DE ZOON YAN DEN LANDLORD
Godsdienst en Vaderlandsliefde.
ITENLAND.
BINNENLAND.
jsftefcms.'1
Haa B §*u@se8
Hasaslsc&t®eweBi w®©!* alle ge&egenheden;
De Hods.
Mevrouw de mode is een oppermachtig
gebiedster. Zij heerscht alomtne en het lijkt
(vermetel zich tegen haar wetten te ver-
teetten.
Daarom schijnt het mij noodzakelijk dat
de Katholieke pers er hare lezers eens aan
herinnert, dat er nog wetten zijn van hoo-
'ger orde, dan die van de mode, n.l. de
wetten van God. En dat die ondergeschikte
(wetten der mode vaak in strijd zijn met
Zijne geboden en vaak vooral met het 6de
gebod, hetwelk den mensch de onkuisch-
heid verbiedt.
Het is dikwijls ergerlijk" te zien, hoe te
genwoordig onze vrouwen en meisjes, ook'
die van katholieken huize, zijn gekleed. Al
les is er op berekend om het oog der man
nen te vestigen op de figuur. .Walgelijk en
iaanstootelijk is vooral in dit zomerseizoen
Öe huidige mode. Men kan zich tegenwoor
dig niet op tentoonstellingen of badplaatsen
bewegen, zonder zich te ergeren aan de
rwulpsche kleeding van vele dames
Laten toch onze Roomsche vrouwen en
ïneisjes begrijpen, dat zij door aan deze
modegrillen te gehoorzamen, ontzettend veel
kwaad doen, telkenmale als zij zich, aldus
uitgedost, in het publiek bewegen.
Laten zij toch bedenken, dat zij zich een
maal te verantwoorden zullen hebben, óók
voor de ergernis welke zij anderen door hun
ne opzettelijke, onkuisclie kleeding hebben
gegeven. X.
Een medewerker van de „Maasbode"
schreef uit Zuid Afrika onlangs een en an-
Ider.over het Katholicisme aldaar. Wij nemen
er het volgende uit over:
Behalve de oprichting van de abdij der
Duitsche trappisten en van een opvallend
groot aantal zusterscholen, heeft het Katho
licisme in Zuid-Afrika nog niet veel invloed
.weten uit te oefenen. Het is er althans ver
re van, dat het zulk een levendigen, expan
sieven aard vertoont, als men in andere An
gel-Saksische landen met zulk innig genoe-
gqp kan zien. Toch heeft het, althans in de
steden, bij andersdenkenden een zeer goeden
naam weten te krijgen. Do zusterscholen,
waar goed onderwijs schijnt te worden gege
ven, hebben daar het hare toe bijgedragen,
maar meer nog de weeshuizen en huizen voor
verwaarloosde kinderen .Nazarethhouses'ge
naamd, waarvan men er een in elke groot.>re
stad kan aantreffen. Deze Katholieke instellin
gen hebben nog nimmer een beroep op de
beurzen der niet-Katholieke burgerij gedaan,
of met bepaald treffende voortvarendheid werd
aan den oproep gevolg gegeven.
Hetgeen den schrijver vóör alles trof in
'dit „stuk van grooter Nederland" is de to
tale afwezigheid van Nederlandsclie priesters,
[k geloof, zegt hij, dat er één ergens leeft
in een dorpje Natal, waar uitsluitend En-
gelsch gesproken wordt, maar zekere inlich
tingen daaromtrent kon ik niet machtig wor-
den.(l) Behalve dien éénen echter, is in ge
heel dit land, waarvan meer dan de helft der
bewoners het Hollandsoh of althans het Afri-
kaansch als moedertaal gebruikt, niet één
Katholiek priester, die dit voorrecht met hen
kan deelen, daargelaten dan de Belgische Be
nedictijnen van Pietersburg, waaronder er zijn
'die Vlaamsoh kunnen spreken.
Te meer trof me deze afwezigheid na een
reis van anderhalf jaar door tal van vreem
de onherbergzame landen, waar ik bijna
overal wél landgenooten aantrof, bezig hun
krachten te wijden aan de geestelijke be
hoeften van de vreemdelingen, waartusschen
ze zich gevestigd hadden.
In Duitschland zijn natuurlijk een paar Hol-
landsche priesters en in Oostenrijk evenzoo,
in Hongarije zijn er in Servië, in Bulgarije,
in Turkije, in Klein-Azië, in Syrië, in Pa
lestina en in Egypte. In den Soetan is er
©ogenblikkelijk geen, maar dan gaat het weer
verder en vindt men er weer in Uganda, in
Britsch- en Duitsch-Oost-Afrika, in den Con|-
go, in Katanga, in RhodesiëTot door de
Zuidgrens van laatstgenoemd land plotseling
een barrière schijnt te zijn opgeworpen te
gen dezen zoo machtigen stroom, een barrière,
beschilderd met do woorden: „'Hier begint
(1) Er is gebleken, dat er inderdaad nog
een of twee Nederlandsclie priesters in Z.
Afrika zijn, doch dit doet natuurlijk aan
dit betoog: niets af. Red. N. Haarl. Ct.
een min of meer Nedorlandsch land, dus,
Nederlandsche priesters, .wat zoudt gij hier
doen!"
Ik heb me dit merkwaardig verschijnsel
trachten te verklaren, door me de heilige
vreeze in herinnering te brengen, waarin
het Hollandsche Katholicisme helaas nog
steeds leeft, voor alle andere religieuss sec
ten, zoolang de belijders daarvan tenminste
een blanke huid hebben. In eigen land durft
het zelfs nog geen openlijke concurrentie aan
met Bouddhisme, Spiritisme, Christian Scien
ce, Theosophio en andere richtingen, die min
der bedeesd optreden dan wij, zulk een groe
ten buit weten te verwerven van het wegster
vende protestantisme. Hoe dus zoude men iets
goeds kunnen verrichten in Zuid-Afrika, waar
de aanhangers der Nederlandsch Hervorm
de Kerk nog lang niet tot hetzelfde peil
verzonken zijn als elders?
Toch meen ik dat deze „geuzenvrees" niet
de eenige oorzaak is van deze afwezigheid
van Hollandsche priesters in Zuid-Afrika,
want doet zich een dergelijk gebrek aan be
langstelling niet voor, waar het een ander
stuk van „grooter Nederland" geldt: Insu-
linde? Ik geloof, dat de oorzaak dieper ge
zocht moet worden en gelegen kan zijn in
onze onmacht (of is het ook weer vrees?)
de twee nobelste gevoelens die een menschen-
hart beroeren kunnen, godsdienst en vader
landsliefde dooreen te vermengen.
In andere landen kan men meestal het te
gengestelde van dit verschijnsel waarnemen
en slaat men met stichting gade, hoezeer het
eené gevoel het andere weet te veredelen zoo
lang tenminste het heiligste niet 'aan het
andere wordt ondergeschikt gemaakt.
Het beste deel der Franseh en kent nog
steeds geen schooner titel voor het vader
land dan die van „oudste dochter der H.
Katholieke Kerk", en hoezeer het ook te
betreuren is, dat er tijden geweest zijn, waar
op het Katholiek-zijn een noodzakelijke con
sequentie geacht werd van het goed
Franschman zijn, in stede van omgekeerd,
zoo heeft deze omstandigheid toch duizen
den in den schoot der Kerk weten te hou
den, die anders verloren zouden zijn ge
gaan."
De niet weinig chauvinistische burger, der
Ver. Staten legt zijn hoogste en edelste lief
de voor zijn republiek neer in de trotsche leu
ze „Amerika aan de Katholieke Kerk", en er
zijn 'bisschoppen, die het arbeiden voor dat
doel den allereersten plicht van hun onder
geschikten, priesters zoowel als leeken, achten
een plicht <waar alle andere bij ten achter
staan.
De Spanjaard kent geen grooter trots, dan
dat St. Jacob misschien wel in zijn vaderland
gestorven is, de Ieren hebben de. kracht voor
een nog door geen volk bevochten strijd om
de vrijheid in den godsdienst gevonden en de
Polen volgen hun voorbeeld. De Engelschman
noemt zijn vaderland met voorliefde de
„bruidschat van Maria", zijn hoop is op da
bekeering van zijn medeburgers gesteld en
zijn krachten en gebeden zijn op dat doel
gericht; de studie van de vaderlandsche ker
kelijke geschiedenis wordt nergens zoo be
oefend als daar.
De Canadees kent geen grooter voldoening
dan te bedenken dat een Mis opgedragen aan
den voet van den Mont Royal, het aller
eerste is wat er omtrent zijn land werd op-
geteekend en ik twijfel er niet aan, of zoo
men er naar ging zoeken, zou men in schim-
elk land bewijzen vinden, hoezeer de burgerij
ervan geneigd is de gevoelens voor godsdienst
en vaderland met elkaar in verbinding te
brengen.
Niet echter zoo in de Nederlanden, waar
alles gedaan wordt om deze beide factoren
zoo zorgvuldig mogelijk van elkaar geschei
den te houden en waar men vreemd zou wor
den aangekeken, zoo men beweren durfde,
dat beide met goed succes te vereenigen
zijn.
Ontegenzeggelijk houdt men bij ons van
Nederland en houdt men bij ons van het Ka
tholicisme, maar bekommert men zich ook
om iets Katholieks, dat tevens Nederiandsch
is?
Hoe is het bijv. met de devotie gesteld
voor de lange, lange reeks van Nederland
sche heiligen, waarvan nog geen vijf door
liet volk gekend, nog niet een er door ver
eerd wordt? Hoeveel van onze honderden
kerken zijn aan den grootsten van allen, aan
St. Willibrordus gewijd? Hoeveel lieden, die
Kevclaar of Lourdes, Rome of Jeruzalem be
zochten, zelfs geregeld bezoeken, zetten ooit
den voet in den Briel of in dat andere echte
Nederlandsclie heiligdom O. L. Vr. ter Nood?
Ieder was destijds verheugd, te vernemen, dat
do Benedictijnen in de lage landen zouden te-
rugkeeren, na er zoolang uit verbannen te
zijn, maar wie bekommerde er zich om dat
Egmond toch in puin bleef liggen; dat oude,
echt Roomsche, echt Hollandsche Egmond, dat
meer met de geschiedenis van ons bestaan is
samengeweven dan eenige andere instelling of
dorp of vorstenhuis.
Gaat men zelfs niet zoover, dat men op
de scholen de geschiedenis van de middel-eeu
wen, toen Holland nog Roomseh was, schier
negeert en men heb vaderland eerst rekent
te zijn begonnen op den dag, toen het 't
oude geloof aan den kapstok hing.
Men kan deze scheidingslijn in onverschil
lig welke richting doortrekken en men zal
altijd zien, dab er, naar het schijnt zorgvul
dig voor gewaakt wordt, alles wat naar gods
dienst zweemt geschieden te houden van al
les wat tot nationaliteit, vaderland en derge
lijke dingen in betrekking staat.
Dat we kolonies hebben weten we, dat
we Roomseh zijn weten we ook, maar dat
deze dingen iets met elkaar te maken heb
ben, ontgaat ons ten cenenmale. Wij zijn
bereid mee te werken aan de verspreiding
van het geloof onder andere volkeren, maar
dat uit het feit, dat we Nederlanders zijn be
paalde verplichtingen voortvloeien omtrent
een bepaald deel dier volkeren, dat gaan we
terloops voorbij. Er bestaat zelfs geen voor
keur op dit gebied. Javaan of Chinees, Batak
ker of Argentijn, ze zijn ons allen volkomen
gelijk. Ware het anders, we zouden ons wel
licht van chauvinisme te beschuldigen hebben,
van chauvinisme op religieus gebied. En welk
kwaad is grooter dan dat.
Werd er in Zuid-Afrika Franseh, Duitsch,
Grieksch of Spaansch gesproken, we zouden
het de meest natuurlijke zaak ter wereld vin
den, dat er Fransche, Duitsche, Grieksche of
Spaansche paters heentrokken. Maar nu wil
liet geval, dat de landstaal een soort Hol-
landsch is e*n ziet Zuid-Afrika is ongeveer
het eenige land op den geheelen wereldbol,
waar zich geen enkele Nederlandsche pries
ter ophoudt. De, bisschop van Kaapstad ver
telde me zelfs niet te weten, wat met Hol
landsche priesters te kunnen doen. Hij had
eens een proef genomen met twee Hollandsche
Jezuïeten en deze was mislukt.
In den Transvaal en den Vrijstaat denkt
men er echter anders over. Een Vlaamsche
Benedictijn wist grappig© dingen te vertel
len omtrent zijn eerste ervaringen onder een
bevolking, die nog nooit een Roomsche pries
ter had aanschouwd. Vrouwen en meisjes
vluchtten weg, als zij zulk een zwartrok zagen
aankomen en de mannen wierpen steelsche
blikken naar zijn schoenen, als om te zien,
of deze ook een spoor van de bokkepooten
vertoonden, waarmede, naar hun vaste over
tuiging, elke paap was toegerust. Na een paar
maanden was de verhouding reeds geheel ge
wijzigd en een volgende generatie zal onge
twijfeld het stoute stuk durven bestaan, haar
zoons naar een Benedictijnenschool te zenden,
waar Hollandsch gesproken wordt. Mijn zegs
man verklaarde dit resultaat alleen te danken
te hebben aan het feit, dat hij bij machte
was zich vloeiend van de landstaal te bedie
nen.
In Pretoria zuchtte men om sléchts één
enkelen priester, voldoende met het Neder
landsch bekend om de rare voorstellingen,
die van tijd tot tijd in de overigens zeer
goedwillige Hollandsche kranten over Ka
tholieke aangelegenheden verschijnen, recht
te zetten.
In andere steden kwam ik evenzeer tot do
overtuiging, dat, de Unie voor Nederlandsche
missionarissen op z'n minst genomen een
evengoed arbeidsveld biedt als de Congo of
Brazilië, maar zooals gezegd, het doel was
minder hier op te wijzen dan wel heb curieuse
feit aan te stippen, dat men Hollandsche mis
sionarissen steeds daar het minst vindt, waar
men ze het meest zou verwachten.
DE ZWITSERS VAN HET VATIC A AN.
Aan een correspondentie in het Hbld. v.
Antw. uit Rome over de Zwitsersche Wacht
in het Vaticaan, waarover de laatste dagen
in de pers zooveel te doen is geweest, ont-
leenen wij het volgende:
Daar iedereen er over spreekt, moet ik u
ook wel een briefje schrijven over het pro-
nunciaménto der Zwitsersche Wacht van het
Vaticaan, zooals men het zou kunnen
noemen.
Dergelijke gebeurtenis, indien men een zoo
belangrijken naam mag geven aan eene zaak
die het zoo weinig is, kwam zeer ten gepaste
lijd. (Ik spreek in journalistiek opzicht) de
dagkroniek der Romeinsche en Italiaansche
dagbladen aanvullen, die wegens het sei
zoen wat gebrek hadden aan kopij. Wat
heeft men hieromtrent al niet uitgevondenI
De opgewonden verbeeldingen zagen reeds
een burgeroorlog ontstaan binnen de muren
van het Vaticaan en de pauselijke gendar
merie gereed om te vuren opdeZwii-erseho
Wacht.
Dit alles is natuurlijk fantasie.
De Zwitsers van het Vaticaan zijn ware,
echte Zwitsers, hehoorend grootendeels, zoo
niet alle, tot de vier Urkantons, of oor
spronkelijke kantons waarvan de vier groote
symbolische degens ten hemel gericht ge
dragen worden rond do Sedia gestatoria,
wanneer de Paus daarop plechtig gedragen
wordt.
Het leveren van bet trouwste lijfwacht
van den Paus was inderdaad een voorrecht
van die vier kantons en zij stellen daar roem
in. Dit voorrecht is tot op onze dagen in
stand gebleven, trots de Zwitsersche wet, die
ongetwijfeld een einde willende stellen aan
de gewoonte der Zwitsers van in den vreem
de te gaan dienen, dergelijke verbintenissen
verbood, op straf van verlies der Zwitser
sche nationaliteit. Men moet eehter aanne
men dat de Zwitsers van het Vaticaan to
weinig militair zijn ont onder dit verbod te
vallen.
Builen de Zwitsersche Wacht van het
Vaticaan, is de pauselijke regeering de laat
ste geweest die eigenlijk gezegde Zwitsersche
regimenten heeft in stand gehouden. Deze
hestonden tot bi> den val der wereldlijke
macht, zoo ik mij niet bedrieg. Die troepen
onderscheidden zich door hunne trouw en
hunne moed. Zij waren over 't algemeen goed
gedisciplineerd en gemakkelijk te besturen.
Maar niettemin waren zij somtijds geneigd
tot koppigheid hij de een of andere moeilijk
heid, en dan had het heel wat voeten in de
aarde om ze tot reden te verbergen, hoewel
de Paus als tijdelijk souverein middelen van
beteugeling bezat, die hem thans ontbreken.
De Zwitsersche Wachten die nu zooveel
van zich doen spreken, zijn in dit nationale
gebrek vervallen bij de plaats gehad heb
bende gebeurtenissen. Zij hebben gehoor
zaamheid geweigerd, ten minste een groot
gedeelte van de wacht, aan kapitein Gles-
son, deu man van vertrouwen (maar niet
de neef, zooals men heeft geschreven) van
kolonel Répond, die door Pius X aan het
hoofd werd gesteld van de Zwitsersche
Waeht voor omtrent twee jaren, en die een
meer militair karakter aan de wacht had
gegeven, wier wapening ook vernieuwd was
hij middel van nieuw-model geweren, ge
kocht in België, indien mijne inlichtingen
juist zijn.
Er waren onder andere regelmatige schiet
oefeningen ingevoerd op de binnenplaatsen
van het Vaticaan.
Een zaak is zeker, namelijk dat de dienst
zwaarder was geworden en dat de kapitein
in kwestie, komende evenals de kolonel zelf
uit het Zwitsersche leger, een strengheid
aan den dag logde, die naar 't schijnt mode
is geworden in het Zwitsersche leger. Men
lieeft op het Vaticaan geoordeeld dat men,
zonder nadeel te doen aan de tucht, den
officier' in kwestie kon verwijderen, daar
voortaan zijn gezag, noodig tot het vervul
len zijner zending, had geleden.
Maar dc ontevreden Zwitsers waren hier
mee niet. tevreden en zij hebben den Kardi
naal-staatssecretaris een memorandum
overhandigd, waarin hun verlangens wer
den uitgedrukt, memorandum dat aandach
tig onderzocht werd. Dat is niettemin niet
voldoende geweest om de ontevredenen te
bevredigen. Drie Zwitsersche wachten kre
gen hun ontslag, verscheidene hunner col
lega's solidariseerden zich met hen en er
ontstonden hierbij, naar het schijnt, eenige
wanordelijke tooneelen.
Bij slot van rekening zullen de hervor
mingen, ingevoerd door kolonel Répond,
worden behouden en liet grootste deel van
hee personeel zal, zegt men, afgedankt wor
den. Het zal overigens niet moeilijk zijn de
weerspanhingen te vervangen, daar (le vra
gen .tot aanvaarding in de Zwitsersche
wacht veel talrijker zijn dan de beschik
bare plaatsen.
Het effectief der wacht is niet hooger dan
70 man en men ontving onlangs nog 200 vra
gen om aanneming. Men mag dus zeggen
dat de Vaticaansclie overheid meester is
van den toestand, hoewel de middelen van
beteugeling, die in de gewone legers be
staan, hier ontbreken.
Ziedaar in groote lijnen de kroniek van
het incident. Men kan er bijvoegen, dat de
Zwitsers, die het teeken tot het oproer heb
ben gegeven, recruten waren, nog niet ge
woon aan den militairen dienst, en dat een
zeker aantal van de ontevredenen schijnen
gedeserteerd te zijn onder het zingen der
Marseillaise en het geroep: Leve Garibaldi!
wat heel de anti-Vatieaansche pers met
vreugde heeft vervuld, maar dat niettemin
niets anders is dan een daad van slecht op
gevoede kwajongens. Men zou er ook uit
kunnen besluiten, dat er hervormingen zou
den dienen aangebracht in de aan ving?
der wacht.
De obstructie in de Belgische Kamer.
Men weet hoe de linkerzijde in de Beige
sclie Kamer het besluit van de regeering
om de Schoolwet nog vóór het reces te be
handelen, beantwoordde met obstructie te
voeren, waartegen echter de rechterzijde
voortdurend op haar post was, opdat men
met dit dwangmiddel geen succes zou heb
ben.
Thans, nadat de toestand zoo eenige dagen
geduurd heeft, is er een oplossing gekomen.
Er is een overeenkomst gevonden tusschen
de meerderheid en de oppositie in zake de
behandeling der Schoolwet. Had de rechter
zijde eerst besloten niet uiteen te gaan voor
het Schoolwetontwerp was afgehandeld,
thans is op voorwaarde dat de oppositie haar
obstructie staakt, toegestemd om na de af
handeling der begrootingen op vacantie te
gaan en den 14en October in buitengewone
zitting bijeen te komen om de Schoolwet in
behandeling te nemen.
Hiertoe werd besloten op voorstel van den
afgevaardigde Hijmans, en na uitvoerige
discussie, waarhij de rechterzijde blijk heeft
gegeven van een groote inschikkelijkheid.
Na de verbitterde oppositie der linkerzijde
in de laatste dagen, de rede van Woeste en
de beloften door de liberale en socialisti
sche leiders afgelegd, leggen de meeste ka
tholieke organen zich hij liet getroffen ac-
coord neer, al klinkt door hull beschouwin
gen toch nog een eenigszins spijtigen toon.
De „G. v. Antw." zegt: De Schoolwet komt
dus den 15den October ter tafel, en de lin
kerzijden liehben zich verhonden geen ob
structie te voeren, en de behandeling niet te
onderbreken door hetgeen de heer Schollaert
heet „gewone interpellatiën", dus, de opposi
tie tegen het ontwerp op eerlijke wijze te
voeren.
De regeering, vertrouwende op de eerlijk
heid der twee partijen, heeft die beloften
aanvaard als voldoende waarborgen.
Wij hopen uit den grond van ons hart dat
dit vertrouwen niet teleur worde gesteld".
VREEMDE INMENGING.
Een krantenbericht meldde:
„Uit het antwoord van de redactie van „liet
Volk" aan den heer Schaper bleek reeds, dat
de meening van buitenlandsche politici was ge
vraagd in zake liet al of niet aanvaarden van
het aanbod van dr. Bos. Dit moet dan ook heb
ben plaats gevonden toen mr. Troelstra in
Duitschland verblijf hield. Door hem werd aan
verschillende bekende soc.-dem. hun oordeel gC
vra'agd. Hieronder waren Bebel en Kautsky.'
Beiden adviseerden om geen ministerzetel te'
bezetten. Als uiterste concessie kon, zoo meende
de heer Kautsky, de soc.-dem. Kamerfractie een
of twee keer vóör de oorlogsbegrooting stem
men, teneinde de concentratie in de gelegen
heid te stellen de afwerking van haar program
mogelijk te maken."
Blijkt alzoo, dat aan buitenlandsche socialis
ten, die ook geld zonden aan de Hollandsche
socialisten voor de verkiezingen, raad (ver
lof??) is gevraagd, wat in binnenlandsche aan
gelegenheden mag worden gedaan....
Intusschen herdenkt Nederland juist hot
eeuwfeest zijner onafhankelijkheid, van vreemde
overheersching 1
Wil de S. D. A. P. ons voortaan uit Berliji}
laten regeeren? vraagt de L. K. terecht.
ALG. NED. POLITIEBOND.
De afdeeling Noord-TIoIland van den Alg.
Ned. Politiebond hield in „Krasnapolsky" haar
62e Algemeene vergadering. Voorzitter was da
heer .1, J. A. de Koning te Hilversum. Onder
de ingekomen stukken was een schrijven van
eenige politiebeambten van 'Terschelling, hou
dende het verzoek bij dc afdeeling I ritisland te
m-ogen worden ingedeeld, met het oog op de
moeilijkheden, verbonden aan het bezoek der
algemeene vergadering. De voorzitter was
echter van meening •daaraan niet te kunnen
voldoen, zoolang Terschelling bij de provineis
N.-Hollatid is ingedeeld. Vervolgens werd
eenige discussie gevoerd over het feit. dat do
afdeeling geen betuiging van adhaosié had ge-
FEUILLETON.
"Een bijdrage tot de lijdensgeschiedenis
van Ierland.
Naar het Franseh van Lucieu Thomin.
V erscheidene dagen na de ontvoering van
Rodoric durfde Jack zijn huis niet verlaten.
Op zijn bevel giug d© oucle Betsy in den
omtrek van liet hotel O'Connor op kond
schap uit. Zij vernam, dat lady O'Connor
ten gevolge der noodlottige gebeurtenis door
een zware koorts was aangetast, die haar
leven in gevaar bracht. Wat Bill aangaat,
niemand had eenig vermoeden op hem.
Tevergeefs had de landlord de hulp der
fijnste speurhonden van de Londensche po-
liti e ingeroepen. Er was niet het geringste
spoor van zijn zoon te ontdekken, Kodoric
Tas verloren, verloren voor altijd.
Zulke inlichtingen waren wel geschikt om
Jack T'howless een groote vreugde te ver
schaffen. De 'ellendeling wreef zich in de
handen en zeide, Rodoric met een blik vol
baat beschouwende:
Het kind behoort mij, niets zal het voor
taan meer aan miine handen kunnen ont
rukken. Ik heb gezworen mij te wreken;
mijn wraak begint!
IV.
EET GEHEIMZINNIGE DOOSJE.
Tien jaren zijn verloopen sedert de in de
voorgaande hoofdstukken vermelde gebeur
tenissen.
Op zekeren dag had er een geheimzinnig
voorval plaats in het hotel van sir Robert
O'Connor, tegenover Hyde-Park: bij zijn ont
waken zag de landlord op ziju nachttafeltje
een doosje staan, waarvan de aanblik hem
deed ontstellen.
I Wat was dat voor een doosje? van waar
kwam het? Wat kon het bevatten?
Deze gedachten bestormden gelijktijdig
den geest van sir Robert.
Aan alle gissingen een einde makende,
j opende hij het doosje en onderdrukte met
moeite een kreet van schrik; op den bodem
j lag een wassen beeldje, welks hart met een
klein dolkje doorboord was. Aan den greep
van dat dolkje was een strookje papier vast
gehecht, waarop do volgende woorden ge
schreven stonden: „Gedachtenis van den
schaker van Rodoric".
Sir Robert was zeer bleek geworden.
Nogmaals die onbekende vijand! dacht
I hij. Nogmaals bedreigingen! Wat heb ik den
J man gedaan, dat hij mij zoo met ziin haat
vervolgt?
Sir Robert liet zijn brandend voorhoofd
in zijn hand rusten en bleef lang stil en roer
loos zitten.
Toen hij het hoofd weder ophief, gleed er
een traan over zijn wang. Hij wisclite dien
af en zijn secretaire openende, deed hij er
zijn akelige vondst in verdwijnen. Na liet
meubelstuk gesloten te hebben, naderde hij
den schoorsteen en deed tweemaal een zil
veren schel weerklinken.
Onmiddellijk vertoonde zich een kamerdie
naar. Het was een grijsaard; zijne trekken
getuigden van braafheid en oprechtheid.
John, vroeg de landlord, is er heden
ochtend niemand in mijne kamer geweest?
Niemand, sir.
Zi.it gij er zeker van?
Volkomen zeker, sir!
Zeer goed, John.
Sir Robert kon niet twijfelen aan de ver
zekering van zijn ouden dienaar.
Indien er iemand binnengetreden was
en er was inderdaad iemand binnengetre
den hij wist er niets van.
Na een kleine pauze hernam de landlord:
John, ik verlang te weten of er sinds
gisteravond niets ongewoons in mijn huis
is voorgevallen of opgemerkt; of men nie
mand rondom het huis heeft zien sluipen of
pogingen doen om er binnen te komen. Gij
moet omzichting zijn in de vragen, die gij
aan uw collega's zult doenHebt gij mij
begrepen
i De bediende ging heen.
j Eenigen tijd daarna verscheen hij weder
voor zijn meester.
Welnu? vroeg deze.
Ile heb niets vernomen.
Hebt gij iedereen ondervraagd?
Iedereen, sir!
De landlord schudde ontmoedigd 't hoofd.
Wie zal mij den sleutel van dat raadsel
kunnen geven? mompelde hij, strak voor
zich ziende.
John, hernam hij overluid, ik wil een
ernstige vraag tot u richten. Zult gij mij
zonder omwegen antwoorden?
Uwe lordschap weet....
Ik weet dat gij een waardige dienaar,
een vriend zijtHet is onder dezen titel
dat ik mij tot u wend. Ziehier mijne vraag:
kan ik een onbeperkt vertrouwen stellen in
den trouw mijner bedienden?
O! zonder twijfel, sir
Van allen, zonder uitzondering?
Ik weet niet of
Vergeet niet dat gij mij beloofd hebt
oprecht te zijn.
Ik zal het zijn, sir.
Komaan, spreek, wantrouwt gij eenigen
hunner?
Een enkele, en toch
Zijn naam, John?
William.
William! de leerling van mijn voortref-
folijken vriend. Dr. Mac. Paxton! Ach, Jolm,
ik geloof dat uw vermoeden ongegrond is.
Uwe lordschap hoeft oen beroep gedaan
op mijne oprechtheid.
En ik hen er u dankbaar voor. Uw
argwaan tegen William moet zijn reden heb
ben. Wat kan mén hem verwijten?
Niets ik erken het.
Dus valt er op zijn gedrag niets te zeggen?
Rechtstreeks nietsdoch
Hebt gij iets opgemerkt?
Uwe lordschap vergeve mij, maar het is
mij onmogelijk eenig feit tot staving mijner
woorden aan te halenIk heb alleen de
menigvuldige afwezigheid van Bill opge
merkt
- Die afwezigheid is zeer natuurlijk: hij
brengt gaarne een bezoek aan zijn weldoe
ner, den reverend Dr. Mac-Paxton, zoowel
als bij zijn eigen familie. Daarin is niets
onrustbarends.
Ik zal mij vergist hebben, sir.
Ik geloof het ook, John; niettemin raad
ilc u aan in het geheim een oog in 'tzeil te
houden. Indien er iets buitengewóóns mocht
voorvallen, verzoek ik er onmiddellijk van
verwittigd te worden.
En opstaande liet de landlord erop volgen:
Ga, John, en zoodra uw jonge meester
Edwai-d beneden komt, moet gij hem ver
wittigen dat ik hem wacht.
Uwe lordschap vergevc mij. maar....
Wat wilt gij zeggen, John?
Ik weet niet hoe ik
Komaangeen omwegen lik wil nV
HAARLEWSCHE COURANT ™5°?
He geloof hot wel, sir.