Het ondoorgrondelijke
geheim,
De geschiedenis herhaalt zich.
BUITENLAND.
JAC* KARSKEHS, Heeren- en Dameskleêrmakerij. Opening Groote Houtstraat 120, Half Maart.
Mu Bon
„ÜG^cms*"
HaapSeJi^Brussefl» Handschoenen voor ajle gelegenheden.
FEUILLËTO N
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™2S»J"D
rniFFTin'i ia
Onder dit opschrift wijst de „Eindhovenscho
Courant" erop, dat wat zich in de laatste
tijden in Katholieke kringen voordoet, toch
eigenlijk niets ianders is, dan eeue herhaling
der geschiedenis uit de dertiger jaren der
vorig» oeuw. Bene herhaling der geschiedenis
op zeer vele punten zóó precies, dat zij u
frappeert, wanneer ge gaat vergelijken.
Toen stond in Frankrijk een man op, een
priester, Félicitó de Lamennais, die door zijn
vlammend woord, wegslepende weisprekend
en gedurM democratism» gelieel Europa in
beweging bracht, velor bewondering en en
thousiasme wekte en beschouwd werd als de
grondlegger eener nieuwe maatschappij-orde
ning, die van onnarekonbaar voordeel zou zijn
voor de Katholieke Kerk en de zaak van
Christus. Man van groot geloof, edelmoedige
geestdrift en onbaatzuchtige werklust ver
wierf hij dra liet vertrouwen van vele kerke
lijke hoogwaardigheidsbekleeders en de va-
de rl ij ko lief te des Pausen. Met eenige an
dere edelmoedige vrienden, onder wie do la
ter beroemd gewórden Dominicaner-pater
Henri Lacordaire, richtte hij op en redigeer
de hij het blad „l'Avenir", dat nummer na
nummer meer geestdrift en sympathie wekte
te in steeds breeder kring.
Aan do goede bedoelingen van Lamennais
twijfelde niemand, moolit cn kon ook niemand
twijfelen. Hij verdedigde de zaak van „het
Volk" en meende eerlijk daardoor ook be die
nen de zaak der Kerk en de zaak van Chris
tus.
Maar zijn democratie ging te ver en alhoe
wel geen zijner beweringen kon gezegd wor
den in strijd te zijn met een of andere leer
stelling der Kerk, waartoe hij behoorde en
die bij werkelijk hartelijk liefhad, bevatte
„l'Avenir" en andere geschriften van hem
meermaals hypothesen, waarvan men de ge
vaarlijksto gevolgen verwachten kon.
Even fijne geesten als de zijne bemerk
ten spoedig het gevaar, waarin de zaak van
hot Katholicisme door zijn snijdend en wel
sprekend woord kon geraken en het ontbrak
niet aan waarschuwende stemmen, die zich
verhieven tegen de ideeën, door hem verkon
digd.
Do Lamennais had zijn critici en ook zijn
opreehto bewonderaars en trouwe verdedigers.
Tot zelfs in ons land.
De Noderlandsche bokeering en publicist,
„Le Sage ten Broek", de vader van de Neder-
landsche katholieke journalistiek, stond in|
voortdurende briefwisseling óf met Lamen
nais óf diens naaste vrienden en verdedigde
hem en diens leerstellingen in zijn periodie
ken „De Godsdienstvriend" cn de „Morgen
star der Toekomst".
Daarentegen becritiseerde oen Fransch blaxt
„L'Ami de la Religion" onder redactie van
een zekeren heer „Picot" de ideeën van La-
inonnais ten scherpste, zoodat dit blad niet
een afstraffing- kroeg- van onzen !Le
Sage ten Broek.
Zóó stond Europa verdeeld in zijn sympa
thie tegenover de Lamennais.
Maar deze groote en vurige geest met zijne
schitterende gaven en benijdenswaardige
eigenschappen had één groot gebrek, dat do
val vaii zoovele groote geesten geweest is
en do val van nog vele groote geesten altijd
blijven zal.
Do intellcctueele hoogmoed.
Deze maakte hot de Lamennais onmogelijk
zelfs maar het kleinste ongelijk te bekennen
en te erkennen, dat hij zich toch wel eens
vergissen kon. Hij had altijd gelijk en wie met
hem van gevoelen dorst te verschillen, werd
getroffen door de striemende zweepslagen van
zijn scherp en bijtend sarcasme.
Toen het naar de meening van zijn geeste
lijke overheid te govaarlijk werd, werden
sommige zijner stellingen door deze naar Ro
me ter onderzoeking gezonden.
Paus Gregorius XVI, die dezen grooten
zoon der Kerk liefhad, wilde hem zooveel mo
gelijk sparen. De Lamennais ging met twee
zijner vrienden, onder wie Lacordaire, naar
Rome om daar zelf zijn zaak te verdedigen.
Maar de beslissing van Rome bleef steeds uit.
Terwijl zijno zaak nog steeds daar aanhangig
was, jvist hij zich niet van sommige oneer
biedigheden tegenover den Paus te onthouden
en toen achtte Gregorius XVI het noodig, nog
niet om hom te veroordeelen maar om on
genoemd zijn hoofdstellingen als gevaarlijke
nieuwigheden aan te duiden in zijn Encycliek
„Mirari Vos" van 15 Aug. 1832.
Voor de Lamennais en velen zijner vereer
ders was dit schijnbaar nog geen aanduiding
genoeg en velen in Europa verlangden nog
helderder licht 'in don donkeren nevel der
begripsverwarring, waarin men toen leefde*
Zoo ook onze rechtzinnige Le Sage bon Broek,
die ook na deze Encycliek de Lamennais niet
geheel en al losliet.
Intusschen viel do Lamennais door zijn
hoogmoed verblind van kwaad tot erger, tot-
dab in 1834 Gregorius XVI in zijn Ency
cliek „Singulari Vos", gericht tot alle bis
schoppen der geheele wereld, de Lamennais
en diens boek „Le3 paroles d'un croyant"
plechtig veroordeelde.
Dit had tot gevolg, dat de Lamennais der
Katholieke Kerk den rug toekeerde, een af
vallige werd, maar ook dat veler oogen open
gingen.
Welke punten van overeenkomst er zijn
tusschen dezen grooten oproerling, die het
toch zoo goed meende en wiens bedoelingen
zoo puur en heilig waren, en tusschen vele
modernisten, moderniseerenden en utilitisten
otnder da hedendaagsche katholieken, moge
blijken uit een passage uit een van de Lamen
nais' brieven, welke hij vanuit Rome schreef
terwijl hij daar vertoefde ter verdediging zij
ner belangen. Wij laten hier de bewuste pas
sage vertaald volgen:
„De Paus is vroom ert wil het goede;
maar, onbekend als hij is met do wereld,
weet hij totaal niets én van den toestand
der maatschappij; onbewegelijk te midden
der duisternissen, welke men rondom hem
nog dikker maakt, schreit en bidt hij; zijn
taak, zijn zending is het voor te bereiden en
te verhaasten de laatste verwoestingen die
do algekeele wedergeboorte moeten vooiv
afgaan en zonder welke deze onmogelijk of
onvolmaakt zou zijn; en daarom heeft
God hem overgole verd in de ham-
den van menschen, onder wie hij
niets beteokent. Nog twintig jaar van
zulk een toestand on het Katholicisme zou
dood zijn. God zal hom redden door de vol
keren; wat geef ik om heb overige? Mijn
politiek is de triomf van Christus; mijn wet
tiging zijn wet; mijn vaderland het mensch-
dom, dat Hij door zijn bloed heeft terugge
kocht."
'tls dezelfde taal, welke men tegenwoordig
gelukkig niet in ons land over den Paus
uit sommige katholieke monden hoort uitgal
men over de hoofden van een stom vereerende
en stom bewonderende massa.
Toen evenals nu maakte de Kerk van Chris
tus een crisis door, een nog erger crisis wel
licht dan nu; maar ook toen was de Paus
van Rome evenals hij het nu zal zijn, de red
dende lichtbaak, die door de donkere en saam-
gepakte wolken van dwaling doordrong; de
stralende zon, die de laatste nevelen van ver
warring verdreef en heel den intellectuee-
len hemel van heb menschdom "zette in de se
rene helderheid en don laaien gloed van Gods
onveranderlijke waarheid
Welk een heerlijk Christus-geschenk en wel
ke eeno onwaardeerbare Godsgave is toch de
onfeilbaa-e Paug van Rome en hoo treedt dage
lijks de sociale hoofdzakelijkheid van de on-
onfeilbaarheid des Pausen klaarder en duide
lijker aan het licht 1
Wat zouden wij, Katholieken, ja wat zou de
maatschappij zijn, zonder een onfeilbaren
Paus?!
Zien wij daarom altijd met kinderlijk ver
trouwen tot hem op, luisteren wij gehoor
zaam naar Zijne voorschriften en laten wij
ons gewillig leiden aan zijne vaste en zekere
hand I
De oorzaken van den Balkanoorlog.
Dat een oorlog door gebrek1 aan contan
ten bij de strijdende partijen, kan eindi
gen, is als het ware een alledaagsch ver
schijnsel. Dat uit geldgebrek echter aan
oorlog begonnen werd, is zeker wat nieuws
Dit nieuwtje komt dan ook uit Amerika.
Geo Haveleck, een bekend econoom uit
Princeton, heeft onlangs in „The Empire"
aangetoond, dat de geheele Balkan-oorlog
niet anders dan een welgeslaagde truc der
Amerikaansche speculanten mag genoemd
worden. Zijn betoog komt op het volgen
de neer. Tengevolge van de enorme ont
wikkeling der industrie in de Vereenfgdé
Staten, is de schaarschte aan vlot kapitaal
aldaar bedenkelijk gestegen. Sinds lang ziet
Amerika dan ook met begeerige blikken
naar do gevulde spaarpotten der Europee-
sche beleggers, welke tot nog toe hun ver
mogen in Russisch of Fransche staatspa
pieren belegden. Zoo is het bekend, dat
Londen en Parijs eigenlijk het geld leve
ren, dat noodig is om New-York en San
Francisco aan hun spoorwegstations, aan
hun torenhuizen, en aan hun reuzenzaken
te helpen. Deze overmacht van het Euro-
peesch kapitaal heeft den Yankees sinds
lang verdroten, elke keer te moeten aan
kloppen om een paar, nietige millioenen, en
dan nog de rente naar Europa te moeten
staren, en bovendien de condities van de
Rotschilds te moeten slikken, dat was te
veel. Dat geld moest eens en voor al uit
Europa weg, meteen was het dan met de
Duitsche en Fransche concurrentie gedaan
en de trusts konden hier voortaan de la
kens uitdeelen.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Eonige heldere
kóppen werden in Wall Street bij elkaar
gestoken, en het middel was gevonden. Een
weinig oorlogsgerucht handig uitgestrooid,
maakt de mensch zenuwachtig, een onver
togen woord, waar of niet waar, maakt de
menschen kwaad, en kwade menschen, voor
al Balkanbewoners, komen gauw tot daden.
Onrust bij de buren, mobilisatie, paniek op
de beurs, meer mobilisatie, de industrie lijdt
er onder, nieuwe paniek, faillissementen,
harde woorden in het parlement, en de
schrik1 zit erin. De regeeringen geven mil-
liarden uit om hun weerkracht te verhoo-
gen, de renteniers worden bang voor hun
papiertjes, en nemen hun geld terug, met
verlies natuurlijk, en in eenige maanden is
dat machtige Europeesche kapitaal verscho
ten, of verloren gegaan. Geen geld, geen
Zwitsers, nu "kunnen de Amerikanen op hun
beurt Europa in bezit gaan nemen.
Zoodat ,het lieele recept daarop (neer kwam
dat eenige dollars in Turksche en Balkan-
sche bladen gestoken werden, deze of gene
minister bewerkt en verder het noodige ge
schut op crediet geleverd werd. Daar. het
bericht reeds eenige maanden oud is, ont
brak nog de mededeeling dat de Maatschap
pij tot Exploitatie van een Balkan-oorlog,
reeds een kwartaal-dividend van 40 pCt.
uitgekeerd heeft, en dat de aandeelen niet
meer te verkrijgen zijn.
Het wil ons voorkomen, dat bij dezen
Amerikaan de mogelijkheden toch wel wat
al te onbegrensd zijn.
De leeuw van Janina.
De „Times" geeft onder dit opschrift en
kele historische bijzonderheden over Janina
Janina is in den loop der eeuwen over-
heerscht geweest door velerlei volken en
rassen, als: Byzantijnen, Bulgaren, Serviërs,
Noormannen en prinsen van Napels uit het
Huis van Anjou.
Van de 10de eeuw, toen het werd ver-
meesterd door de Bulgaren, tot 1430, in
welk jaar het werd ingenomen door Sinan
Paclia en ingelijfd bij het Turksche Rijk,
was Janina's geschiedenis één lange reeks
van allerlei avonturen.
Maar de roem van alle vroegere heer-
schers werd verduisterd door de glorie van
don rooverlioofdman Ali, den leeuw van Ja
nina, die zich meester maakte van een groot
gedeelte van Epirus en Thessalië en door
den titel van Pacha aan te nemen zich
slechts in naam aan den sultan onderwierp.
De Serviër Thomas, „de geesel der Alba-
neezen", van wien werd gezegd, dat „alle
wreedheid nog niets was, vergeleken bij de
wreedheid van Thomas", is in Janina door
iedereen vergeten en alleen de geschied
schrijver weet van hem te vertellen Ali's
naam leeft echter nog, en de herinnering
aan zijn avontuurlijk optreden is in heel
Epirus nog verspreid.
Omtrent 1741 werd hij in Tosk1, in Zuid-
Albanië, geboren. Zijn vader was een on
beduidend man, maar Khawko, zijn moe
der, waa een berucht „roover" en het
„hoofd" van een uitgebreide bende. Ali
groeide op tot een man van groote lenig
heid en kracht, die zich door zijn optre
den een steeds grooter invloed wist te ver
werven. Hij werkte zich op tot gouver
neur van Trikhala en later, in 1788, riep
hij zich zelf uit tot Pacha van Janina; hij
was toen heerscher over bijna geheel Al
banië en Thessalië en regeerde als eigen
machtig vorst. Zoo o.a. voerde hij op eigen
gezag onderhandelingen met Frankrijk en
Engeland. Uiterst handig speelde hij de eene
mogendheid tegen de andere uit, niet let
tend op de bevelen en wenschen van den
sultan, wiens pacha's hij, als zulks hem te
pas kwam, een kopje kleiner maakte.
Ali deed alle moeiten zijn dynastie te
handhaven en Janina het middelpunt van
zijn rijk to maken. Zijn twee zoons wer
den aangesteld tot pacha van Morea en
het vasteland Griekenland. Zijn „hof" te Ja
nina was een centrum van allerlei diploma
tieke kuiperijen hetgeen daardoor vooral
in de hand werd gewerkt, omdat er geen
vaste gezanten bij hem waren geaccre
diteerd Een schilderachtig cachet aan zijn
hof gaven de tallooze avonturiers, toove-
naars, dichters, en moordenaars van beroep,
die den „vorst" omringden.
Een hervormingsgezind sultan besloot Ali
pacha's trots en machtte kortwieken in
overeenstemming met de nieuw doorgevoer
de centralisatie-politiek van de Porte. Een
ontzaggelijk Turksch leger trok op tegen
den ouden man en belegerde hem in zijn
hoofdstad; ten slotte kwam ook Khurshid
Pacha nog met versterkingen, zoodat het
beleg nog drukkender werd. Ali Pacha ging
onderhandelingen aan, en ontving de toe
zegging onder vrijgeleide van Khurshid te
mogen weggaan. Hij werd echter verraden
en in 1822 vermoord. Met hem ging zijn
heerschappij ten gronde en werd de droom
van een vrij Albanië vernietigd.
De toestand in Oonstantinopel.
De Correspondent van het „Berl. Tagebl."
te Odessa meldt volgens de „Msb." d.d.
7 Maart het volgende:
Naar de zoo juist door bemiddeling der
passagiers van een Russisch schip ontvan
gen berichten loopt te Oonstantinopel hard
nekkig het gerucht, dat een nieuwe revo
lutie dreigt.
De officieren, die tot de liberale liga be-
liooren, vooral die van het derde legercorps
hebben herhaaldelijk aangedrongen op do
bestraffing van den moordenaar van Nazim
Pacha. De groot-vizier moet hun door gene
raal Abock Pacha beloofd hebben, dat dade
lijk' na het sluiten van den rede do ver
oordeeling van den moordenaar volgen zou.
Verder wordt verzekerd, dat de officieren
hot kabinet tot Donderdag a.s. gelegenheid
hebben gegeven om vrijwillig af te treden;
anders zouden zij met geweld do regeering
tot aftreden dwingen.
De samenzwering zou de regeering zelf
uitgedacht hebben om gelegenheid te heb
ben tot een achtervolging van de leiders
der liga. In Stamboel loopen geruchten over
bloedige gebeurtenissen die elk oogenblik
to vreezen zouden zijn.
Men doet goed, zoo voegt het Berlijnsehe
blad er terecht bij, al die geruchten met
de noodige omzichtigheid op te vatten. Ech
ter heeft men aLle reden om met de moge
lijkheid van nieuwe verrassingen in Oon
stantinopel rekening te houden.
Een belangrijke ontdekking.
Twee gy m n as i mp - leeraren te Parijs heb
ben aan de Academie van Wetenschappen
een belangrijke ontdekking medegedeeld. Zij
hebben door proefnemingen geconstateerd,
dat een ontplofbare stof niet ontvlamt als
deze tot op de temperatuur van vloeibare
stikstof, dus tot 180 gr. onder nul, afge
koeld wordt. Op deze manier heeft men
dus een middel om gevonden bommen vol
komen veilig naar de politie te brengen.
Een kapel in stal veranderd.
Te Semur bestaat een oude kapel „St.
Lazare" die door tallooze historische her
inneringen, bij gebrek aan godsdienstige mo
tieven, voor profanatie had moeten be
waard worden.
Vroeger behoorde dit heiligdom bij een
melaatschen-inrichting; in 1816 brachten de
kozakken aldaar hun gewonden en zieken;
in 1820 werd de kapel, die omgeven is
met een wal en een gracht geheel gerestau
reerd. Verschillende families te Semur had
den er het recht van eigen graf en een
d'Aumont, laatste afstammeling van zijn ge
slacht, legateerde in 1841 een som van
180.000 francs aan de stad Semur voor het
onderhoud der kapel waaronder hij nu rust
met zijne voorouders.
Sedert de Scheidingswet in werking is,
heeft het radicale gemeentebestuur van Se
mur 100.000 francs zich toegeëigend van
dit legaat van d'Aumont, terwijl de Staat
het overige ingepalmd heeft. De kapel is
gesloten, volgens de Echo de Paris en de
radicale raadsleden van Semur hebben be
sloten er een paardenstal van te laten ma
ken.
Do ontvolking van Frankrijk.
De „Croix" geeft in een artikel een over
zicht van verschillende vastenbrieven door
een aantal Fransche bisschoppen dit. jaar
uitgevaardigd over den geesel der ontvol
king, waardoor Frankrijk getroffen wordt.
In enkele brieven worden eenige cijfers ge
geten, die zeker niet zonder belang zijn
voor een overzicht van den omvang die
de ontvolking in Frankrijk genomen heeft'.
Wij kunnen geen troost vinden, zoo ver
klaart bijv. de bisschop van Viviers, door.
onze blikken, na de algemeene statistieken
doorloopen te hebben, naar het kleine land
je Ardèche te slaan.
In 1886 telde dit landje 385.000 inwo
ners; nu nog slechts 331.000; hetgeen dus
een vermindering beteekent van 54.000 zie
len.
Weliswaar moeten wij er rekening mede
houden, dat talloozen het land uittrekken
en deze landverhuizing draagt voor een
groot gedeelte de schuld van het dalende
bevolkingscijfer; maar laten wij ons niet
vleien, ontsnapt te zijn aan het algemeen
zedelijk verval, waardoor Frankrijk ont
volkt wordt. Het geboortecijfer is bij ons in
12 jaren met 10 pCt. verminderd; het ver
houdt zich tot het sterftecijfer als 85 te
gen 100: honderd graven en daartegenover,
nauwelijks 85 wiegen!
Ons departement, zoo klaagt de bisschop
van Verdun, telde een 60 jaar geleden
328.000 inwoners; in 1911 nog slechts 277.000
Indien wij nog bovendien dit cijfer vermin
deren met het aantal manschappen van de
groote garnizoenen die in 1851 nog onbe
kend waren en die nu de forten en de
kazernes van onze steden bevolken, te za-
men ongeveer 35.000 man, dan moeten wij
het cijfer verminderen tot 242.000 inwo
ners.
Dus heeft ons diocees in 60 jaar tijds een
verLies geleden van 328.000 tot 242.000 in
woners; d.w.z. een verlies van 86.000. Een
1500-tal menschen, 3 dorpen van 500 inwo
ners ieder, worden op deze wijze ieder jaar
verzwolgen door den stroom der ontvolking.
Er zullen geen drie C0-jarige tijdperken
meer noodig zijn om deze streek tot een
woestijn te maken.
Onze velden liggen verlaten, meer en meer.
aan den anderen kant van de grens daar
entegen zijn de landen overbevolkt; de
grens-dijken zijn niet bestand om dien ge
weldigen stroom van vreemdelingen te kee-
ren; vandaar vinden wij bij de laatste tel
ling 7000 vreemdelingen aangegeven tegen
5000 bij de vorige. Terwijl dus ons depar
tement van 1906 tot 1911 het getal zijner
kinderen met 5525 zag verminderen, groei-
do het aantal vreemdelingen met 2000 aan.
Hoo zou <Je oude dichter van Lotharingen
bij het aanschouwen van zijn vruchtbare
valleien, met droefheid er over mijmeren,
dat weldra misschien de vijand, zoo al niet
door een vijandelijken overval, dan toch'
door den stortvloed van landverhuizers, zijn
landen zou bebouwen en zijn oogsten zou
binnenhalen.
In 1851, zegt ten slotte de bisschop van
Cahors in zijn vastenbrief, telde Lot 296.224
inwoners; 50 jaar later in 1901 niet meer
dan 226.720. In 50 jaar tijds dus' een ver
mindering van 69.504. Is de toestand in
de laatste tien jaar verbeterd? Helaas
neenl immers de statistieken van 1911 wij
zen uit dat liet bevolkingscijfer van ons dio
cees tot op dit jaar gedaald was tot 205.769.
Nogmaals een verlies van 20.951 inwoners
en wel in 10 jaar tijds: met andere woor
den meer dan 2000 zielen minder per jaar.
De cijfers spreken inderdaad wel luide.
Vrouwen in het leger.
De Fransche bladen maken zich onmiddel
lijk meester van het bericht, dat het Oos-
tenrijksclie legerbestuur proeven neemt met
het aanstellen van vrouwelijke beambten in
verschillende bureau- en andere diensten,
gewapende natuurlijk uitgezonderd. Zoo
zullen vrouwen worden werkzaam gesteld
bij de administratie, den dienst in kleede
ren- en levensmiddelenmagazijnen, in hos
pitalen en apotheken. Talrijke mannelijke
employés zullen dientengevolge vrij komen
voor gewapende diensten.
Laat ons de kwestie eens ernstig over
denken en onderzoeken, raadt de „Figaro"
en haar vooral niet spottend verwerpen.
Opstond in een Spaansche gevangenis.
.Uit Oviedo komt het bericht, dat een ge-
I vecht ontstond onder de gevangenen in de
strafgevangenis, waarbij vijf gevangenen
ernstig gewond en een aantal licht gewond
werden.
De verkiezingen in Spanje.
In de provincies zijn de verkiezingen ge
houden, waarvan de uitslag is, dat de mo
narchisten in Ie provincies de meerderheid
behaald hebben.
Er deden zich op verschillende plaatsen
ongeregeldheden voor, waarbij dooden eq
gewonden vielen.
(Naar het Amerikaansch).
7.)
Het regent don geheelen dag. De drie ge-
nepsheeren komen, maar kunnen geen licht
brengen in de duistere zaak.
Er verloopen drie dagen zonder merkbare
verandering. Kil en bleek als een lijk ligt
Ada in het kussen sprakeloos en beweging
loos. Dag en nacht waakt de heele familie.
Die dagen hebben Arthur merkelijk veran
derd, een smartvol zielelijden spreekt uit de
diep liggende oogen. Voor niemand in 'thuis
is zijne liefde toch een geheim meer.
Den vierden dag eindelijk komt er veran
dering in den toestand.
Grootpapa fluisterde ze nauwelijks hoor
baar, doch meer niet.
Hoe zonderling dat Mr. Rohan niet komt,
®egt mevrouw Sutherland tot haren zoon.
Ach, wat een toeval, daar komt een rijtuig
®anrollen, dat den ouden lieer brengt. Me
vrouw Sutherland en haren zoon snellen hem
te gemoet. Zijn gelaat is aschgrauw en zijn
oogen glanzen.
Zal Ada in leven blijven? vraagt hij
haastig.
Maar, beste Mr. Rohan..., begint me
vrouw Sutherland weemoedig.
Zal zij nog in leven blijven? vraagt hij
opnieuw.
De dokters gelooven het niet!
God zij dank.
Als door den bliksem getroffen, deinzen
moeder en zoon bij 't hooren dezer woorden
terug. Doch Mr. Rohan let hier niet op en
begeeft zich naar zijne kleindochter.
De voorspelling der geneesheoren wordt
niet bewaarheid, Ada behoudt het leven.
Den vierden dag begint de zinsverdooving
te wijken, de jeugdige kracht overwint lang
zaam. Zij kent haar grootvader, docli herin
nert zich niets meer. Het lichaam begint te
herstellen, doch de geest is nog beneveld, de
herinnering komt niet terug. Ze spreekt al
leen met haren grootvader.
Naar huis, grootpapa, naar huis! zoo
klaagt zij aanhoudend.
Wanneer zo sluimert, plianlaseert ze aan
houdend over Cuba, het klooster en hare
vriendinnen, nooit echter over liet tegen
woordige. Maplewood schijnt voor haar niet
te bestaan, zij is niet meer dan een kind.
Drie weken lang zweeft zij tusschen leven
en dood en tor. Rolian wijkt niet van liet
ziekbed. Hij bemint zijne kleindochter met
eene bovenmatige liefde en toch riep hij uit:
God zij dank! toen hij hoorde dat de dokters
haar verloren gaven. Hoe dat te begrijpen?
Hij verlaat Ada slechte, zoolang als noodig
is om zich door een weinig slaap te ver
kwikken.
's Avonds na zijne aankomst is mevrouw
Sutherland hem naar Ada gevolgd, en heeft
hem alles medegedeeld, wat op het geval be
trekking heeft.
Dien dag moest mijne kleindochter een
brief van mij ontvangen, waar is die?
Mevrouw Sutherland geeft hem den sleu
tel der schrijflade.
Wij vonden een brief voor haar liggen,
ik beb dien weggesloten.
Mr. Rohan bergt, den brief zorgvuldig in
de portefeuille, eer hij zich neerzet.
Het is de wonderbaarste oude man, dien
ik ooit zag, zegt mevrouw tot Arthur. Soms
acht ik hem ontoerekenbaar. Wat zei hij niet,
toen Ada opgegeven was.
Arme grijsaard! herneemt Arthur.
En die brief! Wat was hij er bezorgd
om, wie weet, of daar geen geheim .achter
schuilt?
Arthur antwoordt niet, ook hij lijdt niet
minder dan Mr. Rohan.
Op zekeren dag heeft hij aan den ouden
man alles bekend gemaakt en hem van zijne
liefde, die beantwoord werd, gesproken. Bei
den wandelden dien avond in de kastanje-
laan.
Hoo de grijsaard zijn bekentenis zal opne
men, kan hij niet raden.
Arme jonge vriend, zoo begint hij ein
delijk, dat heb ik lang vooruitgezien. Gaarne
bad ik u en haar leed bespaard. God sta u
bij in die zware beproeving.
i Gij weigert mij dus hare hand niet, roept
Arthur verheugd, ik dacht, dat u het aan-
I matigend van mij zoudt vinden,
j In 't geheel niet. God weet, hoe gaarne
ik u mijn lieveling gaf, want ik houd u voor
een edel man, dooh er bestaat een beletsel,
een onoverkomelijk bezwaar,
j Welk bezwaar?
Dat kan ik u niet verklaren. Het is haar
geheim, ik vermoed, dat die onthulling en
niet de bliksem haar neergeslagen heoft. Wat
i het is, kan ik u niet zeggen, Mr. Sutherland,
mijn lieveling zal nooit een anderen naam
dragen dan Ada Rohan.
Ik heb geen recht, mij in uwe geheimen
te mengen, doch Ada heeft mij beloofd mijn
vrouw te worden en daarom mag ik wel dat
beletsel kennen.
Het is een gewichtige reden, doch ik mag
niets zeggen, wijl niet ik, doch Ada bedreigd
wordt.
Ada bedreigd, ie zü dus in gevaar?
Ja.
Wordt haar fortuin bedreigd? In dat
geval
Neen, neen, valt de grijsaard hem in de
rede, gaarne gaf ik mijn laatste cent, indien
ik mijn kind van het gevaar kon redden! Met
vreugde ging ik mijn brood dan bedelen.
Arthurs gelaat verduistert; bestaat er dan
werkelijk zulk een geheim, of moet men het
aau zijn monomanie toeschrijven?
U is niet edelmoedig, Mr, Rohan, begint
Arthur na eene lange pauze, gij moest mij
zooveel vertrouwen schenken, dat ik 't ge
heim uit liefde tot Ada zou bewaren. Dan
kon ik oordeelen» of het werkelijk in staat ia
ons te scheiden. Wees barmhartig, mr. Ro
han, en denk aan onze liefde.
Ze staan op het terras op dezelfde plaats»
waar hij Ada zijne liefde bekend heeft.
Beste vriend, begint de grijsaard. Het
ware de schoonste dag mijns levens, waarop
ik u mijn kleindochter geven mocht!
Waarom doet u het niet, wij beminnen
en vertrouwen elkander toch? Ada heeft toch
geene misdaad gepleegd, die verborgen moet
blijven?
Zij! dat onschuldig kind, zij kent van
de bedorven wereld niet meer dan een pasge,
boren kind.
Waarom zou ze dan voor vreemde zon
den moeten boeten? roept Arthur. Bewaar
uw geheim,, ik vorder uw vertrouwen niet.
Ada is rein als een engel en als haar ver
loofde doe ik mijn recht gelden, al waren er
duizend geheimen.
Arme jongenl zucht- Mr. Rohan. Laten