ALLERLEI.
Het lotje uit de loterij.
i
slfecEfs gèRrtórigéfi óvW cfè Hppen Trwnïé;T em slag, «n 3e oïigeiütildig* indringer Sa<ï
,tcan gaf do hoofdeonductour het teeken tot
vertrek, de locomotief deed haar sehril ge
fluit hooren en de trein zette zioh in he
i-weging.
Binnenkomende sloeg ik nog een blik op
een opening gemaakt, groot genoeg om er
met den arm door te komen.
Zijn hand greep naar den denrgrondel. Op
het oogenblik echter vatte ik zijn arnj en nu
ontstond er een verschrikkelijk wringen. Met
de doodkist, die in een hoek van de goede- alle geweld trachtte de indringer zijn arm
renloods waa geplaatst, en ging toen in mijn los te maken. Ik hield hem echter stevig vast,
daaraan grenzend vertrek, om den avond zoo Nadat wij op deze wijze onze krachten ruim
aangenaam en behaaglijk mogelijk door teeen half uur hadden gemeten, hoorde ik het
brengen, i gefluit van den extra-trein. De dief deed nog
De storm die buiten loeide, deed mij het een laatste poging om zich los te maken,
genot een er warme kamer dubbel waardee- doch vergeefs. Ofschoon zijn krachten door
ren. Nochtans voelde ik mij niet op mijn den angst toenamen, zoo gaf de hoop mij
gemak. Mijn pijp wilde niet branden, de grog toch nieuwen moed. Ik liet hem niet los
smaakte mij niet en de eourant kon mij niet
boeien.
Om mij eenige afleiding te bezorgen, be
De trein kwam binnen. De manschappen
naderden. „Daar is hij!" riepen eenige stem
men, en ik voelde dat mijn gevangene door
gon ik te luisteren naar de werking van het het treinpersoneel werd gegrepen. „Doe open!
Morse telegraaftoestel, welks getik mij dik- j riep mijn collega van het naaste station,
werf een welkome en vriendelijke toespraakIk liet thans de hand los en opende de deur
in mijn eenzaamheid was. Een vreeselijke De strnikroover lag al gebonden op den
donderslag overgalmde voor een oogenblik grond. De spoorwegbeambten kwamen bin
alles, toen luisterde ik weer naar het toestel
en werd plotseling door een hevigen sehrik
bevangen. Zeer duidelijk meende ik te hoo-
;ren seinen: „Watch the box", let op de lijk
kist. Eenige oogenblikken later seinde men
opnieuw: „Let op de lijkkist".
'tWas met mijn rust gedaan.... Wie aond
/mij deze depêche! Wat zou zij moeten be
kekenen?
Ik gevoelde maar al te goed dat er iets bij
zonders moest gebeuren. Onwillekeurig nam
(ik mijn oud pistool uit de kast, dat, ofschoon
ongeladen en verroest, mij toeh goede dien
sten zou kunnen bewijzen. Ik overtuigde mij
dat alle deuren en vensters goed gesloten
waren en maakte de deur open die uit mijn
vertrek toegang gaf tot de goederenloods,
ten einde de doodkist goed in 'toog te kun
nen houden. Vervolgens plaatste ik mij aan
het telegraaftoestel en vroeg aan alle sta-
Itions van de lijn of zij een telegram aan mij
hadden afgezonden. Allen antwoordden:
„Neen".
'tKon zijn dat ik verkeerd bad gehoord.
He ging wederom bij het vuur zitten en hield
mijn blik op de onheilspellende doodkist,
toen het toestel opnieuw tot drie malen toe
de waarschuwing seinde: „Let op de lijk-
ikist". Ik besloot nu den nacht wakend door
te brengen en begaf mij geheel gekleed naar
bed. De storm was tot bedaren gekomen, het
(werd stil in mijn vertrek. De klok sloeg
middernacht. Alles was rustig. De lamp in
de loods brandde en voortdurend waren mijn
blikken op de lijkkist gevestigd.
Nog eenmaal werd de stilte in mijne, omge
ving afgebroken door het telegraaftoestel.
Andermaal klonk het: „Let op de lijkkist".
Ik behield Goddank mijn bedaardheid. Na
eenige oogenblikken meende ik in de rich
ting der kist eenig gedrnisch te hooren alsof
iemand bezig was een schroef uit eert schar
nier te draaien. Mijn hart klopte, ik luister
de en toen 'het gedrnisch bleef aanhouden,
stond ik langzaam op, nam het pistool in
mijn hand en ging stil naar de kist. Ik hoor
de duidelijk dat er een grendel verschoven
werd en eindelijk ging het deksel langzaam
omhoog.
't Werd mij angstig te moede, 't was een
.vreeselijk gezicht. In mijn benauwdheid
wierp ik mij op de doodskist; wie of wat er
in was, mocht er niet uit ontsnappen, en ter
wijl ik door mijn lichaamszwaarte het dek
sel neerdrukte, hoorde ik een smartelijken
kreet.
Toen was het mij duidelijk dat ik tenmin
ste niet met een spook te doen had. Met ge-
weld trachtte hij, die in de kist was, het dek
sel op te lichten. Het ontbrak hem echter
aan de noodige kracht. Ik bleef zitten en
greep een stuk touw dat ik, gelukkigerwijze
kon bereiken, trok dit door de hengsels der
^kist over het deksel en bevestigde het met
een stevigen knoop. Vervolgens nam ik ha
mer en spijkers en vernagelde de kist, on
danks het smeeken van mijn gevangene. Ik
behoef zeker niet te zeggen, dat er geen spij
kers aan gespaard werden.
Toen spoedde ik mij naar het telegraaf
toestel, gaf bet alarm-sein en vroeg een
extra-trein met de noodige manschappen,
want ik was zeker dat mijn nachtelijke avon
turen nog niet geëindigd waren. Ik blies
mijn lamp nit en wapende mij met een ijze
ren stok. „Extra-trein afgezonden", seinde
men, en ik wachtte thans d* dingen die ko
men zouden met kalmte af.
Nauwelijks waren er tien minuten verloo-
pen, toen ik voetstappen hoorde. Er bleef
iemand voor de deur staan, vervolgens werd
er zachtjes geklopt. Ik gaf geen antwoord..
„Miehei!" riep een stem, en toen alles rustig
nen en waren zeer verblijd dat zij nog bijtijds
waren aangekomen, „'tis een goede vangst",
zeiden zij, „dat geeft 500 dollars".
„Ge hebt echter nog niet alles", antwoordde
ik; „ik heb nog een gevangene".
„Waar is hij?" riep men van alle kanten.
Ik wees op de doodskist en vertelde het voor
gevallene.
Thans gingen wii er toe over den inhoud
van de kist nader te onderzoeken. Eindelijk
was het deksel los en voor dat het gewaande
lijk tijd bad om op te staan om van de revol
ver gebruik te maken die het in de hand
hield, was het moordwapen in ons bezit.
Uit de kist kwam een der gevaarlijkste
struikroovers van Michigan te voorschijn, op
wiens hoofd een prijs van 1000 dollars was
uitgeloofd. Ik had alzoo door hem en zijn
metgezel 1500 dollars verdiend, daarenboven
ontving ik van den heer Eldridge, toen ik
hem de 13,000 dollars overhandigde, een aan
zienlijk geschenk.
Door deze gebeurtenis was ik tevens een
beroemd man geworden, maar toch zou ik
voor al bet geld der wereld niet meer zulk
een angstvollen naeht willen beleven.
Hsgzn.
Twfni% jaren tang had ie gezwoegd.
Zomers, dat hem het zweet van het ge
zicht afsijpelde. 's Winters, dat hem de ijs-
perels in het witte baardje glinsterden. Twin
tig jaren, zoolang ie mét zijn Klaart,je ge
trouwd was, had ie gesjouwd door wijde wei
den en dompige steegjes en slopjes. Van de
zee dagen, die ie 's wekelijks werkte, ging
ie twee „den boer op", de vier overige-tracht
te ie zijn broodje in de stad op te" scharre
len.
Een zak droeg je op zijn krommen rug.
Een knoestigen stok hield ie in de linker
hand, in de rechterhand hield ie een een
tonig klingelende koperen bel vast. Een
zwakjes rookende pijp hing hem slap uit
den mond. Om de minuut bleef ie stilstaan
en schreeuwde op piep-heeschen toon:
„Nego-o-sie, nego-o-sie, nego-osie."
Rijk was ie met kinderen gezegend. Maar
jkist die rijkdom maakte hem armer nog,
dan dat ie was. 'tWas ook geen windkar-
weifcje om 8 veel verslijtende en veel etende
kinderkens te onderhouden en te voeden.
Maar Goddank was ie er nog altijd geko
men. En zoolang ie nog zijn hoofd op een
paar zachte kussens kon neervlijen, en zijn
lichaam met een paar warme dekens kon
toedekken, tot zoolang had ie nog geen kla
gen. En indien ie slechts zijn Klaart je, zijn
pienterig Klaartje mocht behouden, dan was
ie dubbel en dwars tevreden. Wanneer ie
soms in een melancholieke bui zijn hoofd liet
neerzinken, dan was het zijn alter ego, die
hem moed insprak. „Je speult toch nog im
mers in de loterij", zei ze, „je speult. toch
nog immers in de loterij, en wie weet of wc
nog es iet» trekken." Dan kreeg ie weer;
hoop. Een flauwe hoop. Want in de 20 jaren.)
dat ie loterij „speulde," had ie nog nooit
iets getrokken. Wel eens een paar keer j
„eige geld", doch meestal had zijn lot een
„niet" tot uitslag. Maar wie weet, wie weet,
mompelde ie in zichzelven.
Zooals gewoonlijk zag je hem weer eens
op een Maandag-ochtend voortsukkelen. En
nadat ie in een tijdsruimte van 10 minuten
30 keer nego-o-sie had gekrijscht, kwam ein
delijk een zwaarlijvig vrouwmensch aanwag-
bleef, klopte de nachtelijke bezoeker iets lui-'gelen, met harige puistjes op 't fel rood ge-
der. Ik bleef nog steeds stil. Plotseling hoor-zicht en een smoezeligen boezelaar voor,
de ik een fliaken bijlslag tegen de deur; nog slorderig om haar lijf toegeknoopt
Voor rich' nif droeg m «BW mandje raetj
afgekluifde eoepbeentjee. Koopman, riep ze,'
wat geef je der veur? De koopman bezag
het zootje. Nou, wat zal 't waard zijn?..:..
Een stuiver, zei ie.* Ben je belatafeld, een
'stuiver? Een duppie mot ik er minstens veur
hebben, mensch! Voor een stuiver kun je
het zootje in men zak gooien, ik geef er geen
halfie méér veur. Een duppie mot ik er
veur hebben, anders verkoop ik het an de
„rooie", het is een duppie waard. Verkoop
't dan maar an de „rooje", laat die er geluk
mee hebben.
Heej, hecj, heej, werd er geroepen van
het einde van het steegje. Koopman ze roe
pen je, riep het vrouwmensch. Nou, wie zal
me roepen? As ze me noodig hebben, motte
ze maar bij mij kommenHeej, heej, heej,
werd er weer gekrijscht. Koopman, de jonge
De Vries roept je. Wat zal ie me te zeg
gen hebben? (Tegen De Vries) kom hier as
je wat te zeggen hebt. De Vries kwam. 'k
Feliciteer je, zei ie, 'k feliciteer je, Simon!
Neem je grootmoeder in de maling, zei Si
mon, neem je grootmoeder in de maling....
Nee. ik maak geen gekheid. Je hebt toch
j tegelijk met mij een briefje uit de loterij
(gekochtNou en wat zou datJe
jhebt toch nommer 5673? Nou ©n wat zou
jdat.... Wat dat zou? Kerel, ik feliciteer je,
(daar is de vijf-en-twintig-duizend op geval
lenWat zeg je? zei Simon, wat zeg
je?!Laat me es zien. De Vries gaf hem
de krant. Simon verkreukelde die van zenuw
achtigheid. Waar staat het? zei ie. Waar
staat het? Hier. 'kZie het, 'k zie het. Simon
kon van zenuwachtigheid bijna niet spre
ken. Ik dank je, zei ie, 'kdank je, ik trak
teer, ik trakteer, ga mee, ga mee. Het
vrouwmensch begreep wel, dat de koopman
haar zootje nu zeker niet voor een duppie zou
koopen. Nou, zei ze, daar heb je het mandje
voor een stuiver!
Maar Simon was te zenuwachtig. Nee, zei
ie, ik koop niks, nou koop ik niks, niks, niks,
en ie ging met De Vries een herberg op
zoeken. Onderweg kwam Gerritsen hem te
gen. Simon, 'k feliciteer je, zei die. Dank
je, zei Simon, hoe weet je dat? Hoe ik het
weet? .Van De Vries natuurlijk. Ga mee,
zei Simon, ik trakteer. Onderweg kwamen
ze nog wel een tiental feliciteerende per
sonen tegen, die Simon natuurlijk allemaal
moest traktéeren. Ik heb geen centen bij:
me, zei Simon tot den kastelein, toen ie met
,12 op traktatie beluste personen in een her
berg gekomen was, maar ik heb de vijf-en-
twintig-duizend uit de loterij getrokken, je
kunt. me vertrouwen.... Simon dronk borrels
en zijn „vrinden" dronken borrels.... maar
Simon de moeste
Tégen den avond kwam Simon thuis. Zijn
vrouw stond hem voor de deur af te wachten.
Simon, zei ze, wat kom je laat, wat kom jé
laat! En je hebt ook gedronken, Simon, je
hebt ook gedronken.... Niks, zei Simon, niks,
een goeie dag vandaag. Ondertusschen ver
wonderde ie zich, dat zijn vrouw zoo alle-
daagech keek. Vrouw ga mee naar binnen,
zei ie, ga 'mee naar binnen, en laat de kin
deren even weggaan, 'k heb je wat te zeg
gen, 'k heb je wat te zeggen.,.. Klaartje ging
met hem mee naar binnen. Wat zie je er
rood uit, Simon, zei ze, wat zie je er rood
uit! Niks! zei Simon. Niks, niks1 Wat wou
je me nu vertellen, Simon? Dat zal ik je
zegge. Kun je 't raden? Nee, hoe kan ik
't raden? Nou, dan zal ik het je maar ver
tellenik heb de vijf-en-twintig-duizend ge
trokken.... de vijf-en-twintig-duizend.... Simon
bleef rustig zitten, om te zien wat voor
verrassenden invloed dit gezegde op haar
gezicht zou tewee,g brengen.... Wat? zei
Klaartje, de vijf-en-twintig-duizend? Laat me
es zien.... Och, je maakt me wat wijs, Simon!
zei ze zenuwachtig, je maakt me wat wijs!
Nee, zei Simon, het is de ganschelijke waar
heid.... Oeh, Simon, wat een geld, wat een
geld, nou zijn we ineens uit de benauwdheid.
Simon, wat een geld.... Laat me es zien
laat me es zionl Simon gaf haar de krant.
Klaartje tuurde en tuurde en tuurde
Simon, zei ze.... Wat is er vrouwDat
is de krant.... van verleden jaar.... van
verleden jaar. Dat kan niet, zei Simon
zenuwachtig, dat kan niet.... laat me ès zien,
zien! Zie dan, zei Klaartje... En Simon zag
en zag en werd plotseling lijkwit.... Niets
zei ie meer, niets... Droef tuurde ie op do
krant.... En Klaartje begon zachtjes te snik
ken.... En door 't kiertje van de deur schrei
de kleine Mietje; „Moekie niet huilen, moc-
kie niet huilen...."
Maar Klaartje schreide....
Z. O.
-
EEN ZONDERLING OBSERVATORIUM.
rnodeluim, maar een instelling, welke sedert drie
of vier jaar te Parijs en te Londen heeft weten
i vasten voet te krijgen en die sedert jaar en dag
ook te Weenen in trek is gekomen. Men hoore,
verbaze zich en siddere: kamillethee is tot tafel-
drank benoemd; het geelachtige, sterk riekende
aftreksel dat ons denken doet aan kritieke oogen-
TT blikken uit onze jeugd, is het besluit geworden
Het is algemeen bekend, dat de Oiinees aan- van de groote diners, als vervangster versche-
neemt, dat er een verband bestaat tusschen den nen Voor het kostelijke kopje mokka,
uitwendigen en den mnerlijken mensch. Reeds Dat is geen scherts, geen vervroegde April-
voor honderdtallen jaren heerschte deze mee- grap, ook niet het bedenksel van een op sen-
ning, die, zooals men weet, thans ook in West- satjc belusten millionair uit Chicago, doch een
Europa begint te heerschen. ben Chinees met internationaal feit, de goede zede van tegen
een spitsen kin wordt b.v. algemeen als een slim- woordig in die benijde kringen, welke door hun
meling beschouwd, maar iemand met een ron- rang of hun geld toongevend zijn. Er is tegen-
den kin geldt voor braaf maar dom Ook be- woordig te Londen, te Parijs, te Weenen, te Ber-
staat er een vaste verhouding tusschen de beenen ijjn bijna geen inderdaad voornaam huis meer,
et} .ds ziel, en de Chineesche psycholoog kijkt waar de in livrei gestoken lakei niet na de laat-
altijd het eerst naar het achterhoofd van zijn sten gang van het diner in de gebruikelijke groo-
patiënten. 'te theeschalen kamillethee ronddienen zal. En
Nu de nieuwere ideeen in het hemelsche rijk wie op zijn fatsoen gesteld is, zal gen suiker in
beginnen veld te winnen, meent men, dat er een je kamillenthee doen, doch ze waardig en be-
eind moet komen aan de antieke bijgeloovige wust met zoo weinig mogelijk geruisch in haar
lichaamsgebreken-psychologie. Er ontstaat thans vone bitterheid opslurpen
een heusche empirische zielkunde. Doch de Misschien is kamillethee na een overvloedig
beentjes, en kinnetjes, en neusjes, en oogjes en'maai gezond. Mogelijk is echter ook, dat haar
achterhoofdjes kan zelfs de moderne psycholoog opdiening alleen moreele beteekenis heeft en
China niet missen. 1 !zoo iets beteekennen moet van een zelfkastij-
Te Nanking is voor eenige maancen een zeer ding voor een al te weelderig leven. Een boete
zonderling observatorium opgericht, waar de em- voor de overdreven kostbaarheid van een jon-
pirische psychologie zich tot een kolossaal inte- gen) gevulden kwartel, een malschen Real Turt-
ressante wetenschap kan ontpoppen. De leider ie-regout of een geraffineerde vereeniging van
ervan, hij heeft een onmogelijk ui te spreken sorbet, ijs en zeldzame vruchten.
Cmneeschen naam, maar dien schenken wij den Hoe het zij, kamillethee als after-dinner-drank
'ezef' .TT s*e"- ZIC" uet volgende -en doel: hij is Heeft niet alleen een bitteren, maar ook een ko
er heilig van overtuigd, dat bij een zelfde niischen bijsmaak. En zij karakteriseert onzen
lichaam een zelfde geest behoort. Groote koppen üjd van tegenstelling, van intensieve sportbe-
zijn groote denkers, tenvijl alle onbeduidende oefening, van zwaikke zenuwen, krachtpatserij en
persoontjes kleine hoofdjes hebben. Groote ooren «-eesteszwakte.
wijzen op allerlei slechte karaktereigenschappen,
Zeer belangrijk is de „voerhoofdshoek"is deze
scherp, dan heeft de betrokken persoon talrijke
geen
GEZICHTSBEDROG.
De geweldige groote vlakte die zich uitstrekt
&oede karaktereigenschappen, maar hij is
hoogvlieger; is deze stomp, dan beschikt de per-van Pcst "aaf liet Oosten van Hongarije en
soon over een sterke denkkracht, maar laat zijn rL'',m fen derde gedeelte van het land omvat,
wil hem helaas wel eens in den steek, zoodat trekt de aandacht van eiken vreemdeling met al-
men met personen, die tot deze catagorie he- leen door hare vele merkwaardigheden met be-
hooren, uiterst voorzichtig moet wezen. trekking tot land en menschen, maar ook door
ïn het observatorium van den grooten Chi- zeldzaam, in den zomer zichtbaar natuur-
neeschen psycholoog bevinden zich honderden verschijnsel, dat alleen aan de oneindig groote
kinderen en volwassenen, die dagelijks door de 01 do.or de. h«k zonnestralen verwarmde step-
observators worden waargenomen. Zij mogen Pen e'£en 1S-, Wjl bedoelen hiermede eene door
hun gewonen arbeid verrichtengedurende de ob- volk „Dell Bad" genoemde luchtspiegeling,
servatie moeten zij eveneens werken; merken zii deze 00* door Hongaarsche dichters zoo dik-
het, dat men hen bespiedt, dan komt men tot ver-1 wdils bezongen fata morgana, welke het hart
keerde resultaten. !van den wandelaat met eene zoo eigenaardige
In een afdeeling zitten een twaalftal kreupele huivering vervult en het oog op zoo aantrek-
schooljongens hun thema's te maken. Dit is één kelijke wijze kan begoochelen,
bepaalde categorie: kreupelen, hebbén de eerste Een toerist door de Hongaarsche vlakte schijft
Waarnemingen reeds getoond, zijn in den regel over zijn wedervaren het volgende
lui, maar zij hebben aanleg tot de exacte weten- Het was een mooien maar zeer wannen zomer-
schappen, soms ook tot muziek. In een andere middag. Schier eindeloos strekten de graanvel-
zaal werken een twaalftal achterhoofdskinde- den aan weerzijden van onzen breeden, met
ren"; soms schijnen zij wel niets gemeen te heb- j diep stuifzand bedekten weg zich uit. Nu suisde
ben, veelal zijn het ware antipoden, maaronze met vier vurige paarden bespannen wagen
schijn bedriegt, en als dr. Chinees hen goed voorbij hooge maisplanten, die bij een zachten
observeert, zal hij wel punten van overeenkomst wind zoo eigenaardig wiegen en fluisteren,
vinden. Dan is er een afdeeling waar jeugdige Weldra blijven ook deze achter en de nauw her
kaalkopjes worden verpleegd, de klasse van de kenbare rijweg verliest zich schijnbaar in de een-
misdadigers in aanleg. De x-beenige moeten erg tonige, oneindige en warme steppe. Wijd en zijd
leugenachtig zijn, tenvijl de o-beenige vaak een is niets te zien dan een grijsblauwe hemel en
diefachtige neiging hebben. In het geheel zijn de aan den horizon zacht trillende, heete lucht
er in het observatorium 70 afdeelingen. j golven. Maar eensklaps doemen op geringen af-
Nu is het volgende een verbazend leuk idee stand voor ons op de omtrekken van huizen, to-
geweest. De Chinees redeneerde heel logischrens en koepels eener groote stad, die wij op
wanneer bij een zekere lichaamsvorm een be-eene kaart van den generalen staf tevergeefs
paalde ziel behoort, dan behoort bij een bepaalde zoeken. Steeds duidelijker worden de tooverach-
ziel hetzelfde lichamelijke type. Om de proef nu tige vormen. Wij zien zelfs op de straten de
op de som te nemen, heeft de psycholoog op menschen zich bewegen, uit de fabrieksschoor-
zekeren dag honderd ijdele personen naar zich steenen rook opstijgen.
toe laten komen, meest schoolkinderen, waarvan j Onze reeds tamelijk vermoeide paarden schij-
de ijdelheid door den onderwijzer was vastge- nen nu moed te krijgen en verdubbelen hunne
steld. Zij leken niet op elkaarsommigen waren inspanning, om het oogenschijnlijk zoo nabij lig-
groot, anderen klein, sommigen hadden grootegende doel der reis des te sneller te bereiken,
voorhoofden, er waren ook achterhoofdskinder-Maar plotseling neemt de vermeende stad steeds
tjes bij, zoowel x-beenige als o-beénige passeer- onduidelijker wordende omtrekken aan, de gehou
den dé revue, maar ze hadden allen een kleinen wen vallen ineen, alsof reuzen ze omver werpen
mond. Ook uit andere proeven is gebleken, dat en heel gauw heeft zich het raadselachtig spie-
men de stelling mag omkeeren.
Curiositeitshalve hebben wij het bovenstaande
gelbeeld in niets opgelost.
Zeer dikwijls wordt de eenzame wandelaar
door deze prachtige luchtspiegeling in den te
hier medegedeeld; doch wij willen toch wel even volgen weg misleid. Een huivering van angst
wijzen op de zonderlinge opvattingen, die zelfs en schrik grijpt hem aan bij den aanblik der Deli
ontwikkelden, ja geleerden er op na kunnen Bad, die de eenvoudige boer met zijn beperkten
houden. i geestelijken horizon natuurlijk niet weet te ver-
Het bovenstaande is er een mooi staaltje vanklaren. Daarom knielt hij liever, slaat een kruis
hoewel het geheel meer den indruk wekt een en gelooft aan een wonder.
LASTIG.
In een Duitschen spoorwegcoupé zitten twee
heeren, van wie er een zich moeite geeft het
nummer van den waggon 1618 te onthouden,
grap te zijn.
't Bewijst in allen gevalle de juistheid der
uitdrukking „een rare Chinees"!
HOE LANGER HOE GEKKER.
In een te Weenen verschijnend blad schrijft „omdat het zoo gemakkelijk is," zegt hij tot zijn
een dame het volgende: reisgenoot, „wanneer men onderweg is uitgeste-
Men kan niet langer achteloos een nieuw ver- gen, dat men zijn coupé spoedig terugvinden
schijnsel onopgemerkt laten, dat zich voordoet kan."
in het leven der zoogenaamde betere standen „Nu," meent de ander, „het nummer van on-
Want het betreft hier niet een voorbijgaande zen waggon is nogal gemakkelijk te onthouden;
1618 je 'denkt maar aan net begin van dek
dertigjarigen oorlog."
„Ja, dat is waar ook," bekent de eerste, of
schoon hij zich met den geheelen dertigjarigen
oorlog, nadat hij van school is gegaan, niet
meer heeft bemoeid. Na eenigen tijd heeft men
aan een station tien minuten oponthoud. Onze
reiziger stapt uit om in de wachtkamer het een
en ander te gaan gebruiken, en eerst toen de
conducteur waarschuwt om in te stijgen, denkt
hij eraan zijn coupé weer op te zoeken. Drom
mels daar was hij het nummer vergeten
Doch wacht, het was het jaar, waarin de dertig
jarige oorlog ja, maar wanneer was dat eigen
lijk? „Instappen, het is hoog tijd!" wordt hem
toegeroepen. Hij wendt zich daarom haastig naar
een medereiziger, die eveneens wat te laat is:
„Mijnheer.weet u niet, in welk jaar de der
tigjarige oorlog begon?.Een verwonderd ge
zicht is het eenige antwoord. „Klaar!" roept een
der conducteurs. In vertwijfeling richt onze man
zich tot den stationschef, dien hij bij den arm
pakt. „In 's hemelsnaam, mijnheer zeg mij
toch als 't u belieft, wanneer de dertigjarige oor
log begonroept hij uit. De stationschef ziet
hem onderzoekend in het gelaat, geeft het tee-
ken, dat de trein kan vertrekken, en de man,
dien men voor krankzinnig houdt, wordt vast
gehouden, tot hij heeft verklaard, waarom hij
zoo'n zonderlinge vraag heeft gesteld!
DE KIEZER.
Op het bureau van een wijkmeester te X. had
daags voor de laatste verkiezing het volgendie
plaats.
Kiezer. „Mijnheer de wijkmeester, ik wensch
inlichtingen over de stemkaart, die u me thuis
gestuurd hebt."
„En dat is
„Ja ziet u, ik zou graag weten of ik nu op al
de vijf namen stemmen moet, die op mijn
kaart gedrukt staan."
„Wel neen. Ge moogt slechts op één enkelen
candidaat stemmen. Anders wordt uw biljet on
geldig."
„Maar op één? En vroeger heb ik hier altijd
op twee mannen voor de Tweede Kamer ge
stemd. En nu maar op één! Maar we hebben
immers uitgebreid kiesrecht gekregen."
De wijkmeester geeft verklaring van de kies
districten en tracht den teleurgestelden politicus
tevreden te stellen.
„Maar mijnheer, als ik toch maar op éên naam
mag stemmen, dan heb ik liever een andere
kaart. Want onder deze vijf candidaten is er
eigenlijk geen een, die me heelemaal bevalt. Geef
me dan maar zoo'n kaart, als mijn zwager ook
heeft gekregen, waarop generaal vanstaat.
Want ziet u, ik ben zelf ook bij de artillerie ge
weest." (Hier maakt de kiezer een militair sa
luut.)
De wijkmeeser verklaart, dat zulk een ver
andering absoluut onmogelijk is.
De ander zijn stemkaart driftig neergooiende
„Dan kan je dat ding ook wel houden. Wat heb
ik er aan
De wijkmeester haalt zijne schouders op en
schrijft zwijgend voort.
De kiezer verlaat het lokaal, luid mopperend;
„En dat noemen ze nu uitgebreid kiesrecht!"
HET EI VAN COLUMBUS!
Zonder Columbus' verdiensten te willen ver
kleinen, zal ieder moeten toegeven, dat het recht-
opzetten van een ei op een platgeslagen punt
zelfs voor den kleinsten schooljongen geen kunst
meer is. Onze hedendaagsche wetenschap is
reeds zoo ver, dat wij nu een ei op een plat
vlak rechtop kunnen zetten zonder de punt stuk
te slaan. Wij weten, dat midden in het wit van
het ei, ook wel albumine geheeten, een dooier
drijft, bestaande uit een soort kogelronden, vlies-
achtigen zak, die de bekende gele vloeistof bevat.
Wanneer wij nu een versch ei hevig schudden,
dan scheurt dit vlies, en de dooiervloeistof, die
zwaarder is dan het eiwit, zakt naar beneden en
wel naar een der punten, indien wij althans het
ei rechtop houden. Door deze scheiding tusschen
beide vloeistoffen heeft zich het zwaartepunt vac
het ei verplaatst, en met eenige handigheid zal
men dit gemakkelijk rechtop kunnen plaatsen,
zonder dat het eenige neiging vertoont, uit eigen
Beweging om te vallen. Er bestaan nog verschei
dene andere manieren om het slechts op eene
gevatheid berustende kunstje van Columbus tot
een graad van wetenschappelijk zuivere volko
menheid te brengen.
DE WERKING VAN ALCOHOL.
Voortdurende onderzoekingen hebben het vol-'
gende aan het licht gebracht:
De maag van een gezond mensch, die geen
jenever drinkt, heeft een frissche vleeschkleur.
De maag van iemand, die veel jenever drinkt,
is van binnen met roode adertjes in den vorm
van een net bedekt. Zij is ontstoken.
Bij iemand, die langen tijd drinkt, zijn deze
adertjes grooter; zij is sterker aangedaan of ge-
irriteerd.
|j fqpq
ellao frrnn ÏL* wt/va» nas» Val non on wreron VilürJ /4nl -mam VlUiirl
c«P5tC-fS-ï3 fi ,£3 N N l>A w f k» -ww ai/JJ v wt- w ;w. ms- iv /9I M U fvi-i