der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Liturgische Wegwijzer. I J Grootmoeder. GELOOFSVERÜED1GING. EEN LIED PER WEEK. loven den Heer. Dit nummer behoort bU de «Nieuwe Haart Courant" van 22 Februari 1913. De nadruk van de berichten en mededeellngen in dit blad is verboden. KNIP DIT UIT en lex bet in uw Mis. en Vesperboek. Verklaring: Het verwijst naar het Aanhangsel voor de Nederl. Bisdommen. De l J naar dat voor de Orde der Franciscanen. Zondag 23 Februari. Derde Zondag in de Vas ten, blz. 493. Groenm. en Kiev. 2e en 3e Gebed blz. 1077. Maandag 24 Februari. H. MATHIAS, Apos tel, blz. 1135; 2e Gebed en laatste Evang. blz. 497. Credo. Praefatie der Apostelen. Dinsdag 25 Februari. Van den dag, blz. 501; 2e Gebed van den H. Petrus Damiauus, blz. 1134 en 222. Groenm. en Kiev. 2e Gebed, blz. [69j van den Z. Sebastianus. Naar keuze ook: H. Petrus, blz. 1134 en 222. Groenm. en Kiev. Z. Sebastia- iius, blz. [69J en 230; 2e Gebed en laatste Evangelie blz. 502. Woensdag 2G Februari. Van den dag, blz. 505. (Groenm. en Kiev. 2e Gebed van den II. Ignatius, blz. 1105; Veis., van den H. Ti tus, blz. 1120). Donderdag 27 Februari. Van den dag, blz. 509 (Groenm. en Kiev. 2e Gebed van den Z Joannes, blz. |69); Veis. van den H. Martina, blz. 240). Groenm. en Kiev. naar keuze ook: Z. Joannes, blz. [691 en 178 (Veis. H. Martina, blz. 240), 2e Gebed en laatste Ev. blz. 509. Vrü.dag 28 Februari. Van den dag, blz. 512; 2e Gebed van de Vijf Wonden O. II. J. Chr., blz. 990. Naar keuze ook: Feest van de Vijf Wonden O. H. J. Chr., blz. 990; 2e Gebed en laatste Evvag. blz. 512. Ore- do. Praefatie van het H. Kruis. Zaterdag 1 Maart. Van den dag, blz. 518; 2e Gebed van den H. Suitbertus, blz. 43* en 212 (Groenm., Kiev. en Veis. van den Z. Mathia, blz. [71] en' 250); 3e Gebed voor den Paus, blz. 102. Naar keuze ook: H. Suitbertus, blz. 43* en 212 (Groemn, Ivlev. en Veis. Z. Mathia, blz. [71] en 250); 2e Gebed en laatste Evang. blz. 518; 3e Geb. 1(12. N.R f)e aangegeven bladzijden verwijzen naar bet Mis. en Vesperboek (uitgave Deselée). In ieoere Mis biddc men van blz. 71—94, waar zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis". DERDE ZONDAG VAN DE VASTE. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Ephesiërs; V, 1—9. Broeders! Weest navolgers van God, als zeer geliefde kinderen, en wandelt in liefde, gelijk ook Christus ons liefgehad en Zich zeiven voor ons gegeven heeft als eene offerande en een slachtoffer Gode tot een aangenamen geur. Doeb ontucht en allerlei onreinheid of gierigheid worde zelfs niet genoemd onder u, gelijk bet heiligen betaamt; noch schande lijkheid, noch dwaze praat, noch onbetame lijke scherts, die niet past; maar veeleer dankzegging. Want weet dit en beseft, dat geen ontuchtige, noch onreine, noch gierig aard, hetgeen afgodendienst is, erfdeel heeft in het Rijk van Christus en God. Dat nie mand u verleide door ijdele redenen; want om die dingen komt de toorn Gods over de kindereu des ongeloofs. Wordt dus hunne deelgenooteu niet. Want gij- waart eens duisternis, nu echter licht in den Heer. Wan delt als kinderen des lichts! de vrucht toch des lichts is in alle goedheid en rechtvaardig heid en waarheid. Evangelie volgens den H. Lucas; XI, 1428. In dien tijd dreef Jesus eenen duivel uit, en deze was stom. En toen Hij den duivel had uitgedreven, sprak de stomme, en de scharen stonden verbuasd. Doch sommigen van hen zeiden: In Beëlzebub, den vorst der duivelen, drijft Hij de duivelen uit. En anderen, Hem op de proef stellend, vroegen van Hem een teeken uit den hemel. Hij nu, hunne gedach ten ziende, sprak tot hen: Elk Rijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, zal verwoest worden, en het eene huis zal op bet andere vallen. Indien nu ook de Satan tegen zich zclven verdeeld is, hoe zal zijn Rijk stand honden? daar gij zegt, dat Ik in Beëlzebub de duivelen uitdrijf. Doch zoo Ik in Beëlzebub de duivelen uit drijf, door wien dan drijven uwe zonen ze uit? Zij derhalve zullen uwe rechters zijn. Maar, zoo Ik door den vinger Gods de duivelen uit drijf, dan is waarlijk het Rijk Gods tot n ge komen. Wanneer een sterke, gewapend, zijn hof bewaakt, is hetgeen hij bezit in veilig heid. Doch als een sterkere dan hij liern over valt en overwint, zal hij hem al zijne wape nen, waarop hij vertrouwde, ontnemen en zijnen buit verdeeleu. Die niet met Mij is, is tegen Mij; en die niet met Mij vergadert, ver strooit. W an neer dc onreine geest van den mensch is uitgegaan, waart hij rond door dorre plaatsen, zoekend naar rust; en ze niet vin dend, zegt hij: Ik zul tenigkeeren in mijn huis, van waar ik ben uitgegaan. En geko men zijnde, vindt bij hel schoon geveegd en opgesierd. Alsdart gaal hu en neemt mot zich zeven andere geesten, boozer dan hij zelf; en binnengegaan zijnde, wonen zij (laar. En liet laatste van dien mensch wordt erger dan het eerste. Het geschiedde nu, toen Hij dit sprak, dat zekere vrouw uit de schare hare stem ver hief en tol Hem zeide: Zalig de schoot, die U gedragen heeft, en de borsten, welke Gij ge zogen hebt! Doch Hij sprak: Ja, zalig zij, die Góds woord booren en het bewaren! Evangelie ver klaring. 3de ZONDAG VAN DE VASTEN. „In dien tijd wierp Jezus een boozen geest uit, en deze was .sloin; (dat wil zeg gen, maakte den ongelukkige, waarvan hij zich ho I meester gemaakt., stom), en toen Hij '-en geest had uitgedreven, sprak do stomme, en do scharen waren verwon derd." Zij zeiden zelfs, getroffen door dat wonder van Jezus, volgens het verhaal van den H. Mattheus: zou deze niet de Messias zijn? Maar er waren ook Schriftgeleerden onder de schare, bittere vijanden van Jezus, en deze zeiden: „door Beëlzebub, den overste der booze geesten, drijft hij do booze geesten uit." Een hatelijker en lasterlijker woord werd nooit tegen de Ma jesteit van Jezus gesproken, Hij de God I van hemel en aarde werd de dienaar van den Satan genoemd. Maar ook dwazer en ongerijmder beschuldiging werd nooit tegen Hem uitgebracht. Jezus zelf wilde hen het dwaze van hun beschuldiging doen inzien. Daarom zeide hijals Ik door Beëlzebub de booze geesten uitdreef, dan stond Sa tan tegen Satan, dan ware hij de grootste vijand van zich zolven en tegen zich zel- ven verdeeld, dan kon ook het rijk, door hem op aarde gesticht, niet blijven be staan, want elk koninkrijk, elke familie, i eik huisgezin waar tweedracht heerscht, moet ten gronde gaan. Nog meer brengt 'de Zaligmaker zijne tegenstanders in het nauw door een beroep te doen op hunne ondervinding. Onder de zonen der Joden j waren duivelbezweerders, die onder inroe- ping van den Heiligen Naam van God de duivelen uitdreven. Verpletterend was daar om de vraag van Jezus: „Indien Ik door I Beëlzebub de booze geesten uitdrijf, door I wien drijven uwe zonen ze dan uit?" Nim- mer toch zouden zij durven beweren, dat I die met den duivel tegen den duivel werk- ten, en toch schaamden zij zich niet die gruweldaad aan Jezus toe te schrijven. Dat was meten met twee maten. Daarom zou den voor het oordeel van God hunne eige- no kinderen hunne rechters zijn, tegen hen j opstaan en hen van schandelijke onrecht vaardigheid overtuigen. I)e beschuldiging was dus weerlegd, maar hierbij liet Jezus I het niet, Hij wilde hen ook nogmaals op Zijne Goddelijke Macht en zending wijzen: „Indien Ik door Gods vinger (door Gods macht) de booze geesten uitdrijf, dan is voorwaar het Rijk Gods tot u gekomen," dan moet gij Mij als den beloofden Mes sias erkennen. Hoe heerlijk zou Hij zijn onweerstaanbare Macht ontwikkelen, als zij in Hem wilden gelooven, wat rijke vruch ten zou Zijn overwinning op Satan der we reld brengen. „Wanneer een sterke gewa pend zijn hof bewaart, dan is wat hij heeft in zekerheid. Maar als een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, ontneemt liij hem zijn wapentuig, waarop hij vertrouw de, en zijnen buit verdeelt hij De mach- j tige is Satan, de sterkere is de God-Mensch. I De zwakke mensch bukt voor den duivel, maar de duivel wordt op zijne beurt uit zjjn rijksgebied verdreven door den Heer Jezus Christus. i Aan die overwinning van Jezus zuilen allen deel hebben, die voor Hem partij kie zen. Voor onzijdigheid is geen plaats. Een j ieder moet zich scharen onde'r het vaandel j van Christus of van den duivel. Niemand I kan twee heeren dienen. Er ligt geen mid- denweg tusschen de deugd en de zonde, tusschen Christus en den Satan. Maar wee lien, die Jezus niet volgen. Hunne straf i kan niet uitblijven en zal verschrikkelijk izijn. „Die niet met Mij is, is tegen Mij, en I die niet met Mij vergadert verstrooit." Be- rispend en tegelijk vermanend tot terug- I keer van den weg der zonde, gaf Jezus door eene gelijkenis te kennen, wat het 'noodlottig gevolg zal zijn der verwaarloo- zing van Gods genade: „Als de onreine geest van den mensch is uitgegaan, waart hij om daar waterlooze plaatsen, rust zoe kende, en haar niet vindende, zegt hij: ik zal terugkeeren naar de woning van waar ik ben uitgegaan. En daar gekomen vindt hij haar uitgeveegd en versierd. Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten nog boozer dan hij zelf is, en zij gaan binnen en wonen daar, en de laatste toestand van dien mensch wordt nog erger dan de eerste." Ziedaar het treurig lot van eiken zondaar, die na bekeerd te zijn, in zijne vorige zonden vervalt. Van kwaad komt hij tot grooter kwaad, van de eene zonde tot de andere. Zóó afdoend was Je zus' antwoord geweest, zoo geheel de boos- j aardige beschuldiging weerleggend, dat een vrouw uit de menigte, in de geestdrift ha- rer bewondering over de grootheid Zijner wonderwerken en de macht Zijner woorden, de moeder zalig prees, die zulk een Zoon had mogen dragen en voeden: „het ge schiedde terwijl Jezus dit sprak, dat eene vrouw, hare stem verheffende uit de scha re, tot Hem zeide: zalig de schoot, die U gedragen heeft, en de borsten die U gevoed hebben." Dat was een heerlijke lofzang, ter eere van Maria en haren Goddelijken Zoon aangeheven door die eenvoudige vrouw, een eerbiedige hulde gebracht aan Hem, die zoo even op de schandelijkste wijze gelasterd wa3 door eenigen van haar volk. Het was de eerste vervulling van dat woord door Maria gesproken: zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen." Jezus beaam de die lofspraak, door het stellen van een voorwaarde, 3ie eerst vervu'd moet zijn vóórdat iemand zalig geprezen mag worden, maar die geen der stervelingen zoo goed vervuld heeft als Maria: „ja zalig zij, die bet woord Gods hooren en het bewaren." Allen kunnen deelen in het geluk van Ma ria, als zij in Hem willen gelooven en in dat geloof volharden. Zorgen wij evenals Maria het woord Gods steeds in den goe' den geest aan te hooren en in onze har ten te bewaren, zorgen wij steeds in Zijne goddelijke zending en waardigheid te ge looven, dan zullen ook wij zalig mogen genoemd worden, en eenmaal ook het loon voor ons geloof in de eeuwige zaligheid ontvangen. LEGT HET VIERDE GEBOD OOK AAN DE OUDERS PLICHTEN OP? Hoewel het vierde gebod alleen spreent over hetgeen de kinderen ten opzichte van vader en moeder verplicht zijn: „Eert uwen vader en moeder", zoo moeten wij de betee- kenis van dit gebod toch zoo opvatten, dat hierdoor ook aan de ouders verplichtingen worden opgelegd. Voor heden willen wij nagaan welke deze j verplichtingen zijn en hoe zij onderschei- Wien loven de winden, De dauw en de wolken? "Wien loven de bronnen, De vloeden en kolken? Ze loven, ze loven den Heer, (bis). ze, „men moet maar bij u komen, als men be hoefte heeft aan een goed woord." En zij drukte een hartelijken kus op de zilveren haren. „De kinderen komen aanstonds uit de school, mamaatje; ik ga boterhammen snij den." En zij gaat. Nu is het weer eenzaam en stil in het ver trek; slechts de kleine gele vogel in de kooi tjilpt als in den droom, de oude albasten pen- I dule gaat haar eentonigen gang en de brei naalden tikkelen zacht tegen elkander. Daar- den worden. Dat de ouders hunne kinderen moeten De nette kamer gelijkvloers want voor het grootmoedertje werd het trappenklim- I op" valien'de' handerin^den"schroTen ^-oot men reeds moeilijk lag tegen het Zuiden. moeders hoofd op den schouder. Zij slaapt Hare vensters zagen uit op den grooten scha- een pO0sje slechts zoo'u knippertje tot- duwrijkeu tuin; sneeuwwitte gordijnen ver- dat de koffie komt. De schaduwen der linde- „uuue *muCiCu rnoo.su sieren dc vensters en achter de heldere rrn-b]aden buiten spelen krijgertje op haar ge- liefhebben, behoefde ook feitelijk niet door J?,n gu een fnssck? ™uts' met laat. Hoe zoet slaapt zij, de oude vrouw, hoe i een afzonderlijk gebod verplichtend gesteld .n, op <jen zllveJ"ff]'IJS hoofd- Eveneens vreedzaam straalt haar gelaat! 'te worden, wint ook de liefde van ouders 5*Btdekt men daar een hr.l en soms een bleeke Mevrouw," roept daarop een frissche stem. uc v<tu «uucja band, die ucn bril omhoog schuift op het wit-1 „hier is de koffie." te haai en dan ziet het gelaat een er oude 2ij is terstond wakker; oude meuschen sla- vrouw in den tuin uit, vol rimpeltjes, maar met een paar goedige, vriendelijke oogen, in nemend en zacht, het lieve gelaat van een grootmoeder, van een waar echt grootmoe dertje. Ja, wat zal er van het huishouden worden, als grootmoe eens niet meer zijn zal. Zoo denkt ook wel die man met dat nette voorkomen, die juist het vertrek binnenkomt, met een uitdrukking van zorg op het gelaat. r Hij gaat onrustig een paar malen op en neer '/f'o"'nL-nVn!. - en kijkt voortdurend verstrooid naar de tal- K"H voor hunne kinderen wordt den menschen opgelegd door de natuurwet. Ook hiervan zien wij ten allen tijde en bij alle volkeren, zij mogen dan nog zoo onbeschaafd en woest zijn, vele voorbeel den. Zoowel in de geschiedenis van het Jood- sche volk, als in de historie der oude Grie ken en Romeinen treffen wij herhaaldelijk voorbeelden aan van ouders, die zich uit liefde voor hunne kinderen opofferden. Doch wat nu wordt precies bedoeld door het vierde gebod, ten opzichte van de ver houding der ouders tegenover hunn*e kin deren? Zij moeten zorgen zoowel voor het gees telijk, als tijdelijk welzijn der kinderen. Voor hun. geestelijk welzijn zorgen zij, wanneer zij maken, dat hunne kinderen zoo spoedig mogelijk ledematen worden der H. Kerk van Christus door het ontvangen van het H. Doopsel. Vervolgens moet de chris telijke opvoeding en vooral het godsdien stig onderricht hun zeer ter harte gaan. Het moet hun eerste zorg zijn, dat die kinderen onderwezen worden op scholen, waar geloof en deugd geëerbiedigd worden en waar het geheeie onderwijs geschoeid is pen nooit vast. „Dank je Hanna, dank je," zegt zij minzaam. Het stemmige dienstmeisje komt naderbij. „Mevrouw, daar is weer geld van mijn leun, wil u dat bij het andere doen, dat u voor mij bewaart? Ik dank u vriendelijk voor de moeite!" „Grootmoeder!" fluistert een nur later de ferme 13-jarige kleinzoon haar in 't oor, „grootmoe, er staat een paardenspel in de j rijke familieportretten aan de wanden - en van den leuningstoel aan het venster volgen hem deelnemend twee trouwe oogen. „Hendrik", vraagt grootmoe haren oudsten I zóón, in wiens huis zij woont, „wat scheelt er- aan? Heb je verdriet, m'n goede jongen? Wat is het?" En de „goeie jongen", in wiens donkere haard reeds hier en daar een wit haartje glin stert, komt nader, zet zieh tegenover groot moe neer en stort zijn gemoed uit. „Maak je niet ongerust", troost de oude vrouw, nadat hij geëindigd had, „dat is nog niet zoo erg, Hein, hoewel ook precies niet prettig. Geloof me, ik ben er heel wat erger op echt-katho.iekeu leest, zoodat gevaar voor aan fee geweest, toen je vader stierf, de op- geloof en zeden die kinderen daar niet be dreigt. Een andere grooto plicht rust nog op de schouders der ouders: het vervullen der godsdienstplichten door de kinderen. „Jong voeding van mijn zes kinderen was nog niet voltooid jij waart op het gymnasium en bij al die zorgen moest ik geheel alleen mijn landgoed besturen uw vader wilde geen voogd benoemd hebben' voegde zij er fier bij. geleerd is oud gedaan" zegt een Hollandsch »Daar werden mij plotseling twee hypothe- spreekwoord en dit geldt evenzeer wat be- i ke" opgezegd, en geen kleintjes ook, het geld treft onze godsdienstige verplichtingen als ten opzichte van andere gewoonten, die wij ons eigen hebben gemaakt Wanneer dus de kinderen van jongs af geleerd is geregeld naar de kerk te gaan en hunne godsdienstplichten steeds waar te nemen, dan zuilen zij, ouder geworden en niet meer zoo onder, toezicht staande, aan die goede gewoonten b ijven vasthouden en aldus iu het ijverig vervullen hunner gods dienstige verplichtingen een grooten steun vinden tegen de moeilijkheden en bekorin gen, die het leven steeds met zich mede brengt. De ouders mogen zich wel nauwkeurig rekenschap geven van de zware verantwoor ding, die hierdoor hun wordt opgelegd, want van de wijze, waarop zij de kinderen in hun ee.rste jeugd opvoeden, hangt voor een zeer groot gedeelte af, hoe diezelfde kin deren later zullen zijn. Vandaar ook moeten de ouders steeds de kinderen aan hunne zorgen toevertrouwd, waarschuwen en vernamen, wanneer zij gebreken in hen opmerken. Hoe spoediger zij erbij zijn met terechtwijzingen en zoo noodig met bestraffing, des te eerder en des te beter zal het voor de kinderen zelf zijn. Want een kwaad, of ondeugd, reeds in den aanvang tegengehouden, zal niet zulk een grooten omvang nemen, als wan neer er reeds aanstonds vrije teugel aan gelaten wordt. Maar ten slotte en dit is misschien wel het aller voornaamste de ouders moeten hunne kinderen voorgaan door hun voorbeeld. was destijds sehaarsch. Dagen lang lieb ik van den een naar den ander moeten zwalken, tot ik eindelijk de vereischte som verkreeg. Beu je al bij Trewendt getVeest?" vroeg zij nadenkend. I Hij schudde bet boijfd. „U weet bet mis schien niet moedertje, maar op de landbouw- vergadering hebben wij elkaar de waarheid mtter schreien uit, zet zieh op het bankje aan Dat is wat prachtigs," ant woordt zij en breit druk voort, zonder hem aan te kijken, maar een schelmachtig 'aehja speelt om baar mond. Zij weet al lang, w; ar hij heen wil. „Groetmoe, heeft u wel eens een paarden spel gezien?" vraagt hij en de blauwe kijkers staren met een smeekenden blik in hare oogen. Zeker, o, dat is buitengewoon mooi. De knaap zucht, dat ge er medelijden mee zoudt hebben. Ja, arme jongen, zegt de grootmoeder deelnemend, je moet nu je schoolwerk ma ken. Dat heb ik al af, roept hij snel. Grootmoeder heeft de groenzijden geld, tasch uit den zak gehaald en reikt hem eeu blank ti en stuiverstuk toe. O, zegt de jongen, trillend van genot. Hij vergeet zelfs te bedanken en als de wind- is bij de kamer uit. Gooien dag, moeder! Eene slanke vrouw in wandeltoilet is de kamer binnengekomen; zoodra zij de voile terugscliuift, ziet de groot moeder dat haar jongste dochter, de dokters- vrouw, gewrend heeft. Maar Helena, weer tranen? zegt zij ver wijtend. De nog jonge vrouw breekt werkelijk in gezegd over die paardenhistorie' „Ja, ja! ik weet bet, maar dat is nog goen reden!" „Neen, ik vraag hem niets", zegt bij snel. „Dan zal ik het doen, Hein! Ik ken mijn ouden Trewendt te goed". „Wil je, iievc, beste moeder?" En zijn ge- de voeten der moeder en legt het hoofd in haren schoot. O, als ik u niet had, snikt zij bijna harts tochtelijk. Die tijd zal ook komen, antwoordde d<* oude vrouw, en dan zal ik op mijn sterfbed nog zorg voelen, dat ik hier zulk een onver laat helderde zichtbaar op. Hij weet immers, standig kind moet achterlaten, dat der oude burgemeestersvrouw nooit oen moeder, ik kan het niet meer uit dien,st geweigerd wordt, het allerminst houden! door een vriend barer jeugd „Zeker", zegt zij glimlachend. „Ik zal ter stond aan den oude schrijven, maak de schrijftafel open, zie zoo, en laat mij nu maar alleen". Grootmoe heeft den brief pas af, of daar wordt de deur eveu geopend en een lief vrou wekopje kijkt naar binnen. „Zoo, Mina?" vraagt de oude dame en drukt haar schoondochter de hand, „goed, dat je eens naar mij ksmt kijken". De huisvrouw is zichtbaar ontsteld. „Och, grootmoe", begint zij, terwijl zij plaats neemt, „hoe graag zou ik reeds vroeger geko men zijn. maar je weet, men moet in buis overal bij zijn, en met Elsje is niets aan te vangen, nadatOch heer, denk eens aan", klaagt zij, „de secretaris en Els! Gisteravond vooral j bij het feest in het park ik zat óp heete ko len. Waar zij heenging, lièp hij haar na en Wat toch? Hij veronachtzaamt mij, hij beeft mil niet meer lief! Toont hij dat? Ja, hij is zoo brommig, zoo ontstemd. En omdat ik dat voel. verklaarde hij mij giste renavond, dat de huiselijkheid van een een wig in tranen badende vrouw hem volstrekt niet beviel en toen ging hi.j naar het Casino en zei mij niet eens goeden avond. Zou hij dat dan zonder eenige reden ge daan hebben? De jonge vrouw stuift op. U trekt ook al voor hem party? roept z[j uit. De oude vrouw knikt: Ja Helene. Als je wist moe, hoe gelukkig wij vroe ger waren kort geleden doch thans! No->it meer een vriendelyk woord en als ik mts voorstel, dan zegt hij: Dom volk! of Waf een dwaasheid! of: Ik ben zoo moe! Hij doet Wij allen kennen de kracht, die uitgaat ik kon ze toch niet aldoor ualoopen, zonder van het goede voorbeeld in het algemeen. mij belachelijk te maken. Eindeliik ging hü mij nooit meer een genoegen aan. Het is dus wei gemakkelijk te begrijpen, ook in het bootje, waarin zü met Lise Hout- - Omdat jij hem geen genoegen aandoet, dat er van het voorbeeld der ouders, voor- j man zat, ik stond aan den kant als een kip Helene! Jy wilt, dat bij na zijn zwaar dag- al wanneer de kinderen nog zeer jeugdig die eerdereiers heeft uitgebroed; al mijn l.ei- werk nog met je naar schouwburg of een- zijn en zeer groote kracht uitgaat, die na- melyk wenken en met de oogen knippen hielp eert zal gaan; hij heeft behoefte aan rust. Nu mii niets, zij staken van wal en Lise ging zit je met verwijtenden blik tegenover hom, heel achter in de boot, zitten en liet die bei- speelt de ongelukkige vrouw, in plaats van den alleen aan het andere eind by elkaar". hem een vriendelijk woord te gunnen. Hooi Grootmoe lacht: ..Tk kan het hem niet kwa- eens, hoe bet mij is gegaan. TTw overleden lijk nemen, Mina, Elsje is een mooi meisje". „Maar om Gods wil, wat moet dat worden?" Haar stem klonk angstig. tuurlijk ten goede of ten kwade zal leiden naarmate het voorbeeld goed of kwaad is. Het is, zooals vanzelf spreekt, aan geen twijfel onderhevig, of de ouders moeten de kinderen ten voorbeeld zijn door een deugd zaam en godsdienstig leven. Mogen alle ouders diep overtuigd zijn van de zwaarte der verplichtingen, ook aan hen door het vierde gebod opgelegd. X. vader was in 't derde jaar van ons linweliik een tijdlang even zwijgend, even ongpzelbg en norscli als Etluard, volgens je zeggen, „Wat is er dan van Hein en jou geworden, thans. Ik had hierover veel hoofdbrekens, ik Zij Woorden van Th. Sevens. Muziek van F. Mille. toen je destijds ook samen in den gondel zat? De oude vrouw kijkt schalksch op en de nog knappe schoondochter bloost, doch moet toch glimlachen. „Elsje is nog zoo jong, zegt zy, pas achttien! „Hoe oud was jij?" vraagt grootmoe, zon der zich van stuk te laten brengen. „Och, roept het nette vrouwtje, „ik was ook verstandiger. Dit is nu allemaal heel anders; er is geeu ernst in de meisjes tegenwoordig enen.... bet valt zoo moeieliik, zijn kind vroeg hem wat hem scheelde trachtte in alles zijn zin te doen doch ik kwam er niet achter en alles bleef by 'toude. Hij, anders zoo vroolijk, sprak aan tafel geen woord, 1-y, die anders duizend oplettendheden voor mij had, soheen mij hrelemaal niet meer op te merken. Dit ging weken lang zoo, toen werd ik ongeduldig en onvriendelijk. Nu zou bier in de stad net een bal zijn, waaraan wij, zoo als al lang afgesproken was, zouden deelne men. Ik was reeds gekleed, toen mijn goede Wien loven do starren, Die lachen en scheem'len? "Wien loven de blaad'ren, Die ruischen en weem'Ien? Wien loven de starren? Wien loven de blaad'ren? Ze loven, ze loven den Hoer, (bis.) Wien loven de bloomen, Die kleuren en geuren? Wien loven do beken, Die vlieten en neuren? Wien loven de bloomen? Wien loven de beken? Ze loven, ze loven den Heer, (bis.) Wien loven de golven, Die woelen en klotsen? Wien loven de wouden, De bergen en rotsen? Ze loven, ze loven den Heer, (bis.) aan den eersten den beste te geven,"komt man verklaarde, dat hy geen zin bad om uit te gaan, hij was moe. Ik aan 't huilen, vleien, smeeken eerst bood hij weerstand, doeb eindelijk scheen het, dat zulk een tooneel hem verveelde en besloot hy mee te gaan. Nog al. tnos heb ik dat bleeke gezicht en de matte uitdrukking van zijn gelaat voor mij, waar mede hy in de balzaal tegen de deur lennde. F- '-' later viel mij dit wem- in voorloop'g vermaakte ik mij heerlijk. Toen wij t»gen den morgen thuis kwamen, klaagde hy over hoofdpijn, hij moest naar bed en kreeg een hevige koorts. De dokter zeide, dat hij do koorts reeds lang onder de leden had gehad, doch het was door het nachtelijk rijden en de snelle temperatuursverandering verer- trouwde en toen Hein met jou kwam ook niet. gord. Dat waren weken van angst, die nu Ik heb slechts de handen gevouwen en ge- volgden, Helene, en voor mij een harde les beden: „Uw wil geschiede, Heer!" en daarop nooit zou ik weer rust gehad hebben, als werd ik getroost." hy toen gestorven was. Het nette vrouwtje wischte zich de tranen Helena zit onbeweeglijk en stil. Na een uit de oogen. „Je hebt gelijk, grootma," zegt poos staat zy op en grijpt naar haar parasol- er aarzelend bij. „Jy was ook pas achttien," zegt grootmoe, en jou moeder had jou ook zoo lief en gaf je toch aan den eersten den besten." „Ja, dat was ook mijn Hendrik, die my graag moeht maar de secretaris „Stamt af van een goed geslacht," troostte grootmoe, „en je Elsje zal zeggen: „Hij is toch mijn secretaris, die mij graag mag." i „Ja, toch maar, ach! Als men nu maar 1 wist, of het tot hun geluk zal strekken," klaagt Mina. „Dat weet God alleen", zegt de oude: vrouw ernstig; „ik heb ook niet geweten, of het tot zegen zou leiden of niet, toen myne dochter I DE ELE KERKLIJST ar Ka?*;?-.'**»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 11