DE ZOON YAN DEN LANDLORD Godsdienst en Vaderlandsliefde. ITENLAND. BINNENLAND. jsftefcms.'1 Haa B §*u@se8 Hasaslsc&t®eweBi w®©!* alle ge&egenheden; De Hods. Mevrouw de mode is een oppermachtig gebiedster. Zij heerscht alomtne en het lijkt (vermetel zich tegen haar wetten te ver- teetten. Daarom schijnt het mij noodzakelijk dat de Katholieke pers er hare lezers eens aan herinnert, dat er nog wetten zijn van hoo- 'ger orde, dan die van de mode, n.l. de wetten van God. En dat die ondergeschikte (wetten der mode vaak in strijd zijn met Zijne geboden en vaak vooral met het 6de gebod, hetwelk den mensch de onkuisch- heid verbiedt. Het is dikwijls ergerlijk" te zien, hoe te genwoordig onze vrouwen en meisjes, ook' die van katholieken huize, zijn gekleed. Al les is er op berekend om het oog der man nen te vestigen op de figuur. .Walgelijk en iaanstootelijk is vooral in dit zomerseizoen Öe huidige mode. Men kan zich tegenwoor dig niet op tentoonstellingen of badplaatsen bewegen, zonder zich te ergeren aan de rwulpsche kleeding van vele dames Laten toch onze Roomsche vrouwen en ïneisjes begrijpen, dat zij door aan deze modegrillen te gehoorzamen, ontzettend veel kwaad doen, telkenmale als zij zich, aldus uitgedost, in het publiek bewegen. Laten zij toch bedenken, dat zij zich een maal te verantwoorden zullen hebben, óók voor de ergernis welke zij anderen door hun ne opzettelijke, onkuisclie kleeding hebben gegeven. X. Een medewerker van de „Maasbode" schreef uit Zuid Afrika onlangs een en an- Ider.over het Katholicisme aldaar. Wij nemen er het volgende uit over: Behalve de oprichting van de abdij der Duitsche trappisten en van een opvallend groot aantal zusterscholen, heeft het Katho licisme in Zuid-Afrika nog niet veel invloed .weten uit te oefenen. Het is er althans ver re van, dat het zulk een levendigen, expan sieven aard vertoont, als men in andere An gel-Saksische landen met zulk innig genoe- gqp kan zien. Toch heeft het, althans in de steden, bij andersdenkenden een zeer goeden naam weten te krijgen. Do zusterscholen, waar goed onderwijs schijnt te worden gege ven, hebben daar het hare toe bijgedragen, maar meer nog de weeshuizen en huizen voor verwaarloosde kinderen .Nazarethhouses'ge naamd, waarvan men er een in elke groot.>re stad kan aantreffen. Deze Katholieke instellin gen hebben nog nimmer een beroep op de beurzen der niet-Katholieke burgerij gedaan, of met bepaald treffende voortvarendheid werd aan den oproep gevolg gegeven. Hetgeen den schrijver vóör alles trof in 'dit „stuk van grooter Nederland" is de to tale afwezigheid van Nederlandsclie priesters, [k geloof, zegt hij, dat er één ergens leeft in een dorpje Natal, waar uitsluitend En- gelsch gesproken wordt, maar zekere inlich tingen daaromtrent kon ik niet machtig wor- den.(l) Behalve dien éénen echter, is in ge heel dit land, waarvan meer dan de helft der bewoners het Hollandsoh of althans het Afri- kaansch als moedertaal gebruikt, niet één Katholiek priester, die dit voorrecht met hen kan deelen, daargelaten dan de Belgische Be nedictijnen van Pietersburg, waaronder er zijn 'die Vlaamsoh kunnen spreken. Te meer trof me deze afwezigheid na een reis van anderhalf jaar door tal van vreem de onherbergzame landen, waar ik bijna overal wél landgenooten aantrof, bezig hun krachten te wijden aan de geestelijke be hoeften van de vreemdelingen, waartusschen ze zich gevestigd hadden. In Duitschland zijn natuurlijk een paar Hol- landsche priesters en in Oostenrijk evenzoo, in Hongarije zijn er in Servië, in Bulgarije, in Turkije, in Klein-Azië, in Syrië, in Pa lestina en in Egypte. In den Soetan is er ©ogenblikkelijk geen, maar dan gaat het weer verder en vindt men er weer in Uganda, in Britsch- en Duitsch-Oost-Afrika, in den Con|- go, in Katanga, in RhodesiëTot door de Zuidgrens van laatstgenoemd land plotseling een barrière schijnt te zijn opgeworpen te gen dezen zoo machtigen stroom, een barrière, beschilderd met do woorden: „'Hier begint (1) Er is gebleken, dat er inderdaad nog een of twee Nederlandsclie priesters in Z. Afrika zijn, doch dit doet natuurlijk aan dit betoog: niets af. Red. N. Haarl. Ct. een min of meer Nedorlandsch land, dus, Nederlandsche priesters, .wat zoudt gij hier doen!" Ik heb me dit merkwaardig verschijnsel trachten te verklaren, door me de heilige vreeze in herinnering te brengen, waarin het Hollandsche Katholicisme helaas nog steeds leeft, voor alle andere religieuss sec ten, zoolang de belijders daarvan tenminste een blanke huid hebben. In eigen land durft het zelfs nog geen openlijke concurrentie aan met Bouddhisme, Spiritisme, Christian Scien ce, Theosophio en andere richtingen, die min der bedeesd optreden dan wij, zulk een groe ten buit weten te verwerven van het wegster vende protestantisme. Hoe dus zoude men iets goeds kunnen verrichten in Zuid-Afrika, waar de aanhangers der Nederlandsch Hervorm de Kerk nog lang niet tot hetzelfde peil verzonken zijn als elders? Toch meen ik dat deze „geuzenvrees" niet de eenige oorzaak is van deze afwezigheid van Hollandsche priesters in Zuid-Afrika, want doet zich een dergelijk gebrek aan be langstelling niet voor, waar het een ander stuk van „grooter Nederland" geldt: Insu- linde? Ik geloof, dat de oorzaak dieper ge zocht moet worden en gelegen kan zijn in onze onmacht (of is het ook weer vrees?) de twee nobelste gevoelens die een menschen- hart beroeren kunnen, godsdienst en vader landsliefde dooreen te vermengen. In andere landen kan men meestal het te gengestelde van dit verschijnsel waarnemen en slaat men met stichting gade, hoezeer het eené gevoel het andere weet te veredelen zoo lang tenminste het heiligste niet 'aan het andere wordt ondergeschikt gemaakt. Het beste deel der Franseh en kent nog steeds geen schooner titel voor het vader land dan die van „oudste dochter der H. Katholieke Kerk", en hoezeer het ook te betreuren is, dat er tijden geweest zijn, waar op het Katholiek-zijn een noodzakelijke con sequentie geacht werd van het goed Franschman zijn, in stede van omgekeerd, zoo heeft deze omstandigheid toch duizen den in den schoot der Kerk weten te hou den, die anders verloren zouden zijn ge gaan." De niet weinig chauvinistische burger, der Ver. Staten legt zijn hoogste en edelste lief de voor zijn republiek neer in de trotsche leu ze „Amerika aan de Katholieke Kerk", en er zijn 'bisschoppen, die het arbeiden voor dat doel den allereersten plicht van hun onder geschikten, priesters zoowel als leeken, achten een plicht <waar alle andere bij ten achter staan. De Spanjaard kent geen grooter trots, dan dat St. Jacob misschien wel in zijn vaderland gestorven is, de Ieren hebben de. kracht voor een nog door geen volk bevochten strijd om de vrijheid in den godsdienst gevonden en de Polen volgen hun voorbeeld. De Engelschman noemt zijn vaderland met voorliefde de „bruidschat van Maria", zijn hoop is op da bekeering van zijn medeburgers gesteld en zijn krachten en gebeden zijn op dat doel gericht; de studie van de vaderlandsche ker kelijke geschiedenis wordt nergens zoo be oefend als daar. De Canadees kent geen grooter voldoening dan te bedenken dat een Mis opgedragen aan den voet van den Mont Royal, het aller eerste is wat er omtrent zijn land werd op- geteekend en ik twijfel er niet aan, of zoo men er naar ging zoeken, zou men in schim- elk land bewijzen vinden, hoezeer de burgerij ervan geneigd is de gevoelens voor godsdienst en vaderland met elkaar in verbinding te brengen. Niet echter zoo in de Nederlanden, waar alles gedaan wordt om deze beide factoren zoo zorgvuldig mogelijk van elkaar geschei den te houden en waar men vreemd zou wor den aangekeken, zoo men beweren durfde, dat beide met goed succes te vereenigen zijn. Ontegenzeggelijk houdt men bij ons van Nederland en houdt men bij ons van het Ka tholicisme, maar bekommert men zich ook om iets Katholieks, dat tevens Nederiandsch is? Hoe is het bijv. met de devotie gesteld voor de lange, lange reeks van Nederland sche heiligen, waarvan nog geen vijf door liet volk gekend, nog niet een er door ver eerd wordt? Hoeveel van onze honderden kerken zijn aan den grootsten van allen, aan St. Willibrordus gewijd? Hoeveel lieden, die Kevclaar of Lourdes, Rome of Jeruzalem be zochten, zelfs geregeld bezoeken, zetten ooit den voet in den Briel of in dat andere echte Nederlandsclie heiligdom O. L. Vr. ter Nood? Ieder was destijds verheugd, te vernemen, dat do Benedictijnen in de lage landen zouden te- rugkeeren, na er zoolang uit verbannen te zijn, maar wie bekommerde er zich om dat Egmond toch in puin bleef liggen; dat oude, echt Roomsche, echt Hollandsche Egmond, dat meer met de geschiedenis van ons bestaan is samengeweven dan eenige andere instelling of dorp of vorstenhuis. Gaat men zelfs niet zoover, dat men op de scholen de geschiedenis van de middel-eeu wen, toen Holland nog Roomseh was, schier negeert en men heb vaderland eerst rekent te zijn begonnen op den dag, toen het 't oude geloof aan den kapstok hing. Men kan deze scheidingslijn in onverschil lig welke richting doortrekken en men zal altijd zien, dab er, naar het schijnt zorgvul dig voor gewaakt wordt, alles wat naar gods dienst zweemt geschieden te houden van al les wat tot nationaliteit, vaderland en derge lijke dingen in betrekking staat. Dat we kolonies hebben weten we, dat we Roomseh zijn weten we ook, maar dat deze dingen iets met elkaar te maken heb ben, ontgaat ons ten cenenmale. Wij zijn bereid mee te werken aan de verspreiding van het geloof onder andere volkeren, maar dat uit het feit, dat we Nederlanders zijn be paalde verplichtingen voortvloeien omtrent een bepaald deel dier volkeren, dat gaan we terloops voorbij. Er bestaat zelfs geen voor keur op dit gebied. Javaan of Chinees, Batak ker of Argentijn, ze zijn ons allen volkomen gelijk. Ware het anders, we zouden ons wel licht van chauvinisme te beschuldigen hebben, van chauvinisme op religieus gebied. En welk kwaad is grooter dan dat. Werd er in Zuid-Afrika Franseh, Duitsch, Grieksch of Spaansch gesproken, we zouden het de meest natuurlijke zaak ter wereld vin den, dat er Fransche, Duitsche, Grieksche of Spaansche paters heentrokken. Maar nu wil liet geval, dat de landstaal een soort Hol- landsch is e*n ziet Zuid-Afrika is ongeveer het eenige land op den geheelen wereldbol, waar zich geen enkele Nederlandsche pries ter ophoudt. De, bisschop van Kaapstad ver telde me zelfs niet te weten, wat met Hol landsche priesters te kunnen doen. Hij had eens een proef genomen met twee Hollandsche Jezuïeten en deze was mislukt. In den Transvaal en den Vrijstaat denkt men er echter anders over. Een Vlaamsche Benedictijn wist grappig© dingen te vertel len omtrent zijn eerste ervaringen onder een bevolking, die nog nooit een Roomsche pries ter had aanschouwd. Vrouwen en meisjes vluchtten weg, als zij zulk een zwartrok zagen aankomen en de mannen wierpen steelsche blikken naar zijn schoenen, als om te zien, of deze ook een spoor van de bokkepooten vertoonden, waarmede, naar hun vaste over tuiging, elke paap was toegerust. Na een paar maanden was de verhouding reeds geheel ge wijzigd en een volgende generatie zal onge twijfeld het stoute stuk durven bestaan, haar zoons naar een Benedictijnenschool te zenden, waar Hollandsch gesproken wordt. Mijn zegs man verklaarde dit resultaat alleen te danken te hebben aan het feit, dat hij bij machte was zich vloeiend van de landstaal te bedie nen. In Pretoria zuchtte men om sléchts één enkelen priester, voldoende met het Neder landsch bekend om de rare voorstellingen, die van tijd tot tijd in de overigens zeer goedwillige Hollandsche kranten over Ka tholieke aangelegenheden verschijnen, recht te zetten. In andere steden kwam ik evenzeer tot do overtuiging, dat, de Unie voor Nederlandsche missionarissen op z'n minst genomen een evengoed arbeidsveld biedt als de Congo of Brazilië, maar zooals gezegd, het doel was minder hier op te wijzen dan wel heb curieuse feit aan te stippen, dat men Hollandsche mis sionarissen steeds daar het minst vindt, waar men ze het meest zou verwachten. DE ZWITSERS VAN HET VATIC A AN. Aan een correspondentie in het Hbld. v. Antw. uit Rome over de Zwitsersche Wacht in het Vaticaan, waarover de laatste dagen in de pers zooveel te doen is geweest, ont- leenen wij het volgende: Daar iedereen er over spreekt, moet ik u ook wel een briefje schrijven over het pro- nunciaménto der Zwitsersche Wacht van het Vaticaan, zooals men het zou kunnen noemen. Dergelijke gebeurtenis, indien men een zoo belangrijken naam mag geven aan eene zaak die het zoo weinig is, kwam zeer ten gepaste lijd. (Ik spreek in journalistiek opzicht) de dagkroniek der Romeinsche en Italiaansche dagbladen aanvullen, die wegens het sei zoen wat gebrek hadden aan kopij. Wat heeft men hieromtrent al niet uitgevondenI De opgewonden verbeeldingen zagen reeds een burgeroorlog ontstaan binnen de muren van het Vaticaan en de pauselijke gendar merie gereed om te vuren opdeZwii-erseho Wacht. Dit alles is natuurlijk fantasie. De Zwitsers van het Vaticaan zijn ware, echte Zwitsers, hehoorend grootendeels, zoo niet alle, tot de vier Urkantons, of oor spronkelijke kantons waarvan de vier groote symbolische degens ten hemel gericht ge dragen worden rond do Sedia gestatoria, wanneer de Paus daarop plechtig gedragen wordt. Het leveren van bet trouwste lijfwacht van den Paus was inderdaad een voorrecht van die vier kantons en zij stellen daar roem in. Dit voorrecht is tot op onze dagen in stand gebleven, trots de Zwitsersche wet, die ongetwijfeld een einde willende stellen aan de gewoonte der Zwitsers van in den vreem de te gaan dienen, dergelijke verbintenissen verbood, op straf van verlies der Zwitser sche nationaliteit. Men moet eehter aanne men dat de Zwitsers van het Vaticaan to weinig militair zijn ont onder dit verbod te vallen. Builen de Zwitsersche Wacht van het Vaticaan, is de pauselijke regeering de laat ste geweest die eigenlijk gezegde Zwitsersche regimenten heeft in stand gehouden. Deze hestonden tot bi> den val der wereldlijke macht, zoo ik mij niet bedrieg. Die troepen onderscheidden zich door hunne trouw en hunne moed. Zij waren over 't algemeen goed gedisciplineerd en gemakkelijk te besturen. Maar niettemin waren zij somtijds geneigd tot koppigheid hij de een of andere moeilijk heid, en dan had het heel wat voeten in de aarde om ze tot reden te verbergen, hoewel de Paus als tijdelijk souverein middelen van beteugeling bezat, die hem thans ontbreken. De Zwitsersche Wachten die nu zooveel van zich doen spreken, zijn in dit nationale gebrek vervallen bij de plaats gehad heb bende gebeurtenissen. Zij hebben gehoor zaamheid geweigerd, ten minste een groot gedeelte van de wacht, aan kapitein Gles- son, deu man van vertrouwen (maar niet de neef, zooals men heeft geschreven) van kolonel Répond, die door Pius X aan het hoofd werd gesteld van de Zwitsersche Waeht voor omtrent twee jaren, en die een meer militair karakter aan de wacht had gegeven, wier wapening ook vernieuwd was hij middel van nieuw-model geweren, ge kocht in België, indien mijne inlichtingen juist zijn. Er waren onder andere regelmatige schiet oefeningen ingevoerd op de binnenplaatsen van het Vaticaan. Een zaak is zeker, namelijk dat de dienst zwaarder was geworden en dat de kapitein in kwestie, komende evenals de kolonel zelf uit het Zwitsersche leger, een strengheid aan den dag logde, die naar 't schijnt mode is geworden in het Zwitsersche leger. Men lieeft op het Vaticaan geoordeeld dat men, zonder nadeel te doen aan de tucht, den officier' in kwestie kon verwijderen, daar voortaan zijn gezag, noodig tot het vervul len zijner zending, had geleden. Maar dc ontevreden Zwitsers waren hier mee niet. tevreden en zij hebben den Kardi naal-staatssecretaris een memorandum overhandigd, waarin hun verlangens wer den uitgedrukt, memorandum dat aandach tig onderzocht werd. Dat is niettemin niet voldoende geweest om de ontevredenen te bevredigen. Drie Zwitsersche wachten kre gen hun ontslag, verscheidene hunner col lega's solidariseerden zich met hen en er ontstonden hierbij, naar het schijnt, eenige wanordelijke tooneelen. Bij slot van rekening zullen de hervor mingen, ingevoerd door kolonel Répond, worden behouden en liet grootste deel van hee personeel zal, zegt men, afgedankt wor den. Het zal overigens niet moeilijk zijn de weerspanhingen te vervangen, daar (le vra gen .tot aanvaarding in de Zwitsersche wacht veel talrijker zijn dan de beschik bare plaatsen. Het effectief der wacht is niet hooger dan 70 man en men ontving onlangs nog 200 vra gen om aanneming. Men mag dus zeggen dat de Vaticaansclie overheid meester is van den toestand, hoewel de middelen van beteugeling, die in de gewone legers be staan, hier ontbreken. Ziedaar in groote lijnen de kroniek van het incident. Men kan er bijvoegen, dat de Zwitsers, die het teeken tot het oproer heb ben gegeven, recruten waren, nog niet ge woon aan den militairen dienst, en dat een zeker aantal van de ontevredenen schijnen gedeserteerd te zijn onder het zingen der Marseillaise en het geroep: Leve Garibaldi! wat heel de anti-Vatieaansche pers met vreugde heeft vervuld, maar dat niettemin niets anders is dan een daad van slecht op gevoede kwajongens. Men zou er ook uit kunnen besluiten, dat er hervormingen zou den dienen aangebracht in de aan ving? der wacht. De obstructie in de Belgische Kamer. Men weet hoe de linkerzijde in de Beige sclie Kamer het besluit van de regeering om de Schoolwet nog vóór het reces te be handelen, beantwoordde met obstructie te voeren, waartegen echter de rechterzijde voortdurend op haar post was, opdat men met dit dwangmiddel geen succes zou heb ben. Thans, nadat de toestand zoo eenige dagen geduurd heeft, is er een oplossing gekomen. Er is een overeenkomst gevonden tusschen de meerderheid en de oppositie in zake de behandeling der Schoolwet. Had de rechter zijde eerst besloten niet uiteen te gaan voor het Schoolwetontwerp was afgehandeld, thans is op voorwaarde dat de oppositie haar obstructie staakt, toegestemd om na de af handeling der begrootingen op vacantie te gaan en den 14en October in buitengewone zitting bijeen te komen om de Schoolwet in behandeling te nemen. Hiertoe werd besloten op voorstel van den afgevaardigde Hijmans, en na uitvoerige discussie, waarhij de rechterzijde blijk heeft gegeven van een groote inschikkelijkheid. Na de verbitterde oppositie der linkerzijde in de laatste dagen, de rede van Woeste en de beloften door de liberale en socialisti sche leiders afgelegd, leggen de meeste ka tholieke organen zich hij liet getroffen ac- coord neer, al klinkt door hull beschouwin gen toch nog een eenigszins spijtigen toon. De „G. v. Antw." zegt: De Schoolwet komt dus den 15den October ter tafel, en de lin kerzijden liehben zich verhonden geen ob structie te voeren, en de behandeling niet te onderbreken door hetgeen de heer Schollaert heet „gewone interpellatiën", dus, de opposi tie tegen het ontwerp op eerlijke wijze te voeren. De regeering, vertrouwende op de eerlijk heid der twee partijen, heeft die beloften aanvaard als voldoende waarborgen. Wij hopen uit den grond van ons hart dat dit vertrouwen niet teleur worde gesteld". VREEMDE INMENGING. Een krantenbericht meldde: „Uit het antwoord van de redactie van „liet Volk" aan den heer Schaper bleek reeds, dat de meening van buitenlandsche politici was ge vraagd in zake liet al of niet aanvaarden van het aanbod van dr. Bos. Dit moet dan ook heb ben plaats gevonden toen mr. Troelstra in Duitschland verblijf hield. Door hem werd aan verschillende bekende soc.-dem. hun oordeel gC vra'agd. Hieronder waren Bebel en Kautsky.' Beiden adviseerden om geen ministerzetel te' bezetten. Als uiterste concessie kon, zoo meende de heer Kautsky, de soc.-dem. Kamerfractie een of twee keer vóör de oorlogsbegrooting stem men, teneinde de concentratie in de gelegen heid te stellen de afwerking van haar program mogelijk te maken." Blijkt alzoo, dat aan buitenlandsche socialis ten, die ook geld zonden aan de Hollandsche socialisten voor de verkiezingen, raad (ver lof??) is gevraagd, wat in binnenlandsche aan gelegenheden mag worden gedaan.... Intusschen herdenkt Nederland juist hot eeuwfeest zijner onafhankelijkheid, van vreemde overheersching 1 Wil de S. D. A. P. ons voortaan uit Berliji} laten regeeren? vraagt de L. K. terecht. ALG. NED. POLITIEBOND. De afdeeling Noord-TIoIland van den Alg. Ned. Politiebond hield in „Krasnapolsky" haar 62e Algemeene vergadering. Voorzitter was da heer .1, J. A. de Koning te Hilversum. Onder de ingekomen stukken was een schrijven van eenige politiebeambten van 'Terschelling, hou dende het verzoek bij dc afdeeling I ritisland te m-ogen worden ingedeeld, met het oog op de moeilijkheden, verbonden aan het bezoek der algemeene vergadering. De voorzitter was echter van meening •daaraan niet te kunnen voldoen, zoolang Terschelling bij de provineis N.-Hollatid is ingedeeld. Vervolgens werd eenige discussie gevoerd over het feit. dat do afdeeling geen betuiging van adhaosié had ge- FEUILLETON. "Een bijdrage tot de lijdensgeschiedenis van Ierland. Naar het Franseh van Lucieu Thomin. V erscheidene dagen na de ontvoering van Rodoric durfde Jack zijn huis niet verlaten. Op zijn bevel giug d© oucle Betsy in den omtrek van liet hotel O'Connor op kond schap uit. Zij vernam, dat lady O'Connor ten gevolge der noodlottige gebeurtenis door een zware koorts was aangetast, die haar leven in gevaar bracht. Wat Bill aangaat, niemand had eenig vermoeden op hem. Tevergeefs had de landlord de hulp der fijnste speurhonden van de Londensche po- liti e ingeroepen. Er was niet het geringste spoor van zijn zoon te ontdekken, Kodoric Tas verloren, verloren voor altijd. Zulke inlichtingen waren wel geschikt om Jack T'howless een groote vreugde te ver schaffen. De 'ellendeling wreef zich in de handen en zeide, Rodoric met een blik vol baat beschouwende: Het kind behoort mij, niets zal het voor taan meer aan miine handen kunnen ont rukken. Ik heb gezworen mij te wreken; mijn wraak begint! IV. EET GEHEIMZINNIGE DOOSJE. Tien jaren zijn verloopen sedert de in de voorgaande hoofdstukken vermelde gebeur tenissen. Op zekeren dag had er een geheimzinnig voorval plaats in het hotel van sir Robert O'Connor, tegenover Hyde-Park: bij zijn ont waken zag de landlord op ziju nachttafeltje een doosje staan, waarvan de aanblik hem deed ontstellen. I Wat was dat voor een doosje? van waar kwam het? Wat kon het bevatten? Deze gedachten bestormden gelijktijdig den geest van sir Robert. Aan alle gissingen een einde makende, j opende hij het doosje en onderdrukte met moeite een kreet van schrik; op den bodem j lag een wassen beeldje, welks hart met een klein dolkje doorboord was. Aan den greep van dat dolkje was een strookje papier vast gehecht, waarop do volgende woorden ge schreven stonden: „Gedachtenis van den schaker van Rodoric". Sir Robert was zeer bleek geworden. Nogmaals die onbekende vijand! dacht I hij. Nogmaals bedreigingen! Wat heb ik den J man gedaan, dat hij mij zoo met ziin haat vervolgt? Sir Robert liet zijn brandend voorhoofd in zijn hand rusten en bleef lang stil en roer loos zitten. Toen hij het hoofd weder ophief, gleed er een traan over zijn wang. Hij wisclite dien af en zijn secretaire openende, deed hij er zijn akelige vondst in verdwijnen. Na liet meubelstuk gesloten te hebben, naderde hij den schoorsteen en deed tweemaal een zil veren schel weerklinken. Onmiddellijk vertoonde zich een kamerdie naar. Het was een grijsaard; zijne trekken getuigden van braafheid en oprechtheid. John, vroeg de landlord, is er heden ochtend niemand in mijne kamer geweest? Niemand, sir. Zi.it gij er zeker van? Volkomen zeker, sir! Zeer goed, John. Sir Robert kon niet twijfelen aan de ver zekering van zijn ouden dienaar. Indien er iemand binnengetreden was en er was inderdaad iemand binnengetre den hij wist er niets van. Na een kleine pauze hernam de landlord: John, ik verlang te weten of er sinds gisteravond niets ongewoons in mijn huis is voorgevallen of opgemerkt; of men nie mand rondom het huis heeft zien sluipen of pogingen doen om er binnen te komen. Gij moet omzichting zijn in de vragen, die gij aan uw collega's zult doenHebt gij mij begrepen i De bediende ging heen. j Eenigen tijd daarna verscheen hij weder voor zijn meester. Welnu? vroeg deze. Ile heb niets vernomen. Hebt gij iedereen ondervraagd? Iedereen, sir! De landlord schudde ontmoedigd 't hoofd. Wie zal mij den sleutel van dat raadsel kunnen geven? mompelde hij, strak voor zich ziende. John, hernam hij overluid, ik wil een ernstige vraag tot u richten. Zult gij mij zonder omwegen antwoorden? Uwe lordschap weet.... Ik weet dat gij een waardige dienaar, een vriend zijtHet is onder dezen titel dat ik mij tot u wend. Ziehier mijne vraag: kan ik een onbeperkt vertrouwen stellen in den trouw mijner bedienden? O! zonder twijfel, sir Van allen, zonder uitzondering? Ik weet niet of Vergeet niet dat gij mij beloofd hebt oprecht te zijn. Ik zal het zijn, sir. Komaan, spreek, wantrouwt gij eenigen hunner? Een enkele, en toch Zijn naam, John? William. William! de leerling van mijn voortref- folijken vriend. Dr. Mac. Paxton! Ach, Jolm, ik geloof dat uw vermoeden ongegrond is. Uwe lordschap hoeft oen beroep gedaan op mijne oprechtheid. En ik hen er u dankbaar voor. Uw argwaan tegen William moet zijn reden heb ben. Wat kan mén hem verwijten? Niets ik erken het. Dus valt er op zijn gedrag niets te zeggen? Rechtstreeks nietsdoch Hebt gij iets opgemerkt? Uwe lordschap vergeve mij, maar het is mij onmogelijk eenig feit tot staving mijner woorden aan te halenIk heb alleen de menigvuldige afwezigheid van Bill opge merkt - Die afwezigheid is zeer natuurlijk: hij brengt gaarne een bezoek aan zijn weldoe ner, den reverend Dr. Mac-Paxton, zoowel als bij zijn eigen familie. Daarin is niets onrustbarends. Ik zal mij vergist hebben, sir. Ik geloof het ook, John; niettemin raad ilc u aan in het geheim een oog in 'tzeil te houden. Indien er iets buitengewóóns mocht voorvallen, verzoek ik er onmiddellijk van verwittigd te worden. En opstaande liet de landlord erop volgen: Ga, John, en zoodra uw jonge meester Edwai-d beneden komt, moet gij hem ver wittigen dat ik hem wacht. Uwe lordschap vergevc mij. maar.... Wat wilt gij zeggen, John? Ik weet niet hoe ik Komaangeen omwegen lik wil nV HAARLEWSCHE COURANT ™5°? He geloof hot wel, sir.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5