ALICE,
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Air; da arbeider oudar wordt.
Au B&n ü@B*siié.
nNoyons.
Haafi*Bem»BG*ussefi. alle gelegenhedéfii^
Dr. Engel te Berlijn schrijft in de So
ciale Praxis ©en belangwekkend artikel over
„den vloek van idon ouderdom". Hij vindt hier
toe aanleiding in een bericht dat onlangs in
ide Duitsehe bladen de ronde deed omtrent
©en vijftigjarig werkloos arbeider, die ner
gens meer plaats kon vinden, omdat hij „to
pud" was. Verschillende geleerden hebben
trouwens op grond, van onderzoekingen van
|den Verein für Sozialpolitik verklaard, datj
dit verschijnsel algemeen is en dat na den
leeftijd van 40 jaar het lot van den arbeider
onzeker is, omdat hij dan met zijn vermin
de-Me arbeidskracht door jongeren wordt ver
drongen en nergens meer werk kan bekomen.
De Pruisische minister van handel heeft nu
door de arbeidsinspectie een onderzoek la
ten instellen naar het verband tussohen be
roepswerkzaamheid en ouderdom van den ar
beider en de resultaten van dit onderzoek
toonen, dat zoo in het algemeen deze be
wering niet opgaat.
Wel is bevestigd, zegt dr. Engel in zijn
lartikel waarvan de Tilb. Ct. een resumé geeft,
dat in de „zware" grootindustrie, in alle onder
nemingen waar liohaamkracht en volledige be
schikking over de physieke vermogens, voor-
Waardens van den arbeid zijn, b.v. in de ma
chine-industrie, bij de hoogo vens en wals wer
ken, in de glasblazerijen enz., het aantal ar
beiders boven de veertig jaren snel afneemt.
Zoo waren bijv. te Arnsberg boven 40 ja
ren 23 pet. der arbeiders, maar boven do
bO jaren slechts 9 pet., en in de kalk- en
cementindustrie waren er 23.8 pet. der ar
beiders boven de 40 jaren, doch slechts 5
pet. boven de 50 jaren. De critieke leeftijd
Werd zoo ongeveer omstreeks 45 jaren aan
genomen, maar dr. Engel meent, dat blij
kens de nieuwste opgaven, eigenlijk alreeds
tusseken 39 en 43 jaren de groote daling be
gint.
In de machine-industrie hadden te Berlijn
10.8 pet, der arbeiders den leeftijd van 35 tot
40 jaren, 6.6 pet. dien van 40—45, 3 pet. 'dien
van 45—50 jaren. En die cijfers loopen el
ders niet veel uiteen.
Deze cijfers bevestigen dus de conclusies
ran de Verein. für Sozialpolitik. Maar, zegt
dr. Engel, andere opgaven geven wel oen
einder beeld. Uit de verslagen der arbeids
inspectie blijkt, dat men het in de hier
boven bedoelde groot industrie voorkomend
verschijnsel niet mag generaliseeren.
n andere industrieën en ondernemingen is
1 geen sprake van dat in zoo sterke mate
wc oudere arbeiders voor de jongere moeten
I1 <wts maken en voor deze gaat dus de be-
'ermg niet op dat op veertig- of vijf- en
eertig-jarigen leeftijd het arbeidsvermogen
van den arbeider vrij wel verbruikt is. In
de chemische fabrieken, de brouwerijen, do
meubelfabrieken, de textielfabrieken blijven
de arbeiders tot wel hoogeren leeftijd in
'dienst. Dr. Engel geeft eenige voorbeelden
uit de textielindustrie in Sleeswijk. Daar wa-
n pctl- der arbeiders van 3040 ja-
rt n, -1 pet. van 4050 jaren. In de weverijen
Warer? 15-3 Pet- der arbeiders
I 40 jaren,19.2 pet, van 40—50 jaren,
ij-. §li-ijke stijging van de de ouderdoms-
van Iaar tte "e.lncn iri de' vlasspinnerijen
belde® dJn daar 17*6 P<* del' ai"
Waren er 20 2 net r"1 3°~40 •1'aren hadden>
Waren 6 Van 40—50 jaren oud
dfni ,In'jn mcKd' n'Ct alleen rekening hou-
iet den aard van het bedrijf, ook de
öigamsatievom verdient de aandacht. Hot
of ,,nU, an§' 6en onderneming een staats-
loo!- 1CI" bedrijf is, 0f zij geleid wordt
een eikel persoon of door een naam-
worfif ^dnootsnhap. In de staatsbedrijven
over v," 8 a^ dö1' die niet meer volkomen
Rnnari- 1 ai 'dklsvermogen beschikt, niet zoo
v 11 aan den dijk gezet als dat het ge
in 1S 111 particuliere bedrijven. Terwijl bijv.
li net regeeringsdistrict Potsdam 35.8 pet.
cr arbeiders ouder van 45 jaren zijn, be-
di'beg dit percentage in de Staatsbedrijven'
Koó pc^' De staafc stelt zich natuurlijk niet op
i>'irt-ln o udend nconomisoh standpunt als da
i1 icnliere ondernemingen dit doen. En de
w Persoonlijke band die tusschen work-
?n arbeider bestaat in do eigen on-
I mibgen van den werkgever heeft ge-
hu o flV(>1Sen wat betreft het verschil in
Tv.„?- ng der arbeiders in zulke onder-
nngen en in die welke door naamlooze
vennootschappen worden beheerd en waar
dus die persoonlijke banden of in het geheel
niet bestaan of in elk geval minder sterk
zijn.
FEUILLETON
.Vormen nu, vraagt dr. Engel, de hier ver-'
melde cijfers ook werkelijk een maatstaf voor
de verdringing of het zich handhaven van den
arbeider omstreeks den veertigjarigen leef
tijd? Helaas niet want de wetenschappelijke
bruikbaarheid der rapporten moet in verschil
lende opzichten betwijfeld worden. Uit do
openbaar gemaakte cijfers blijkt slechts het
aantal der arbeiders boven de veertig jaren
in de verschillende bedrijven; er is echter
niet uit te zien, van welken aard de ar
beid der lieden is of zij geschoolde, on
geschoolde of getrainde arbeiders zijn en hoe
hoog zij worden betaald. De arbeider kan
ontslagen worden, als zijn arbeidskracht niet
meer voldoende is, maar hij kan ook met
ander werk worden belast, dat hem veel
geringer loon opbrengt en dat volstrekt niet
in overeenstemming is met zijn bekwaam
heden. Hij sleept zoo zijn bestaan voort, dat
men hem uit barmhartigheid mogelijk maakt.
De cijfers laten ons hier in den steek. Het
is in liet belang van den, werkgever een
vasten arbeidersstand te behouden. Deze oude
arbeiders kunnen zieer goed als model-ar-
boiders dienen. Hun voorbeeld en hun in
vloed kunnen op de jongeren opvoedend wer
ken. Maar het komt hier vooral op het „hoe"
aan. Zeer belangwekkend is in dit opzicht
de mecledeeling, dat er zelf3 systeem is ge
bracht in dit gebruik der oudere arbeiders.
Van een lioogovenbedrijf wordt gemeld, dat
daar de oudere arbeiders, die niet meer
over de noodige kracht beschikken aan an
der werk worden gezet. Zij worden als schoon
makers, glazenwasschers, magazijnknechts e.
d. gebruikt. Elders worden de ouderen aan
gesteld als sorteerders, stalknechts, stokers,
e. d. x
Zeker is deze methode humaner dan een
eenvoudig ontslaan. Maar men bedenke wel,
dat al blijven deze lieden ook in hetzelfde
bedrijf werkzaam, hun positie toch zeer veel
slechter is geworden. De oud geworden, aan
hoog loon gewende arbeiders, krijgen nu een
veel geringer loon en zullen dikwijls zelfs
gebrek lijden.
Aan den anderen kant echter moet men
ook bedenken, Hat vfele arbeiders vrijwil
lig heengaan sommigen omdat ze wat be
spaard hebben en nu zich zelfstandig willen
maken, anderen omdat zo door hun kinderen
wórden onderhouden. Maar ook hieromtrent
geven de verslagen geen inlichtingen en om
trent den omvang van dit vrijwillig heengaan
tast men dus ook in het duister. Slechts in
enkele go vol len verneemt men er iets van,
waar de arbeiders, die de industrie verlaten
eigenlijk blijven. Het is een feit, dat in elk
geval arbeiders boven de veertig jaren slechts
zeer ongaarne nog in dienst worden genomen
enkele fabrieken nemen uit beginsel zelfs
geen arbeiders van dien leeftijd meer aan.
Daar dus de deuren van de werkplaats, waar
er arbeid is in overeenstemming met zijn
kunnen, gesloten zijn moet de afgewezene
wel naar andere arbeidsgelegenheid omzien.
Daarbij is het gevaar groot dat hij op den
maatschappelijken ladder zal dalen. Iiij moet
aanpakken, wat zich voordoet. En zoo wordt
hij herbergier, groentekoopman, thuiswerker,
voerman enz. Uit de cijfers der beroepstel
ling kan men dit binnendringen van oudere
lieden in bepaalde takken van beroep duide
lijk zien. Bij de herbergiers en vensters
vindt men omtrent dé leeftijden van 40 en
50 jaren een stijgend aantal.
De rapporten van de arbeidsinspectie too
nen dus, meent dr. Engel dat ia de groot
industrie en voornamelijk dan in de „zware"
industrie zeer betreurenswaardige toestanden
bestaan. Terwijl officieren, onderwijzers,
geestelijken, ambtenaren, de meeste kooplie
den zeker cn geleidelijk in hun beroep voor
uitgaan en er in blijven, wordt de arbeider
eenvoudig ter zijde geschoven. En dr. En
gel wenscht daarom dat deze ernstige kwes
tie eens nader onder de oogen wordt gezien
zij het bijv. door bevordering der eigen ver
zekering ter aanvulling van do staatsverze
kering.
Uit heel dit artikel zoo voegen wij er
aan to© is ten opzichte van de zede
lijke wenschelijkhcid van verzekering bo
ven staatspensioen alweer heel wat te loe
ren I
Panamakanaal in de XVIdc eeuw.
Er is onder de Spaanscho historici een
heftige strijd ontbrand over de vraag, of de
Spanjaarden 1en tijde van hun heerschappij
in Amerika nooit eens op de idee waren ge
komen om de Atlantische en de Stille Oceaan
met elkaar te verbinden. De idee lag im
mers voor de hand. Men bezat reeds de Mo-
lukken. Met de toenmalige geografische ken
nis moest de gedachte aan een dergelijken
weg wel rijpen.
Dit schijnt ook werkelijk het geval geweest
te zijn. Toen Ferdinand de Katholieke door
een bericht van Balbao had vernomen, dat
deze over land den Stillen Oceaan had be
reikt (op 25 September 1513) gaf hij den land
voogd bevel om een weg aan te leggen, loo
pend van Santa Maria, la Antigua del Da-
riën naar de golf van S. Miguel.
In den loop der tijden ontstonden twee
landwegen. De schepen voeren of tot Porto-
belo of over de Chagres rivier tot Venta de
Cruces. Lastdieren zorgden voor liet over-
land-vervoer, he geen zeer gebrekkig en be
zwaarlijk ging.
Later kwam de idee aan een kanaal op.
Niemand minder dan Ferdinand Cortez stond
dit plan voor. Na de ontdekking van Mexico
vermoedde Cortez, dat er reeds een natuur
lijk© verbinding tusschen de oceanen be
stond, en liet er naar zoeken van Tehuante-
pee tot Panama. Hij maakte, na het vergeef-
sclie zoeken, een plan voor een kunstmatige
verbinding en zond dit, in 1528, naar het hof
te Madrid. Voorloopig zorgde hij voor een
weg tusschen do rivieren Chimalapa in het
Zuiden en Guasacovaleo in het Noorden.
Het kanaal-plan vond intusschen tegen
standers. Als argument voerde men liet
niveau-verschil der oceanen aan. Dit bezwaar
had echter geen reden van bestaan; wel loo
pen de getijden uiteen. Het plan bleef even
wel sleepende. In 1526 liooren wij weer van
iets dergelijks. Karei V gaf last tot den
aanleg van een „transito". Terwijl 't onbekend
is, of hiermee een land dan wel een water
weg beoogd werd, is liet zeker, dat de order
van Kareis gemalin Isabella verder ging.
Hierbij moest (le toestand van den weg Nom-
bre de Dios worden onderzocht en de Cha
gres rivier hij zijn monding worden ver
beterd. Het schijnt, dat Karei V aan dit he
vel krachtig zijn steun bijzette doch de be
treffende paperassen verloren zijn gegaan.
De kosten voor de uitvoering van het
kanaalplan kunnen te dien tijde geen be
zwaar geweest zijn. In Mexico legde men wel
een ontwateringskanaal aan! Nog tijdens de
regeering van Philips II kwam men op het
plan terug en werden er twee Vlaamsehe
ingenieurs naar Panama gezonden. Deze
stootten op niet te overwinnen bezwaren.
Toen was het Panamakanaal een tijdlang van
de haan.
In Spanje bleef echter onder het volk de
belangstelling bestaan. In 1781 vatte Karei
III, de krachtigste vorst uit het huis Bour
bon, de zaak weer op. Hi.i zond twee inge
nieurs, den Franschmau Marten de la
Bastid en den Spanjaard Manuel Salislro.
Bij den terugkeer had Frankrijk zijn revo
lutie doorstaan en was Karei III door zijn
zwakzinnigen zoon Karei IV vervangen. Nog
eenmaal kwam de doorsteking der landengte
aan de orde, door toedoen der Spaansehe
Cortez, die in 1814 hierover schreven naar den
viee-koniug van Nieuw-Spanje.
Uit bet bovenstaande blijkt wel, dat de
idee van een Panamakanaal lang niet nieuw
meei is. Noch onder Spaansclie, noch onder
Frausche regeering beeft men liet plan kun
nen verwezenlijken. En nu doen de Ameri
kanen het onder levendige belangstelling der
lieele wereld. (P. G. C.)
Pensioen voor gemeente-geneeskundigen in
Hongarije.
Sedert 1907 is bij het Hongaarsche parle
ment een wetsontwerp in behandeling ge
weest, dat thans tot wet is is geworden, en
dat in vele geneeskundige gezinnen de zor
gen zal verlichten. Gemeente-geneeskundigen
krijgen nu na vijf jarên dienst recht op een
pensioen van 40 pet. van hun inkomen, welk
recht iedere vijf jaren met 10 pet. wordt ver
hoogd, zoodat na 35 jaren dienst het volle
tvaetement als pensioen wordt toegekend.
Men hoopt op deze wijze de geneeskundigen
aan te moedigen tot vestiging op het land,
waar nog 400 gemeenten onbezet zijn, terwijl
van de 6400 artsen 1600 te Budapest wonen.
De toestand ten plattelande is dan ook niet
aanlokkelijk; slechte wegen, slechte, onge
zonde woningen, en een zoo karig bestaan,
dat vele geneeskundigen op kosten hunner
collega's moeten worden begraven en vele
weduwen als dienstboden of winkelbedien
den haar levensonderhoud moeten verdienen.
Zoodoende is het niet te verwonderen, dat do
meesten liever in de hoofdstad wachten op
lum beurt om een beseheiden bestaan te ver
werven. (N. T. v. G.)
De fabrieken van Krupp.
De Duitsehe bladen publiceeren het dezer
dagen verschenen jaarverslag der Krxxpp-
fabrieken, dat een verbluffend beeld geeft
van de ontwikkeling, die de moderne indus
trie genomen heeft. We ontleenen aan dit
jaarverslag de volgende cijfers:
In het geheel zijn hij de Krupp-fabrieken
76.983 personen werkzaam. In de staalgiete-
rijen waren in liet jaar 1912 iu de 60 fabrieken
in werking ongeveer 7700 werktuigmachines,
16 walsmachines, 164 stoomhamers, 139 hy
draulische persen, 539 stoommachines en
3392 eleetromotoren. Het kolenverbruik, uit
eigen mijnen, bedroeg in 1912 2.714.770 ton. De
7 eleetrische centralen der staalgieterij te
Essen, voeden 2897 booglampen 36.41*2 gloei
lampen en 3417 eleetromotoren. Op het spoor
wegnet der fabrieken, dat direct aansluit
aan dat der stations van de Staatsspoorwe
gen, doen 19 locomotieven en 852 wagens
dienst, terwijl op een op kleineren voet-ge
schoeide spoorbaan 37 locomotieven met 1586
wagens loopen. De fabrieken te Essen hebben
een eigen telegraafnet met 17 stations, waar
te zamen 29 Morsetoestellen in dienst zijn.
De sterkte der Balkan-legers.
Wij ontleenen aan de Tel. het volgende
overzicht over de huidige sterkte der strij
dende legers en de posities, welke door hen
worden ingenomen.
De Bulgaren. Het vorige jaar had
den zij tegen de Turken vier legers in het
veld gebracht. Het tweede, dat van Adriano-
pel, is ontbonden, terwijl de andere met de
hierdoor vrijgekomen troepen versterkt zijn.
De 11e divisie, vermeerderd met het effec
tief, dat de Tehatalja linie bezette, bevindt
zich echter nog steeds in de omgeving van
Adrianopel.
Sedert de onderteekening van de vredes-
preliminairen met Turkije hebben de Bul-
gaarsche troepen een beweging in westelijke
richting uitgevoerd teneinde front te ma
ken tegenover de Servische on Grieksche
strijdmacht.
Het derde legercorps, onder hevel van ge
neraal Radko Dimitrief, met de 3e, 4e, 5e
en 9e divisie, heeft-zich opgesteld langs den
spoorweg van Nieh naar Sofia.
Het eerste legercorps met de le, 6e en 10e
divisie, onder commando van generaal Kou-
truehef, heeft zijn hoofdkwartier te Kuston-
die. Deze beide legercorpsen staan onder het
opperbevel van generaal Sarof en zijn on
geveer 100,000 man sterk.
Het vierde legercorps, dat oorspronkelijk
de 2e, 7e en T2e divisie omvatte, is versterkt
met de 8ste divisie, die van Adrianopel ge
komen is. Het heeft onder hevel van gene
raal Ivanof stelling gekozen tegenover de
Grieken en telt circa 75,000 man. Centra van
dit legercorps zijn Serres en Drama.
Tegen een eventueelen inval der Koeme
nen worden de Bulgaarsche grenzen verde
digd door 30,000 man, die voornamelijk rond
om Slmmla geconcentreerd zijn.
De Serviërs. Deze beschikken over
10 divisies, waarvan slechts vijf tot liet
staande léger belmoren. Zij zijn verdeeld in
twee groepen, waarvan de eerste rondom
Pirot tegenover het derde Bulgaarsche leger
corps staat, terwijl de tweede opgesteld is
tusschen ÏJskub en het meer van Dorian. To
taal 200,000 man.
De Grieken. Het Grieksche leger is
ongeveer 100,000 man sterk, waarover koning
Constantijn zelf het bevel voert.
Er zijn slechts 4 geregelde divisies. Het
overige gedeelte van het leger wordt ge
vormd door landweertroepen en vrijwilligers.
Hun -stellingen bevinden zich aan den bene
denloop van de Vardar, (le omgeving van
Salouiki en de kust tot aan Cavalla.
De Roemenen. De Koemenen beschik
ken over 10 legercorpsen, gevormd door 10
divisies en 2 divisies cavalerie. Hierbij ko
men nog 8 divisies reservisten.
De Roemeensch-Bujgaar.sche grens wordt
beschermd door het 2e legercorps dat van
Boekarest en het 5e, dat van Constanza.
De legercorpsen van Galatz en Jassy, resp.
het derde en vierde, staan aan de Russische
grens. Het staande leger van Roemenië is
meer dan 90,000 man sterk. Op voet van oor
log bedraagt de legerslerkte 300,000 man.
EEN GOED PLAN.
Van anti-revolutionaire zijde zal een uit
gebreid onderzoek worden ingesteld naar de
wijze waarop in de laatste stembuscampag
ne de rechtsclie Regeering bestreden is.
Van alle kanten roept liet hoofdbestuur
onzer bondgenooten de medewerking in oip
uitspraken van linksche sprekers en bewe
ringen van linksclre strooibiljetten te ver
garen, om aldus van liet vuil, dat over ons
uitgestort is, eenig beeld te krijgen.
Het spreekt van zelf, dat wij deze onder
neming, die naar we lazen ook van
katholieke zijde een parallel zal krijgen,
van harte toejuichen, zegt de Msb.
Wij voelen ons gesmaad en gelasterd, wc
naken er naar, dat ons Nederlandsche volk
eenigszins zal gaan inzien, met welke midde
len^ zoo groote scharen zijn misleid.
En in ieder geval moet de geschiedschrij
ver het oordeel over het smaadjaar 1913
worden vergemakkelijkt.
Intusschen moet men zich niet voorstellen,
dat liet beeld, aldus verkregen, volledig we
zen kan.
Juist de geniepigs!© handelingen gingen
in het donker, kwamen althans niet op 't'
papier.
,Wat we omtrent mondelinge linksche pro
paganda telkens weer van geloofwaardige
zegslieden vernemen, geeft ons den indruk,
dat slechts een zeer gering deel van alle
leugens en onwaardige bestrijding aan den
dag zal komen.
In enkele dagen vertelt ons de een, dat
hij een wagenbestuurder der eleetrische
train betrapte op het uitdeelen van anti-
tariel-wet-lucifersdoosjes. Een ander deelt
ons mee, lioo een kollnor de rekening op
maakte: „Ja, juffrouw, vandaag kost liet
nog 10 cent, maar morgen, als de rechtschen
winnen, 20 cent." Weer een ander vertelt
ons uit goede bron, dat een agent Hor
iirma Heidsicck linksstemmenden op royale
wijze met champagne bedacht.
En zoo gaat het voort.
Welke lieden tegen ons bezoldigd zijn
door de rijke gaven van het fabelachtig,
milde ariti-tariefwet-comité en door buiten-
landsche firma's welk een berg van baker
praat in stilte door een. leger van gehuur
de lieden, tegen ons is uitgekraamd, zal ui
teraard in de stilte blijven en niet achter*
haald kunnen worden.
Toch blijft het plan, om althans zooveel
mogelijk van het smaadjaar 1913 voor de
geschiedenis vast te leggen, van harte toe
te juichen.
20o .WERELDCONGRES VOOR DEN VREDE
(18-23 AUGUSTUS 1913).
Door hot uitvoerend comité van het 20e
Wereldcongres voor den Vrede, dat van 18
—23 Augustus a.s. te 's Gravenhage wordt
gehouden, is een circulaire verspreid, waar
in krachtig opgewekt wordt aan dit Congres
deel te nemen en tot het lidmaatschap toe
te treden.
Aan liet congres zijn verschillende uitstap
jes verbonden o.a. naar Delft, waar aan het
graf van Hugo de Groot een bezoek zal
worden gebracht, naar Alkmaar en van daar
per boot naar Amsterdam. Dit bezoek aan.
Amsterdam heeft plaats op Zaterdag 23 Aug,
a.s. waar het congres door het gemeentebe
stuur in het paviljoen der stad E. N. T. O. S.
zal worden ontvangen. Tevens lieeft te AmV
sterdam dien avond het slotdiner plaats.
Officieele ontvangsten hebben voorts nog
plaats door de gemeentebesturen Van Delft
en 's Gravenliage.
De dagorder van het congres luidt dit
maal als volgt
1. Jaarlijkscli rapport van de internatio
nale commissie van liet bureau te Bern ovei
de gebeurtenissen van het afgeloopen jaar,
voor zooverre zij op oorlog en vrede be
trekking hebben. Rapporteur de heer Albert
Gobat directeur van liet bureau te Bern.
H. Internationaal recht.
a. Ontwerp eener code voor internatio
naal recht. Rapporteurs de heeren Ilenrl
Lafontaine (België) en Emile Arnaud (Frank
rijk).
b. De sancties ten opzichte van het in
ternationaal recht:
aa. van de economische sancties in geval
van schending van het internationaal recht.
Rapporteur de hoer dr. A. de Maday, hoog
leeraar aan de Universiteit te Neuchatel.
bb. Van de sanctie langs den weg eener
internationale politie. Rapporteur uur. C. van
Vollenlioven, lioogl. aan de Rijks-Universi
teit te Leiden.
IH. De pers in dienst van de vredes
beweging. Rapporteurs de heeren dr. Alfred
Fried (Oostenrijk) en Lucien te Foyer
(Frankrijk).
IV. Naijver op handelsgebied in de inter
nationale betrekkingen. Rapporteurs de hee
ren Yves Guynot (Frankrijk) en Norman
Angel! (Engeland).
V. Beperking en langzame verminder'»©
4let zal u wel verwonderd hebben, dat
Uw zuster hier gebracht heb, ondanks
den *?.eGldtlg omtrent de kundigheden van
ven i fCMeur' m0Gt daarom niet geloo-
alWn w<x>rden niet op prijs stel,
mii .«i!0", bijzondere omstandigheid noopt
Dr.'Brow"1 T1tf\1,lakc« van He diensten van
van een geiu, 'rU namelijk niet iu het bezit
naar gestoorde verklaring omtrent
zakelijk moet oVfref^™genS j
mij in uitzicht gegeven Cbefheett
Hemming met u zulk - llJ in overeeu-
worden. Uw chef heeft
dat hij jn overeeu-
opmaken.' verklarin« zou
HwiVOOr'lat onderwerp verder be-
C,, wei,schte ik u gaarne eenige „n-
Viii Vn-ge" te make: sprak de hulp-arts, ter-
Jto uij Wal the r onderzoekend aankeek. Wij
b©M.ei1 Gander nog niet langer dan een
3rin„' maai' sc^ünt dat onze keniiisiiia-
die5 Hgeuaardige gevolgen zal hebben. In
lijp forten tijd heb ik althans reeds duide-
A>0f,r,i dat ge u op tweeërlei wijze
Pat i mijnbeer! Houd mii dus ten goede
LPJ gaarne wil weten, wat eigenlijk uw
Bij deze woorden van den hulp-arts werd
V alther rood van schaamte. Hij werd door
grond en nog wel door iemand, op wiens
misleiding hij bij zijne plannen gerekend had.
Dat was bitter. Zijn ontroering ontging niet
aan hot scherpziend oog van Dr. Parker,
maar deze zwoeg* daarover. Hij wist nu, dat
hij op het goede spoor was, en vervolgde
daarom onbeschroomd:
Wut ik u daar zeg, bewijst genoeg, dat
ik mijn oogen goed gebruik en de kunst ver
sla in de ziel der menschen te lezen; mijn
beroep eiselit, dat men zich daarin oefent.
Ik heb volstrekt geen reden om u mijn ont
dekkingen te verzwijgen, evenmin als ik u
bij ons vorig samenzijn verzwegen lieb, hoe
ik dacht over den toestand van het meisje,
waar ik u toen bij bracht. Laten wij dus sa
men bedaard eens nagaan, wat ik opgemerkt
heb. Misschien gelukt het mij wel, daarbij
uw vertrouwen te winnen.
Ik sta beschaamd, dat ge mij doorgrond
hebt, mijnheer Parker. Geloof gerust, dat ik
daardoor pijnlijk ge; roffen ben. Doch on
danks deze bekentenis, die mij moest neder-
drukken, kan ik onmogelijk een haar breedte
van mijn plannen afwijken. Al houdt ge mij
op dit oogenhlik voor listig en dubbelzuch-
tig, in do toekomst zullen mijn daden bewij
zen, dat ik niet liet kwade, maar het goede
tracht te bevorderen.
Het was volstrekt mijn voornemen niet,
u van uwe handelingen een verwijt te raa-
aan betgeen ik heb opgemerkt, doch mijn
waarnemingen zijn nog niet voldoende om
den toestand geheel te overeien en een
grondig oordeel uit te spreken over de han
delende personen. Zoo even hebt ge echter
stappen gedaan 0111 mij in uw handelingen
te betrekken, en daardoor werd ik genood
zaakt 11 ronduit te verklaren, dat ge in mij
geen gedwee medewerker zult aantreffen.
Ik wil uwe openhartigheid met gelijke
munt betalen, dokter! Maar ga nog even
vooi't, cn zeg mij eens, welke fouten ik be
ging, waardoor uw aandacht op mij geves
tigd werd.
Uw persoonlijkheid heeft mijn aandacht
aanvankelijk niet getrokken. Toen wij met
den postwagen van Londen naar hier reis
den, kwaamt ge mij voor, de man te zijn,
waar ge xx voor xxitgeeft. Ik had dus geen
reden om u scherp in het oog te houden.
Maar toen ik xx hier in het gesticht weex;
aantrof, en u in tegenwoordigheid van liet
meisje bracht, bemerkte ik dadelijk dat er
tusschen xx heiden eenige betrekking bestaat.
Ik weet toch nog zeer goed, dat ik met
de grootste voorzichtigheid hen te werk ge
gaan om niet te verraden dat ik haar ken.
Dat bemerkte ik niet, aan u, maar aan
de jonge dame. Haar gelaat helderde op, toen
wij voor haar stonden; dat gebeurde nooit
als ik alleen kwam, waarom toon wel? Uw
eigen woorden geven daarop het best ant
woord, mijnheer Lunch Zonder acht te slaan
voren over Dr. Brown hail laten vallen, ver
klaarde! ge rondweg, dat ge voornemens
waart uw zuster hier te brengen. Men be
hoeft dus niet bijzonder scherpzinnig te zijn
om tot de gevolgtrekking te komen, dat zij
moest dienen 0111 miss Norman berichten te
verschaffen.
Ik sta verbaasd over uwe scherpzinnig
heid, doch
Laat mij nu eens uitpraten, ik heb niet
veel meer te zeggen. Van liet eerste oogen
hlik af begreep ik, dat ge eenig bijzonder
plan hadt met het liier brengen van uw zus
ter, en toen ik haar vandaag zag, zag ik dui
delijk in, dat gij niets anders betoogde dan
een gezond mensch hier te laten opnemen als
krank van hoofd.
-- Ieder man van eer zal mijn handelingen
billijken, zoodra hij mijn motieven weet.
Daar ben ik vaix overtuigd, zoo niet, dan zoxx
ik nu trachten, u door redeneeringen tot de
erkentenis te brengen, dat ge op een dwaal
spoor zijt. Ik zal dat niet doen. Ik erken in
tegendeel, dat xxw opvating geheel juist is,
doch laat ik u nxx vertellen, om welke reden
ik het besluit nam tot ingrijpen in zaken,
die mij eigenlijk niet aangaan.
Hij gaf nu een getrouw verhaal van de
wijze, waarop hij met het meisje in aanra
king was gekomen, hoe hij haar in zijn be
scherming had genomen 011 welke list do te
genpartij gebruikte om het meisje weer te
bemachtigen. Hij liet den hulp-arts ook een
1,151/ in 7jiu hurt al a ti.» fin tipin rluideliik be
merken, welk een grooten invloed de liefde
had uitgeoefend bij het nemen van zijn be
sluiten. Hij verzweeg niets van de kuipe
rijen van zijn tegenstander, en hoe hij daar
door tot de overtuiging was gekomen, dat
zijn tegenpartij reden moest hebben om liet
daglicht en de justitie te schuwen. Het
geen Waltlier had opgemerkt, in behoorlijk
verhand gebracht met elkander en liet op
wetenschappelijke gronden rustende oordeel
van Dr. Parker brachten hem met vaste
zekerheid tot het besluit, dat het ongeluk
kige meisje door een weefsel van misdadige
leugens werd omgeven. Plechtig beloofden
zij elkandex-, dat zij .zouden samenwerken
om dat helsche weefsel te verscheuren.
Een gemeenschappelijk belang verbindt
ons tot samenwerking, zeide Dr. Parker, ter
wijl hij Walther de hand drukte, en al zijn
onze motieven ook verschillend, wij mogen
gerxxst zeggen, dat ze de vuurproef kunnen
doorstaan. De liefde en de wetenschap, dus
hart en hoofd, drijven ons aan, en onder
zulke aanvoerders mogen wij op de overwin,
ning rekenen.
Laten wij nu eens nagaan, wat er gedaan
moet worden. Moet mijn zuster hier blijven
en trachten Alice's vertrouwen te winnen,
om zoodoende uit liaar eigen mond te verne
men met welk leugenweefsel zij omgeven
werd? Het eenige wat mij bevreemdt is haar
voortdurend stilzwijgen op dit punt.
Dat moet u niet verwonderen; dat komt.
daarvandaan, dat men de betrekkingen, zoo-
NIEUWE HAARLEmSCHE COURANT
Sfwxinujwnav;.-r
i(.
tm IIi- "ppvl.-o.v Tl- 11r,vi,1 nii 11 ooi,
du elf* c.fVoji.i!/>nr).o fli.D ilr ovfYH t.A