I ALLERLEI. f
„Ik zal ergens andera gaan zitten, maar
ik stel een voorwaarde. Gij moet mij de rum
van mijn matrozen laten proeven!"
Aldus geschiedde. De Koningin proefde
zeer zorgvuldig de rum der gewone ma
trozen, én het leege glas aan den officier
overreikend, zeide zij
„Hij is niet slecht, maar zooals ik al
meer gezegd heb hij zou beter wezen, als
hij wat sterker was!"
Natuurlijk verwekte dit gemoedelijke ant
woord onder de bemanning groote instem
ming.
SHERLOCK HOLMES OVERTROEFD.
Sir Arthur Conan Doyle betrad eenige da
gen geleden een groot restaurant, toen hij
door een krantenjongen werd staande ge
houden.
De jongen keek hem aandachtig aan en
sprak: „Er zit eenig krijt op uw kleeren,
waaruit ik afleid, dat ge aan het biljarten
geweest zij t: het feit, dat ge u niet afge
borsteld hebt, Wijst er op, dat ge na een
langdurige partij vermoeid waart: aan uwe
samengetrokken wenkbrauwen zie ik, dat go
verloren hebt; verder herken ik de modder
aan uwe schoenen als de eigenaardige mod
der van het Soho; daar ge ten slotte niet
den gang hebt van beroepsbiljarters, besluit
ik uit een en ander, dat ge dezen middag
zonder succes hebt deelgenomen aan den
biljartwedstrijd om het amateur-kampioen-
schap in de zaal Orme (gelegen in Soho)."
Getroffen door het feit, een zoo uitstekend
leerling van Sherlock Holmes te ontmoeten,
beloonde Sir Conan Boyle den jongen met
een goudstuk.
De jongen overhandigde hem als dank een
speciale editie van een avondblad en wees
hem daarin aan een groot en goed gelijkend
portret van den beroemden schrijver, waar
onder de mededeeling Stond, dat Sir Arthur
's middags in den wedstrijd tegen Kine op
de 500 punten er 32 was achtergebleven
Tel.
DOKTERS- AANTEEKENINGEN.
Doktoren ervaren telkens weer, hoe zon
derling hun patiënten zich uitdrukken, wan
neer zij zeiven behulpzaam willen zijn bij
het stellen van de diagnose. En het zijn
niet slechts de onontwikkelde bus-patien
tjes, die de dolste verhaspelingen te voor
schijn brengen.
Een Amsterdamsch geneesheer stond aan
het Hdbl. zijn opschrijfboekje ter inzage
af; hij had er zoo van tijd tot tijd in op
geschreven de malle uitdrukkingen, die hij
van zijn patiënten te hooren kreeg.
Ziehier eenige grepen uit zijn bloemle
zing:
De moeder, die over haar kind rapport
uitbrengt:
„O, dokter, m'n kind drinkt iederen
morgen wel twee tunnels vol melk."
Een ander zich beklagend:
„Ik heb twee toch zulke platte kin
deren."
Nog een ander over haar hoestend kind:
't Kleintje heeft 'n biggelende kuch."
En over een maaglijdend kind:
„Mijn kind slaapt den heelen dag van
de vreeselijke pijnen", en ,,'t Kan haast
niet zien van de zenuwpijnen op d'r maag."
Een ongeruste moeder:
„Dokter, wilt u niet eventjes naar de
hersentjes van m'n kind kijken?"
Nog andere moeders:
,,'t Kind, heeft onnoozele stuipen,"
en: „Mijn kind heeft toch zulke dooie haren
en een ontuchtig hoofd," en: ,,'t Kind
brult soms als een ballon."
Een kind dat van den dokter een stand
je krijgt voor zijn vuilheid, huilend:
„Als ik weer overreden word, zal ik
heusch eerst mijne voeten wasschen."
Van volwassen patiënten over zich zei
ven:
„De pijn ondermijnt me."
„D'r is net een soes in mijn hoofd."
„Ik voel me als 'n dood element en
ik heb duizelingen in 't globale."
„Ik zie er soms uit als 'n gieter."
Bij het ter sprake brengen van een zeker
soort ongemak:
„Dokter, schrijft u me een doosjo kar-
kasjes... ik bedoel kadasterpillen voor?"
(Hij bedoelde cascara).
„Ik heb zoo'n pijn in mijn buik, voor
uw eer gesproken, dokter."
„O, het slikken omlaag doet veel min
der pijn dan het slikken omhoog."
,,'t Is net of m'n ingewanden krijger
tje spelen," en: ,,'t is net, of er 'n
bloempot met takken in m'n maag zit."
Andere zieken beklaagden zi:h aldus:
„Mijn man bulkt van de zenuwen."
„Onze moeder heeft een glazen oog
van de zenuwen."
„Het water gonst van m'n hoofd af."
„Ik kan in m'n keel geen water ver
dragen dat is me veel te droog."
„Ik dacht dat ik dood ging, met per
missie."
„Ik heb niet veel trek in eetlust."
„Ik heb zulke zangerige armen en dui
zelige beenen."
„Ik kan niet loopen van de keelpijn."
„Ik lijk wel de dood van het ganze-
bord."
„Ik heb een niezende hoest."
„Mijn oogen zijn net karnemelk."
„Ik hoest of 't uit een holle tong
komt."
„Ik heb toch zoo'n vreeselijke pijn in
m'n kieuwen, dokter."
EEN ONBEKEND PRAEHISTORISCH
VOLK IN ZUID DUITSCHLAND.
Prof. dr. Christ. Mehlis, geograaf te Neu-
r+adt, werd bij het bestudecren van Diony-
sius' „Oikourr.enes Periegesis" dat volgens
Karl Miiller uit het jaar 86 onzer jaartelling
dateert er door getroffen, dat naast an
dere volksstammen als Pannosi, Moesi, Thra-
ces enz. ook een volksstam „Gerrae" werd
vermeld, waarvan men overigens niets af
weet. Lettend op Dionysius' gewoonte, om bij
zijne beschrijving van het vecten naar het
oosten te gaan, en er rekening mee houdend,
dat de overige volksstammen aan den boven-
en midden Donau voorkwamen, zou men de
gevolgtrekking lr^nnen maken, dat de Gar-
rae, westelijk van de Norici aan den Donau
g-woond hebben. Dit klopt ook vrijwel met
een mededeeling van Avienus (4e eeuw na
Chr.), volgens wien de Garrae ten zuiden van
den Donau woonden, westelijk van de Norici.
i Avienus noemt ze een volk „kruipend over
de ruggen der boschachtige bergen"; volgens
hem waren het dus bergbewoners van de
Noord- Alpen en de hoogvlakten tot den Do
nau.
Hillius, die een commentaar op Dionysius
schreef, meende, dat men voor Gerrae Graeae
moest lezen, cn zulks in aansluiting aan
„Graeïsche Alpen". Merkwaardig genoeg
biedt deze lezing een annknoopingspunt voor
die van Partcch, den besten kenner onzer
dagen van de Alpen der oudheid, en die de
veronderstelling gewaagd heeft, dat do
Graeische Alpe.. aldus zijn genoemd naar een
of ander uitgestorven volk. Mehlis komt nu
tot de conclusie, dat inderdaad de Graeae en
de Gerrae hetzelfde volk moeten geweest zijn.
De bij Ptolomaëus tweemaal genoemde
„Graiai alpeis", bevatten nl. in „gra" den
zelfden wortel als de Gerrae; alleen is in den
lateren vorm van het woord de korte „e" weg
gelaten en de „r" verdubbeld, iets, wat een
orthografisch-phonrtiscli verschijnsel is zon
der verdere beteekenis. Uit een grammati
caal oogpunt is er dus niet tegen om de Ger
rae identiek te achten aan de Graeae en om
van Gerrische of Graeische Alpen te spreken.
Nu zijn door Polybius de bewoners der
Graeische Alpen in historische tijden als
Raeti bekend; de Gerrae zijn derhalve, con
cludeert Mehlis, voorloopers van de Raeti
geweest, en de Raetische Alpen precies
identiek aan de Graeische Alpen.
EENIGE MERKWAARDIGE GETALLEN.
Bekend is de berekening welke ons toont
dat in den oorlog voor elke soldaat die neer
geveld wordt, diens gewicht aan lood ver
schoten moet worden. Hoewel in de moderne
oorlogen eerder met nikkeistaai dan met het
zachtmoedige lood geschoten wordt, gaat de
berekening nog op. De Engelschen hebben in
do Boerenoorlog vrij wat meer gewicht aan
ammunitie verschoten, dan het gewicht der
gesneuvelde Boeren bedroeg.
Een andere vraag op dit gebied is de
volgende. Hoe lang leeft een kanon. Zeer
lang, zal men zeggen, indien men de goed
aardige vuurmonden op de wallen van Naar-
den aanschouwd heeft. Integendeel, een ka
non leeft slechts een seconde. De Japanners
loeten niet meer dan honderd schoten uit
denzelfden loop van hun scheepsgeschut. Daar
elk schot een honderdste seconde duurt, was
het kanon na een seconde gewerkt te hebben,
in den waren zins des woords uitgepraat.
Wat kost een oorlogsvlieger zal men mis
schien vragen? De Fransche regeering rekent,
dat een vliegofficier met apparaat en bijbe-
hooren, honderdduizend franken kost. Dat wil
dan zeggen, als men de kosten van vlieg
kampen, r eparatietreinen, en ongevallen over
het totale aantal vliegende militairen omslaat.
Valt dus niet mee.
Ten êllotte, hoe lang leven wij? Indien wij
het moo maken twintig jaar. Neem de ge
middelde;' levensduur op veertig jaar, clan
wordt da arvan verslapen veertien jaar, ver
eten, ver dronken en verrookt vijf jaar, en
als het mooi is, niet meer dan een jaar
verkleed. Met. recht zei Goethe „Grau ist
aller theorie" en leefde dan ook meer dan
tachtig jaar.
DRAADliiOOZE TELEGRAFIE MET WIND
MOLENS.
Het zal velen onzer lezers niet bekend
zijn dat wij op het eilandje Ouracou een
station voor draadlooze telegrafie hebben.
Wat hiervan echter bijzondere vermelding
verdient i.« wel de eigenaardigheid dat deze
centrale geheel door windmolens gedreven
wordt. Een reserve gasmotor' kan de stroom-
levering bedienen op dagen van windstilte,
tot nog toe heeft men deze echter nog niet
behoeven aan te zetten.
EEN NIEUWE METHODE!
Een onzer meest bekende muziek-peada-
gogen zendt ons het volgende interessante
stukje:
Ieder muziek- of piano-onderwijzer zal
meer dan eens de treurige ervaring opgedaan,
hebben, dat werkelijk begaafde, uiterst mu
zikale leerlingen het minst snel vorderingen
maakten. Daarentegen zijn jongelui met be
slist weinig 'aanleg dikwijls „vlug". Zooals
vanzelf spreekt, is dit niets verkeerds, iets
waarin verandering moet komen. Maar hoe?
Begaafde leerlingen zijn meer dan eens zeer
gemakkelijk uitgevallen; moeilijke passages
slaan ze over, of ze spelen ze op hun eigen
houtje. Inderdaad, wij hebben hier te doen
met een uiterst lastig probleem, waarvoor
de oplossing niet zoo spoedig gevonden zal
worden. Itt Amerika wordt nu de volgende
methode toegepast. De pianomeester speelt
het te leeren stuk eenige malen voor; dan.
moet de teerling hetzelfde doen... op de pia
nola. Thuis herhaalt hij het stuk zoolang,
tot hij het kent. Dan tracht hij het gewoon
op de piano to spelen. Alleen bij begaafden
wordt deze methode, de pianola-methode, toe
gepast. Wie had het ooit durven denken,
dat de pianola nog eens dienst zou doen als
piano-onderwijzer? Zal nu de haat van de
musici tegen de pianola verdwijnen? Wij
geloo.ven het niet hard. De concurrentie zal
zich nu nog meer doen gevoelen.
WATERSTOF GEEN ELEMENT.
Uit Leeds is het merkwaardige bericht ont
vangen, dat het den chemisten Colly en
Patterson gelukt is, waterstof, door haar
aan de werking van electrische stroömefi
bloot te stellen, in helium en neon te ont
leden.
Deze mededeeling, die voor eenige dagen
in de dagbladen de rondte deed, doet een
geweldigen schok gaan door de geheeleche-
chemische wetenschap.
Uit waterstof is helium en neon te ont
leden, d.w.z. uit het „element", uit een tot
nog toe onontbindbaar beschouwde substan
tie, laten zich twee andere substanties
ontbinden.
Sir Ramsay, de Engelsche chemist en win
ner van den Nobelprijs, heeft deze substan
ties het eerst ontdekt; zij zijn in de lucht
bevat en laten zich vastleggen, als men de
stikstof van de lucht door een metaal op
vangt.
Helium en neon dragen den naam van
edele gassen, omdat zij, evenals onder de
metalen goud en zilver, zich niet spoedig
met andere stoffen verbinden.
De waterstof, de grondslag voor het atoom
en element-gebouw der chemie, is bewezen
op hare beurt samengesteld te zijn.
Wanneer komen de andere schijn-elemen-
ten aan de orde met zulk een gevolg?
HET VROUWENDORP VAN PEMBROKE
SHIRE.
In het stille Pembrokeshire in Engeland
ligt een klein afgelegen dorp, Slangwin, dat
zijns gelijke nog vinden moet, want de 1105
inwoners zijn bijna uitsluitend vrouwen. Er
woont slechts één man in dit Engelsche
vrouwendorp: de oude dominee Pryse. Dat
er hier geen mannen leven, heeft niets met
een uiting van vrouwenemancipatie uit te
staan, het is een gevolg van een daar hcer-
schende gewoonte, die traditie geworden is..
In werkelijkheid zijn de meeste vrouwen
gehuwd en wonen de mannen niet ver daar
vandaan bij hunne fabrieken. Een paar maal
per jaar komen ze voor een of twee dagen
over. Het bestuur der gemeente berust na
tuurlijk geheel bij de vrouwen; een 82-ja;
rige vrouw, Mary Palmer is burgemeeste
res en ze zwaait haar staf met een energie,
die menig mannelijk collega haar benijden
zou. Onlangs bracht een medewerker van
de „Daily Mirror" een bezoek aan Slangwin
en vervoegde zich toen ook bij Mrs. Palmer.
Zij ontving haar Londenschen gast zeer
vriendelijk en vertelde o.a.Sedert 75 jaar
wordt ons dorp bijna geheel door vrouwen
bewoond en het gaat heel goed. Wij vis-
schen, maar de mannen bouwen huizen en
omdat wij geen van allen bijzonder veelei-
schend zijn, lieerscht er in ons dorp altijd
vrede en rust. Wel heeft de regeering me
een pensioen van 5 sh. per week toege
zegd, maar ik blijf liever op tyiijn. post.
Eens heeft men hier een café geopend, maar
na een week moest het al weer sluiten om
dat we er geen van allen wilden vertoeven.
Zoo af en toe krijgen we bezoek van onze
'mannen; maar eerlijk gezegd we riin blij,
als ze maar weer weg zijn."
DE DUURZAAMHEID VAN SCHILDER
WERK.
Reeds vele interessante proeven heeft men
genomen om den duurzaamheid v„n schilder
werk te kunnen bepalen. Het licht kan op
verschillende wijzen de kleurstof verslappen,
maar de verandering van kleur is aan oxy-
datie onderhevig. Wanneer men een sicca
tief bij een olie voegt, dan oxydeert de
Kleurstof of reduceert, terwijl de olie dan
later oxydeert. Zoo wordt in schilderwerk
de lood-zwavel-verbinding door de werking
van 't licht geoxydeerd tot loodsulfaat. Deze
waarneming geeft een eenvoudig middel
om schilderwerk, dat loodwit bevat, en door
verzwa.veling zwart geworden is te restau-
reeren; men heeft het slechts aan helderen
zonneschijn bloot te stellen, die dan de
zwarte lood-zwavelverbinding in wit sulfaat
omzet.
Meekrap beschermt blijkbaar vermillioen
omdat het de stralen onderschept, die den1
grootsten invloed op de kleurwisseling uit
oefenen. Vernissen beschermen de kleurstof
fen tegen vochtige lucht en ultra-violet licht.
De pigmenten, ontstaan, door oxydatie, zijn
over het algemeen duurzamer dan die, welke
door reduceering ontstonden.
Kunstenaars en schilders, verffabrikanten
en amateurs allen kunnen partij trekken van
deze waarnemingen.
HET STOF VAN DE LUCHT.
De lucht, die we inademen, is, vooral in de
steden, buitengewoon onzuiver, doordien ze
tallooze stofdeeltejs bevat. Binnenshuis kan
dat stofgehalte zeer aanzienlijk zijn, zooals
o. a. Aitken heeft aangetoond. In de lucht bij
de zoldering van een warm gestookte kamer
kwamen er volgens hem per c.M.3 lucht nieti
minder dan 5.420.000 vaste stofdeeltjes voor.
in de vrije natuur bedroeg dit aantal 100.000.
Regen is de voornaamste factor tot reiniging
der lucht; zoo trof Aitken in de vrije natuur
34.000 stofdeeltjes per c.M3. lucht aan.
Sudy heeft nu, naar de „Revue Scientifi-
que" meldt, kunnen vaststellen, dat die stof
deeltjes van niet minder dan zesderlei oor
sprong zijn. Allereerst zijn er oosmische stof
deeltjes; zonnestofjes, voortbewogen onder
druk der zonnestraling of meteoor-resten,
vervolgens vulcanische en organische (dia-
meeën-overblijfsels); daarnaast zijn er deel
tjes, afkomstig van verdamping, b.v. keuken
zoutkristalletjes, overgebleven na de ver
damping van nevels enz., of van verbranding
(koolstof) en ten slotte het bodemstof, dat
door beweging op den bodem opwolkt. Al
dat stof slaat weer neer, doch van nature
gaat dit niet dan heel langzaam; de snel
heid der daling hangt af van de risicositeit
van de lucht. O Ver het geheel kan men
evenwel aannemen, dat een stofdeeltje met
0.001 m.M. middellijn jaarlijks een paar ki
lometer daalt, en niet 0.01 m.M. middellijn
ruim een halven kilometer per dag.
Ook uit geologisch oogpunt beschouwd zijn
Sudy's onderzoekingen niet oninteressant. Zoo
valt er uit af te leiden, dat sedimentvorming
in den Oceaan tengevolge der daling der
luchtstaf slechts zeer gering kan zijn en hoog
stens lokaal kan voorkomen; van meer belang
is "de sedimentvorming op het vasteland. Vast.
staat ook, dat het kwarts- en kalkrijke slib
nooit van cosmischen oorsprong zijn kan, zoo
als b.v. door Richtofen wel beweerd is. Do
vorm wijkt n.l. af van dien, welken de kos
mische stofdeeltjes bezitten. Eigenaardig is,
dat met deze laatste langs zuiver physischeni
weg verKiogen uitkomsten geheel Kropt de
conclusie van Germain en Paul Lemoine,
welke gebaseerd is op een bestudeering dei-
fauna van het slib.
APPELEN ETEN.
Het eten van appelen, voornamelijk onmid
dellijk vóór het naar bed gaan, is een be
proefd middel ter bevordering eener goede
gezondheid. De appel levert namelijk niet
alleen een voortreffelijk voedsel, maar be
vordert tegelijk een goede spijsvertering,
schrijft de 's-H. Crt. De appel houdt meer
phosphorzuur, in licht verteerbare verbindin
gen in, dan elk ander plantendeel der aarde.
Zijn gebruik, bijzonder direct vóór 't slapen
gaan, werkt: le voordeelig op de hersenen:
2e zet de lever aan; 3e bewerkt een rus-
tigen slaap; 4e desinfekteert de mondholte;
5e bindt het overtollige maagzuur; 6e bevor
dert de afscheidingswerkingen der nieren;
7e gaat de steenvorming teg^-n, en 8e beschut
verder tegen .«te verterings-rr ^Rijkheden.
HET EE^GE KIND.
Aan het artikel in „Molescott" ontleent de
„Res.bode" de volgende regelen:
De vroegrijpheid is een veelvuldig voorko
mende karaktereigenschap van eenige kinde
ren.
Het voortdurend zich bezighouden der ou
ders met hun kind, zijn omgang meestal met
volwassenen verhaasten zijn ontwikkeling op
een voor lichaam en geest nadeelige wijze.
Het resultaat is, behalve, dat men de kin
deren daardoor van een groot deel van hun
jeugd berooft, een schadelijke invloed op 't
kinder-zenuwstelsel. Door deze te vlugge ent
wikkeling verliest men den heerlijken tijd
van den kinderlijken eenvoud en verkort
een stadium van langzame, natuurlijke ont
plooiing, die zoo hoog noodig is om de so
lide basis te leggen tot de verdere ontwik
keling van het kind.
De opvoeding van een eenig kind heeft
dikwijls het nadeel, dat zijn verstand soms
op zeer eenzijdige wijze wordt ontwikkeld.
De al te zware eischen, aan het geestelijk
leven van het kind gesteld, nemen zijn ze
nuwstelsel te sterk in beslag en dat juist op
een leeft'jd, waarin die organen door hun
ontwikkeling gevoeliger zijn dan in latere
jaren het geval is.
Het is dus niet te verwonderen, dat juis1-
zulke kinderen een groot percentage vormen
van de zoogenaamde „nerveuze kinderen" in
den ruimsten zin des woords.
Het eenige kind gaat slechts met volwas
senen om, het ontbeert het gezelschap van
andere kinderen, dat toch zoo noodzakelijk
is voor zijn verdere ontwikkeling.
De omgang met groote menschen betee-
kent voor het kind een te groote inspanning
van zijn hersens en zenuwen.
ZINKPLATEN DOORBOORD DOOR EEN
INSECT.
Er zijn enkele insecten, waarvan de lar
ven in staat zijn looden platen te doorboren.
Ook is er één insect, de Criocephalus rus-
ticus, waarvan de kaken sterk genoeg zijn
om zinkplaten te doorboren. Men wist reeds,
dat dit insect groote verwoestingen in het
hout aanrichtte. Houlbert, professor aan de
Universiteit te Hennes, toont in „Insecta"
fotografiën van stukken dennenhout, afkom
stig van4een dak, waarin de larven van dit
insect heele gangen gegraven hebben, zon
der de oppervlakte aan te tasten. De stuk
ken hout waren later bedekt met een laag
zink en ook dte werd door de insecten door
boord.
ENGELAND, HET. LAND DER VERZEKE
RING.
Engeland is het land der verzekeringen;
daar verzekert men alles; in den meest uit-
gebreiden zin des woords. Een achtste deel
van alle spaarpenningen zijn in levensver
zekeringen belegd; verder heeft de door
snee Engelschman nog ettelijke andere as
suranties loopen, waarmee hij alle risico
voor eventueele gebeurlijkheden trotseert.
Mevrouw gaat een verzekering aan tegen
de schade, die onvoorzichtige dienstboden
haar kunnen berokkenen; mijnheer betaalt
trouw zijn premies voor de verzekering te
gen slecht weer, als schade in z'n bedrijf,
tegen het verlies van documenten, tegen
nieuwe belastingen of douane rechten, te
gen bepaalde politieke wetten, enz. Zangers
en zangeressen verzekeren hun keel; ande
ren, nun hersenen, zooaat ae verze"Kermg-
maatschappij hun logies in een krankzinni
gengesticht betaalt. Zelfs loopen er contrac
ten, met krankzinnigen om financieelen bij
stand wanneer ze, als hersteld weer in de
maatschappij zuilen leven. Er loopen en
kele verzekeringen tegen aardbevingen. Tal
loos zijn de assuranties van automobilisten,
boete voor te snel rijden, ongelukken, enz.
worden door de assurantie-maatschappijen
betaald. De hoogte der premiën hangt bij
deze verzekeringen natuurlijk geheel van
de bekwaamheid en het gedrag van den
chauffeur af; een „chauffy" die nog nooit
voor het kantongerecht verscheen, betaalt
een lage premie, maar van hem, die al
eenige malen met het gerecht kennis maak
te, wordt een premie geëischt, die in per
centage gelijk staat met die van een hart
lijder, die een levensverzekering sluit.
Assurantie tegen suffragette-geweldena
rijen zijn niet nieuw meer en op dit oogen-
blik is de premie zeer hoogl
DE TRANSPORTKOSTEN BIJ VRACHT
AUTO'S.
Een Amerikaan, Harold Whiting Slauson
heeft,onlangs eenige interessante cijfers mee
gedeeld omtrent de transportkosten bij de
vracht-auto's. Hij heeft berekend, dat de
kosten, zooals rente van het kapitaal, ver
zekering, garage, loon van den chauffeur,
voor een auto welke 5 ton kan vervoeren,
op 5.32 dollar per dag komen. Deze kosten
blijven hetzelfde of de auto dienst doet
of niet. Is de auto echter in dienst, dan
komt daar nog bij slijtage, benzine, olie,
reparatie, demonteering enz. wat ongeveer
40 cent (Eoll. 1 gulden) per 1G00 M. be
draagt. Bij een gemiddelde weg van 50 mij
len per dag (70 K.M.) kost een vracht-auto
in het geheel 13 dollar (32,5 gulden) per
dag.
NAïEF.
De Yankees gaan wel voer geslepen lui
door, maar toch zijn er nog naïvelingen on
der, die in geldzaken en dollarkwesties een
roerende kinderlijkheid aan den dag kunnen
leggen. Een New-Yorksche krant vertelde
daar onlangs een aardig staaltje van: Het
gemeentebestuur, afdeeling financiën, van
Washington had de hoeveelheid van het in
omloop zijnde geld gepubliceerd en daarbij
de berekening gevoegd, dat iedere inwoner
gemiddeld 34 dollar 72 cent bezitten moest.
Dagen daarna regende het nog brieven van
arme Washingtonnaren, die om de hun toe
komende 34 dollar 72 cent verzochten.... II
EEN PARASIET VAN DE HUISVLIEG.
Naar „Cosmos" bericht, schijnt er een
nieuw en mogelijk zelfs een deugdelijk mid
del gevonden te zijn, om de huisvlieg, die
plaag ,£er menschheid, te verdelgen. Deze
vlieg heeft n.l. een vijand, de empusa mus-
cae, een sinds lang bekende zwam, die para
sitisch in de mug voorkomt en in tal van
doode muggen dan ook is aangetroffen Nor
maliter komt deze parasiet niet zóó veel
vuldig voor, dat ze in staat zijn zou de
vliegen uit te roeien; thans evenwel is het
Edgar Hesse gelukt, die parasiet te kweeken
en met behulp dier culturen de vliegen
in massa te verdelgen. Hesre's proeven zijn
te interessanter, doordien de empusa niet
alleen parasiet is voor de gewone huisvlieg
(musea domestica), maar ook voor een klei
nere soort (fannia canicularis) en de stal-
vlieg (stomoxys calcitrans), die zoo'n gruw
zaam treiteraar is voor het vee; met behulp
der eene parasiet zou men dus een drietal
uit hygiënisch oogpunt zeer gevaarlijke in
secten kunnen vernietigen.
ZELDZAME GENEESMIDDELEN.
In de „Revue" schrijft dr. J. Laumon-
niei over Fransche volksgeneesmiddelen, be
zien van het standpunt, dat de oude „kwak
zalverijen" werkelijk vaak succes hebben.
Den hoogs ten ouderdom bereiken, volgens
Fransche statistiek, de menschen in het de
partement van Ariege en der West-Pyre-
neën. De bergbewoners zijn trotsch op hun
vele 80-, 90- en 100-jarige oudjes. „De bergen
houden een mensch jong", zeggen ze. En als
zij vertrouwd zijn met iemand, verraden ze
het geheim. „Wij gebruiken zout, iederen
morgen en bij het drinken nemen wij een
snuifje zout, waarover wij een kruis slaan.
Dat reinigt de nieren, houdt je in 't leven."
De geneeskracht van zout wordt ook door
vele andere volkeren geprezen; in Amerika
is het gebruiken van zout zelfs „dernier cri"
geweest, tenminste onder de hooge kringen,
hoewel zij er minder baat bij schenen te
vinden, dan de bewoners der West-Pyre-
neeën. Ook aan steenen en edelsteenen wordt
algemeen veel geneeskracht toegeschreven.
In verschillende doelen van Frankrijk ge-