der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Liturgische Wegwijzer. Grootmoeder. GELOOFSVERDEDIGING. EEN LIED PER WEEK. loven den Heer. Zij mm Evangelieverklaring. DE ELE KERKLIJST Dit nummer behoort bU de „Nieuwe Haarl. Courant" van 22 Februari 1913. De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden. KNIP DIT UIT en kg het ia uw Mis- en Vesperbeek. de stomme, en de scharen waren verwon derd." Zij zeiden zelfs, getroffen door dat wonder van Jezus, volgens het verhaal van den H. Mattheus: zou deze niet de Messias zijn? Maar er waren ook Schriftgeleerden onder de schare, bittere vijanden van Jezus, en deze zeiden: „door Beëlzebub, den overste der booze geesten, drijft hij Verklaring: Het verwijst naar het do booze geesten uit." Een hatelijker en Aanhangsel voor de Nederl. B.jdouimen. De lasterlijker woord werd nooit tegen de Ma- l J naar dat voor de Orda dor 1' raueiseanea. jestgit vaa Jezus gesproken, Hij de God van hemel en aarde werd de dienaar van Zondag 23 Februari. Derde Zondag in de Vas- den satan genoemd. Maar ook dwazer en ten, blz. 493. -—Groenm. en Kiev. 2e en ongerijmder beschuldiging werd nooit tegen 3e Gebed blz. i)(7. „.mTTT.Q I Hem uitgebracht. Jezus zelf wilde hen het Maandag 24 l'ebrHarl. H. MATHIAS, Apos- dwaze yan bun beschuldiging doen inzien. tel, blz. llao; 2e Gebed en laatste Evaug. paarom zeide If ijals Ik door Beëlzebub blz. 497. (Jredo. Praefatie der Apostelen. de booze geesten uitdreef, dan stond Sa- Dinsdag 25 Februari. Van den dag, blz. 501; £an togen Satan, dan ware hij de grootste 2e Gebed van den H. Petrus Damiauus, and van zich zeiven en tegen zich zel- blz. 1134 en 222. Groeum. en Kiev. 2eyea verdeeld, dall bon ook het rijk, door Gebed, blz. [69] van den Z. Sebaatianus. j10m Qp aarcie gesticht, niet blijven be- Naar keuze ook: H. Petrus, blz. II. 8taan> want elk boninkrijk, elke familie, nüs biz. [69jr°enU230r2e Gebed'en laatste ^.h"^ezil^ ,waar tweedracht heerscht Evangelie blz. 502. j ®oe' ^onde gaan. Nog meer breng Woensdag 2G Februari. Van den dag, blz. 505. de Z^ligmake? zijne tegenstanders m het (Groenm. eu Kiev. 2e Gebed van den H. I naaw door een beroep te doen op hunne vi- iiar. \t i« tt t; ondervinding. Onder de zonen der Joden Ignatius, blz. 1105; Veis. van den H. Ti-wareQ duivblbezweerder3i dia onder inroe. Dond'erdag2 27 Februari. Van den dag, blz. pinS ,van de,n Heiligen Naam van God de 509 (Groenm. en Kiev. 2e Gebed van den dulv(?-en Ultdrev0n- Verpletterend was daar- Z. Joannes, blz. Iü9j; Veis. van den H. °m deK™* T i^°°r Martina, biz. 240) - Groenm. en Kiev. Beelzebub de b(wze pesten uitdnj door naar keuze ook: Z. Joannes, blz. [G9J en Wlen d^en uwe zonen ze dan uit Nim- 178 (Veis. H. Martina, blz. 240), 2e Gebed "1®' t^b zoudfn Z1J durven beweren, dat en laatste Ev. blz. 509. die met dea du\vel t0^en dea diuvel werk" Vrijdag 28 Februari. Van den dag, blz. 512; ten> e" to®h schaamden zij zich niet die 2e Gebed van de Vijf Wonden O. H. J.1 gruweldaad aan Jezus toe te schrijven. Dat Chr., blz. 990. Naar keuze ook: Feest van yas meten met twee maten. Daarom zou de Vijf Wouden O. H. J. Chr., blz. 990; den y®01" het oordeel van God hunne eige- 2e Gebed en laatste Ewag. blz. 512. Ore-110 kinderen hunne rechters zijn, tegen hen do. Praefatie van het H. Kruis. opstaan en hen van schandelijke onrecht- Zaterdag 1 Maart. Van den dag, blz. 518; 2e vaardigheid overtuigen. De beschuldiging Gebed van den H. Suitbertus, blz. 43* en was dus weerlegd, maar hierbij liet Jezus 212 (Groenm., Kiev. en Veis. van den Z. het niet, Hij wilde hen ook nogmaals op Matliia, blz. [71] en 250); 3e Gebed voor Zijne Goddelijke Macht en zending wijzen: den Paus, blz. 102. Naar keuze ook: H. „Indien Ik door Gods vinger (door Gods Suitbertus, blz. 43* en 212 (Groenm, Kiev. macht) de booze geesten uitdrijf, dan is en Veis. Z. Mathia, blz. [71] en 250); 2e voorwaar het Rijk Gods tot u gekomen," Gebed en laatste Evang. blz. 518; 3e Geb. dan moet gij Mij als den beloofden Mes sias erkennen. Hoe heerlijk zou Hij zijn onweerstaanbare Macht ontwikkelen, als zij in Hem wi'den gelooven, wat rijke vruch ten zou Zijn overwinning op Satan der we reld brengen. „Wanneer een sterke gewa pend zijn hof bewaart, dan is wat hij heeft in zekerheid. Maar als een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, ontneemt hij hem zijn wapentuig, waarop hij vertrouw de, en zijnen buit verdeelt hij." De mach tige is Satan, de sterkere is de God-Mensch. De zwakke me-nseh bukt voor den duivel, LEGT HET VIERDE GEBOD OOK AAN DE OUDERS PLICHTEN OP? Hoewel het vierde gebod alleen spreeict over hetgeen de kinderen ten opzichte van vader en moeder verplicht zijn: „Eert uwen vader en moeder", zoo moeten wij de betee- kenis van dit gebod toch zoo opvatten, dat hierdoor ook aan de ouders verplichtingen 1 worden opgelegd. j Voor heden willen wij nagaan welke deze i verplichtingen zijn en hoe zij onderschei den worden. 102. N.B. De aangegeven bladzijden verw(]zen naar hef Mis- en Vesperboek (uitgave Ileselée). In iecere Mis bidde men van blz. 7194, waar zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis". DERDE ZONDAG VAN DE VASTE. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Epliesiërs; V, 1—9. Broeders! Weest navolgers van God, als zeer croeuers: eesi navuigeis vau uuu, ais zeer maar de duiyel wordfc Qp %[-m b(Jurt g-ehelue kinderen, en wandelt in liefde, gelijk zjjn rijksgebied verdreven door den Heer ook Christus ons liefgehad en Zich zeiven rvGistno voor ons gegeven heeft als eene offerande en Jezus Christus. I Aan die overwinning van Jezus zullen 1 ff /-, 1 i. -n-Ci.il U1C, v v Cl W XJLlUl.il VcWi GÜZ.US 2Uli.eu f" 1 ,™£°ie hebben, die voor Hem part, kie- geur. Doch ontucht en allerlei onreinheid of zen Voor onzijdigheid is geen plaats" Een gierigheid worde zelts met genoemd onder ieder moet zich scharea 0°der het vaandel u, gelijk het hei igen betaamt; noch schande- yan christus of van den duiyeL Niemand «kheid, noch dwaze praat, noch onbetame- kan t d- u fc mid. lijke scherts, die niet past; maar veeleer i a dankzegging. Want weet dit en beseft, dat denw.e» tusschen de deugd eu de zonde geen ontuchtige, noch onreine, noch gierig- tusschen Christus en den Satan Maar wee aard, hetgeen afgodendienst is, erfdeel heeft len' dl® J?zas. met volS?n' Huunn.®s raf in het Rijk van Christus en God. Dat nie- kal1 *4®? ui.biijven en zal verschrikkelijk mand u verleide door ijdele redenen; want jVn' »Hie met met Mij is, is tegen Mij, en om die dingen komt de toorn Gods over de dle nie,t met Mij vergadert verstrooit.' Be- kinderen des ongeloofs. Wordt dus hunne J"lsPend en tegelijk vermanend tot terug- deelgenooten niet. Want gij- waart eens ^eer van den weg der zonde, gaf Jezus duisternis, nu echter licht in den Heer. Wan- door eene gelijkenis te kennen, wat het delt als kinderen des lichts! de vrucht toch acK)dlottiS gev,olS zal ,ziJa d®r verwaarloo des lichts is in alle goedheid en rechtvaardig heid en waarheid. zing van Gods genade: „Als de onreine geest van den menscb is uitgegaan, waart hij om daar waterlooze plaatsen, rust zoe- Ev angel ie volgens den H. Lncas; XI, 14—28. kende, en haar niet vindende, zegt hijik t j- a r ,i Iza' terugkeeren naar de woning van waar In dien tijd dreef Jesus cenen duivel uit, ik ben uitgegaan. En daar gekomen vindt en deze was stom. En toen Hu den duivel had hij haar uitgeveegd en versierd. Dan gaat uitgedreven, sprak de stomme, en de scharen stonden verbaasd. Doch sommigen van hen zeiden: In Beëlzebub, den vorst der duivelen, hij heen en neemt met zich zeven andere geesten nog boozer dan hij zelf is, en zij Hr4!rt h" T a VS a ts &aaïl binnen ®n wonen daar> ea de laatste druft Hu de duivelen mi En anderen, Hem L,ta„H ,ran Hi»n wnr.li op de jiroef stellend, vroegen van Hem een teeken uit den liemel. Hij nu, hunne gedach ten ziende, sprak tot hen: Elk Rijk, dat tegen toestand van dien mensch wordt nog erger dan de eerste." Ziedaar het treurig lot van eiken zondaar, die na bekeerd te zijn, in zich zelf verdeeld is, zal verwoest worden, en ifijne y?rige- zonden vervalt. Van kwaad het eene huis zal op het andere vallen. Indien 1 j tot grooter kwaad, van de eene nu ook de Satan tegen zich zeiven verdeeld i zonde p5' de an(Iere. Zóó afdoend was Je- is, hoe zal zijn Rijk stand houden! daar gij zus an^twoord geweest, zoo geheel de boos- zegt, dat Ik in Beëlzebub de duivelen uitdrijf. aardlSe beschuldiging weerleggend, dat een Doch zoo Ik in Beëlzebub de duivelen uit- vrouw uit de menigte, m de geestdrift ha- drijf, door wien dan drijven uwe zonen ze uit? rer bewondering over de grootheid Zijner Zij derhalve zullen uwe rechters zijn. Maar, 1^° erwerken en de macht Zijner woorden, zoo Ik door den vinger Gods de duivelen uit- d® moeder zalig prees, die zulk een Zoon drijf, dan is waarlijk het Rijk Gods tot u ge-|liad moSen dragen en voeden: „het ge komen. Wanneer een sterke, gewapend, zijn schiedde terwijl Jezus dit sprak, dat eene hof bewaakt, is hetgeen hij bezit in veilig- vrouw', bare stem verheffende uit de scha- Dat de ouders hunne kinderen moeten (liefhebben, behoefde ook feitelijk niet door l een afzonderlijk gebod verplichtend gesteld te worden, want ook de liefde van ouders voor hunne kinderen wordt den menschen opgelegd door de natuurwet. Ook hiervan zien wij ten allen tijde en bij alle volkeren, zij mogen dan nog zoo onbeschaafd eu woest zijn, vela voorbeel den. Zoowel in de geschiedenis van het Jood- sclio volk, als in de historie der oude Grie- iken en Romeinen treffen wij herhaaldelijk voorbeelden aan van ouders, die zich uit liefde voor hunne kinderen opofferden. Doch wat nu wordt precies bedoeld door het vierde gebod, ten opzichte van de ver houding der ouders tegenover hunne kin deren? Zij móeten zorgen zoowel voor het gees telijk, als tijdelijk welzijn der kinderen. Voor hun geestelijk welzijn zorgen zij, wanneer zij maken, dat hunne kinderen zoo spoedig mogelijk ledematen worden der H. Kerk van Christus door het ontvangen van het H. Doopsel. Vervolgens moet de chris telijke opvoeding en vooral het godsdien stig onderricht hun zeer ter harte gaan. Het moet hun eerste zorg zijn, dat die kinderen onderwezen worden op scholen, waar geloof en deugd geëerbiedigd worden en waar het geheele onderwijs geschoeid is op echt-katholieken leest, zoodat gevaar voor geloof en zeden die kinderen daar niet be dreigt. Een andere groota plicht rust nog op de schouders der ouders: het vervullen der godsdienstplichten door de kinderen. „Jong geleerd is oud gedaan" zegt een Hollandsch spreekwoord en dit geldt evenzeer wat be treft onze godsdienstige verplichtingen als ten opzichte van andere gewoonten, die wij ons eigen hebben gemaakt. Wanneer dus de kinderen van jongs af geleerd is geregeld naar de kerk te gaan en hunne godsdienstplichten steeds waar te nemen, dan zullen zij, ouder geworden en niet meer zoo onder toezicht staande, aan die goede gewoonten b'.ijven vasthouden en aldus in het ijverig vervullen hunner gods dienstige verplichtingen een grooten steun vinden tegen de moeilijkheden en bekorin gen, die het leven steeds met zich mede brengt .Wien loven de winden, De dauw en de wolken? Wien loven de bronnen, De vloeden en kolken? Ze leven, ze loven dea Heer, (bis). ze, „men moet maar bij u komen, als men be hoefte heeft aan een goed woord." En zij drukte een hartelijken kus op de zilveren haren. „De kinderen komen aanstonds uit de sohool, mamaatje; ik ga boterhammen snij den." En zij gaat. Nu is het weer eenzaam en stil in het ver trek; slechts de kleine gele vogel in de kooi tjilpt als in den droom, de oude albasten pen- t* dule gaat haar eentonigen gang en de brei- De nette kamer gelukvloera - want voor naaiden tikkelen zacht tegen elkander. Daar- het grootmoedertje werd het trappen klim-1 op vallea de handen d men reeds mociluk - lag tegen het Zurlnn.moeders hoofd den schouder. Zy fj t Hare vensters zagen uit op den grooten scha- j 0en poosje - slechts zoon knippertje - tot- duwruken tuin; sneeuwwitte gordijnen ver-dat de koffie komt. De schaduwen der linde- s.eren de vensters en achter de heldere rui- bladea buiten ]en krij tje haar en ontuekt gU een frissche kanten muts, met ]aat. Hoe zoet slaapt zij, de oude vrouw, hoe lila lint, op een zilvergrus hoofd. Eveneens vreedzaam straalt haar gelaat! ontdeat men daar een bril en soms een bleeke „Mevrouw," roept daarop een frissche stem. hand, die tien bril omhoog schuift op het wit-1 hier ls (je k0ffie te haai en dan ziet het gelaat eener oude," Zij is terstond wakker; oude menschen sla- vrouw in den tuin uit, vol rimpeltjes, maar j pei) nooit vast Dank met een paar goedige, vriendelijke oogen, in-zegt zij minzaallj nemend en zacht, het lieve gelaat van een j grootmoeder, van een waar echt grootmoe dertje. je Hanna, dank je," Het stemmige dienstmeisje komt naderbij. „Mevrouw, daar is weer geld van mijn loon. Ja, wat zal er van het huishouden worden,dfi' blï 'ief aadere do(rn' dat..,u voor 11'b als grootmoe eens niet meer zijn zal. i ewa,aid, dank u vnendeluk voor de Zoo denkt ook wel die man met dat nette mo®lte* voorkomen, die juist het vertrek binnenkomt,"Grootmoeder! fluistert een uur later de met een uitdrukking van zorg op het gelaat. eru,e 13-jarige kleinzoon haar in t oor, Hij gaat onrustig een paar malen op en neer „er staat eeu Paardenspel in de en kijkt voortdurend verstrooid naar de tal-, SS,S aulE\., rijke familieportretten aan de wanden en' Dat is wat prachtigs, ant- van den leuningstoel aan het venster volgen woor( zb en breit druk voort, zonder hem hem deelnemend twee trouwe oogen. aau klJken» maar een schelmachtig 'achjo „Hendrik", vraagt grootmoe haren oudsten ®1?.e®lt om ,haar mond- Zb W6et al lan^' zoon, in wiens huis zij woont, „wat scheelt er- au heen wil. aan? Heb je verdriet, m'n goede jongen? Wat"Groetnioe, heeft u wel eens een paarden- is het?" sp gnwen? vraagt hu en de blauwe kijker» En de „goeie jongen", in wiens donkere staJfn met eea smeekenden blik in hare baard reeds hier eu daar een wit haartje glin- stert, komt nader, zet zich tegenover groot- t, ,eker> dat is buitengewoon mooi. De knaap zucht, dat ge er medeludeu mee moe neer en stort zijn gemoed nit. „Maak je niet ongerust", troost de oude vrouw, nadat hij geëindigd had, „dat is nog niet zoo erg, Hein, hoewel ook precies niet prettig. Geloof me, ik ben er heel wat erger aan toe geweest, toen je vader stierf, de op voeding van mijn zes kinderen was nog niet zoudt hebben. Ja, arme jongen, zegt de grootmoeder deelnemend, je moet nu je schoolwerk ma ken. Dat heb ik al af, roept hij snel. Grootmoeder heeft de groenzijden geld. De ouders mog rekenschap geven van de zware verantwoor-1 j"!" "clut lL!e u|j "ai min ding, die hierdoor hun wordt opgelegd, want dat der oude b«rge.neestersvrouw nooit een van de wijze, waarop zij de kinderen in hun eerste jeugd opvoeden, hangt voor een zeer groot godeelte af,- hoe diezelfde kin deren later zullen zijn. voltooid jij waart op het gymnasium en tesch uit den zak gehaald en reikt hem een bij al die zorgen moest ik geheel alleen mijn blank tieustuiverstuk toe. landgoed besturen uw vader wilde geen O, zegt de jongen, trillend van genot, voogd benoemd hébben' voegde zij er fier bij. Hij vergeet zelfs te bedanken en als de wind „Daar werden mij plotseling twee hypothe- is de kamer uit. ken opgezegd, en geen kleintjes ook, het geld Goeien dag, moeder! Eene slanke vrouw was destijds schaarsch. Dagen lang heb ik van 'n wandeltoilet is de kamer binnengekomen! den een naar den ander moeten zwalken, tot zoc>dra zü de voile terugschuift, ziet de groot- ik eindelijk de vereischte som verkreeg. moeder dat haar jongste dochter, de dokters- Ben je al bij Trewendt geweest?" vroeg zij vrouw, geweend heeft. nadenkend. j Maar Helena, weer tranen? zegt zij vet^ Hij schudde het hoofd. „U weet het mis- wijtend, scliien niet moedertje, maar op de landbouw-.He nog jonge vrouw breekt werkelijk in vergadering hebben wij elkaar de waarheid hitter schreien uit, zet zich op het bankje ann gezegd over die paardenhistorie". j de voeten der moeder en legt bet hoofd in „Ja, ja! ik weet het, maar dat is nog geen baren schoot, reden!" O, als ik u niet had, snikt zij bijna harts- „Neen, ik vraag hem niets", zegt hü snel. tochtelijk. „Dan zal ik het doen, HeinI Ik ken mijn Hie tijd zal ook komen, antwoordde d« ouden Trewendt te goed". oude vrouw, en dan zal ik op mijn sterfbpcl „Wil je, lieve, beste moeder?" En zijn ge- n°£ 7-?rS voelen, dat ik hier zulk een onver heid. Doch als een sterkere dan hij hem over valt en overwint, zal li ij hem al zijne wape- re, tot Hem zeide: za'.ig de schoot, die U gedragen heeft, en de borsten die U gevoed nen, waarop hij vertrouwde, ontnemen en hebben." Hat was een heerlijke lofzang, ter zijnen buit verdeden. Die niet met Mij is, is eere van Maria en haren Goddelijken Zoon tegen Mij; eu die niet met Mij vergadert, ver strooit. Wanneer de onreiuc geest van den mensch is uitgegaan, waart hü rond door dorre plaatsen, zoekend naar rust; en ze niet vin dend, zegt hü: Ik zal terugkeeren in miju huis, vau waar ik ben uitgegaan. En geko men zijnde, vindt hij het schoon geveegd en opgesierd. Alsdan gaat hij en nc-enit met zich zeven andere geesten, boozer dan hü zelf; en binnengegaan zünde. wonen zij daar. Eu het laatste van dien mensch wordt erger dan het eerste. Het geschiedde nu, toen HU dit sprak, dat aangeheven door die eenvoudige vrouw, een eerbiedige hulde gebracht aan Hem, die zoo even op de schandelijkste wijze gelasterd was door eenigen van haar volk. Het was de eerste vervulling van dat woord door Maria gesproken: zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen."- Jezus beaam de die lofspraak, door het stellen van een voorwaarde, die eerst vervu'd moet zijn vóórdat iemand za'.ig geprezen mag worden, maar die geen der stervelingen zoo goed vervuld heeft als Maria: „ja zalig zij, die het woord Gods hooren en het bewaren." Allen kunnen deelen in het geluk van Ma- - nivt guiuh vau ivxa- zekere vrouw uit de schare hare stem ver- ria, als zij in Hem willen gelooven en in bief en tol Fiom zeide: Zalig de schoot, die TJ 1 - gedragen heeft, eu de borsten, welke Gij ge zogen hebt! Doch Hü sprak: Ja, zalig zij, die Gods woord hooren en het bewaren! 3de ZONDAG VAN DE VASTEN. „In dien tijd wierp Jezus een boozen j?eest uit, en deze vtas stom; (dat wil zeg gen, maakte den ongelukkige, waarvan hij zich ha-l meester gemaakt., stom), en toen Hij d dat geloof volharden. Zorgen wij evenals Maria het woord Gods steeds in den goe den geest aan te hooren en in onze har ten te bewaren, zorgen wij steeds in Zijne goddelijke zending en waardigheid te ge looven, dan zullen ook wij zalig mogen genoemd worden, en eenmaal ook het loon voor ons geloof in de eeuwige zaligheid ontvangen. geest had uitgedreven, sprak Vandaar ook moeten de ouders steeds de kinderen aan hunne zorgen toevertrouwd, waarschuwen en vernamen, wanneer zij gebreken in hen opmerken. Hoe spoediger zij erbij zijn met terechtwijzingen en zoo noodig met bestraffing, des te eerder en des te beter zal het voor de kinderen zelf zijn. Want een kwaad, of ondeugd, reeds in den aanvang tegengehouden, zal niet zulk een grooten omvang nemen, als wan neer er reeds aanstonds vrije teugel aan gelaten wordt. Maar ten slotte en dit is misschien wel het aller voornaamste de ouders moeten hunne kinderen voorgaan, vooral door hun voorbeeld. Wij allen kennen de kracht, die uitgaat van het goede voorbeeld in het algemeen. Het is dus wel gemakkelijk te begrijpen, dat er van het voorbeeld der ouders, voor al wanneer de kinderen nog zeer jeugdig zyn en zeer groote kracht uitgaat, die na tuurlijk ten goede of ten kwade zal leiden naarmate het voorbeeld goed of kwaad is. Het is, zooals vanzelf spreekt, aan geen cwijfel onderhevig, of de ouders moeten de kinderen ten voorbeeld zijn door een deugd zaam en godsdienstig leven. Mogen alle ouders diep overtuigd zijn van de zwaarte der verplichtingen, ook aan hen door h»t vierde gebod opgelegd. X. zich wel nauwkeuiig ]aaj. helderde zichtbaar op. Hij weet immers, standig kind moet achterlaten. iTiA vwofo vovantwonr. i 1 Aoh. moeaer, ik kan het met meer uit- dienst geweigerd wordt, het allerminst bouden! door een vriend liarer jeugd. I ^r.a^ l°eh? „Zeker", zegt zij glimlachend. „Ik zal ter-' Hij veronachtzaamt mp, hü heeft mil stond aan den oude schrü'ven, maak de niel neer lief! schrijftafel open, zie zoo, en laat mü nu j maar alleen". Toont hü dat? Ja, hü is zoo brommig, zoo ontstemd. En Grootmoe heeft den brief pas af, of daar omdat ik dat voel. verklaarde hij mij giste- wordt de deur even geopend en een lief vrou- renavond, dat de hniseiükbeid van een een- wekopje kükt naar binnen. w'e 'n t™nen badende vrouw hem volstrekt „Zoo, Mina?" vraagt de oude dame en drukt n'e.t beviel en toen ging hü naar het Casino haar schoondochter de hand, „goed, dat je en zei mü niet eens goeden avond. eens naar mij komt kyken De huisvrouw is zichtbaar ontsteld. „Och, grootmoe", begint zij, terwül zü plaats neemt, „boe graag zou ik reeds vroeger geko men zijn, maar je weet. men moet in buis overal bü zuil, en met Elsje is niets aan te vangen, nadatOch heer, denk eens aan", klaagt zü, „de secretaris en Elsl Gisteravond Zou hü dat dan zonder eenige reden ge daan hebben? De jonge vrouw stuift op. U trekt ook al voor hem partü? roept zü uit. De oude vrouw knikt: Ja Helene. Als je wist moe, hoe gelukkig wij vroe ger waren kort geleden doch thans! Woorden van Th. Sevens. Muziek van F. Mille. Wien loven de starren, Die lachen en scheem'len? Wien loven de blaad'ren, Die ruischen en wesm'len? Wien loven de starren? Wien loven de blaad'ren? Ze loven, ze loven den Heer, (bis.) Wien loven de bloemen, Die kleuren en geuren? Wien loven de beken, Die vlieten en neuren? Wien loven de bloemen? Wien loven de beken? Ze loven, ze loven den Heer, (bis.) Wien loven de golven, Die woelen en klotsen? Wien loven de wouden, De bergen en rotsen? Ze loven, ze loven den Heer, (bis.) bp het feest in het park ik zat op heete ko- No-dt meer een vriendeRik woord en als i!t len. Waar zü heenging, liep hü haar na en mts voorstel, dan zegt hij: Dom volk! of War ik kon ze toch niet aldoor naloopen, zonder een dwaasheid! of: Ik ben zoo moe! Hü doet mü belachelijk te maken. Eindelük ging liij mij nooit meer pen genoegen aan. ook in het bootje, waarin zü met Lise Hout- - Omdat jij hem geen genoegen aandoet, man zat, ik stond aan den kant als een kip Ilelene! Jü wilt, dat hij na zijn zwaar dag- die eendeneiers heeft uitgebroed; al mijn bei- werk nog met je naar schouwburg of eon- meiyk wenken en met de oogen knippen hielp eert zal gaan; hü heeft behoefte aan rust. Nu mij niets, zij staken van wal en Lise ging zit je met verwijtenden blik tegenover hem, heel achter in de boot zitten en liet die bei- speelt de ongelukkige vrouw, in plaats van den alleen aan het andere eind bij elkaar". hem een vriendelük woord te gunnen. Hooi Grootmoe lacht: ..Tk kan het hem niet kwa- eens, hoe het mij is gegaan. Uw overleden lijk nomen, Mina, Elsje is een mooi meisje", vader was in 'tderde jaar van ons huwelijk „Maar om Gods wil, wat moet dat worden?" een tijdlang even zwiigend, even ongezelbg Haar stem klonk angsfig. en norsch als Eduard, volgens je zeggen, „Wat is er dan van Hein en jou geworden, thans. Ik had hierover veel hoofdbrekens, ik toen je destijds ook samen in den gondel zat? vroeg hem wat hem scheelde trachtte in De oude vrouw kükt sehalksch op en de alles zün zin te doen doch ik kwam er niet nog knappe schoondochter bloost, doch moet achter en alles bleef bp 'toude. Hü, anders toeli glimlachen. zoo vroolijk, sprak aan tafel geen woord, hij, „Elsje is nog zoo jong, zegt zü, pas achttien! die anders duizend oplettendheden voor rnp „noe oud was jij?" vraagt grootmoe, zon- had, scheen mü heelemaal niet meer op te der zich van stuk te laten brengen. merken. Dit ging weken lang zoo, toen werd „Och, roept het nette vrouwtje, „ik was ook ik ongeduldig en onvriendelpk. Nn zou hier verstandiger. Dit is nu allemaal heel anders; in de stad net een bal zijn, waaraan wij, zoo- er is geen ernst in de meisjes tegenwoordig als al lang afgesproken was, zouden deelne- enen.... het valt zoo moeielük, zün kind men. Ik was reeds gekleed, toen mijn goede. aan den eersten den beste te geven,"komt man verklaarde, dat hp geen zin had om uit er aarzelend bp. 1 te gaan, hij was moe. Ik aan 't huilen, vleien, „Jij was ook pas achttien," zegt grootmoe, sraeeken eerst hood hij weerstand, doch en jou moeder had jou ook zoo lief en gaf je eindelijk scheen het, dat zulk een tooneel hem toch aan den eersten den besten." verveelde en besloot hü mee te gaan. Nog al- „Ja, dat was ook mijn Hendrik, die mij toos heb ik dat bleeke gezicht en de .natte graag mocht maar de secretarisj uitdrukking van zün gelaat voor np, waar- „Stamt af van een goed geslacht," troostte mede hü in de balzaal tegen de deur leunde, grootmoe, „en je Elsje zal zeggen: „Hü is E""f later viel mij dit weer in voorloop ig toch mün secretaris, die mij graag mag." vermaakte ik mij heerlijk. Toen wij tegen den „Ja, toch maar, aeh! Als men nu maar morgen thuis kwamen, klaagde hp over wist, of het tot hun geluk zal strekken," hoofdpijn, hij moest naar bed en kreeg een klaagt Mina. hevige koorts. De dokter zeide, dat hp do „Dat weet God alleen", zegt de oude: vrouw koorts reeds lang onder de leden had gehad, ernstig; „ik heb ook niet geweten, of het tot doch het was door het nachtelijk rijden en zegen zou leiden of niet, toen mijne dochter de snelle temperatuursverandering verer- trouwde en toen Hein met jon kwam ook niet. gerd. Dat waren weken van angst, die nu Ik heb slephts de handen gevouwen en ge- volgden, Helene, en voor mp een harde les beden: „Uw wil geschiede. Heer!" en daarop 1 nooit zou ik weer rust gehad hebben, als werd ik getroost." j hp toen gestorven was. Het nette vrouwtje wischte zich de tranen i Helena zit onbeweeglp'k en stil. Na een uit de oogen. „Je hebt gelijk, grootma," zegt poos staat zp op en grijpt naar haar parasol-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 21