Het ondoorgrondelijke geheim, De geschiedenis herhaalt zich. BUITENLAND. JAC* KARSKEHS, Heeren- en Dameskleêrmakerij. Opening Groote Houtstraat 120, Half Maart. Mu Bon „ÜG^cms*" HaapSeJi^Brussefl» Handschoenen voor ajle gelegenheden. FEUILLËTO N NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™2S»J"D rniFFTin'i ia Onder dit opschrift wijst de „Eindhovenscho Courant" erop, dat wat zich in de laatste tijden in Katholieke kringen voordoet, toch eigenlijk niets ianders is, dan eeue herhaling der geschiedenis uit de dertiger jaren der vorig» oeuw. Bene herhaling der geschiedenis op zeer vele punten zóó precies, dat zij u frappeert, wanneer ge gaat vergelijken. Toen stond in Frankrijk een man op, een priester, Félicitó de Lamennais, die door zijn vlammend woord, wegslepende weisprekend en gedurM democratism» gelieel Europa in beweging bracht, velor bewondering en en thousiasme wekte en beschouwd werd als de grondlegger eener nieuwe maatschappij-orde ning, die van onnarekonbaar voordeel zou zijn voor de Katholieke Kerk en de zaak van Christus. Man van groot geloof, edelmoedige geestdrift en onbaatzuchtige werklust ver wierf hij dra liet vertrouwen van vele kerke lijke hoogwaardigheidsbekleeders en de va- de rl ij ko lief te des Pausen. Met eenige an dere edelmoedige vrienden, onder wie do la ter beroemd gewórden Dominicaner-pater Henri Lacordaire, richtte hij op en redigeer de hij het blad „l'Avenir", dat nummer na nummer meer geestdrift en sympathie wekte te in steeds breeder kring. Aan do goede bedoelingen van Lamennais twijfelde niemand, moolit cn kon ook niemand twijfelen. Hij verdedigde de zaak van „het Volk" en meende eerlijk daardoor ook be die nen de zaak der Kerk en de zaak van Chris tus. Maar zijn democratie ging te ver en alhoe wel geen zijner beweringen kon gezegd wor den in strijd te zijn met een of andere leer stelling der Kerk, waartoe hij behoorde en die bij werkelijk hartelijk liefhad, bevatte „l'Avenir" en andere geschriften van hem meermaals hypothesen, waarvan men de ge vaarlijksto gevolgen verwachten kon. Even fijne geesten als de zijne bemerk ten spoedig het gevaar, waarin de zaak van hot Katholicisme door zijn snijdend en wel sprekend woord kon geraken en het ontbrak niet aan waarschuwende stemmen, die zich verhieven tegen de ideeën, door hem verkon digd. Do Lamennais had zijn critici en ook zijn opreehto bewonderaars en trouwe verdedigers. Tot zelfs in ons land. De Noderlandsche bokeering en publicist, „Le Sage ten Broek", de vader van de Neder- landsche katholieke journalistiek, stond in| voortdurende briefwisseling óf met Lamen nais óf diens naaste vrienden en verdedigde hem en diens leerstellingen in zijn periodie ken „De Godsdienstvriend" cn de „Morgen star der Toekomst". Daarentegen becritiseerde oen Fransch blaxt „L'Ami de la Religion" onder redactie van een zekeren heer „Picot" de ideeën van La- inonnais ten scherpste, zoodat dit blad niet een afstraffing- kroeg- van onzen !Le Sage ten Broek. Zóó stond Europa verdeeld in zijn sympa thie tegenover de Lamennais. Maar deze groote en vurige geest met zijne schitterende gaven en benijdenswaardige eigenschappen had één groot gebrek, dat do val vaii zoovele groote geesten geweest is en do val van nog vele groote geesten altijd blijven zal. Do intellcctueele hoogmoed. Deze maakte hot de Lamennais onmogelijk zelfs maar het kleinste ongelijk te bekennen en te erkennen, dat hij zich toch wel eens vergissen kon. Hij had altijd gelijk en wie met hem van gevoelen dorst te verschillen, werd getroffen door de striemende zweepslagen van zijn scherp en bijtend sarcasme. Toen het naar de meening van zijn geeste lijke overheid te govaarlijk werd, werden sommige zijner stellingen door deze naar Ro me ter onderzoeking gezonden. Paus Gregorius XVI, die dezen grooten zoon der Kerk liefhad, wilde hem zooveel mo gelijk sparen. De Lamennais ging met twee zijner vrienden, onder wie Lacordaire, naar Rome om daar zelf zijn zaak te verdedigen. Maar de beslissing van Rome bleef steeds uit. Terwijl zijno zaak nog steeds daar aanhangig was, jvist hij zich niet van sommige oneer biedigheden tegenover den Paus te onthouden en toen achtte Gregorius XVI het noodig, nog niet om hom te veroordeelen maar om on genoemd zijn hoofdstellingen als gevaarlijke nieuwigheden aan te duiden in zijn Encycliek „Mirari Vos" van 15 Aug. 1832. Voor de Lamennais en velen zijner vereer ders was dit schijnbaar nog geen aanduiding genoeg en velen in Europa verlangden nog helderder licht 'in don donkeren nevel der begripsverwarring, waarin men toen leefde* Zoo ook onze rechtzinnige Le Sage bon Broek, die ook na deze Encycliek de Lamennais niet geheel en al losliet. Intusschen viel do Lamennais door zijn hoogmoed verblind van kwaad tot erger, tot- dab in 1834 Gregorius XVI in zijn Ency cliek „Singulari Vos", gericht tot alle bis schoppen der geheele wereld, de Lamennais en diens boek „Le3 paroles d'un croyant" plechtig veroordeelde. Dit had tot gevolg, dat de Lamennais der Katholieke Kerk den rug toekeerde, een af vallige werd, maar ook dat veler oogen open gingen. Welke punten van overeenkomst er zijn tusschen dezen grooten oproerling, die het toch zoo goed meende en wiens bedoelingen zoo puur en heilig waren, en tusschen vele modernisten, moderniseerenden en utilitisten otnder da hedendaagsche katholieken, moge blijken uit een passage uit een van de Lamen nais' brieven, welke hij vanuit Rome schreef terwijl hij daar vertoefde ter verdediging zij ner belangen. Wij laten hier de bewuste pas sage vertaald volgen: „De Paus is vroom ert wil het goede; maar, onbekend als hij is met do wereld, weet hij totaal niets én van den toestand der maatschappij; onbewegelijk te midden der duisternissen, welke men rondom hem nog dikker maakt, schreit en bidt hij; zijn taak, zijn zending is het voor te bereiden en te verhaasten de laatste verwoestingen die do algekeele wedergeboorte moeten vooiv afgaan en zonder welke deze onmogelijk of onvolmaakt zou zijn; en daarom heeft God hem overgole verd in de ham- den van menschen, onder wie hij niets beteokent. Nog twintig jaar van zulk een toestand on het Katholicisme zou dood zijn. God zal hom redden door de vol keren; wat geef ik om heb overige? Mijn politiek is de triomf van Christus; mijn wet tiging zijn wet; mijn vaderland het mensch- dom, dat Hij door zijn bloed heeft terugge kocht." 'tls dezelfde taal, welke men tegenwoordig gelukkig niet in ons land over den Paus uit sommige katholieke monden hoort uitgal men over de hoofden van een stom vereerende en stom bewonderende massa. Toen evenals nu maakte de Kerk van Chris tus een crisis door, een nog erger crisis wel licht dan nu; maar ook toen was de Paus van Rome evenals hij het nu zal zijn, de red dende lichtbaak, die door de donkere en saam- gepakte wolken van dwaling doordrong; de stralende zon, die de laatste nevelen van ver warring verdreef en heel den intellectuee- len hemel van heb menschdom "zette in de se rene helderheid en don laaien gloed van Gods onveranderlijke waarheid Welk een heerlijk Christus-geschenk en wel ke eeno onwaardeerbare Godsgave is toch de onfeilbaa-e Paug van Rome en hoo treedt dage lijks de sociale hoofdzakelijkheid van de on- onfeilbaarheid des Pausen klaarder en duide lijker aan het licht 1 Wat zouden wij, Katholieken, ja wat zou de maatschappij zijn, zonder een onfeilbaren Paus?! Zien wij daarom altijd met kinderlijk ver trouwen tot hem op, luisteren wij gehoor zaam naar Zijne voorschriften en laten wij ons gewillig leiden aan zijne vaste en zekere hand I De oorzaken van den Balkanoorlog. Dat een oorlog door gebrek1 aan contan ten bij de strijdende partijen, kan eindi gen, is als het ware een alledaagsch ver schijnsel. Dat uit geldgebrek echter aan oorlog begonnen werd, is zeker wat nieuws Dit nieuwtje komt dan ook uit Amerika. Geo Haveleck, een bekend econoom uit Princeton, heeft onlangs in „The Empire" aangetoond, dat de geheele Balkan-oorlog niet anders dan een welgeslaagde truc der Amerikaansche speculanten mag genoemd worden. Zijn betoog komt op het volgen de neer. Tengevolge van de enorme ont wikkeling der industrie in de Vereenfgdé Staten, is de schaarschte aan vlot kapitaal aldaar bedenkelijk gestegen. Sinds lang ziet Amerika dan ook met begeerige blikken naar do gevulde spaarpotten der Europee- sche beleggers, welke tot nog toe hun ver mogen in Russisch of Fransche staatspa pieren belegden. Zoo is het bekend, dat Londen en Parijs eigenlijk het geld leve ren, dat noodig is om New-York en San Francisco aan hun spoorwegstations, aan hun torenhuizen, en aan hun reuzenzaken te helpen. Deze overmacht van het Euro- peesch kapitaal heeft den Yankees sinds lang verdroten, elke keer te moeten aan kloppen om een paar, nietige millioenen, en dan nog de rente naar Europa te moeten staren, en bovendien de condities van de Rotschilds te moeten slikken, dat was te veel. Dat geld moest eens en voor al uit Europa weg, meteen was het dan met de Duitsche en Fransche concurrentie gedaan en de trusts konden hier voortaan de la kens uitdeelen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Eonige heldere kóppen werden in Wall Street bij elkaar gestoken, en het middel was gevonden. Een weinig oorlogsgerucht handig uitgestrooid, maakt de mensch zenuwachtig, een onver togen woord, waar of niet waar, maakt de menschen kwaad, en kwade menschen, voor al Balkanbewoners, komen gauw tot daden. Onrust bij de buren, mobilisatie, paniek op de beurs, meer mobilisatie, de industrie lijdt er onder, nieuwe paniek, faillissementen, harde woorden in het parlement, en de schrik1 zit erin. De regeeringen geven mil- liarden uit om hun weerkracht te verhoo- gen, de renteniers worden bang voor hun papiertjes, en nemen hun geld terug, met verlies natuurlijk, en in eenige maanden is dat machtige Europeesche kapitaal verscho ten, of verloren gegaan. Geen geld, geen Zwitsers, nu "kunnen de Amerikanen op hun beurt Europa in bezit gaan nemen. Zoodat ,het lieele recept daarop (neer kwam dat eenige dollars in Turksche en Balkan- sche bladen gestoken werden, deze of gene minister bewerkt en verder het noodige ge schut op crediet geleverd werd. Daar. het bericht reeds eenige maanden oud is, ont brak nog de mededeeling dat de Maatschap pij tot Exploitatie van een Balkan-oorlog, reeds een kwartaal-dividend van 40 pCt. uitgekeerd heeft, en dat de aandeelen niet meer te verkrijgen zijn. Het wil ons voorkomen, dat bij dezen Amerikaan de mogelijkheden toch wel wat al te onbegrensd zijn. De leeuw van Janina. De „Times" geeft onder dit opschrift en kele historische bijzonderheden over Janina Janina is in den loop der eeuwen over- heerscht geweest door velerlei volken en rassen, als: Byzantijnen, Bulgaren, Serviërs, Noormannen en prinsen van Napels uit het Huis van Anjou. Van de 10de eeuw, toen het werd ver- meesterd door de Bulgaren, tot 1430, in welk jaar het werd ingenomen door Sinan Paclia en ingelijfd bij het Turksche Rijk, was Janina's geschiedenis één lange reeks van allerlei avonturen. Maar de roem van alle vroegere heer- schers werd verduisterd door de glorie van don rooverlioofdman Ali, den leeuw van Ja nina, die zich meester maakte van een groot gedeelte van Epirus en Thessalië en door den titel van Pacha aan te nemen zich slechts in naam aan den sultan onderwierp. De Serviër Thomas, „de geesel der Alba- neezen", van wien werd gezegd, dat „alle wreedheid nog niets was, vergeleken bij de wreedheid van Thomas", is in Janina door iedereen vergeten en alleen de geschied schrijver weet van hem te vertellen Ali's naam leeft echter nog, en de herinnering aan zijn avontuurlijk optreden is in heel Epirus nog verspreid. Omtrent 1741 werd hij in Tosk1, in Zuid- Albanië, geboren. Zijn vader was een on beduidend man, maar Khawko, zijn moe der, waa een berucht „roover" en het „hoofd" van een uitgebreide bende. Ali groeide op tot een man van groote lenig heid en kracht, die zich door zijn optre den een steeds grooter invloed wist te ver werven. Hij werkte zich op tot gouver neur van Trikhala en later, in 1788, riep hij zich zelf uit tot Pacha van Janina; hij was toen heerscher over bijna geheel Al banië en Thessalië en regeerde als eigen machtig vorst. Zoo o.a. voerde hij op eigen gezag onderhandelingen met Frankrijk en Engeland. Uiterst handig speelde hij de eene mogendheid tegen de andere uit, niet let tend op de bevelen en wenschen van den sultan, wiens pacha's hij, als zulks hem te pas kwam, een kopje kleiner maakte. Ali deed alle moeiten zijn dynastie te handhaven en Janina het middelpunt van zijn rijk to maken. Zijn twee zoons wer den aangesteld tot pacha van Morea en het vasteland Griekenland. Zijn „hof" te Ja nina was een centrum van allerlei diploma tieke kuiperijen hetgeen daardoor vooral in de hand werd gewerkt, omdat er geen vaste gezanten bij hem waren geaccre diteerd Een schilderachtig cachet aan zijn hof gaven de tallooze avonturiers, toove- naars, dichters, en moordenaars van beroep, die den „vorst" omringden. Een hervormingsgezind sultan besloot Ali pacha's trots en machtte kortwieken in overeenstemming met de nieuw doorgevoer de centralisatie-politiek van de Porte. Een ontzaggelijk Turksch leger trok op tegen den ouden man en belegerde hem in zijn hoofdstad; ten slotte kwam ook Khurshid Pacha nog met versterkingen, zoodat het beleg nog drukkender werd. Ali Pacha ging onderhandelingen aan, en ontving de toe zegging onder vrijgeleide van Khurshid te mogen weggaan. Hij werd echter verraden en in 1822 vermoord. Met hem ging zijn heerschappij ten gronde en werd de droom van een vrij Albanië vernietigd. De toestand in Oonstantinopel. De Correspondent van het „Berl. Tagebl." te Odessa meldt volgens de „Msb." d.d. 7 Maart het volgende: Naar de zoo juist door bemiddeling der passagiers van een Russisch schip ontvan gen berichten loopt te Oonstantinopel hard nekkig het gerucht, dat een nieuwe revo lutie dreigt. De officieren, die tot de liberale liga be- liooren, vooral die van het derde legercorps hebben herhaaldelijk aangedrongen op do bestraffing van den moordenaar van Nazim Pacha. De groot-vizier moet hun door gene raal Abock Pacha beloofd hebben, dat dade lijk' na het sluiten van den rede do ver oordeeling van den moordenaar volgen zou. Verder wordt verzekerd, dat de officieren hot kabinet tot Donderdag a.s. gelegenheid hebben gegeven om vrijwillig af te treden; anders zouden zij met geweld do regeering tot aftreden dwingen. De samenzwering zou de regeering zelf uitgedacht hebben om gelegenheid te heb ben tot een achtervolging van de leiders der liga. In Stamboel loopen geruchten over bloedige gebeurtenissen die elk oogenblik to vreezen zouden zijn. Men doet goed, zoo voegt het Berlijnsehe blad er terecht bij, al die geruchten met de noodige omzichtigheid op te vatten. Ech ter heeft men aLle reden om met de moge lijkheid van nieuwe verrassingen in Oon stantinopel rekening te houden. Een belangrijke ontdekking. Twee gy m n as i mp - leeraren te Parijs heb ben aan de Academie van Wetenschappen een belangrijke ontdekking medegedeeld. Zij hebben door proefnemingen geconstateerd, dat een ontplofbare stof niet ontvlamt als deze tot op de temperatuur van vloeibare stikstof, dus tot 180 gr. onder nul, afge koeld wordt. Op deze manier heeft men dus een middel om gevonden bommen vol komen veilig naar de politie te brengen. Een kapel in stal veranderd. Te Semur bestaat een oude kapel „St. Lazare" die door tallooze historische her inneringen, bij gebrek aan godsdienstige mo tieven, voor profanatie had moeten be waard worden. Vroeger behoorde dit heiligdom bij een melaatschen-inrichting; in 1816 brachten de kozakken aldaar hun gewonden en zieken; in 1820 werd de kapel, die omgeven is met een wal en een gracht geheel gerestau reerd. Verschillende families te Semur had den er het recht van eigen graf en een d'Aumont, laatste afstammeling van zijn ge slacht, legateerde in 1841 een som van 180.000 francs aan de stad Semur voor het onderhoud der kapel waaronder hij nu rust met zijne voorouders. Sedert de Scheidingswet in werking is, heeft het radicale gemeentebestuur van Se mur 100.000 francs zich toegeëigend van dit legaat van d'Aumont, terwijl de Staat het overige ingepalmd heeft. De kapel is gesloten, volgens de Echo de Paris en de radicale raadsleden van Semur hebben be sloten er een paardenstal van te laten ma ken. Do ontvolking van Frankrijk. De „Croix" geeft in een artikel een over zicht van verschillende vastenbrieven door een aantal Fransche bisschoppen dit. jaar uitgevaardigd over den geesel der ontvol king, waardoor Frankrijk getroffen wordt. In enkele brieven worden eenige cijfers ge geten, die zeker niet zonder belang zijn voor een overzicht van den omvang die de ontvolking in Frankrijk genomen heeft'. Wij kunnen geen troost vinden, zoo ver klaart bijv. de bisschop van Viviers, door. onze blikken, na de algemeene statistieken doorloopen te hebben, naar het kleine land je Ardèche te slaan. In 1886 telde dit landje 385.000 inwo ners; nu nog slechts 331.000; hetgeen dus een vermindering beteekent van 54.000 zie len. Weliswaar moeten wij er rekening mede houden, dat talloozen het land uittrekken en deze landverhuizing draagt voor een groot gedeelte de schuld van het dalende bevolkingscijfer; maar laten wij ons niet vleien, ontsnapt te zijn aan het algemeen zedelijk verval, waardoor Frankrijk ont volkt wordt. Het geboortecijfer is bij ons in 12 jaren met 10 pCt. verminderd; het ver houdt zich tot het sterftecijfer als 85 te gen 100: honderd graven en daartegenover, nauwelijks 85 wiegen! Ons departement, zoo klaagt de bisschop van Verdun, telde een 60 jaar geleden 328.000 inwoners; in 1911 nog slechts 277.000 Indien wij nog bovendien dit cijfer vermin deren met het aantal manschappen van de groote garnizoenen die in 1851 nog onbe kend waren en die nu de forten en de kazernes van onze steden bevolken, te za- men ongeveer 35.000 man, dan moeten wij het cijfer verminderen tot 242.000 inwo ners. Dus heeft ons diocees in 60 jaar tijds een verLies geleden van 328.000 tot 242.000 in woners; d.w.z. een verlies van 86.000. Een 1500-tal menschen, 3 dorpen van 500 inwo ners ieder, worden op deze wijze ieder jaar verzwolgen door den stroom der ontvolking. Er zullen geen drie C0-jarige tijdperken meer noodig zijn om deze streek tot een woestijn te maken. Onze velden liggen verlaten, meer en meer. aan den anderen kant van de grens daar entegen zijn de landen overbevolkt; de grens-dijken zijn niet bestand om dien ge weldigen stroom van vreemdelingen te kee- ren; vandaar vinden wij bij de laatste tel ling 7000 vreemdelingen aangegeven tegen 5000 bij de vorige. Terwijl dus ons depar tement van 1906 tot 1911 het getal zijner kinderen met 5525 zag verminderen, groei- do het aantal vreemdelingen met 2000 aan. Hoo zou <Je oude dichter van Lotharingen bij het aanschouwen van zijn vruchtbare valleien, met droefheid er over mijmeren, dat weldra misschien de vijand, zoo al niet door een vijandelijken overval, dan toch' door den stortvloed van landverhuizers, zijn landen zou bebouwen en zijn oogsten zou binnenhalen. In 1851, zegt ten slotte de bisschop van Cahors in zijn vastenbrief, telde Lot 296.224 inwoners; 50 jaar later in 1901 niet meer dan 226.720. In 50 jaar tijds dus' een ver mindering van 69.504. Is de toestand in de laatste tien jaar verbeterd? Helaas neenl immers de statistieken van 1911 wij zen uit dat liet bevolkingscijfer van ons dio cees tot op dit jaar gedaald was tot 205.769. Nogmaals een verlies van 20.951 inwoners en wel in 10 jaar tijds: met andere woor den meer dan 2000 zielen minder per jaar. De cijfers spreken inderdaad wel luide. Vrouwen in het leger. De Fransche bladen maken zich onmiddel lijk meester van het bericht, dat het Oos- tenrijksclie legerbestuur proeven neemt met het aanstellen van vrouwelijke beambten in verschillende bureau- en andere diensten, gewapende natuurlijk uitgezonderd. Zoo zullen vrouwen worden werkzaam gesteld bij de administratie, den dienst in kleede ren- en levensmiddelenmagazijnen, in hos pitalen en apotheken. Talrijke mannelijke employés zullen dientengevolge vrij komen voor gewapende diensten. Laat ons de kwestie eens ernstig over denken en onderzoeken, raadt de „Figaro" en haar vooral niet spottend verwerpen. Opstond in een Spaansche gevangenis. .Uit Oviedo komt het bericht, dat een ge- I vecht ontstond onder de gevangenen in de strafgevangenis, waarbij vijf gevangenen ernstig gewond en een aantal licht gewond werden. De verkiezingen in Spanje. In de provincies zijn de verkiezingen ge houden, waarvan de uitslag is, dat de mo narchisten in Ie provincies de meerderheid behaald hebben. Er deden zich op verschillende plaatsen ongeregeldheden voor, waarbij dooden eq gewonden vielen. (Naar het Amerikaansch). 7.) Het regent don geheelen dag. De drie ge- nepsheeren komen, maar kunnen geen licht brengen in de duistere zaak. Er verloopen drie dagen zonder merkbare verandering. Kil en bleek als een lijk ligt Ada in het kussen sprakeloos en beweging loos. Dag en nacht waakt de heele familie. Die dagen hebben Arthur merkelijk veran derd, een smartvol zielelijden spreekt uit de diep liggende oogen. Voor niemand in 'thuis is zijne liefde toch een geheim meer. Den vierden dag eindelijk komt er veran dering in den toestand. Grootpapa fluisterde ze nauwelijks hoor baar, doch meer niet. Hoe zonderling dat Mr. Rohan niet komt, ®egt mevrouw Sutherland tot haren zoon. Ach, wat een toeval, daar komt een rijtuig ®anrollen, dat den ouden lieer brengt. Me vrouw Sutherland en haren zoon snellen hem te gemoet. Zijn gelaat is aschgrauw en zijn oogen glanzen. Zal Ada in leven blijven? vraagt hij haastig. Maar, beste Mr. Rohan..., begint me vrouw Sutherland weemoedig. Zal zij nog in leven blijven? vraagt hij opnieuw. De dokters gelooven het niet! God zij dank. Als door den bliksem getroffen, deinzen moeder en zoon bij 't hooren dezer woorden terug. Doch Mr. Rohan let hier niet op en begeeft zich naar zijne kleindochter. De voorspelling der geneesheoren wordt niet bewaarheid, Ada behoudt het leven. Den vierden dag begint de zinsverdooving te wijken, de jeugdige kracht overwint lang zaam. Zij kent haar grootvader, docli herin nert zich niets meer. Het lichaam begint te herstellen, doch de geest is nog beneveld, de herinnering komt niet terug. Ze spreekt al leen met haren grootvader. Naar huis, grootpapa, naar huis! zoo klaagt zij aanhoudend. Wanneer zo sluimert, plianlaseert ze aan houdend over Cuba, het klooster en hare vriendinnen, nooit echter over liet tegen woordige. Maplewood schijnt voor haar niet te bestaan, zij is niet meer dan een kind. Drie weken lang zweeft zij tusschen leven en dood en tor. Rolian wijkt niet van liet ziekbed. Hij bemint zijne kleindochter met eene bovenmatige liefde en toch riep hij uit: God zij dank! toen hij hoorde dat de dokters haar verloren gaven. Hoe dat te begrijpen? Hij verlaat Ada slechte, zoolang als noodig is om zich door een weinig slaap te ver kwikken. 's Avonds na zijne aankomst is mevrouw Sutherland hem naar Ada gevolgd, en heeft hem alles medegedeeld, wat op het geval be trekking heeft. Dien dag moest mijne kleindochter een brief van mij ontvangen, waar is die? Mevrouw Sutherland geeft hem den sleu tel der schrijflade. Wij vonden een brief voor haar liggen, ik beb dien weggesloten. Mr. Rohan bergt, den brief zorgvuldig in de portefeuille, eer hij zich neerzet. Het is de wonderbaarste oude man, dien ik ooit zag, zegt mevrouw tot Arthur. Soms acht ik hem ontoerekenbaar. Wat zei hij niet, toen Ada opgegeven was. Arme grijsaard! herneemt Arthur. En die brief! Wat was hij er bezorgd om, wie weet, of daar geen geheim .achter schuilt? Arthur antwoordt niet, ook hij lijdt niet minder dan Mr. Rohan. Op zekeren dag heeft hij aan den ouden man alles bekend gemaakt en hem van zijne liefde, die beantwoord werd, gesproken. Bei den wandelden dien avond in de kastanje- laan. Hoo de grijsaard zijn bekentenis zal opne men, kan hij niet raden. Arme jonge vriend, zoo begint hij ein delijk, dat heb ik lang vooruitgezien. Gaarne bad ik u en haar leed bespaard. God sta u bij in die zware beproeving. i Gij weigert mij dus hare hand niet, roept Arthur verheugd, ik dacht, dat u het aan- I matigend van mij zoudt vinden, j In 't geheel niet. God weet, hoe gaarne ik u mijn lieveling gaf, want ik houd u voor een edel man, dooh er bestaat een beletsel, een onoverkomelijk bezwaar, j Welk bezwaar? Dat kan ik u niet verklaren. Het is haar geheim, ik vermoed, dat die onthulling en niet de bliksem haar neergeslagen heoft. Wat i het is, kan ik u niet zeggen, Mr. Sutherland, mijn lieveling zal nooit een anderen naam dragen dan Ada Rohan. Ik heb geen recht, mij in uwe geheimen te mengen, doch Ada heeft mij beloofd mijn vrouw te worden en daarom mag ik wel dat beletsel kennen. Het is een gewichtige reden, doch ik mag niets zeggen, wijl niet ik, doch Ada bedreigd wordt. Ada bedreigd, ie zü dus in gevaar? Ja. Wordt haar fortuin bedreigd? In dat geval Neen, neen, valt de grijsaard hem in de rede, gaarne gaf ik mijn laatste cent, indien ik mijn kind van het gevaar kon redden! Met vreugde ging ik mijn brood dan bedelen. Arthurs gelaat verduistert; bestaat er dan werkelijk zulk een geheim, of moet men het aau zijn monomanie toeschrijven? U is niet edelmoedig, Mr, Rohan, begint Arthur na eene lange pauze, gij moest mij zooveel vertrouwen schenken, dat ik 't ge heim uit liefde tot Ada zou bewaren. Dan kon ik oordeelen» of het werkelijk in staat ia ons te scheiden. Wees barmhartig, mr. Ro han, en denk aan onze liefde. Ze staan op het terras op dezelfde plaats» waar hij Ada zijne liefde bekend heeft. Beste vriend, begint de grijsaard. Het ware de schoonste dag mijns levens, waarop ik u mijn kleindochter geven mocht! Waarom doet u het niet, wij beminnen en vertrouwen elkander toch? Ada heeft toch geene misdaad gepleegd, die verborgen moet blijven? Zij! dat onschuldig kind, zij kent van de bedorven wereld niet meer dan een pasge, boren kind. Waarom zou ze dan voor vreemde zon den moeten boeten? roept Arthur. Bewaar uw geheim,, ik vorder uw vertrouwen niet. Ada is rein als een engel en als haar ver loofde doe ik mijn recht gelden, al waren er duizend geheimen. Arme jongenl zucht- Mr. Rohan. Laten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5