der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Liturgische Wegwijzer.
I
J
Grootmoeder.
GELOOFSVERÜED1GING.
EEN LIED PER WEEK.
loven den Heer.
Dit nummer behoort bU de «Nieuwe Haart Courant" van 22 Februari 1913.
De nadruk van de berichten en mededeellngen in dit blad is verboden.
KNIP DIT UIT
en lex bet in uw Mis. en Vesperboek.
Verklaring: Het verwijst naar het
Aanhangsel voor de Nederl. Bisdommen. De
l J naar dat voor de Orde der Franciscanen.
Zondag 23 Februari. Derde Zondag in de Vas
ten, blz. 493. Groenm. en Kiev. 2e en
3e Gebed blz. 1077.
Maandag 24 Februari. H. MATHIAS, Apos
tel, blz. 1135; 2e Gebed en laatste Evang.
blz. 497. Credo. Praefatie der Apostelen.
Dinsdag 25 Februari. Van den dag, blz. 501;
2e Gebed van den H. Petrus Damiauus,
blz. 1134 en 222. Groenm. en Kiev. 2e
Gebed, blz. [69j van den Z. Sebastianus.
Naar keuze ook: H. Petrus, blz. 1134
en 222. Groenm. en Kiev. Z. Sebastia-
iius, blz. [69J en 230; 2e Gebed en laatste
Evangelie blz. 502.
Woensdag 2G Februari. Van den dag, blz. 505.
(Groenm. en Kiev. 2e Gebed van den II.
Ignatius, blz. 1105; Veis., van den H. Ti
tus, blz. 1120).
Donderdag 27 Februari. Van den dag, blz.
509 (Groenm. en Kiev. 2e Gebed van den
Z Joannes, blz. |69); Veis. van den H.
Martina, blz. 240). Groenm. en Kiev.
naar keuze ook: Z. Joannes, blz. [691 en
178 (Veis. H. Martina, blz. 240), 2e Gebed
en laatste Ev. blz. 509.
Vrü.dag 28 Februari. Van den dag, blz. 512;
2e Gebed van de Vijf Wonden O. II. J.
Chr., blz. 990. Naar keuze ook: Feest van
de Vijf Wonden O. H. J. Chr., blz. 990;
2e Gebed en laatste Evvag. blz. 512. Ore-
do. Praefatie van het H. Kruis.
Zaterdag 1 Maart. Van den dag, blz. 518; 2e
Gebed van den H. Suitbertus, blz. 43* en
212 (Groenm., Kiev. en Veis. van den Z.
Mathia, blz. [71] en' 250); 3e Gebed voor
den Paus, blz. 102. Naar keuze ook: H.
Suitbertus, blz. 43* en 212 (Groemn, Ivlev.
en Veis. Z. Mathia, blz. [71] en 250); 2e
Gebed en laatste Evang. blz. 518; 3e Geb.
1(12.
N.R f)e aangegeven bladzijden verwijzen naar
bet Mis. en Vesperboek (uitgave Deselée).
In ieoere Mis biddc men van blz. 71—94, waar
zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis".
DERDE ZONDAG VAN DE VASTE.
Les uit den brief van den H. apostel Paulus
aan de Ephesiërs; V, 1—9.
Broeders! Weest navolgers van God, als zeer
geliefde kinderen, en wandelt in liefde, gelijk
ook Christus ons liefgehad en Zich zeiven
voor ons gegeven heeft als eene offerande en
een slachtoffer Gode tot een aangenamen
geur. Doeb ontucht en allerlei onreinheid of
gierigheid worde zelfs niet genoemd onder
u, gelijk bet heiligen betaamt; noch schande
lijkheid, noch dwaze praat, noch onbetame
lijke scherts, die niet past; maar veeleer
dankzegging. Want weet dit en beseft, dat
geen ontuchtige, noch onreine, noch gierig
aard, hetgeen afgodendienst is, erfdeel heeft
in het Rijk van Christus en God. Dat nie
mand u verleide door ijdele redenen; want
om die dingen komt de toorn Gods over de
kindereu des ongeloofs. Wordt dus hunne
deelgenooteu niet. Want gij- waart eens
duisternis, nu echter licht in den Heer. Wan
delt als kinderen des lichts! de vrucht toch
des lichts is in alle goedheid en rechtvaardig
heid en waarheid.
Evangelie volgens den H. Lucas; XI, 1428.
In dien tijd dreef Jesus eenen duivel uit,
en deze was stom. En toen Hij den duivel had
uitgedreven, sprak de stomme, en de scharen
stonden verbuasd. Doch sommigen van hen
zeiden: In Beëlzebub, den vorst der duivelen,
drijft Hij de duivelen uit. En anderen, Hem
op de proef stellend, vroegen van Hem een
teeken uit den hemel. Hij nu, hunne gedach
ten ziende, sprak tot hen: Elk Rijk, dat tegen
zich zelf verdeeld is, zal verwoest worden, en
het eene huis zal op bet andere vallen. Indien
nu ook de Satan tegen zich zclven verdeeld
is, hoe zal zijn Rijk stand honden? daar gij
zegt, dat Ik in Beëlzebub de duivelen uitdrijf.
Doch zoo Ik in Beëlzebub de duivelen uit
drijf, door wien dan drijven uwe zonen ze uit?
Zij derhalve zullen uwe rechters zijn. Maar,
zoo Ik door den vinger Gods de duivelen uit
drijf, dan is waarlijk het Rijk Gods tot n ge
komen. Wanneer een sterke, gewapend, zijn
hof bewaakt, is hetgeen hij bezit in veilig
heid. Doch als een sterkere dan hij liern over
valt en overwint, zal hij hem al zijne wape
nen, waarop hij vertrouwde, ontnemen en
zijnen buit verdeeleu. Die niet met Mij is, is
tegen Mij; en die niet met Mij vergadert, ver
strooit.
W an neer dc onreine geest van den mensch
is uitgegaan, waart hij rond door dorre
plaatsen, zoekend naar rust; en ze niet vin
dend, zegt hij: Ik zul tenigkeeren in mijn
huis, van waar ik ben uitgegaan. En geko
men zijnde, vindt bij hel schoon geveegd en
opgesierd. Alsdart gaal hu en neemt mot zich
zeven andere geesten, boozer dan hij zelf; en
binnengegaan zijnde, wonen zij (laar. En liet
laatste van dien mensch wordt erger dan het
eerste.
Het geschiedde nu, toen Hij dit sprak, dat
zekere vrouw uit de schare hare stem ver
hief en tol Hem zeide: Zalig de schoot, die U
gedragen heeft, en de borsten, welke Gij ge
zogen hebt! Doch Hij sprak: Ja, zalig zij, die
Góds woord booren en het bewaren!
Evangelie ver klaring.
3de ZONDAG VAN DE VASTEN.
„In dien tijd wierp Jezus een boozen
geest uit, en deze was .sloin; (dat wil zeg
gen, maakte den ongelukkige, waarvan hij
zich ho I meester gemaakt., stom), en toen
Hij '-en geest had uitgedreven, sprak
do stomme, en do scharen waren verwon
derd." Zij zeiden zelfs, getroffen door dat
wonder van Jezus, volgens het verhaal van
den H. Mattheus: zou deze niet de Messias
zijn? Maar er waren ook Schriftgeleerden
onder de schare, bittere vijanden van
Jezus, en deze zeiden: „door Beëlzebub,
den overste der booze geesten, drijft hij
do booze geesten uit." Een hatelijker en
lasterlijker woord werd nooit tegen de Ma
jesteit van Jezus gesproken, Hij de God
I van hemel en aarde werd de dienaar van
den Satan genoemd. Maar ook dwazer en
ongerijmder beschuldiging werd nooit tegen
Hem uitgebracht. Jezus zelf wilde hen het
dwaze van hun beschuldiging doen inzien.
Daarom zeide hijals Ik door Beëlzebub
de booze geesten uitdreef, dan stond Sa
tan tegen Satan, dan ware hij de grootste
vijand van zich zolven en tegen zich zel-
ven verdeeld, dan kon ook het rijk, door
hem op aarde gesticht, niet blijven be
staan, want elk koninkrijk, elke familie,
i eik huisgezin waar tweedracht heerscht,
moet ten gronde gaan. Nog meer brengt
'de Zaligmaker zijne tegenstanders in het
nauw door een beroep te doen op hunne
ondervinding. Onder de zonen der Joden
j waren duivelbezweerders, die onder inroe-
ping van den Heiligen Naam van God de
duivelen uitdreven. Verpletterend was daar
om de vraag van Jezus: „Indien Ik door
I Beëlzebub de booze geesten uitdrijf, door
I wien drijven uwe zonen ze dan uit?" Nim-
mer toch zouden zij durven beweren, dat
I die met den duivel tegen den duivel werk-
ten, en toch schaamden zij zich niet die
gruweldaad aan Jezus toe te schrijven. Dat
was meten met twee maten. Daarom zou
den voor het oordeel van God hunne eige-
no kinderen hunne rechters zijn, tegen hen
j opstaan en hen van schandelijke onrecht
vaardigheid overtuigen. I)e beschuldiging
was dus weerlegd, maar hierbij liet Jezus
I het niet, Hij wilde hen ook nogmaals op
Zijne Goddelijke Macht en zending wijzen:
„Indien Ik door Gods vinger (door Gods
macht) de booze geesten uitdrijf, dan is
voorwaar het Rijk Gods tot u gekomen,"
dan moet gij Mij als den beloofden Mes
sias erkennen. Hoe heerlijk zou Hij zijn
onweerstaanbare Macht ontwikkelen, als zij
in Hem wilden gelooven, wat rijke vruch
ten zou Zijn overwinning op Satan der we
reld brengen. „Wanneer een sterke gewa
pend zijn hof bewaart, dan is wat hij heeft
in zekerheid. Maar als een sterkere dan
hij hem overvalt en overwint, ontneemt liij
hem zijn wapentuig, waarop hij vertrouw
de, en zijnen buit verdeelt hij De mach-
j tige is Satan, de sterkere is de God-Mensch.
I De zwakke mensch bukt voor den duivel,
maar de duivel wordt op zijne beurt uit
zjjn rijksgebied verdreven door den Heer
Jezus Christus.
i Aan die overwinning van Jezus zuilen
allen deel hebben, die voor Hem partij kie
zen. Voor onzijdigheid is geen plaats. Een
j ieder moet zich scharen onde'r het vaandel
j van Christus of van den duivel. Niemand
I kan twee heeren dienen. Er ligt geen mid-
denweg tusschen de deugd en de zonde,
tusschen Christus en den Satan. Maar wee
lien, die Jezus niet volgen. Hunne straf
i kan niet uitblijven en zal verschrikkelijk
izijn. „Die niet met Mij is, is tegen Mij, en
I die niet met Mij vergadert verstrooit." Be-
rispend en tegelijk vermanend tot terug-
I keer van den weg der zonde, gaf Jezus
door eene gelijkenis te kennen, wat het
'noodlottig gevolg zal zijn der verwaarloo-
zing van Gods genade: „Als de onreine
geest van den mensch is uitgegaan, waart
hij om daar waterlooze plaatsen, rust zoe
kende, en haar niet vindende, zegt hij: ik
zal terugkeeren naar de woning van waar
ik ben uitgegaan. En daar gekomen vindt
hij haar uitgeveegd en versierd. Dan gaat
hij heen en neemt met zich zeven andere
geesten nog boozer dan hij zelf is, en zij
gaan binnen en wonen daar, en de laatste
toestand van dien mensch wordt nog erger
dan de eerste." Ziedaar het treurig lot van
eiken zondaar, die na bekeerd te zijn, in
zijne vorige zonden vervalt. Van kwaad
komt hij tot grooter kwaad, van de eene
zonde tot de andere. Zóó afdoend was Je
zus' antwoord geweest, zoo geheel de boos-
j aardige beschuldiging weerleggend, dat een
vrouw uit de menigte, in de geestdrift ha-
rer bewondering over de grootheid Zijner
wonderwerken en de macht Zijner woorden,
de moeder zalig prees, die zulk een Zoon
had mogen dragen en voeden: „het ge
schiedde terwijl Jezus dit sprak, dat eene
vrouw, hare stem verheffende uit de scha
re, tot Hem zeide: zalig de schoot, die U
gedragen heeft, en de borsten die U gevoed
hebben." Dat was een heerlijke lofzang, ter
eere van Maria en haren Goddelijken Zoon
aangeheven door die eenvoudige vrouw, een
eerbiedige hulde gebracht aan Hem, die zoo
even op de schandelijkste wijze gelasterd
wa3 door eenigen van haar volk. Het was
de eerste vervulling van dat woord door
Maria gesproken: zie, van nu af zullen alle
geslachten mij zalig noemen." Jezus beaam
de die lofspraak, door het stellen van een
voorwaarde, 3ie eerst vervu'd moet zijn
vóórdat iemand zalig geprezen mag worden,
maar die geen der stervelingen zoo goed
vervuld heeft als Maria: „ja zalig zij, die
bet woord Gods hooren en het bewaren."
Allen kunnen deelen in het geluk van Ma
ria, als zij in Hem willen gelooven en in
dat geloof volharden. Zorgen wij evenals
Maria het woord Gods steeds in den goe'
den geest aan te hooren en in onze har
ten te bewaren, zorgen wij steeds in Zijne
goddelijke zending en waardigheid te ge
looven, dan zullen ook wij zalig mogen
genoemd worden, en eenmaal ook het loon
voor ons geloof in de eeuwige zaligheid
ontvangen.
LEGT HET VIERDE GEBOD OOK AAN
DE OUDERS PLICHTEN OP?
Hoewel het vierde gebod alleen spreent
over hetgeen de kinderen ten opzichte van
vader en moeder verplicht zijn: „Eert uwen
vader en moeder", zoo moeten wij de betee-
kenis van dit gebod toch zoo opvatten, dat
hierdoor ook aan de ouders verplichtingen
worden opgelegd.
Voor heden willen wij nagaan welke deze
j verplichtingen zijn en hoe zij onderschei-
Wien loven de winden,
De dauw en de wolken?
"Wien loven de bronnen,
De vloeden en kolken?
Ze loven, ze loven den Heer, (bis).
ze, „men moet maar bij u komen, als men be
hoefte heeft aan een goed woord." En zij
drukte een hartelijken kus op de zilveren
haren.
„De kinderen komen aanstonds uit de
school, mamaatje; ik ga boterhammen snij
den." En zij gaat.
Nu is het weer eenzaam en stil in het ver
trek; slechts de kleine gele vogel in de kooi
tjilpt als in den droom, de oude albasten pen-
I dule gaat haar eentonigen gang en de brei
naalden tikkelen zacht tegen elkander. Daar-
den worden.
Dat de ouders hunne kinderen moeten
De nette kamer gelijkvloers want voor
het grootmoedertje werd het trappenklim- I op" valien'de' handerin^den"schroTen ^-oot
men reeds moeilijk lag tegen het Zuiden. moeders hoofd op den schouder. Zij slaapt
Hare vensters zagen uit op den grooten scha- een pO0sje slechts zoo'u knippertje tot-
duwrijkeu tuin; sneeuwwitte gordijnen ver- dat de koffie komt. De schaduwen der linde-
„uuue *muCiCu rnoo.su sieren dc vensters en achter de heldere rrn-b]aden buiten spelen krijgertje op haar ge-
liefhebben, behoefde ook feitelijk niet door J?,n gu een fnssck? ™uts' met laat. Hoe zoet slaapt zij, de oude vrouw, hoe
i een afzonderlijk gebod verplichtend gesteld .n, op <jen zllveJ"ff]'IJS hoofd- Eveneens vreedzaam straalt haar gelaat!
'te worden, wint ook de liefde van ouders 5*Btdekt men daar een hr.l en soms een bleeke Mevrouw," roept daarop een frissche stem.
uc v<tu «uucja band, die ucn bril omhoog schuift op het wit-1 „hier is de koffie."
te haai en dan ziet het gelaat een er oude 2ij is terstond wakker; oude meuschen sla-
vrouw in den tuin uit, vol rimpeltjes, maar
met een paar goedige, vriendelijke oogen, in
nemend en zacht, het lieve gelaat van een
grootmoeder, van een waar echt grootmoe
dertje.
Ja, wat zal er van het huishouden worden,
als grootmoe eens niet meer zijn zal.
Zoo denkt ook wel die man met dat nette
voorkomen, die juist het vertrek binnenkomt,
met een uitdrukking van zorg op het gelaat.
r Hij gaat onrustig een paar malen op en neer '/f'o"'nL-nVn!.
- en kijkt voortdurend verstrooid naar de tal- K"H
voor hunne kinderen wordt den menschen
opgelegd door de natuurwet.
Ook hiervan zien wij ten allen tijde en
bij alle volkeren, zij mogen dan nog zoo
onbeschaafd en woest zijn, vele voorbeel
den.
Zoowel in de geschiedenis van het Jood-
sche volk, als in de historie der oude Grie
ken en Romeinen treffen wij herhaaldelijk
voorbeelden aan van ouders, die zich uit
liefde voor hunne kinderen opofferden.
Doch wat nu wordt precies bedoeld door
het vierde gebod, ten opzichte van de ver
houding der ouders tegenover hunn*e kin
deren?
Zij moeten zorgen zoowel voor het gees
telijk, als tijdelijk welzijn der kinderen.
Voor hun. geestelijk welzijn zorgen zij,
wanneer zij maken, dat hunne kinderen zoo
spoedig mogelijk ledematen worden der H.
Kerk van Christus door het ontvangen van
het H. Doopsel. Vervolgens moet de chris
telijke opvoeding en vooral het godsdien
stig onderricht hun zeer ter harte gaan.
Het moet hun eerste zorg zijn, dat die
kinderen onderwezen worden op scholen,
waar geloof en deugd geëerbiedigd worden
en waar het geheeie onderwijs geschoeid is
pen nooit vast. „Dank je Hanna, dank je,"
zegt zij minzaam.
Het stemmige dienstmeisje komt naderbij.
„Mevrouw, daar is weer geld van mijn leun,
wil u dat bij het andere doen, dat u voor mij
bewaart? Ik dank u vriendelijk voor de
moeite!"
„Grootmoeder!" fluistert een nur later de
ferme 13-jarige kleinzoon haar in 't oor,
„grootmoe, er staat een paardenspel in de
j rijke familieportretten aan de wanden - en
van den leuningstoel aan het venster volgen
hem deelnemend twee trouwe oogen.
„Hendrik", vraagt grootmoe haren oudsten
I zóón, in wiens huis zij woont, „wat scheelt er-
aan? Heb je verdriet, m'n goede jongen? Wat
is het?"
En de „goeie jongen", in wiens donkere
haard reeds hier en daar een wit haartje glin
stert, komt nader, zet zieh tegenover groot
moe neer en stort zijn gemoed uit.
„Maak je niet ongerust", troost de oude
vrouw, nadat hij geëindigd had, „dat is nog
niet zoo erg, Hein, hoewel ook precies niet
prettig. Geloof me, ik ben er heel wat erger
op echt-katho.iekeu leest, zoodat gevaar voor aan fee geweest, toen je vader stierf, de op-
geloof en zeden die kinderen daar niet be
dreigt.
Een andere grooto plicht rust nog op de
schouders der ouders: het vervullen der
godsdienstplichten door de kinderen. „Jong
voeding van mijn zes kinderen was nog niet
voltooid jij waart op het gymnasium en
bij al die zorgen moest ik geheel alleen mijn
landgoed besturen uw vader wilde geen
voogd benoemd hebben' voegde zij er fier bij.
geleerd is oud gedaan" zegt een Hollandsch »Daar werden mij plotseling twee hypothe-
spreekwoord en dit geldt evenzeer wat be- i ke" opgezegd, en geen kleintjes ook, het geld
treft onze godsdienstige verplichtingen als
ten opzichte van andere gewoonten, die wij
ons eigen hebben gemaakt
Wanneer dus de kinderen van jongs af
geleerd is geregeld naar de kerk te gaan
en hunne godsdienstplichten steeds waar te
nemen, dan zuilen zij, ouder geworden en
niet meer zoo onder, toezicht staande, aan
die goede gewoonten b ijven vasthouden en
aldus iu het ijverig vervullen hunner gods
dienstige verplichtingen een grooten steun
vinden tegen de moeilijkheden en bekorin
gen, die het leven steeds met zich mede
brengt.
De ouders mogen zich wel nauwkeurig
rekenschap geven van de zware verantwoor
ding, die hierdoor hun wordt opgelegd, want
van de wijze, waarop zij de kinderen in
hun ee.rste jeugd opvoeden, hangt voor een
zeer groot gedeelte af, hoe diezelfde kin
deren later zullen zijn.
Vandaar ook moeten de ouders steeds
de kinderen aan hunne zorgen toevertrouwd,
waarschuwen en vernamen, wanneer zij
gebreken in hen opmerken. Hoe spoediger
zij erbij zijn met terechtwijzingen en zoo
noodig met bestraffing, des te eerder en
des te beter zal het voor de kinderen zelf
zijn. Want een kwaad, of ondeugd, reeds
in den aanvang tegengehouden, zal niet
zulk een grooten omvang nemen, als wan
neer er reeds aanstonds vrije teugel aan
gelaten wordt.
Maar ten slotte en dit is misschien
wel het aller voornaamste de ouders
moeten hunne kinderen voorgaan
door hun voorbeeld.
was destijds sehaarsch. Dagen lang lieb ik van
den een naar den ander moeten zwalken, tot
ik eindelijk de vereischte som verkreeg.
Beu je al bij Trewendt getVeest?" vroeg zij
nadenkend. I
Hij schudde bet boijfd. „U weet bet mis
schien niet moedertje, maar op de landbouw-
vergadering hebben wij elkaar de waarheid mtter schreien uit, zet zieh op het bankje aan
Dat is wat prachtigs," ant
woordt zij en breit druk voort, zonder hem
aan te kijken, maar een schelmachtig 'aehja
speelt om baar mond. Zij weet al lang, w; ar
hij heen wil.
„Groetmoe, heeft u wel eens een paarden
spel gezien?" vraagt hij en de blauwe kijkers
staren met een smeekenden blik in hare
oogen.
Zeker, o, dat is buitengewoon mooi.
De knaap zucht, dat ge er medelijden mee
zoudt hebben.
Ja, arme jongen, zegt de grootmoeder
deelnemend, je moet nu je schoolwerk ma
ken.
Dat heb ik al af, roept hij snel.
Grootmoeder heeft de groenzijden geld,
tasch uit den zak gehaald en reikt hem eeu
blank ti en stuiverstuk toe.
O, zegt de jongen, trillend van genot.
Hij vergeet zelfs te bedanken en als de wind-
is bij de kamer uit.
Gooien dag, moeder! Eene slanke vrouw
in wandeltoilet is de kamer binnengekomen;
zoodra zij de voile terugscliuift, ziet de groot
moeder dat haar jongste dochter, de dokters-
vrouw, gewrend heeft.
Maar Helena, weer tranen? zegt zij ver
wijtend.
De nog jonge vrouw breekt werkelijk in
gezegd over die paardenhistorie'
„Ja, ja! ik weet bet, maar dat is nog goen
reden!"
„Neen, ik vraag hem niets", zegt bij snel.
„Dan zal ik het doen, Hein! Ik ken mijn
ouden Trewendt te goed".
„Wil je, iievc, beste moeder?" En zijn ge-
de voeten der moeder en legt het hoofd in
haren schoot.
O, als ik u niet had, snikt zij bijna harts
tochtelijk.
Die tijd zal ook komen, antwoordde d<*
oude vrouw, en dan zal ik op mijn sterfbed
nog zorg voelen, dat ik hier zulk een onver
laat helderde zichtbaar op. Hij weet immers, standig kind moet achterlaten,
dat der oude burgemeestersvrouw nooit oen moeder, ik kan het niet meer uit
dien,st geweigerd wordt, het allerminst houden!
door een vriend barer jeugd
„Zeker", zegt zij glimlachend. „Ik zal ter
stond aan den oude schrijven, maak de
schrijftafel open, zie zoo, en laat mij nu
maar alleen".
Grootmoe heeft den brief pas af, of daar
wordt de deur eveu geopend en een lief vrou
wekopje kijkt naar binnen.
„Zoo, Mina?" vraagt de oude dame en drukt
haar schoondochter de hand, „goed, dat je
eens naar mij ksmt kijken".
De huisvrouw is zichtbaar ontsteld.
„Och, grootmoe", begint zij, terwijl zij plaats
neemt, „hoe graag zou ik reeds vroeger geko
men zijn. maar je weet, men moet in buis
overal bij zijn, en met Elsje is niets aan te
vangen, nadatOch heer, denk eens aan",
klaagt zij, „de secretaris en Els! Gisteravond
vooral j bij het feest in het park ik zat óp heete ko
len. Waar zij heenging, lièp hij haar na en
Wat toch?
Hij veronachtzaamt mij, hij beeft mil
niet meer lief!
Toont hij dat?
Ja, hij is zoo brommig, zoo ontstemd. En
omdat ik dat voel. verklaarde hij mij giste
renavond, dat de huiselijkheid van een een
wig in tranen badende vrouw hem volstrekt
niet beviel en toen ging hi.j naar het Casino
en zei mij niet eens goeden avond.
Zou hij dat dan zonder eenige reden ge
daan hebben?
De jonge vrouw stuift op.
U trekt ook al voor hem party? roept
z[j uit.
De oude vrouw knikt: Ja Helene.
Als je wist moe, hoe gelukkig wij vroe
ger waren kort geleden doch thans!
No->it meer een vriendelyk woord en als ik
mts voorstel, dan zegt hij: Dom volk! of Waf
een dwaasheid! of: Ik ben zoo moe! Hij doet
Wij allen kennen de kracht, die uitgaat ik kon ze toch niet aldoor ualoopen, zonder
van het goede voorbeeld in het algemeen. mij belachelijk te maken. Eindeliik ging hü mij nooit meer een genoegen aan.
Het is dus wei gemakkelijk te begrijpen, ook in het bootje, waarin zü met Lise Hout- - Omdat jij hem geen genoegen aandoet,
dat er van het voorbeeld der ouders, voor- j man zat, ik stond aan den kant als een kip Helene! Jy wilt, dat bij na zijn zwaar dag-
al wanneer de kinderen nog zeer jeugdig die eerdereiers heeft uitgebroed; al mijn l.ei- werk nog met je naar schouwburg of een-
zijn en zeer groote kracht uitgaat, die na- melyk wenken en met de oogen knippen hielp eert zal gaan; hij heeft behoefte aan rust. Nu
mii niets, zij staken van wal en Lise ging zit je met verwijtenden blik tegenover hom,
heel achter in de boot, zitten en liet die bei- speelt de ongelukkige vrouw, in plaats van
den alleen aan het andere eind by elkaar". hem een vriendelijk woord te gunnen. Hooi
Grootmoe lacht: ..Tk kan het hem niet kwa- eens, hoe bet mij is gegaan. TTw overleden
lijk nemen, Mina, Elsje is een mooi meisje".
„Maar om Gods wil, wat moet dat worden?"
Haar stem klonk angstig.
tuurlijk ten goede of ten kwade zal leiden
naarmate het voorbeeld goed of kwaad is.
Het is, zooals vanzelf spreekt, aan geen
twijfel onderhevig, of de ouders moeten de
kinderen ten voorbeeld zijn door een deugd
zaam en godsdienstig leven.
Mogen alle ouders diep overtuigd zijn van
de zwaarte der verplichtingen, ook aan hen
door het vierde gebod opgelegd. X.
vader was in 't derde jaar van ons linweliik
een tijdlang even zwijgend, even ongpzelbg
en norscli als Etluard, volgens je zeggen,
„Wat is er dan van Hein en jou geworden, thans. Ik had hierover veel hoofdbrekens, ik
Zij
Woorden van
Th. Sevens.
Muziek van
F. Mille.
toen je destijds ook samen in den gondel zat?
De oude vrouw kijkt schalksch op en de
nog knappe schoondochter bloost, doch moet
toch glimlachen.
„Elsje is nog zoo jong, zegt zy, pas achttien!
„Hoe oud was jij?" vraagt grootmoe, zon
der zich van stuk te laten brengen.
„Och, roept het nette vrouwtje, „ik was ook
verstandiger. Dit is nu allemaal heel anders;
er is geeu ernst in de meisjes tegenwoordig
enen.... bet valt zoo moeieliik, zijn kind
vroeg hem wat hem scheelde trachtte in
alles zijn zin te doen doch ik kwam er niet
achter en alles bleef by 'toude. Hij, anders
zoo vroolijk, sprak aan tafel geen woord, 1-y,
die anders duizend oplettendheden voor mij
had, soheen mij hrelemaal niet meer op te
merken. Dit ging weken lang zoo, toen werd
ik ongeduldig en onvriendelijk. Nu zou bier
in de stad net een bal zijn, waaraan wij, zoo
als al lang afgesproken was, zouden deelne
men. Ik was reeds gekleed, toen mijn goede
Wien loven do starren,
Die lachen en scheem'len?
"Wien loven de blaad'ren,
Die ruischen en weem'Ien?
Wien loven de starren?
Wien loven de blaad'ren?
Ze loven, ze loven den Hoer, (bis.)
Wien loven de bloomen,
Die kleuren en geuren?
Wien loven do beken,
Die vlieten en neuren?
Wien loven de bloomen?
Wien loven de beken?
Ze loven, ze loven den Heer, (bis.)
Wien loven de golven,
Die woelen en klotsen?
Wien loven de wouden,
De bergen en rotsen?
Ze loven, ze loven den Heer, (bis.)
aan den eersten den beste te geven,"komt man verklaarde, dat hy geen zin bad om uit
te gaan, hij was moe. Ik aan 't huilen, vleien,
smeeken eerst bood hij weerstand, doeb
eindelijk scheen het, dat zulk een tooneel hem
verveelde en besloot hy mee te gaan. Nog al.
tnos heb ik dat bleeke gezicht en de matte
uitdrukking van zijn gelaat voor mij, waar
mede hy in de balzaal tegen de deur lennde.
F- '-' later viel mij dit wem- in voorloop'g
vermaakte ik mij heerlijk. Toen wij t»gen den
morgen thuis kwamen, klaagde hy over
hoofdpijn, hij moest naar bed en kreeg een
hevige koorts. De dokter zeide, dat hij do
koorts reeds lang onder de leden had gehad,
doch het was door het nachtelijk rijden en
de snelle temperatuursverandering verer-
trouwde en toen Hein met jou kwam ook niet. gord. Dat waren weken van angst, die nu
Ik heb slechts de handen gevouwen en ge- volgden, Helene, en voor mij een harde les
beden: „Uw wil geschiede, Heer!" en daarop nooit zou ik weer rust gehad hebben, als
werd ik getroost." hy toen gestorven was.
Het nette vrouwtje wischte zich de tranen Helena zit onbeweeglijk en stil. Na een
uit de oogen. „Je hebt gelijk, grootma," zegt poos staat zy op en grijpt naar haar parasol-
er aarzelend bij.
„Jy was ook pas achttien," zegt grootmoe,
en jou moeder had jou ook zoo lief en gaf je
toch aan den eersten den besten."
„Ja, dat was ook mijn Hendrik, die my
graag moeht maar de secretaris
„Stamt af van een goed geslacht," troostte
grootmoe, „en je Elsje zal zeggen: „Hij is
toch mijn secretaris, die mij graag mag."
i „Ja, toch maar, ach! Als men nu maar
1 wist, of het tot hun geluk zal strekken,"
klaagt Mina.
„Dat weet God alleen", zegt de oude: vrouw
ernstig; „ik heb ook niet geweten, of het tot
zegen zou leiden of niet, toen myne dochter
I
DE
ELE KERKLIJST
ar Ka?*;?-.'**»