volgens Fransche statistiek, de menschen in het de partement van Ariege en der West-Pyre- neën. De bergbewoners zijn trotsch op hun vele 80-, 90- en 100-jarige oudjes. „De bergen houden een mensch jong", zeggen ze. En als zij vertrouwd zijn met iemand, verraden ze het geheim. „Wij gebruiken zout, iederen morgen en bij het drinken nemen wij een snuifje zout, waarover wij een kruis slaan. Dat reinigt de nieren, houdt je in 't leven." De geneeskracht van zout wordt ook door vele andere volkeren geprezen; in Amerika is het gebruiken van zout zelfs „dernier cri" geweest, tenminste onder de hooge kringen, hoewel zij er minder baat bij schenen te vinden, dan de bewoners der West-Pyre- neeën. Ook aan steenen en edelsteenen wordt algemeen veel geneeskracht toegeschreven. In verschillende doelen van Frankrijk ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 8