Wandelschoentjes. iP.W. ZTweeftuyserf. TSmegórrsQffast 27. T@renF
Leger en V«oot
öer bewapeningen. Rapporteur prof. dr. A.
jQuidde (Duitschland.)
VI. Vaststelling van den zetel van het
81e Wereldeongres.
DEKLADINGEN VAN ZEESCHEPEN.
De. Nederlandsche Vereeniging voor In
ternationaal Recht heeft aan de ministers
van buitenlandsche zaken en van landbouw,
nijverheid en handel verzocht over te gaan
tot het initiatief, althans de krachtige mede
werking der Nederlandsche regeering tot
verkrijging van een internationale regeling
of overeenstemming over wettelijke bepa-
linc i betreffende dekladingen van zeesche
pen, bijzonderlijk althans betreffende dekla
dingen met zwaar hout, gedurende de win
termaanden, naar aanleiding van het daar
toe strekkende besluit van 29 Mei 1912 der
Parijsche conferentie van de International
Law Association en haar op 13 Juni 1913
door den Executive Council der laatstge-
toelde vereeniging goedgekeurd desbetref
fend rapport.
HET OPTREDEN VAN DE DÜITSCIIE
POLITIE TEGEN HOLLANDSCHE
LUCHTVAARDERS.
De „Deutsche Wochenzeitung fiir die Nie-
derlande und Belgiën" schrijft volgens de
U. C. over de arrestatie van twee luehtvaar-
ders uit ons land te Cassel (de heeren luite
nant Van Heyst en Delia Mouton) o.m. het
volgende:
Vrijdagochtend 11.40 landden de heeren te
Gross Mehlra hij Miihlhausen in Thtiringen,
waar zij door de bevolking zeer vriendelijk
ontvangen werden. Van Mühihausen uit reis
den zij naar Cassel, met het voornemen naar
Utrecht door te sporen. Zij werden echter
aan het station te Cassel op aanwijzing van
een Pruisisch officier, die hen voor Fran-
sche spionnen hield, aangehouden en
moesten den nacht in de politiegevangenis op
'n brits doorbrengen, hoewel zij zich vol
doende legitimeeren konden.
Ze kregen slechts water te drinken; het
eten konden ze, op eigen kosten, uit een
restaurant laten komen.
Een zoodanige behandeling is tén eenen-
male ongehoord. Wij deelen, zegt het blad
verder, volkomen de ontstemming der Hul-
landsc-he bladen over dit voorval, dat zeker
niet geschikt is om een hartelijke verstand
houding tusschen Duitschers en Nederlan
ders te bevorderen.
Waarom heeft het hoofd der politie te Cas
sel de heeren niet in de gelegenheid gesteld,
onder politie-bewaking den nacht in een
hotel te passeeren?
Inzake de welvoegelijkheid en tegemoet
koming kan hem waarlijk iedere Hollaad-
sche dorpspolitie-ambtenaar als voorbeeld
gesteld worden. In Holland landt- iedere
week wel 'n half dozijn luchtballonnen uit
Rijnland en Westfalen, maar nog nimmer
hebben wij gehoord, dat het een burgemees
ter of politie ambtenaar in het hoofd was op
gekomen de inzittenden der ballonmand te
arresteeren.
Wij houden de Hollandsche overheid op
't platteland in de steden natuurlijk nog
eerder voor veel te wellevend en verstan
dig om kwaad met kwaad te vergelden, doch
het is in elk geval plicht van de onderhavige
Casseler overheid, den zwaar gekrenkten
Hollandsehen luehtvaarders hare veront
schuldiging op duidelijk kenbare manier aan
te bieden.
'NEN OLIFANT
Het Hbld. van Antw. schrijft:
„Onze liberale confraters zeggen zoo wei
nig mogelijk over de groote overwinning der
anti-elericalen in Holland. Is 't misschien om
de Belgen niet al te zeer afkeerig te maken
van hun Cartel! Want het blijkt al meer en
meer dat onze Noorderbroeders met de liuk-
sche overwinning eigenlijk 'nen olifant in de
loterij getrokken hebben.
„Niemand weet eigenlijk wie er moet re-
geeren in Holland en hoe men voortaan re-
geeren zal; niemand ziet een uitweg aan een
toestand, die niet te ontwarren schijnt.
Welnu, dat is de olifant, die wij ook in België
zouden winnen, als wij Cartellisten aan het
roer brengen. Daar is geen vrees voor; ver
leden jaar hebben we voor dat geluk en voor
die eer bedankt en we gelooven niet, dat de
moeilijkheden, die nu in Holland zijn gerezen,
de Belgen zullen aanzetten, ook eens van dat
vet te willen proeven.
„We gelooven overigens, dat onze Noor
derbroeders er gauwer genoeg van zullen
hebben, dan het zich nu laat voorspellen."
BOND VAN LOCOMOTIEF-PERSONEEL.
Zondag j.l. heeft de Bond van Locomotief-
personeel in dienst der H. IJ. S. M. zijn half-
jaarlijksche algemeene vergadering gehou
den te Amsterdam, waarin hij acclamatie be
sloten werd tot samenwerking met de Ver
eeniging van Nederl. Loeomotief-persoueel
Eendracht maakt MscM» inzake yerkorting
als die in waarheid zijn, heeft voorgesteld als
scheppingen van haar verward verstand. Op
die manier moet zij telkens vreezen, dat zij
door hare verklaring der betrekkingen bij
andere personen, het geloof aan haar ge
krenkt verstand nog sterker maakt; dat al
leen dwingt haar tot stilzwijgen.
Ge acht het dus wenschelijk, dat mijn
zuster hier blijft om haar vertrouwen te win
nen?
Het is de beste weg, die wij kunnen in
slaan.
Om goede reden heb ik n tot nog toe iets
verzwegen, dat ge inoet weten als mijn zus
ter hier in het gesticht blijft. Het betreft de
geneeskundige verklaring, die voor bare op
neming vereischt wordt. Dr. Brown be
loofde die onder uwe medewerking te zul
len afgeven, als ik
Als ge daarvoor een behoorlijk loon
wildet betalen, niet waar?
Dat niet alleen, al was het natuurlijk de
hoofdzaak. Hij geeft mij den raad om u
Wat een erbarmelijk schepsel! Omdat
hij zelf voor geld veil is, gelooft hij dat an
deren ook zoo zijn. Wat ge me daar zegt, ont
neemt mij allen twijfel aangaande zijn ellen
dig karakter. Doch laten wij nu scheiden. Wij
hebben reeds langer met elkaar gesproken
dan misschien verstandig geweest is. Laat
nu de geheele zaak aan mij over. Zpödra ik
n noodig heb, zal ik u verzoeken hier te ko-
rneu. Waar houdt ge verblijf?
Ik keer naar Worcester terug. Zend uw
brief daar aan „den koning Holofernes".
Toen Walüuu- vertrokken was. ar in ar Dr.
van den dienst en verbetering van cle rust
tijden.
Ook werd met algemeene stemmen een
motie aangenomen waarin aan het hoofdbe
stuur werd opgedragen, naar aanleiding van
een minder juiste voorstelling omtrent Ico
nen en arbeidstijden hij de bespreking van
hoofdstuk IX der Staatsbegrooting door den
minister van waterstaat in de Tweede Kamer
gegeven, den minister te verzoeken, wan
neer toestanden aan de orde komen, welke
verhand honden met het beroep van de leden
van den bond, hieromtrent het bestuur van
den hond te hooren. N. R. O.
DE DROMEDARIS-TOREN.
Aan den Minister van Binnenlandsehe Za-
ken en Gedep. Staten van Noord-Holland is
volgens het Alg. H. het volgend adres ge
zonden:
geven eerbiedig te kennen: de bestuurderen
der Maatschappij „Arti et Amicitiae" te Am
sterdam;
dat het hun bekend is dat de „Dromedaris
toren" te Enhuizen en het zich daarin be
vindend carillon in een zoodanigen toestand
verkeeren, dat herstel dringend noodzakelijk
wordt geacht;
dat, waar de Gemeente Enhuizen uithoofde
van hare hoogst ongunstige financieele om
standigheden niet hij machte is, de kosten
van dit herstel te dragen, er in den Raad
reeds stemmen zijn opgegaan om den toren
gedeeltelijk te sloopen en het carillon van de
hand te doen;
dat adressanten het ten zeerste zouden be
treuren indien werd in bovengenoemdon
zin besloten dit in zijne omgeving zoo
schilderachtig bouwwerk belangrijk zou wor-
den geschaad.
Redenen waarom zjj zich tot u richten met
het eerbiedig verzoek van Regeeringswege
steun te willen verleenen tot het herstellen
van genoemden toren, waardoor dit gebouw
onverminkt zoude kunnen behouden blijven.
DOBBELZUCHT.
In de „Leeuwarder Courant" schrijft Ha-
ganus het volgende over de Staatsloterij.
De kwestie hoe of 't in de verkiezings
dagen wel met de politieke verhouding in
de Tweede Kamer zal afloopen, kan. de men-
schen onmogelijk met grooter spanning be
zig houden, dan die welke deze week door
hen aan hun eenvoudig „twintiggie" Staats
loterij werd toebedeeld. Dat zal natuurlijk
elders evenzeer in meerdere of mindere
mate het geval zijn geweest. Maar ge be
grijpt hier bij 't rad van fortuin, dat
de bussen in beweging brengt waarin die
wondere kansen van „niet" of „prijs" ver
borgen liggen, krijgt zulk een spanning bo
vendien nog de aantrekkelijkheid van een
zekere locale kleur.'
Wanneer dan na de eerste weken de
groote en kleine prijzen zich hardnekkig
verscholen houden en de grijp-vingers van
den man aan de bos slechts nieten te voor
schijn brengen, dan is 't niet anders dan
volkomen begrijpelijk, dat met het stijgen
der win-kansen ook de liefhebberij er niet
minder op wordt om 't ook eens te wagen.
Dat nu was onlangs wel dubbel en dwars
't geval. Zoo mooi had-le in tijden nog
nooit gestaanJa, de honderdduizend
mocht er dan al eens tot in de allerlaatste
dagen zijn „in" gebleven, maar nagenoeg
alle prijzen was zelden voorgekomen. Over
al kon je er daarom ook over hooren s|pre-
ken. En de geestdrift, waarmede 't een
voudige toeval tot een zaak van belang
werd gemaakt, deed velen, wien reeds lang
een niet ten deel was gevallen, het jokken
tje verzinnen, dat ze er „ook" nog „in" wa
ren. Verbeeldt je alsof 't eere-kwestie gold.
En anderen, die er nooit aan gedacht had
den om ook eens 'n kansje te wagen, de
den nu mee aan den stormloop om nog een
briefje te veroveren. Fancy-prijzen werden
i zelfs besteed, portie's werden overgedaan,
combinaties gevormd.
I Maar 't meest was dan die spanning
merkbaar wanneer 's ochtends om 10 uur
de trekking zou plaats hebben. In vroeger
jaren gebeurde dat in de groote zaal, de
Ridderzaal van 't Binnenhof. De volksmond
sprak daarom steeds van de Loterijzaal en
weet te vertellen, dat weesjongens aange
wezen waren om de briefjes uit de bussen
halen. Dat dagteeken.de van 1709, toen daar
voor de trekking van de eerste Hollandsche
rtbligatie-loterij van 16 millioen gulden een
vertrek werd getimmerd, waarin de gouver
neur-generaal van het gerechtshof en de gou
verneur van Zuid-Holland als bureau zitting
namen. Die eerste trekking duurde niet min
der dan 41 dagen. Dat alles is sinds lang
veranderd. Ook de loterijbriefjes, die thans
door den Staat zelf gedrukt worden. Vroe
ger was dat aan de collecteurs toevertrouwd
en hun briefjes droegen een aardig rijm als
kenmerk van 't kantoor van afgifte. Bij de
Geibrs. Mooyman, die in de Spuistraat kan
toor hielden, waan 't Nederlandsche wapen
bowen den ingang hing, heette het
Die prijzen wil winnen,
Treedt Neerland» wapen binnen'.
'■Bij Abels ,op t Hofspui, eveneens een
der ouderen, die reeds lang ter ziele zijn
was 'tl
Om winst wordt ingelegd,
Hij veinst, die anders zegt.
.Van dit alles is niets meer overgebleven
en de trekking heeft plaats op de opkamer
van een eenvoudig heerenhuis in de Kazer
nestraat. Maar gebleven Is tooh de roeze
moezige drukte en die typeerende beredde
ring van 't speciale trekkingpubliek, dat
niet gaarne ontbreken zou. Vooral in de
vijfde klasse, wanneer de spanning als 't
ware met den dag toeneemt en de nieuws
gierigheid groot blijft, totdat.,, de groote
prijzen er uit zijn. De 100.000, d&t is „de
bom!"
Op die opkamer zijn, aLs twee groote
schijven, draaiende op een spil aan den
wand, de bussen aangebracht, waarin van
uit de zaal gezien links de nummers en
rechts de prijzen bewaard worden. ,Wanneer
klokke tien uur 't bureau der Staatsloterij
de directeur met zijn ambtenaren binnen
komen en achter de groene tafel plaats
nemen, worden de twee bussen vrij ge
maakt en eenige malen goed rond gedraaid.
De nummers en prijzen, op een met een
koperen ringetje omsloten stukje karton ge
drukt, worden dus eerst goed vermengd.
Alle gedachte op een vast plaatsje of frau
de is dus buitengesloten. De zeven verdere
beambten, die 't eigenlijke trekkingswerk
vervullen,, hebben inmiddels op een rijtje
hun plaats voor de groene tafel ingenomen.
Zij zitten naar het publiek gekeerd, aan
wiens belangstellende aandacht niets, wat
de trekking aangaat, ontgaan kan. Aan den
opgang van het hooger gelegen vertrek zijn
de lessenaars voer de loterijreportage, de
verslaggevers die met de samenstelling der
bekende loterij lijsten belast zijn en bij wien'
zich evenals op de perstribune der Twee-
do Kamers tijdens de trekking de loopers
om copie komen aanmelden, die huiten een
paar straten verder weer door anderen
wordt overgenomen om vliegensvlug naar
de zetterij te worden gebracht. Want des
avonds moge de nieuwsgierigheid naar de
krant groot zijn, naar de loterij lijst staan
ze op de bekende adressen tegen twaalven
al te hunkeren.
Maar de trekking gaat beginnen. De di
recteur tikt even, allen klaar en aan bei
de zijden worde een opgerold stukje karton
uit de bus gehaald. Beiden is 't natuurlijk
verboden om in de opening, waaruit zij 't
briefje halen, te kijken. In die kunst om
schier onbewegelijk en met uiterlijke on
aandoenlijkheid voor wat daar rond lien
plaats grijpt, hun tank te vervullen, zijn
deze menschen als volleerd.
Zij konden uit 't panopticum zijn wegge
nomen. Beiden geven 't rolletje over aan
den man, die naast hen zit en uitsluitend
belast is om 't ringetje er van af te halen,
't open te vouwen en 't over te geven aan
een derde, die afleest, eerst 't nummer, dan
prijs ofniet. Deze twee „zangers", die
in allerlei toonaarden het lezen van groote
getallen en het daaraan vastknoopen van
winst of verlies tot een typische kunst
vaardigheid hebben gemaakt, geven beiden
ten slotte hun briefje over aan hem die
tusschen .hen in zit en ze op een pen in
gezelschap brengt. Onder schier aclemlooze
stilte en in stijgende spanning gaat dit alles
zoo door. Nu en dan hoort men even fluis
teren. Maar een wenk van den veldwach
ter is voldoende om de stilte onder 't pu
bliek weer volkomen te maken. Totdat
de pr ij zen-lezer het langaangehouden heeft
afgeroepen: éénduizendgulden!"
Beide briefjes, nummer en prijs, worden aan
't bureau gegeven en door den directeur nog
eens afgelezen. Meteen was de stille verbro
ken en 'n toch zooveel mogelijk nog inge
houden geroezemoes losgekomen.
Onnoodig te zeggen, dat 't uitkomen van
„de bom", de honderdduizend, het eve
nement is van elke loterij. Vooral wanneer
zij maar niet te voorschijn wil komen en da
gen, ja weken allen teleurgesteld doet heen
gaan, die speciaal daarvoor gekomen wa
ren. Een wonderlijk mengelmoesje, dat dan
de tamelijk bekrompen ruimte vult. Ghet-
to-bewoners, die hun handel 'n kwartiertje
in den steek lieten en niet weten wat stilte
is. Verder de typische figuren van allerlei
slag, die er een loterij-college op na hou
den en „ex officio" afgevaardigd zich blijk
baar voor de plechtigheid in liun Zondag-
sche plunje gekleed hebben. Wanneer dan
ten slotte de hoofdprijs getrokken is, laat
die loskomende spanning, die dagen en da
gen opgekropte illusie op onzekere kansen
zich gelden. Men wil weten welk kantoor
'm heeft. Van alle kanten duiken gissingen
op aangaande de gelukkigen, die er 'n por
tie van krijgen. Joelend en schreeuwend en
zwetsend dringen ze in groepjes de straat
op. 't Einde willen ze ia nun opwinding
niet eens meer afwachten. Ze moeten naar
buiten, de lucht inl Daar behoeven ze zich1
niet in te houden.
En terwijl daar binnen met allerlei
klank-variaties en stemnuanceeringen de
plechtigheid wordt voortgezet, trekken ze
■rumoerend de stad in, naar hun handel en
hun zaken, of naai' de koffiehuizen, waar
hun groote nieuws, „dat de honderd-duizend
d'er uit is", met grooter opwinding verno
men wordt dan 't belangrijkste staatsnieuws.
Bij de collecteurs is 't nieuws al bekend
geworden en de loterij-reportage verzond 't
per telegram naar de provincie, 't Wachten
is nu nog op de lijsten, die spoedig nog als
nat naar de hoeken der stad verspreid wor
den. Voor de ramen, waar de lijsten wor
den opgehangen, verdringen ze zich nu aan
groepjejs om hun nieuwsgierigheid te be
vredigen. Gehoord hadden ze 't dat 'ie d'er
uit was. Al hebben ze d'er geen deel aan,
toch willen ze zich nog wel eens met eigen
oogen vergewissen. En dand'er is nog
genoeg in, wat wel 't halen waard is
Spelden in den mond. Een slechte ge
woonte van sommige huismoeders is, om de
bij het ophangen van waschgoed benoodig-
de spelden in den mond te houden, wat ge
vaarlijk is. Dit ondervond de dienstbode B.
v. V., wonende Spaarndammerdwarsstraat te
Amsterdam, toen zij bezig was om waschgoed
op te hangen. Op onverklaarbare wijze slikte
zij eenige spelden in. Zij begaf zich terstond
naar het gasthuis, waar zij ter verpleging
werd opgenomen.
„Slangenvegt"sic transit gloria".
Dezer dagen zijn de verzamelingen van
wijlen Kees de Wit onder den hamer ge
komen. Het is misschien wat pompeus ge
sproken, om het „verzamelingen" te noe
men, Maar zelf sprak hij er altijd zoo over.
jjM'n museum met m'n verzamelingen 1" En
daarom is het goed, dat men ze dien naam
heeft laten behouden.
Waarom men de „verzamelingen" maar
niet liever in denzelfden vorm heeft gelaten,
en ze daar zoo gelaten heeft in het Slan-
gevegt-Museum aan de Vecht... dat weten
we niet, en dat mogen we ook niet beoor-
deelen. Waarschijnlijk was het uit deze ever
weging, dat het „museum" en zijn „verza
melingen" eigenlijk geen beteekenis hadden,
wanneer niet Kees de Wit zelf met je mee
wandelde om je z'n rariteiten en reisher
inneringen te laten zien en er de onmisbare
verklaring hij te geven.
Maar Kees de Wit liep de laatste jaren
al niet meer zelf mét z'n bezoekers rond;
„Slangevegt" lag daar als uitgestorven en
in een onder dichte boomschaduwen afgeslo
ten melancholie. Ook het „Museum" werd
bijna niet meer bezocht.
Toen dan de oude zonderling eindelijk
kwam te sterven, scheen er geen reden meer,
een herinnering langer te laten voortleven,
waar de heer van Slangenvegt zelf er niet
meer zou zijn, om het rare van. z'n raritei
ten leven in te blazen.
Dus hebben ze nu maar besloten, dit alles
in veiling te brengen, en zoo was het
dezer dagen openbare verkooping in
Breulcelen, het „Museum" veronthéiligd als
veilingzaal, daarbinnen de onaandoenlijke
stem van den veilinghouder, en de notaris
uit Breukelen met den bril op den neus, en
een publiekje vau ongewijde koopjes-jagers.
Arme Kees de Wit, als je aan zoo iets
ooit had moeten denken!
Het deed soms pijn, zoóals daar de ruim
zevenhonderd nummers van den catalogus
werden afgehamerd: huisraad, schilderijen,!
oude meubelen, porselein, hoeken, wapens,
curiositeiten
Vooral die laatste, de curiositeiten, de -
eigenlijke herinneringen van en aan Kees
de Wit!
Wie bood er wat voor? Wie voelde er nog:
wat voor?
No. 152 „mechanische apparaten, beeld
jes, enz.", wel, was daarbij niet onze
oude vriend, de Amerikaansche president
Grant, die rookte als een Turk, zoo dik
wijls Kees de Wit hem maar wilde vertoo-
nen? No. 179 „pressepapiers, puzzle's,"
was clit niet al het kleine gepruts, dat
hem op zijn schrijftafel vlak onder de hand
stond, wanneer hij 's morgens bij hot krie
ken van den dag al aan z'n corresponden
tie zat?No. 177 „vier reistasschen en
een handkoffer", was het niet zijn we
reld-beroemde karabies, dat heel de wereld
heeft aanschouwd?... No. 201, „een roei
boot met mechanische riemen", was het
niet zijn. trotsche bedenksel, een omwente
ling in de roeisport, waardoor je vooruit
roeide, in plaats, gelijk van ouds, achter
uit?... No. 202 „éen hoogwieler", een
van die zonderlinge ornamenten uit z'n tuin,
maar wel voldoende, om aan iederen toe
rist, die daar de Vecht langs kwam, te ver
kondigen, hoe hier aller wielervriend woon
deEn no. 205 „Elf poppen in velschil
lend costuum", waren liet niet zijn oud
koopjes uit ons Panopticum, waarmee hij
huis en tuin verzotte?
Wie zich Kees de Wit nog herinnert uit
zijn glorie-tijd, had nog wel andere Kee-
sina terug gevonden, die eigenlijk te ty
pisch waren om voor 'n paar kwartjes te
worden opgeboden. Daar kwam z'n verza
meling zonderlinge petten en mutsen ter ta
fel, waarmede hij en z'n dolle gasten me-
nigen triomftocht door Breuki en en om
streken ondernamen. En verschenen er niet
zijn heilige sloffen, dezelfde, die hem de
eerste wandeling hielpen maken van Am
sterdam naar Utrecht, 45 kilometer in één
tippel, den tippelaar in-eens tot onzen *Ta-
derlandschen groot-wandelaar promoveerend
Maar ook zijn oudste jacht-tropheeën kwa
men aan de beurt, en zijn buitenlandsche
herinneringen van zijn veel beschreven wan
deltocht dwars door Java en door Amerika.
Toen verscheen er ook, onverschillig aan
gedragen door de veiling-knechts, de ouwe,
bonkige kanapee van Kees de Wit, waarop
hij 's nachts een paar uur ging iiggen, om
dat deze zonderling zich een kanapee-sla-
per, in plaats van een bedslapernoemde.
En eindelijk, als het laatste .nummer van
den catalogus, op den laatsten veilingdag
„Lijst en ezel van den doodenakker."
Het was of er bittere ironie had voorge
zeten, om juist dit het laatst onder den
hamer te brengen. Het was een van de zon
derlingste grillen van Kees de Wit, deze
„doodenakker", excentriek en toch van een
eigenaardige gevoeligheid, want hij stak de
portretten van zijn gestorven vrienden in
één groote lijst hijeen, en zette die lijst op
een ezel, vlak naast zijn schrijftafel, al zijn
gestorven vrienden daar hij elkaar, één
groote lijst met herinneringen z'n „dooden
akker".
Ik heb niet gewacht tot ook dit catalo
gus-nummer van „Slangevegt" bij opbod
zou worden toegewezen. Ik wist immers, dat
de „doodenakker" van den Heer van „Slan
gevegt." onvolledig zou zijn, omdat hij er
zelf aan ontbrak. (Hbld.)
Eischen van geschiktheid voor militair-
aviateur.
Om tot officier-vliegenier te worden aan
gesteld, zijn door den minister van Oorlog
de volgende voorwaarden gesteld, waaraan
door adspiranten moet worden voldaan.
a. Aan de eischen door de „Fédération
aëronautique internationale" gesteld, voor
het behalen van het brevet voor vliegenier;
b. I. het verrichten van een overlands-
vlucht van minstens 280 K.M. lengte, hemels
breed genieten, op hetzelfde vliegtuig, op
ten hoogste vier achtereenvolgende dagen en
volgens een door den commandant der afdee-
ling goed te keuren route. Bij deze overlands-
vlucht moeten drie, te voren aangegeveu,
tusschenlandingen worden gemaakt;
II. Een hoogtevlueht van minstens 20 mi
nuten op 800 M. hoogte of meer. De hoogte-
vlucht kan samenvallen met een der vluch
ten van de onder I genoemde overlandvlueht.
III. Een daling in zweeftocht uit minstens
100 M. hoogte. (Bij de onder I, II en III ge
noemde vluchten moet de vliegenier alleen
in het vliegtuig zijn).
IV. Het eigenhandig kunnen verrichten
van de meest voorkomende werkzaamheden
en reparaties aan vliegtuig en motor. (B.v.
het aanslaan van de schroef, nitnemen, af
slijpen en inbrengen van kleppen, veeren,
enz., regelen en herstellen van de ontsteking;
repareeren van lekke olie- en benzinegelei
dingen; aanbrengen en regelen van nieuwe
spandraden en spankabels; afnemen en aan
brengen van wielen aan het landings
gestel enz.)
Het personeel dat hij de afdeeling wordt
geplaatst om tot militair-vliegenier te wor
den gevormd, moet binnen 6 maanden voU
daan hebben aan de eischen, gesteld onder a.
an tinnen andermaal 6 maanden aan die ge
noemd onder I, II, III en IV.
Voor opleiding tot militair-vliegenier ko
men vooreerst alleen officieren van alle wa
pens en dienstvakken in aanmerking met
minstens 3 jaar practischen dienst als offi
cier en niet ouder dan 35 jaar.
Zij moeten zich verhinden om, na het be
halen van het brevet, het Rijk minstens 8
jaar, waarvan 3 jaar als militair-vliegenier
en 5 jaar als reserve-militair-vliegenier te
dienen.
Parker onmiddellijk naar den directeur.
Ik kom u verzoeken om verdere voor
schriften omtrent de behandeling van de
nieuw gekomen patiënte, zeide hij. Zij schijnt
rustig en lijdzaam van aard te zijn, voor zoo
veel ik tot nog toe heb kunnen ontdekken.
Ik heb echter nog niet veel tijd gehad om
waarnemingen te doen.
Ge zijt toch reeds een geruimen tijd in
haar nabijheid geweest, mijnheer Parker.
Het grootste gedeelte van den tijd werd
in beslag genomen door mijnheer Lund. Ter
wijl hij mij verzocht in vereeniging met u
een verklaring af te géven over den gestoor
den geestestoestand van zijn zuster, deed hij
ook een tamelijk vreemdsoortig aanbod. Ik
houd het voor mijn plicht u dit niet te ver
zwijgen.
En waarin bestond dit aanbod?
In tien sovereigns, welke hij mij bij die
gelegenheid in de hand stopte.
Ge naamt deze 6eliitterende aanbieding
niet aan!
Jawel, maar ik wilde eerst vragen, hoe
n hierover denkt. Ik kan toch het geld nog
teruggeven.
Als ge mij om raad vraagt, dan moet
ik n zegg.en, dat ge volgens mijn gevoelen
recht hebt op dat geld, sprak Dr. Brown, ter
wijl hij zijn hulp-arts knipoogend aankeek.
Die man verlangt van u een dienst en daar
voor moogt ge u toch laten betalen.
Zou het ten slotte niet kunnen schijnen,
of ik mij door dit meer dan billijk loon had
laten bewegen om een verklaring te teeke
nen, die ik anders niet zou geteekend hebben?
Jonge vriend, met zulke bedenkingen
komt men tegenwoordig niet ver in de we
reld. In de eerste plaats moet ge bedenken,
dat geld heel mooi is voor dengeue die het
bezit en dan zult ge leeren begrijpen, dat
inen het gemakkelijker verkrijgt, wanneer
men zijn overtuiging niet zoo nauwkeurig
volgt, als een jongen driftkop noodzakelijk
schijnt.
HOOFDSTUK IXX.
Op den avond van zijn ontmoeting met
Lord Rumsdale was Carringshliff thuis ge
komen in een opgewonden toestand, die alle
beschrijving te bovtyi gaat. Toen de heeren
hen scheidden, had Rumsdale zich laten be
praten om dadelijk heen te gaan. Daarmede
was wel de rust in het lokaal hersteld, maar
de beleediging, Carringshliff aangedaan,
bleef bestaan.
Zijn vrienden drongen om hem heen om
hun leedwezen over het schandaal te betui
gen, vee] meer dan noodig boden zich ach
tenswaardige personen aan. Twee van hen
verzocht hij, hem den volgenden morgen te
komen bezoeken, drukte zijn zakdoek tegcu
zijn gelaat, dat twee leelijke bloedige strie
men vertoonde, en liet zich naar hnis rijden.
Doch ook hier kwam hij in de eerste uren
niet tot kalm overleg. De woede over de hem
aangedane beleediging kwam eerst tot uit
barsting, toen hij alleen was. Wij zeggen niet
te veel, als wij beweren, .dat hij den Lord
verscheurd zou hebben, wanneer deze in de
eerste uren. onder zijn hereik was gekomen.
Hij verkoelde zijn gelaat voortdurend met
koud water-omslagen. Daardoor verminder
de de pijn en keerde zijn koelzinnig overleg
terug; het verstand hernam de gewone lei
ding.
Hij was geen oogenblik in twijfel vanwaar
de slag kwam. Die slag was het antwoord
uit Lord Norman's huis op zijn eischen. Hij
wist wel dat hij te veel gevraagd had en hij
was ook wel van plan geweest om wat te la
ten afdingen, maar dat men om zijn schaam
teloosheid de prijsstelling van zijn leven zou
verlangen, dat was den voorzichtigen man
niet eens in de gedachte gekomen. Daartoe
kende hij het altijd weifelende karakter van
Lord Norman te goed.
Uit zijn brein kwam deze schaakzet niet,
waardoor den advocaat de mogelijkheid werd
henomen, wraak te nemen vóór het duel had
plaats gehad. Natuurlijk kon hij de zaak la
ten rusten, maar daarmee brandmerkte hij
zichzelven. Wie zou daarin iets anders zien
dan een gevolg van zijn vrees? Zijn positie
in de maatschappij was dan verloren, geen
man van eer zou hem de hand meer drukken
en moest de onvermijdelijke hotsing met het
gerecht hem niet te gronde richten?
Waarschijnlijk woog dit laatste hij hem het
lichtst. Zoolang hij denken kon, had hij nooit
dc zijde van recht en gerechtigtigheid geko
zen, in zijn praktijk als advocaat was hij nog
steeds in de twijfelachtigste gevallen onder
het zwaard der gerechtigheid doorgeslopen.
Hij zou wel een middel weten te vinden, i
maarnu moest hij in de allereerste plaats j
aan zijn wraak denken, zijn wraak op den-
gene, die hem geslagen had, en op haar, die
daarvan de eigenlijke oorzaak was. Hij had
haar tot vrouw begeerd, daarvoor moest hij
sterven! Zelfs hij met zijn koel verstand vor.d
het ontzéttend, dat een vrouw zulk een mid
del bedacht, dat zoowel het bedoelde slacht
offer in het graf kon helpen als dengene, dia
haar tot werktuig diende. Dit overwegende
kwam hij hem de hoop op, dat haar werktuig
het slachtoffer zou en moest zijn. Hij wist
dat Lord Rumsdale uiterst bekwaam was m
het schieten met het pistool en gewoonlijk
de weddenschap won van harten-aas uit de
kaart te schieten. Maar hij, de advocaat, had
als beleedigde het eerste schot; hij zou hem
zonder genade neerschieten als een hond.
Het was niet de eerste eerezaak, die hij nit->
vocht; zijn groote kalmte hij zulke gelegen
heden maakte zijn kogel gevaarlijk, al schoot
hij niet zoo vast als Rumsdale. Zou zijn ham
digheid hem nu in den steek laten? Neen,
daar zou hij voor zorgen; hij zou de voor
waarden zóó stellen, dat hij zeker was te
treffen.
Dit waren zijn overwegingen, terwijl hu
peinzend heen en weer liep. Het was ver na
middernacht, maar Carringshliff voelde geen
vermoeidheid. Hij nam voor zijne schrijftafel
plaats en begon ijverig te schrijven. Meer
dan twee uren was hij bezig, toen sloot hu
het geschrevene in een enveloppe, adresseer^
de het aan het voogdij-gericht en voegde en
uitdrukkelijk hij: „Na mijn dood te openen 4
(Wordt vervolgd).